Hieede Blad. j. p«ag 20 Augustus 1921. en— ;eW Jypt volkomenlijk. arenjaarom, opschortende de lendenen ter- verslands, en auchteren zijnde, 'evatfcpt volkomenlijk op de genade, die •Vin^oegebrachl wordt in de openbaring Ba Jezus Christus. iers; 1 Petrus 1 13. nhuijle Apostel Paulus m zijn brieven i op het geloof, en Johannes op 35 (boo treedt bij den Apostel Petrus as- p den voorgrond, it-leiin den aanhef van zijn eersten 3r d zij de God en Vader van onzen en bs Christus, die naar zijne groo- 1, jirligheid ons heeft wedergeboren of n\ enclo hope door de opstanding J Christus uit de dooden." ■zicht hij, na een korte inleiding over ehteu, die Gods volk in Christus htij heeft, tot het hoofddoel van zijn lta%orat, om de geloovigen te ver- 'Sety oen godvruebtigen wandel; at hij weer zijn uitgangspunt in l,Hoopt volkomenlijk op de gena- [toegebracht wordt in de opeuba- raljezus Christus. *IEelke zijde het Christelijk leven ^<fcrd wordt, altijd weer is er ge- p.^om op te wekken tot een wandel 'MmtVig de woldaden, cfte ons in "Tkijn bereid. n t '^tijdigheid tusschen den eenon cn ,r^.en bijbolscbrijver is 'hier niet. »ok Paulus verwaarloost het ele gy^ hope allerminst; en waar vindt .wat met het onvergelijkelijk lief- 5«w.uk 1 Corinthe 31 kan wedijve- -pJlzoo komt ook Johannes van uit ^meer dan eens tot. het geloof en 3 minder logt Petrus, de apostel waar het te pas komt op het ge- ?/J& liefde den nadruk, c/ejuist in die verscheidenheid van "'dunt een levendige frisohheid, die -^ doordat dezelfde Heilige Schrif- jtpvan deze, dan weer van die zijde ^trus beweegt om van de hope zijn .jvJunt te nemen, is dan ook in het in geringsohatting van het geloof En evenmin hebt ge er een po- «B zien om het leven der Godzalig- ,^een anderen wortel te laten op- ,ö/an elders in de Sohrift gosehiedt. is het een waarschuwing om niet t het geloof en do liefde, maar ook vast- to staan, en om ook de hope levenswandel te doen inwerken. .3an do drie kunnen we toch mis- 3T»of, hope, en liefde béhooren bij iBl tar het geloof roemt, in wat wij jS aireede verkregen hebben, en de 't orgaan is waardoor die 6chat gemaakt, wordt voor de practijk t .even, daar is het de hope, waar- SSheilig idealisme wordt gevoed. tPen hope is dan ook heel wat anders ^weifelend „misschien" van onvaste yJk verder staat deze hope af van de 'Uheid dergenen, die in de naar eeuwig wel of wee zich er maken met een dusgenaamd „het fli maar van hopen". Voor wie het ^anders staat dan, met een lot uit /af, waar zo ook het. beste van hopen. i van zulk hopen gaat niet de rain- 3bit uit. Integendeel, het leidt tot 'ze optimisme, dat voorbijziet de ^ondubbelzinnige verschijnselen van gevaar, van hot. naderend ge- raat niet meer is af to koeren. Het ,i het zelfbedrog van den dwaas, die )jï wis verderf voor oogen zich zelf .eelt met. de mogelijkheid van een '(jht-e wending, der fortuin, die 'hem ip zal helpen. Efes Christens hope is de «feufcétd van het komend heil. Het is de hope van het kind Gods, dat erfgenaam is van zijn hemelsohon Vader, en mede-erfgenaam van Christus. Hot is de hope. die niet beschaamt, omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort, door don Heiligen Geest, die om> is gegeven (Rom. 5: 5.) Het is de hope, die haar vasten grond heeft in het geloof (Hebr. 11: 1). En deze hope geeft dan ook koers aan ous loven. Wio zulk een orienis heeft te wac-hton, kan er de wereld aan geven, en geeft er liever do wereld aan dan dat hij dat vooruitzicht, zou varzaken. Wio naar zulk een toekomst op weg is richt ook in het heden zijn schreden der waarts. Vandaar, dat deze zekerheid omtrent het •toekomende geen zorgelooze men-schen maakt. Zoo moge het schijnen voor wie er buiten staat, of deze dingen bloot uitwendig be redeneert. Maar wie deze hope metterdaad in zich voelt, leven, die wordt vervuld met een heilig idealisme om reeds nu te wan delen waardiglijk de roeping, waarmede hij tot zoo groot, boil geroepen is. •Want do Heilige Goeet zelf, die doze hop© door het Woord der 'belofte in het hart. legde, en nog -voedt en levendig houdt, richt ook de lust. en do liefde van het hart daarheen. Hij, die het beginsel van het eeuwige le ven reeds hier in God® uitverkorenen in plantte, maakt, het ook werkzaam tot Gods eero. Doch dan moet uw hope ook zijn niet het opgezweept enthousiasme van een ver warden gocst, maar het bezonken idealis- me van een nuchteren geest. Dan moet de hope ook al haar kracht ontplooien. Dan moet niet de eene hand grijpen naar de genietingen van het tegen woordige lev on om die krampachtig vast te houden. Maar dan moeten beide handen gestrekt worden naai- het heil, dat u wadht Dan moet de ijdelhefd, de voosheid van al wat, de wereld u biedt, voor het tegen- woordige worden ingezien. Dan moet er een open oog zijn voor de moeite en het verdriet, dat u om Christus' wille -boven het al gem eene leed van dit aardsclie leven ten deel moeten vallen. En dan ziet ge vanzelf uit het. tegen woordige lijden verlangend naar de heer lijkheid, die u wenkt. ZIJN GENADE. Laat mij roemen, laat mij juichen. Laat mij wand'len in Uw licht, Laat mij van gena getuigen. Die mij, arme, heeft opgericht, Van genade, rijk en vrij, Dio ge-geven werd aan mij. Ora mijn zonden moot ik klagen. En do gTooihoid van mijn ecliuld, Maar Gij, Heor, kwaamt naar mij vragen. Mot een leinckolooa goduld. Uw genade, rijk en vrij, Werdt verheerlijkt ook aan mij. Laat mij, vrij van al mijn zonden, Rij in Uw vergeving, Hoer, Anderen Uw Hail verkonden. Blijde sproken tot Uw eer, Van genade, rijk en vrij, Die verheerlijkt werd aan mij. Goef, o Heer, dat in mijn leveu Uw geaade heerlijk blijk! Zoeke ik blij in al mijn streven De eene van Uw Koninkrijk. Uw genade, rijk en vrij, Werke krachtig steed* in mij. Uit de Pers. Onze handelsbalans. Niet genoeg zegt onze Rotterdam- m e r, kan word'en herhaald, hoe droevig het staat met onze handelsbalans. „Beschamend klein is hetgeen wij aan producten uitvoeren tegenover de reus achtige hoeveelheden, welke wij uit hot buitenland betrekken. Het overschot van den -invoer boven onzen uitvoer is zoo abnormaal groot, dat voortgaan op dezen weg schadelijke gevol gen moet hebben. Hoe sterk zich de verhoudingen ge wijzigd hebben, blijkt uit eene merkwaar dige statistiek in bet Duitsche tijdschrift „Wirtêchaff und Statistik", die ons inlicht over <lb -lft6MrrepgtfiéSfag yas «fea -©uit- sohen exporthandel. Vöór deno orlog voerde Dultschland het meest uit naar Engeland. gIn 1913 werd naar Engeland uitgevoerd voor 958.8 millioen mark, welk bedrag 11.3 -pet. van Duilschland's gelieclen ex port, vormde. Voor Ncdérland was in dat jaar het be drag 462.1 milliocn, eni het percentage 6.9 pet. Hoe zijn cch'ler in 1920 de rollen omge keerd! Thans overtreft de uitvoer naar Neder land dien van alle landen. Nederland staat vor en ver boven aan in de lijst met een bedrag van 88450 mark, vormende 21.2 van den> ganschen| Dutt- schen export. Daarop voUgt dan Zwitserland, dat ech ter niet meer dan 95 betrekt. Het kleine Nederland ontvangt bijna liet vierde gedeelte van den totalen Duitschen export! Waarlijk een tot ernst stemmend feit!" Zonderling betoog. De Maasbode vestigt de aandacht op een merkwaardig artikel in het socia listische hoofdorgaan. „Het „Volk'" verheugde zich over het •beloop der onderhandelingen over het Opper-Silezische vraagstuk, omdat dit beloop -een keer zou kunnen brengen in de economische verzwakking der wereld. „En wij, sociaal-democraten" aldus lazen wij „ook, moeien het niet van een econonïisch-verzwakte maatschappij heb ben, maar kunnen het volkengeluk slechts brengenj als wij een economisoh sterke wereld socialistisch kunnen omzetten". Geregelde lezing van het „Volk" heeft ons aan veel gewend) maar wij konden bij deze tirade eenige verbazing niet onder drukken. Economisch herstel der Vereld wordt dus van het kapitalisme verwacht, niet van het socialisme dkt. komt eerst daarna. De taak der sociaal-democraten zou dan moeten zijn om het kapitalisme met man en macht te steunen, liet herstel te verhaasten, alsmede de komst van het socialisme wat nu niet precies ge schiedt. Wanneer echter door het kapitalisme de verarmde wereld weer economisch wordt hersteld, wordt verrijkt; wanneer weer tijden van welvaart en voorspoed zjjn weergekeerd; dan zullen zeker de psychologische voorwaarden voor omzeL ting der productiewijze ontbreken. Om socialist te -kunnen blijven, mbet de socialist, die dit schrijft, onwankelbaar gelooven in een economisch ent psycholo gisch wonder. Waar echter iedere econo misch© vooruitgang volgens de leer slechts kan worden verkregen door strijd, is 't volkomen raadselachtig, hoe de strijd, te- gien het herstellende kapitalisme gericht, tevens ©en economisch sterke en welva rende wereld kan helpen opbouwen. Wanneer de schrijver in het „Volk" de internationale (politiek 'beziet, beseft hii zeer wel, hoe vrede en goede 'betrekkingen onder de mogendheden onafwijsbare voor waarden zijn voor economisch herstel. Al leen bij de beschouwing van het maat schappelijk leren, moet dez© waarheid aan zijn aandacht ontsnappen, wil hij maatschappelijken strijd blijven bevorde ren als middel om te komen tot cconomi- schen vooruitgang. En zoo moet hij het wonder prediken: een huis te kunn-enl afbreken, sloopen. en een nieuw te bouwen, terwijl ge al dien tijd comfortabel blijft wonen." DE GLIMLACH. Kent ge een levenshouding, die voor namer, die edeler, die subtieler is dan die van den glimlach? Hij is geboren in het hooge slot van den aristocratiseben geest. En daarom ver loochent hij nooit de adel van zijn wezen. Hem is het fiere zelfbedwang, de rustige ern.st, de hooge trotsch, de ongenaakbaar heid van houding aan den adelijk-geborene eigen. Hem is vreemd de uitlaaiïng van bruten drift, de dolle vroolijkheid, de onbescheiden burgerlijkheid, de indringerigheid van on besnoeide zielen. En daarom juist beeft de glimlach iets imponeerends, iets indrukwekkend- Hij heeft achter zich een wereld van onuitgesproken gedachten. Gedachten, gevoelens, die zich wel laten raden, maar die door de tucht des geestes worden ingehouden. HH is de fijn bewerkte prachtband om het boek der ziel De donzen warmblozende vacht, die be- geerig maakt pm te proeven de sappigheid van ae levensvrucht. Zoo maakt de glimlach hem wien hij geldt, begeerig de volle inhoud van zijn geestelijken achtergrond te kennen. En hoe fijner, hoe edeler de geest is, die weet te glimlachen, des te vrijer tart hii U. Des te meer vergt hij van uw gees telijke kracht, om hem te ontmaskeren in het steekspel der godachten. Maar ook de glimlach duurt slechts kort. Even maar. Hij is als de zonnestraal, die even goudelt op de wolkenrand. Of als hot schichtige weerlicht, dat plots de nachtelijke duisternis zet in rossen gloed. En daarom juist is zijn werking zoo radicaal. Zoo intens-hevig. Hij laat U even voelen in welke regionen hij geboren is en hij overtuigt U tevens. Ja, tegenover de aristocratie van den glimlach verzinkt de onbeschaafde zin lijkheid. Tegenover hem verstomt de drukke, telkens-hetzelfde herhalende woordenvloed van kortzichtige, bekrompen zielen. Bij hem worden do vloeken ingehouden, detranenvanweerbasrtigen drift bedwongen, en is de arm van den machtswellusteling als verlamd. De glimlach dus stelt den mensch boven het niveau van het zinlijke, in de hoogere wereld des geestes. En zoo dient het woord aristocratisch hier om aan te geven in hoever de glimlach een geesteshouding ls, en in hoever de natuurlijke schaterlach de contróle des geestes mist. Maar daarom ook kan de glimlach, hoe voornaam ook als geestes houding, toch het teeken des duivels dragon. Want er is tweërlei glimlachen: het goddelijke en het satanische. Ook de duivel is op zijn manier een aristocraat wanneer hij zich omhult met het geestelijk gewaad van den glimlach. Maar wat een verschil tusschen het goddelijk glimlachen en het satanische! Het goddelijk glimlachen heeft als grond motief liefde, dat des duivels haat. Het goddelijke verfijnt zich tot den zachten humor, het duivelsche verscherpt zich tot de vlijmscherpe ironie. Het goddelijke omwaast het gelaat met glans van geluk het duivelsche ver sombert het oog tot- verbittering. En zijt ge nu wel eens bewogen geweest door de geluksontroering van den glimlach der liefde, dis wanneer een bruid glimlacht? Wanneer ge haar ziet binnentreden in de gothische statigheid van rijzende cathe- draal gewelven? O neen, niet de bruid, voortschrijdend met wit satijnen voet op den langen rooden looper treft U het meest, niet haar fiere slankheid, statig in de plooiïng van 't zijderuischendkleed, niet de rozenpracht, die hare hand omvat, niet het fijne groen, dat ritselt naar beneden neen, haar ver hoogde blos achter de teere sluiering, de nauw bedwongen glimlach van eindeloos geluk die, die vult uw hart met het nnix-ziarai>J wpfpn, fiat SO eGl ll T U 1 d aanschouwt. Dat ge hier zijt op liet festijn des levens. En ge voelt, hoe die heerlijkheid is als een rbythmisch gedicht, dat alleen verklankt kan worden in de wijdschheid van Gods Huis. Maar nu de tegenstellinghet satanische glimlachen. De glimlach van den haat.\ De haat van den geest, die steeds „ver- neint", dat wil zeggen: die geest die al het goddelijke vernietigen, verstikken wil. Die glimlach is verschrikkelijk. Ontzettend Weet ge waarom? Omdat hij zoo ge raffineerd is. Hij is niet royaal, zooals de glimlach der liefde. Hij is sluw, als een sluip moordenaar, om in reine harten zijn dolk te steken. En wie er niet tegen gewapend is met „het schild des geloofs", zij voorzichtig op zijn misschien eenzaam levenspad. Want dit is het gevaar: wanneer hij U ontwapend heeft en U heeft laten voelen, hoe machteloos uw God, uw geloof, uw vroomheid was (waarvan gij den mond wellicht vol hadt) dan dan staat ook uw leven in het krijgsteeken van Satan. Dan h aat ge uw God. En stroeft om uw n o ;d oo"t:u 11 de 1 arde glimlach der ironie. Wilt gij dien duivelschen glimlach be- speuren Ach neen, ga niet in de balzaal met haar violenmuzielc, haar zwoele par fums, haar voorbijglijdende paren. Daar is niot het lachen des geestes. Daar is de wvrfta. wolpsohrfedh vatt hét zffigwurtrtEet haar Weeken, moedén achtergrond. Neen, de glimlach der ironie treft ge aan in de wereld der intellectueelen. Ba de mijnheer in rok of in jacquet, met do keurige vouw in zijn pantalon. De mynheer in zijn clubfeauteuil met zijn gladgeschoren gezicht, die U fixeert achter het pinkelend ironische glas en die, na uw warm u- thousiaamc, uw kinderlijke GodsbeliidomV, uw warmte welberekend wil doen kor!- 11 met een beleefd, ironische glimlachje om zijn saamgeknepen lippen„Of go soms wel eens een rorpan van Couperus gelezen hebt'". Zie hier hebt ge do glimlach des dui vels. De bedekte apot. De strik gespannen om den argelooze te vangen. En tegen dien glimlach, hoe geestig ook, hoe duivelsch aristocratisch, staat de een voudige van geest totaal machteloos. Nu zijner ten allen tijde menschen ge weest, voor wie de glimlach der wereld niet genoeg was, en die gezocht hebben naar de glimlach des hemels. Juist het momenteel© van de glim lach der wereld maakt, dat de mensch zoo eenzaam staan blijft. Een oogenblik voelt hij scherp de tegenwoordigheid van een edeler wereld, maar dan is het weer nacht- onheilspellende duisternis. Dus heeft u-en gebeid de eerste stralen van een eeuwig morgenrood, dat st: e ls glimlachen zou over het droeve wereldleven. Zoo hebben gewacht de enthousiasten, de menschen van het vage Ideaal, de idealisten, de geluksdroomers, de licht- speurders! Zij wachten nog. En nog altijd toeft de glimlach van den dageraad. En stervend roept Nietzsche het zijn scharen nog toe:-„Uw laatste beweging zij het licht tegemoet!" Er zijn ook anderen. De zoekers van den glimlach der schoonheid, de aesthetici. De priesters, die wierook branden op het altaar van hun serene schoonheidsideaal. Ook zij wachten nog. Nog steeds prevelen hun gebeden cn brengen zij hun offers. Maar de Zonnegod laat zich niet verbidden. Wel schemert het aan de oosterkim. Wel spelt een bloedend rood den lichten dag. En wel roept Goethe het als een evangelie uit: „Bij den kleurigen weer schijn vinden we het leven!" Maar als de grot der eeuwigheid gaapt, als uit haar duisternis aanzweeft de zucht des doods, dan is zijn laatste ademtocht: „Meer licht"! Meer licht"! Ook de Christen beidt den glimlach van Gods vriendlijk aangezicht. Want de kristallijnen vaas schittert dan eerst in veeltonige kleurenpracht, als een flikkerend zonnelicht schiet door haar fijn gelede slijpsel. En als nu Gods glimlach over de ziele toeft, dan mist hij het contact met dio wereld, die achter die glimlach zich uit strekt: de volheid van Gods liefde. Daarover nu weenen zoovele psalmen. Maar toch, dat uitblijven heeft op zijn beurt ook weer een schat van heil. Het leert den mensch huiveren voor God. liet bcTFaart bcm voor eon to grootc gemeen- zaamlieitr mei het heilige-. Want als do mensch-monnik dan eindelijk schouwen mag de paarien poorten en de gouden straten, dan is er geen verbijsterende zinnen vreugde, neen, dan doet hij de schoenen van de voeten, want de plaats waarop hij staat is heilig land. Zoo blijft ons kennen immer een kennen ten deele. Ons aanschouwen immer een aan schouwen van verre. Ons glimlachen aarzelend als dat van een kind, dat niet vatten kan de wijsheid van z'n vader. „Slechts zelden heb ik, wat ik vroeg» [verkregen» Maar dwaling vrees ik meerder dan verdriet- En met een glimlach heb ik stil [gezwegen, Als Gij mijn wenschen onbevredigd liet". (Jacquelike v.d. Waals). O, het is waar: niemand kan God zien en leven. W an t w ij 1 e ven slechts b ij de gratie van Gods glimlach over ons. Maar daarom kon ook Bilderdijk vragen: Zij me in 't zinken Slechts één glimlach "Van Uw heilzon afgcbeên. T. FEUILLt I ON. fjorge Whitefield. '^bedekte hemel boven mij, het veld '(beid voor mij, hot gezicht van dui- %en-solien, eenigon op karren, ande- .p&ard, sommigen in boo men en die faitijds tot weenen bewogen, dit al aam en was bijna te veel voor mijn en greep mij onuitsprekelijk aan." was weder de oude geschiedenis, het •lie door de priesters en sohriftge- j door de rijken en edelen verwor dt tranen van vreugde ontvangen ,po verachte schare van arme zonda- li 1 r a a t. p r e d i k i n g, toen een weid, maar toch ook een middel ioor den Zaligmaker zolf gebruikt, Jo dagen der Hervorming ook in Ne- l wel bekend, word van dat oogen- Kme macht tot eva-ngelieverbreiding, fe Engeland, en later in Amerika, jn de invloed en vruchten onbereken- jroot, mo-gen heeten! maanden later, het was op 27 April fcrd Whitefield, door eene bijzondere t van Gods voorzienigheid gedron- Pok te Ion de prediking „in de poht", aan te vangen. Een zijner vrienden, de vicaris Stonehou- 80 van Islington, eene der wijken van de wereldstad, had hem uitgenoodigd in zijne kork en voor hem te preekon. Nauwelijks was de dienst aangevangen, of daar verscheen de kerkmeester en vraag de hem, of -hij eene -speciale vergunning be zat, om in de 'hoofdstad op te treden? Deze vraag was echter niet® anders dan een door hem uitgedacht middel, om hem dit te be letten. Whitefield -bezat zulk een stuk evenmin, als ieder ander wettig geordend predikant, die buiten zijne gemeente eene beurt ver vult. Daarop werd 'hem plechtig verboden voort te gaain. Wat zou hij nu beginnen? De talrijke schare, hongerende -naar het woerd, ledig naar huis zenden, dit kon 'hij niet. Hij be sloot dus op het kerkhof, buiten de kerk. zijn goddelijke boodschap aan de menigte te brengen. En met welk een uitslag? „Het behaagde God", aldus getuigt de prediker zelf, „mij zoo krachtdadig bij te staan, en do -hoor ders zoo verwonderlijk aan te grijpen, dat ik geloof, dat wij lofzangen hodden kunnen aaiffieffen. als men ons in do gevangenis had geworpen. Laten de tegenstanders ech ter niet zeggen, dat ik uit eigen beweging buiten hun synagoge het Evangelie heb .verkondigd. Neen. zij hebben mij daarbui ten geworpen." God zedf had zijnen -dienstknecht, den weg aangoweezn, en hij volgde die aanwijzing met blijdschap. Buiten de toenmalige grenzen der hoofd ei ad, daar waar nu do prachtige nieuwe wijkon met haar paleizen en parken de be wondering van den vreemdeling wekken waren ruime volden, die eene achoone gele genheid aanboden om oene groot© menigte samen te brengen. En toen hot vo-lk bemerkt», dat deze pro- diking voor iedereen bestemd was, dat zij ook hen aanging, voelde het zich met on-tweerriaambare kracht aangetrokken, om haar' te hoeren. Reeds den cerstvolgenden Zondag, twee dagen nadat bom verboden werd in de lcerk te spreken, verkondigde hij het woord des levens in Kensington, onge veer een half uur buiten de stad, en schatte het getal zijner 'hoorders op niet minder dan 30.000. Hot waren voor een groot- deel verwaar loosde menschen. die niet gewoon waren do kerk te bezoeken en geheel buiten het bereik der genademiddelen leefden. Eene grooto menigte word don Heere toegebracht De Engelsohe Staaskerk zag intueeohen deze beweging steeds met grooter wantrou wen eu misnoegen aan. Op weinige loffe lijke uitzonderingen -na, stonden weldra al hare geestelijken vir.mdig tegonovcr hem en bijna alle kerken werden voor den zonder- j lingen Evangelist 'gesloten, die met alle bestaande vormen en gewoonten brak. Dit was voor hem oen groot e teleurstel ling en oorzaak Yan diepe smart. Hij had do kerk lief, waarvan hij een dienaar was; •hij stemde in mot hare -belijdenis; hij ge bruikte ha-ar liturgiën met instemming; hij was zich bewust ook in haar belang te ar beiden, en wilde geen nieuwe kerken stich ten-; maar, waar het de keuze geld tusschen do gunst der kerk on de eer der menschen of het volgen van de roepstem zijns Mees tere, daar aarzelde -hij niet. Het medelijden mot al deze schapen, die zonder header en zielevoedsel omdoolden en verloren gingen, drong hem, en hij gaf daarvoor al hot. andere prijs. Gedurende 31 jaren, van 1739 tot 1770, zien wij Whitefield onophoudelijk werk zaam in dezo ééno zaak: het Evangelie der genade te verkondigen, overal waar hij een 6chare van arme zondaren vinden kan, be reid om hem aan te hoeren. J Hij geeft, daarin een schoon voorbeeld van getrouwheid in 't. werk, waartoe ons de goddelijke Moester bestemd heeft, met over lating van hot andore aan anderen. While- field zag men van den eersten Januari tot den laatst en December, indien geen krank* o hem verhinderde, overal rondgaan, om zijne boodschap uit te spreken eu zondaren te -roepen tot bekeering. Zoo trok hij goh ooi Engeland cn Schotland door, on er was in geheel Groo-t-Brittannië bijna geen enkel o plaats van eenig belang, dio zijne wegsle pende. welsprekende Evangelieprediking niet. vernam. De indruk, dio zijn optreden maalêto bleef altoos ontza-gliik groot. In ééno week nadat hij in Moorfiolds had gesproken, ont ving hij duizend brieven van verschillende hoorders, die door zijn woord bekommerd waren gewerden over 'hunne zoruden, en drie honderd vijftig werden or voor hot eerst tot het avondmaal toegelaten, hetgeen zooveel betoekende, als dat zij openlijk verklaarden tot het geloof in den Heere Jezus te zijn ge komen cn vrede to' -hébben gevonden in het bloed do6 kruiscs. Men kan zich nauwelijks een denkbeeld maken van de mooielijkbeden en bezwa ren, die Whitefield had te overwinnen. Er waren in die dagen in Engeland nog bijna nergens goede wegen; al de middelen ren vervoer, die thans het reizen zoo ge- mokkel ijle maken, waren ten eenenmaïe on bekend. Aan allerlei gevaren van zee cn land was hij onophoudelijk blootgesteld, even als zijn groot© voorganger, dé apostel Pau lus, met wien men hom hi menig opzicht kan vergelijkenv (Wordt vervolgd'.),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5