Hieede Blad.
j. p«ag 20 Augustus 1921.
en—
;eW
Jypt volkomenlijk.
arenjaarom, opschortende de lendenen
ter- verslands, en auchteren zijnde,
'evatfcpt volkomenlijk op de genade, die
•Vin^oegebrachl wordt in de openbaring
Ba Jezus Christus.
iers; 1 Petrus 1 13.
nhuijle Apostel Paulus m zijn brieven
i op het geloof, en Johannes op
35 (boo treedt bij den Apostel Petrus
as- p den voorgrond,
it-leiin den aanhef van zijn eersten
3r
d zij de God en Vader van onzen
en bs Christus, die naar zijne groo-
1, jirligheid ons heeft wedergeboren
of n\ enclo hope door de opstanding
J Christus uit de dooden."
■zicht hij, na een korte inleiding over
ehteu, die Gods volk in Christus
htij heeft, tot het hoofddoel van zijn
lta%orat, om de geloovigen te ver-
'Sety oen godvruebtigen wandel;
at hij weer zijn uitgangspunt in
l,Hoopt volkomenlijk op de gena-
[toegebracht wordt in de opeuba-
raljezus Christus.
*IEelke zijde het Christelijk leven
^<fcrd wordt, altijd weer is er ge-
p.^om op te wekken tot een wandel
'MmtVig de woldaden, cfte ons in
"Tkijn bereid.
n t
'^tijdigheid tusschen den eenon cn
,r^.en bijbolscbrijver is 'hier niet.
»ok Paulus verwaarloost het ele
gy^ hope allerminst; en waar vindt
.wat met het onvergelijkelijk lief-
5«w.uk 1 Corinthe 31 kan wedijve-
-pJlzoo komt ook Johannes van uit
^meer dan eens tot. het geloof en
3 minder logt Petrus, de apostel
waar het te pas komt op het ge-
?/J& liefde den nadruk,
c/ejuist in die verscheidenheid van
"'dunt een levendige frisohheid, die
-^ doordat dezelfde Heilige Schrif-
jtpvan deze, dan weer van die zijde
^trus beweegt om van de hope zijn
.jvJunt te nemen, is dan ook in het
in geringsohatting van het geloof
En evenmin hebt ge er een po-
«B zien om het leven der Godzalig-
,^een anderen wortel te laten op-
,ö/an elders in de Sohrift gosehiedt.
is het een waarschuwing om niet
t het geloof en do liefde, maar ook
vast- to staan, en om ook de hope
levenswandel te doen inwerken.
.3an do drie kunnen we toch mis-
3T»of, hope, en liefde béhooren bij
iBl
tar het geloof roemt, in wat wij
jS aireede verkregen hebben, en de
't orgaan is waardoor die 6chat
gemaakt, wordt voor de practijk
t .even, daar is het de hope, waar-
SSheilig idealisme wordt gevoed.
tPen hope is dan ook heel wat anders
^weifelend „misschien" van onvaste
yJk verder staat deze hope af van de
'Uheid dergenen, die in de
naar eeuwig wel of wee zich er
maken met een dusgenaamd „het
fli maar van hopen". Voor wie het
^anders staat dan, met een lot uit
/af, waar zo ook het. beste van hopen.
i van zulk hopen gaat niet de rain-
3bit uit. Integendeel, het leidt tot
'ze optimisme, dat voorbijziet de
^ondubbelzinnige verschijnselen van
gevaar, van hot. naderend ge-
raat niet meer is af to koeren. Het
,i het zelfbedrog van den dwaas, die
)jï wis verderf voor oogen zich zelf
.eelt met. de mogelijkheid van een
'(jht-e wending, der fortuin, die 'hem
ip zal helpen.
Efes Christens hope is de «feufcétd van
het komend heil.
Het is de hope van het kind Gods, dat
erfgenaam is van zijn hemelsohon Vader,
en mede-erfgenaam van Christus.
Hot is de hope. die niet beschaamt, omdat
de liefde Gods in onze harten is uitgestort,
door don Heiligen Geest, die om> is gegeven
(Rom. 5: 5.)
Het is de hope, die haar vasten grond
heeft in het geloof (Hebr. 11: 1).
En deze hope geeft dan ook koers aan
ous loven. Wio zulk een orienis heeft te
wac-hton, kan er de wereld aan geven, en
geeft er liever do wereld aan dan dat hij
dat vooruitzicht, zou varzaken.
Wio naar zulk een toekomst op weg is
richt ook in het heden zijn schreden der
waarts.
Vandaar, dat deze zekerheid omtrent het
•toekomende geen zorgelooze men-schen
maakt.
Zoo moge het schijnen voor wie er buiten
staat, of deze dingen bloot uitwendig be
redeneert. Maar wie deze hope metterdaad
in zich voelt, leven, die wordt vervuld met
een heilig idealisme om reeds nu te wan
delen waardiglijk de roeping, waarmede
hij tot zoo groot, boil geroepen is.
•Want do Heilige Goeet zelf, die doze
hop© door het Woord der 'belofte in het
hart. legde, en nog -voedt en levendig houdt,
richt ook de lust. en do liefde van het hart
daarheen.
Hij, die het beginsel van het eeuwige le
ven reeds hier in God® uitverkorenen in
plantte, maakt, het ook werkzaam tot Gods
eero.
Doch dan moet uw hope ook zijn niet
het opgezweept enthousiasme van een ver
warden gocst, maar het bezonken idealis-
me van een nuchteren geest.
Dan moet de hope ook al haar kracht
ontplooien. Dan moet niet de eene hand
grijpen naar de genietingen van het tegen
woordige lev on om die krampachtig vast
te houden. Maar dan moeten beide handen
gestrekt worden naai- het heil, dat u wadht
Dan moet de ijdelhefd, de voosheid van
al wat, de wereld u biedt, voor het tegen-
woordige worden ingezien.
Dan moet er een open oog zijn voor de
moeite en het verdriet, dat u om Christus'
wille -boven het al gem eene leed van dit
aardsclie leven ten deel moeten vallen.
En dan ziet ge vanzelf uit het. tegen
woordige lijden verlangend naar de heer
lijkheid, die u wenkt.
ZIJN GENADE.
Laat mij roemen, laat mij juichen.
Laat mij wand'len in Uw licht,
Laat mij van gena getuigen.
Die mij, arme, heeft opgericht,
Van genade, rijk en vrij,
Dio ge-geven werd aan mij.
Ora mijn zonden moot ik klagen.
En do gTooihoid van mijn ecliuld,
Maar Gij, Heor, kwaamt naar mij vragen.
Mot een leinckolooa goduld.
Uw genade, rijk en vrij,
Werdt verheerlijkt ook aan mij.
Laat mij, vrij van al mijn zonden,
Rij in Uw vergeving, Hoer,
Anderen Uw Hail verkonden.
Blijde sproken tot Uw eer,
Van genade, rijk en vrij,
Die verheerlijkt werd aan mij.
Goef, o Heer, dat in mijn leveu
Uw geaade heerlijk blijk!
Zoeke ik blij in al mijn streven
De eene van Uw Koninkrijk.
Uw genade, rijk en vrij,
Werke krachtig steed* in mij.
Uit de Pers.
Onze handelsbalans.
Niet genoeg zegt onze Rotterdam-
m e r, kan word'en herhaald, hoe droevig
het staat met onze handelsbalans.
„Beschamend klein is hetgeen wij aan
producten uitvoeren tegenover de reus
achtige hoeveelheden, welke wij uit hot
buitenland betrekken.
Het overschot van den -invoer boven
onzen uitvoer is zoo abnormaal groot, dat
voortgaan op dezen weg schadelijke gevol
gen moet hebben.
Hoe sterk zich de verhoudingen ge
wijzigd hebben, blijkt uit eene merkwaar
dige statistiek in bet Duitsche tijdschrift
„Wirtêchaff und Statistik", die ons inlicht
over <lb -lft6MrrepgtfiéSfag yas «fea -©uit-
sohen exporthandel.
Vöór deno orlog voerde Dultschland het
meest uit naar Engeland.
gIn 1913 werd naar Engeland uitgevoerd
voor 958.8 millioen mark, welk bedrag
11.3 -pet. van Duilschland's gelieclen ex
port, vormde.
Voor Ncdérland was in dat jaar het be
drag 462.1 milliocn, eni het percentage
6.9 pet.
Hoe zijn cch'ler in 1920 de rollen omge
keerd!
Thans overtreft de uitvoer naar Neder
land dien van alle landen.
Nederland staat vor en ver boven aan
in de lijst met een bedrag van 88450 mark,
vormende 21.2 van den> ganschen| Dutt-
schen export.
Daarop voUgt dan Zwitserland, dat ech
ter niet meer dan 95 betrekt.
Het kleine Nederland ontvangt bijna liet
vierde gedeelte van den totalen Duitschen
export!
Waarlijk een tot ernst stemmend feit!"
Zonderling betoog.
De Maasbode vestigt de aandacht
op een merkwaardig artikel in het socia
listische hoofdorgaan.
„Het „Volk'" verheugde zich over het
•beloop der onderhandelingen over het
Opper-Silezische vraagstuk, omdat dit
beloop -een keer zou kunnen brengen in
de economische verzwakking der wereld.
„En wij, sociaal-democraten" aldus
lazen wij „ook, moeien het niet van een
econonïisch-verzwakte maatschappij heb
ben, maar kunnen het volkengeluk slechts
brengenj als wij een economisoh sterke
wereld socialistisch kunnen omzetten".
Geregelde lezing van het „Volk" heeft
ons aan veel gewend) maar wij konden bij
deze tirade eenige verbazing niet onder
drukken.
Economisch herstel der Vereld wordt
dus van het kapitalisme verwacht,
niet van het socialisme
dkt. komt eerst daarna.
De taak der sociaal-democraten zou
dan moeten zijn om het kapitalisme met
man en macht te steunen, liet herstel te
verhaasten, alsmede de komst van het
socialisme wat nu niet precies ge
schiedt.
Wanneer echter door het kapitalisme
de verarmde wereld weer economisch
wordt hersteld, wordt verrijkt; wanneer
weer tijden van welvaart en voorspoed
zjjn weergekeerd; dan zullen zeker de
psychologische voorwaarden voor omzeL
ting der productiewijze ontbreken.
Om socialist te -kunnen blijven, mbet de
socialist, die dit schrijft, onwankelbaar
gelooven in een economisch ent psycholo
gisch wonder. Waar echter iedere econo
misch© vooruitgang volgens de leer slechts
kan worden verkregen door strijd, is 't
volkomen raadselachtig, hoe de strijd, te-
gien het herstellende kapitalisme gericht,
tevens ©en economisch sterke en welva
rende wereld kan helpen opbouwen.
Wanneer de schrijver in het „Volk" de
internationale (politiek 'beziet, beseft hii
zeer wel, hoe vrede en goede 'betrekkingen
onder de mogendheden onafwijsbare voor
waarden zijn voor economisch herstel. Al
leen bij de beschouwing van het maat
schappelijk leren, moet dez© waarheid
aan zijn aandacht ontsnappen, wil hij
maatschappelijken strijd blijven bevorde
ren als middel om te komen tot cconomi-
schen vooruitgang.
En zoo moet hij het wonder prediken:
een huis te kunn-enl afbreken, sloopen. en
een nieuw te bouwen, terwijl ge al dien
tijd comfortabel blijft wonen."
DE GLIMLACH.
Kent ge een levenshouding, die voor
namer, die edeler, die subtieler is dan die
van den glimlach?
Hij is geboren in het hooge slot van den
aristocratiseben geest. En daarom ver
loochent hij nooit de adel van zijn wezen.
Hem is het fiere zelfbedwang, de rustige
ern.st, de hooge trotsch, de ongenaakbaar
heid van houding aan den adelijk-geborene
eigen.
Hem is vreemd de uitlaaiïng van bruten
drift, de dolle vroolijkheid, de onbescheiden
burgerlijkheid, de indringerigheid van on
besnoeide zielen.
En daarom juist beeft de glimlach iets
imponeerends, iets indrukwekkend-
Hij heeft achter zich een wereld van
onuitgesproken gedachten.
Gedachten, gevoelens, die zich wel laten
raden, maar die door de tucht des geestes
worden ingehouden.
HH is de fijn bewerkte prachtband om
het boek der ziel
De donzen warmblozende vacht, die be-
geerig maakt pm te proeven de sappigheid
van ae levensvrucht.
Zoo maakt de glimlach hem wien hij
geldt, begeerig de volle inhoud van zijn
geestelijken achtergrond te kennen.
En hoe fijner, hoe edeler de geest is,
die weet te glimlachen, des te vrijer tart
hii U. Des te meer vergt hij van uw gees
telijke kracht, om hem te ontmaskeren
in het steekspel der godachten. Maar ook
de glimlach duurt slechts kort. Even maar.
Hij is als de zonnestraal, die even goudelt
op de wolkenrand.
Of als hot schichtige weerlicht, dat plots
de nachtelijke duisternis zet in rossen gloed.
En daarom juist is zijn werking zoo
radicaal. Zoo intens-hevig.
Hij laat U even voelen in welke regionen
hij geboren is en hij overtuigt U tevens.
Ja, tegenover de aristocratie van den
glimlach verzinkt de onbeschaafde zin
lijkheid.
Tegenover hem verstomt de drukke,
telkens-hetzelfde herhalende woordenvloed
van kortzichtige, bekrompen zielen.
Bij hem worden do vloeken ingehouden,
detranenvanweerbasrtigen drift bedwongen,
en is de arm van den machtswellusteling
als verlamd.
De glimlach dus stelt den mensch boven
het niveau van het zinlijke, in de hoogere
wereld des geestes.
En zoo dient het woord aristocratisch
hier om aan te geven in hoever de glimlach
een geesteshouding ls, en in hoever
de natuurlijke schaterlach de contróle des
geestes mist. Maar daarom ook kan de
glimlach, hoe voornaam ook als geestes
houding, toch het teeken des duivels dragon.
Want er is tweërlei glimlachen: het
goddelijke en het satanische.
Ook de duivel is op zijn manier een
aristocraat wanneer hij zich omhult met
het geestelijk gewaad van den glimlach.
Maar wat een verschil tusschen het
goddelijk glimlachen en het satanische!
Het goddelijk glimlachen heeft als grond
motief liefde, dat des duivels haat.
Het goddelijke verfijnt zich tot den
zachten humor, het duivelsche verscherpt
zich tot de vlijmscherpe ironie.
Het goddelijke omwaast het gelaat met
glans van geluk het duivelsche ver
sombert het oog tot- verbittering.
En zijt ge nu wel eens bewogen geweest
door de geluksontroering van den glimlach
der liefde, dis wanneer een bruid glimlacht?
Wanneer ge haar ziet binnentreden in de
gothische statigheid van rijzende cathe-
draal gewelven?
O neen, niet de bruid, voortschrijdend
met wit satijnen voet op den langen rooden
looper treft U het meest, niet haar fiere
slankheid, statig in de plooiïng van 't
zijderuischendkleed, niet de rozenpracht,
die hare hand omvat, niet het fijne groen,
dat ritselt naar beneden neen, haar ver
hoogde blos achter de teere sluiering, de
nauw bedwongen glimlach van eindeloos
geluk die, die vult uw hart met het
nnix-ziarai>J wpfpn, fiat SO eGl ll T U 1 d
aanschouwt.
Dat ge hier zijt op liet festijn des levens.
En ge voelt, hoe die heerlijkheid is
als een rbythmisch gedicht, dat alleen
verklankt kan worden in de wijdschheid
van Gods Huis.
Maar nu de tegenstellinghet satanische
glimlachen.
De glimlach van den haat.\
De haat van den geest, die steeds „ver-
neint", dat wil zeggen: die geest die al
het goddelijke vernietigen, verstikken wil.
Die glimlach is verschrikkelijk.
Ontzettend
Weet ge waarom? Omdat hij zoo ge
raffineerd is.
Hij is niet royaal, zooals de glimlach
der liefde. Hij is sluw, als een sluip
moordenaar, om in reine harten zijn dolk
te steken.
En wie er niet tegen gewapend is met
„het schild des geloofs", zij voorzichtig
op zijn misschien eenzaam levenspad.
Want dit is het gevaar: wanneer hij U
ontwapend heeft en U heeft laten voelen,
hoe machteloos uw God, uw geloof, uw
vroomheid was (waarvan gij den mond
wellicht vol hadt) dan dan staat ook
uw leven in het krijgsteeken van Satan.
Dan h aat ge uw God. En stroeft om uw
n o ;d oo"t:u 11 de 1 arde glimlach der ironie.
Wilt gij dien duivelschen glimlach be-
speuren Ach neen, ga niet in de balzaal
met haar violenmuzielc, haar zwoele par
fums, haar voorbijglijdende paren. Daar
is niot het lachen des geestes. Daar is de
wvrfta. wolpsohrfedh vatt hét zffigwurtrtEet
haar Weeken, moedén achtergrond.
Neen, de glimlach der ironie treft ge
aan in de wereld der intellectueelen. Ba
de mijnheer in rok of in jacquet, met do
keurige vouw in zijn pantalon. De mynheer
in zijn clubfeauteuil met zijn gladgeschoren
gezicht, die U fixeert achter het pinkelend
ironische glas en die, na uw warm u-
thousiaamc, uw kinderlijke GodsbeliidomV,
uw warmte welberekend wil doen kor!- 11
met een beleefd, ironische glimlachje om
zijn saamgeknepen lippen„Of go soms wel
eens een rorpan van Couperus gelezen hebt'".
Zie hier hebt ge do glimlach des dui
vels. De bedekte apot. De strik gespannen
om den argelooze te vangen.
En tegen dien glimlach, hoe geestig ook,
hoe duivelsch aristocratisch, staat de een
voudige van geest totaal machteloos.
Nu zijner ten allen tijde menschen ge
weest, voor wie de glimlach der wereld
niet genoeg was, en die gezocht hebben
naar de glimlach des hemels.
Juist het momenteel© van de glim
lach der wereld maakt, dat de mensch zoo
eenzaam staan blijft. Een oogenblik voelt
hij scherp de tegenwoordigheid van een
edeler wereld, maar dan is het weer nacht-
onheilspellende duisternis. Dus heeft u-en
gebeid de eerste stralen van een eeuwig
morgenrood, dat st: e ls glimlachen zou
over het droeve wereldleven.
Zoo hebben gewacht de enthousiasten,
de menschen van het vage Ideaal, de
idealisten, de geluksdroomers, de licht-
speurders! Zij wachten nog.
En nog altijd toeft de glimlach van den
dageraad. En stervend roept Nietzsche het
zijn scharen nog toe:-„Uw laatste beweging
zij het licht tegemoet!"
Er zijn ook anderen. De zoekers van
den glimlach der schoonheid, de aesthetici.
De priesters, die wierook branden op het
altaar van hun serene schoonheidsideaal.
Ook zij wachten nog.
Nog steeds prevelen hun gebeden cn
brengen zij hun offers. Maar de Zonnegod
laat zich niet verbidden.
Wel schemert het aan de oosterkim.
Wel spelt een bloedend rood den lichten
dag. En wel roept Goethe het als een
evangelie uit: „Bij den kleurigen weer
schijn vinden we het leven!"
Maar als de grot der eeuwigheid gaapt,
als uit haar duisternis aanzweeft de zucht
des doods, dan is zijn laatste ademtocht:
„Meer licht"! Meer licht"!
Ook de Christen beidt den glimlach van
Gods vriendlijk aangezicht.
Want de kristallijnen vaas schittert dan
eerst in veeltonige kleurenpracht, als een
flikkerend zonnelicht schiet door haar fijn
gelede slijpsel.
En als nu Gods glimlach over de ziele
toeft, dan mist hij het contact met dio
wereld, die achter die glimlach zich uit
strekt: de volheid van Gods liefde.
Daarover nu weenen zoovele psalmen.
Maar toch, dat uitblijven heeft op zijn
beurt ook weer een schat van heil. Het
leert den mensch huiveren voor God. liet
bcTFaart bcm voor eon to grootc gemeen-
zaamlieitr mei het heilige-. Want als do
mensch-monnik dan eindelijk schouwen
mag de paarien poorten en de gouden
straten, dan is er geen verbijsterende zinnen
vreugde, neen, dan doet hij de schoenen
van de voeten, want de plaats waarop hij
staat is heilig land.
Zoo blijft ons kennen immer een kennen
ten deele.
Ons aanschouwen immer een aan
schouwen van verre.
Ons glimlachen aarzelend als dat van
een kind, dat niet vatten kan de wijsheid
van z'n vader.
„Slechts zelden heb ik, wat ik vroeg»
[verkregen»
Maar dwaling vrees ik meerder dan verdriet-
En met een glimlach heb ik stil
[gezwegen,
Als Gij mijn wenschen onbevredigd liet".
(Jacquelike v.d. Waals).
O, het is waar: niemand kan God zien
en leven.
W an t w ij 1 e ven slechts b ij de
gratie van Gods glimlach
over ons.
Maar daarom kon ook Bilderdijk vragen:
Zij me in 't zinken
Slechts één glimlach
"Van Uw heilzon afgcbeên.
T.
FEUILLt I ON.
fjorge Whitefield.
'^bedekte hemel boven mij, het veld
'(beid voor mij, hot gezicht van dui-
%en-solien, eenigon op karren, ande-
.p&ard, sommigen in boo men en die
faitijds tot weenen bewogen, dit al
aam en was bijna te veel voor mijn
en greep mij onuitsprekelijk aan."
was weder de oude geschiedenis, het
•lie door de priesters en sohriftge-
j door de rijken en edelen verwor
dt tranen van vreugde ontvangen
,po verachte schare van arme zonda-
li
1 r a a t. p r e d i k i n g, toen een
weid, maar toch ook een middel
ioor den Zaligmaker zolf gebruikt,
Jo dagen der Hervorming ook in Ne-
l wel bekend, word van dat oogen-
Kme macht tot eva-ngelieverbreiding,
fe Engeland, en later in Amerika,
jn de invloed en vruchten onbereken-
jroot, mo-gen heeten!
maanden later, het was op 27 April
fcrd Whitefield, door eene bijzondere
t van Gods voorzienigheid gedron-
Pok te Ion de prediking „in de
poht", aan te vangen.
Een zijner vrienden, de vicaris Stonehou-
80 van Islington, eene der wijken van de
wereldstad, had hem uitgenoodigd in zijne
kork en voor hem te preekon.
Nauwelijks was de dienst aangevangen,
of daar verscheen de kerkmeester en vraag
de hem, of -hij eene -speciale vergunning be
zat, om in de 'hoofdstad op te treden? Deze
vraag was echter niet® anders dan een door
hem uitgedacht middel, om hem dit te be
letten.
Whitefield -bezat zulk een stuk evenmin,
als ieder ander wettig geordend predikant,
die buiten zijne gemeente eene beurt ver
vult. Daarop werd 'hem plechtig verboden
voort te gaain.
Wat zou hij nu beginnen? De talrijke
schare, hongerende -naar het woerd, ledig
naar huis zenden, dit kon 'hij niet. Hij be
sloot dus op het kerkhof, buiten de kerk.
zijn goddelijke boodschap aan de menigte
te brengen.
En met welk een uitslag? „Het behaagde
God", aldus getuigt de prediker zelf, „mij
zoo krachtdadig bij te staan, en do -hoor
ders zoo verwonderlijk aan te grijpen, dat
ik geloof, dat wij lofzangen hodden kunnen
aaiffieffen. als men ons in do gevangenis
had geworpen. Laten de tegenstanders ech
ter niet zeggen, dat ik uit eigen beweging
buiten hun synagoge het Evangelie heb
.verkondigd. Neen. zij hebben mij daarbui
ten geworpen."
God zedf had zijnen -dienstknecht, den weg
aangoweezn, en hij volgde die aanwijzing
met blijdschap.
Buiten de toenmalige grenzen der hoofd
ei ad, daar waar nu do prachtige nieuwe
wijkon met haar paleizen en parken de be
wondering van den vreemdeling wekken
waren ruime volden, die eene achoone gele
genheid aanboden om oene groot© menigte
samen te brengen.
En toen hot vo-lk bemerkt», dat deze pro-
diking voor iedereen bestemd was, dat
zij ook hen aanging, voelde het zich met
on-tweerriaambare kracht aangetrokken, om
haar' te hoeren. Reeds den cerstvolgenden
Zondag, twee dagen nadat bom verboden
werd in de lcerk te spreken, verkondigde hij
het woord des levens in Kensington, onge
veer een half uur buiten de stad, en schatte
het getal zijner 'hoorders op niet minder
dan 30.000.
Hot waren voor een groot- deel verwaar
loosde menschen. die niet gewoon waren
do kerk te bezoeken en geheel buiten het
bereik der genademiddelen leefden. Eene
grooto menigte word don Heere toegebracht
De Engelsohe Staaskerk zag intueeohen
deze beweging steeds met grooter wantrou
wen eu misnoegen aan. Op weinige loffe
lijke uitzonderingen -na, stonden weldra al
hare geestelijken vir.mdig tegonovcr hem en
bijna alle kerken werden voor den zonder- j
lingen Evangelist 'gesloten, die met alle
bestaande vormen en gewoonten brak.
Dit was voor hem oen groot e teleurstel
ling en oorzaak Yan diepe smart. Hij had
do kerk lief, waarvan hij een dienaar was;
•hij stemde in mot hare -belijdenis; hij ge
bruikte ha-ar liturgiën met instemming; hij
was zich bewust ook in haar belang te ar
beiden, en wilde geen nieuwe kerken stich
ten-; maar, waar het de keuze geld tusschen
do gunst der kerk on de eer der menschen
of het volgen van de roepstem zijns Mees
tere, daar aarzelde -hij niet.
Het medelijden mot al deze schapen, die
zonder header en zielevoedsel omdoolden en
verloren gingen, drong hem, en hij gaf
daarvoor al hot. andere prijs.
Gedurende 31 jaren, van 1739 tot 1770,
zien wij Whitefield onophoudelijk werk
zaam in dezo ééno zaak: het Evangelie der
genade te verkondigen, overal waar hij een
6chare van arme zondaren vinden kan, be
reid om hem aan te hoeren. J
Hij geeft, daarin een schoon voorbeeld
van getrouwheid in 't. werk, waartoe ons de
goddelijke Moester bestemd heeft, met over
lating van hot andore aan anderen. While-
field zag men van den eersten Januari tot
den laatst en December, indien geen krank* o
hem verhinderde, overal rondgaan, om zijne
boodschap uit te spreken eu zondaren te
-roepen tot bekeering. Zoo trok hij goh ooi
Engeland cn Schotland door, on er was in
geheel Groo-t-Brittannië bijna geen enkel o
plaats van eenig belang, dio zijne wegsle
pende. welsprekende Evangelieprediking
niet. vernam.
De indruk, dio zijn optreden maalêto
bleef altoos ontza-gliik groot. In ééno week
nadat hij in Moorfiolds had gesproken, ont
ving hij duizend brieven van verschillende
hoorders, die door zijn woord bekommerd
waren gewerden over 'hunne zoruden, en drie
honderd vijftig werden or voor hot eerst tot
het avondmaal toegelaten, hetgeen zooveel
betoekende, als dat zij openlijk verklaarden
tot het geloof in den Heere Jezus te zijn ge
komen cn vrede to' -hébben gevonden in het
bloed do6 kruiscs.
Men kan zich nauwelijks een denkbeeld
maken van de mooielijkbeden en bezwa
ren, die Whitefield had te overwinnen.
Er waren in die dagen in Engeland nog
bijna nergens goede wegen; al de middelen
ren vervoer, die thans het reizen zoo ge-
mokkel ijle maken, waren ten eenenmaïe on
bekend.
Aan allerlei gevaren van zee cn land
was hij onophoudelijk blootgesteld, even
als zijn groot© voorganger, dé apostel Pau
lus, met wien men hom hi menig opzicht
kan vergelijkenv
(Wordt vervolgd'.),