eed® Blad. )|ag 13 Augustus 1921. "tht op den Heere. r k verwacht den Heere, mijne ziel wacht en ik iioop op zijn woord. 0 Ta. 130 5. wat wachten is? wei eens gewaakt bij een zieke Uie, in uw huis. Alles sliep. Rond B hot stdlto. Alleen de onrustige don telkens insluimerondon zieke omen. U was hot slapen vorbo- 8; vo'boden. Wat gingen u de voorbij. Hoe langer de ochtend- j duurde, boe trager de tijd in ing voor u werd en ge snaktet genblrk, waarin de familie out- Ivan u de taak yan waken en zor- rs: Gij hebt het in uw leven mis- J eens ondervonden, dat een van Iron of een van uw broeders of Jeen ver land vertoefde en na ja- hvezigheid weer terug zou keeren. en naam van de boot, waarmode ren was. Ge gingt in de courant die hij af te loggen had. Hij je dag, de ure werd U gemeld, jij aan. wal zou etappen in 't va- i ongeduld in uw ziel! Wat een ntroe-ring in uw binnenste! Wat 1 y liggen in den nacht met de ge- log zoo lang enmijn kind. r, mijn zuster zal ik zien. Wat I om de dagon, de uren, de minu- komen. dan weet ge bij ervaring, wat 0 is het grootste godcelte van wacht en. jong on klein waren, hebban ht op den tijd, waarin wij vol groei zouden zijn. Wij waren ja- 1 onze andere broers en-zusters. «ii volwassen en groot waren, heb- 'jwacht op den tijd, waarin onze jroeiden, leerden, iets werden, ichten op dien tijd maakt ons 't en stroom, waarin 't water maar n. wilde. -L is een kunst. vraagt moed, standvastigheid, -a is onder 't wachten bezweken, tmwee ziek geworden. Hat ge daarop let. Er is ook een ^geloof. Een geloof, dat wacht op chtend geloof is een sterk ge- at gewacht in 't geloof. i*i heeft vijfentwintig jaar moe- en op de vorvulling van de be- hem uit Sara een zoon zou ge lden. Jeeft. tilden moeten wachten, na 'tg in Isai's huis tot koning over l! zijn verheffing als koning, leeft eeuwen moeten waohten op ning uit Egypte, zijn gaan in - ja, op de komst der Messras. geloof niet sterk? vraagt inspanning van alle n heerschen over eigen zwakheid, i tegen eigen twijfel, oen worste- i den spot der werokl en tegen it-ine van Satan. st eigen hart. Houd maar op te Is brt wel waar, wat gij verwacht et wel? ei de wereld? De beloften Gods Is rooit te innen. r/oekt Satan? Wacht toch niet. et leven. Geniet hot ten volle, kansen, die het. leven u biedt. Set aan dood en een wie-beid*. Dat iet n als een pruilend Tcind redor- pijl anderen als vroolijke kinde- fen. p- maakt het wachten moeiTiiTc. De boog van uw wachten wfl zidh enitspaai- iien. Dat mag niet. Ge moet volhouden. De Oud-Testcmenrtifich Kerk heeft ge wacht. De discipelen na do hemelvaart heb ben gewacht. Zij zodliten elkander. Zij zochten kracht, m elkanders gezelschap, in bidden en smeeken. Zoo wil de Heero n en mij ook zien heel zijn kerk, al zijn ge- loovigen. Of is 't geloof in den grond geen wach ten op den Heere in zijn komon tot. het. hart tot zijn kerk, tot de wereld? Ik verwacht, don Heerey belijdt de dich ter van ps. 130. Mijne ziel verwacht. Mijne ziel wacht op den Heere meer dan de wach ters op den morgen,de wachters op den morgen. Hij hoeft nog niet verkregen, wat hij wensofrt. Het is nog nacht voor hem. Do blijde morgen moet nog aanbreken. Hij twijfelt niet. Hij wacht. Hij blijft wachten meer dan de wachters op den morgen. Die belijdenis begeert de Heere ook van ons Heel ons innerlijke wezen, heel onze ziel moet op één punt mikken. Op den Heere. Op zijn komst tot- ons hart, onze rid, ons leven, in zijn heerlijkheid. Wachten is ecihfce gezonde gcloofsoefe- ni'.g. Welgelukzalig indien ge het wachten op den Heere kent. Waarom? Omdat uw wachten met ontmoeten en verkrijgen wordt bekroond. Ht* wachter op iemand, op iets in het gewone leven kan op teleurstelling uit- Ioopen. Er is zooveel teleurstelling. Het. kind des mensehen zit. vaak troos teloos bij de ruïnen van al zijn idealen. Er is zelfs meer dan een, levensmoede, eigen rechter geworden over zichzelf. Dat kan niet bij liet wachten des gdoofs Het is een wachten op den Heere. Op Hem, die trouwe houdt. op Hem, die de Almachtige is. De psalmist, voegt or ook aan toe: ,,en ik hoop op Zijn woord." God is Zijn Woord kwijt. Zijn belofte Hij zal zijn woord houden. Zijn belofte ge stand doen. Er ligt tweeërlei in die toevoeging. Allereerst, dat God niets doet om ons wachten. Och! wat is er vaak van ons wachten op Hem te bespeuren in ons leven Dan, dat God enkel en alleen ziet op Zijn verbond, opdat ons wachten io'.kens weer versterkt wordo. Abraham, David, Israël, de discipelen des Heeren hebben niet vruchteloos ge wacht. Zij hebben allen ontvangen op G ds tijd, wat. God beloofd had. De verkregen verwachting doet ook den dichter van Ps. 130 jubelen, hoe zwaar de inzet van zijn lied ook was: „Israël hope op den Heere; want bij den Heere is goe dertierenheid en bij Hem is veel verlossing. En Hij zal Israël verlossen van al zijn on gerechtigheden. Ik verwacht den Heere; mijne ziel ver wacht en ik hoop op Zijn woord." Het. goede pad wordt u aangewezen om te volharden in uw waohten, in uw vertrou wen. In twiifel, in moedeloosheid, in bang heid, in *t overstag gaan van uwen vrede hebt. gij u altijd te wenden naar het. woord Het. moet door u aangegrepen in uw zie-, lesfrijd. Ge moet er mee naar uw God. En dandan worden de wateren van uw gemoedsleven weer kalm, gelijk de zee na hot gaan liggen van den storm en ge wacht weer als te voren op den Heero. Go wacht, weer en go verkrijgt waarop ge gewacht, hebt. Ik heb den Heere lang verwacht, en Hij heeft, zich tot. mïï ceneigd on mijn geroep gehoord en- Hij boft. mij uit. een rui schen den kuil. uit modderig slijk opgehaald cm heeft, mijne voeten op een rotssteen ge stold. Hii heeft miioe pan rren vast gemaakt en Hii hoeft- een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen God dat is de ervaring van David, maar dat is en wordt de ervaring van elk, die don Heere -Wrar^U.. Wacht op den Heeref Wie Hem niet, verwacht, maar opgaat in dit leven, en daarop zijn hope stelt, zal den Heero eens ontmoeten als zijn Rech ter. Wie Hem verwacht in 't geloof, in ge bed en smeekicg, die zal Hem in Christus Jezus door den Heiligen Geest kennen Jeeron in de worsteling van dit leven cn 6traks ak zijn God en Verlosser. Zomermorgen. Van uw kruinen, Blonde duinen, Waait een zachte lentezucht. En wel duizend, duizend galmenl Doen als dankbre vreugdepsalmen, 't Loflied schaalren door de lucht. i Zoete droomen Voel ik komen, Als ik dwaal door berg en dal, 'k Hoor de keeuwrik kwinkeleeren, 'k Voel mijn vreugde zelfs vermeeren Door zijn liedren zonder tal. 'fc Zachte ruischen, 'fc Lieflijk bruisen Van den wind en d'Oceaan Klinkt rae als-feestmuziek in deooren Komt mij telkens weer bekoren, Doet verrukt mij stille staan. 'k Hoor de waatrei. Zachtkens klaatren Van dien kleinen, waterval, Die. langs kronkelpaden krivipemd, 't Landschap drenkend en bedruipend, Zich ontlast in 'tneedrig dal. Telkens weder Kniel ik neder Voor do hoogste Majesteit, Die voor zesmaal duizend jaren; Orn haar almacht te openbaren. Alles dus heeft toebereid. Idealen Niet to malen, Ruischen rusteloos in mijn ziel. 'k Voel me aan 't aardsche stof ontheven, 'k Leef een heerlijk hemelsch leven, Als *k aanbiddend nederkniel. In der heemlen Blaauw zie 'k weemlen Heel een wereld van gediprt En bij 't ruischen, bruisen klaatren, Hem ter eer een loflied sohaatren, Die ook 't vooglemheir bestiert. God der goden, 'k Hoor U nooden In do stemme der natuur I 'k Wil mij spoeden naar U henen* Want Gij zijt mo opnieuw verschenen In dit zalig morgenuur. Op de kruinen Van de duinen Zie 'k Gods majesteit en ,eer. Tal van stemmen niet te noemen Hoor ik onophoudlijk roemen: „Groot en goed is God de Heer!" JüiNTGUS. Moderne Boete. Wij leven in een tijd, waarin men weer eerbied heeft voor het kloosterideaal. Er gaat van het klooster een mystieke wijding uit. Stil staat het daar buiten de staxi, waar boven de fabrieksschoorsteenen walmend de zuivere zomerlucht verpesten. Waar het wagengoratel is, het zenuwachtig getoeter van motairfietsen, het opwindend gebrul van clakons, het eentonig-drukke getimptamp van tranis. De stad met zijn vuilheid van achterbuurten, zijn scheldwoorden en vloe ken, zijn onzedelijko tooneelreclames, zijn wulpsdhe modetenitoonstelling in de etala ges, zijn restaurantrmiziiek wuft-modern, zijn decadentie. Mam- ver van dat allee in de klare rust van zonovergoten weilanden rijst het kloos terals een verheven gebed. Groen diffuus zweeft, en cirkelt hert licht op neergelaten jalousie-gordijnen, vogels zingen als spele varend door het rank gebladerte in den ommuurden tuin, waar 3o nonnen wandelen de 'bruiden van Christus in hun witte, reine kloeding, de oogen overhuifd door de scha duw van een zwarten kap. Hoe rustig schrijden ze niet door 'do sohaduwdonkerc lanen. Hoe intens wit is niet. het doorschij nend albast van baar devoot gelaat En die slanko vingeren, tellen ze niet de kralen van den rozenkrans; begeleiden ze niet het zach te prevelen van stil gebed? 0 schoon is het. klooster in den zomer middag als de diepldinkende bel luidt ten vesper. Schoon, als ge door de gebrande ramen van de kapel nog gouden gloren ziet de lichten op het altaar. Luister ge hoort het schuchtere ge dempte gezang, gezongen door klare, zui vere vrouwestemmen. Het is een gebed: „Do Peccat.is cordis libena nos Domini! Van do zonden des harten bevrijd ons Heer! De klooetoridee wint meer cm meer veld Het. zijn niet alleen Roomscben, die eenige dagen in het jaar zich afzonderen in retrai te-huizen tot gebed en overpeinzing. Neon ook van Brotcetanjfcsehe zijdo verrees in Barchem de Wocdbrookers-stichtiug. Ook daar het kloosterideaal de wereldont- vlucliting. Ook daar het volslagen breken met do wereld, het zich eoncent-reeren op een leven van heiligheid. En gaan niet over al stemmen op, inzonderheid van methodis- tischen lca®t, tot dagen van gobod en be oefening van retraite? Is reeds niet lang op de N. C. S. V. con ferenties te Nunspeet het z.g. stille kwar tier uitsluitend voor devotie en zelfin keer. Roepen niet allerwege de stemmen om meerder wijding en diepere mystiek in d9 protestantsche godsdienstoefening? En dan, in onze literatuur. Vol zijn de schouwburgen, als Beatrijs na zonde en ont- eering weer knielt voor het moeaergods- beeld: hoe donker ook mijn zoodon waren de doornen worden xozelaren bij 't stralen van Uw zonneschijn. Maar ook in de uitsluitend realistische literatuur, als in „Aimie Hada" vam Go- rard van Eckeren oen boek van roode passie en zwart pessimisme, leeet daar juist niet de eenzame, stille grootmoeder met heur zilveren hareokrans de Imitatio Chris- ti van Thomas k Kempis? De troost dus het. ideaal temidden van do branding der drift. Of in het pas verschenen boekje van Jo van Ammers-Küller: da „Zaligmaker* houdt daar niet als een teere passage, een blanke verschijning in de gedrukte dofheid van de zenuw-ontredderde Marie Tresiing het ivoren Madonnabeeldje voor in de ge dempt. belichte dokterskamer? Of in do schilderkunst: Jan Toorop mof. zijn „drie bruiden", zijn „Non", die in de ineengestorte wereld graaft haar spade on bouwt, de staketsels van haar Christuskapel. Is er niet overal een zoeken naar devotie een knielen voor het- cru cifix, een kussen van de voeten der smar- tenvrouwe, omdat die zelve ziet en weet. alleen begrijpen kan. (Bouiens.) Doch wie zich nu over dit alles verblij den mocht, tempore zijn vreugd. Wie in dit alles ziet de triomf van het teeken des Kruises, zij voorzichtig. Hior is geen wereldoverwinning. Hier is de wereldontvluchting. Hior is, wat Henri Bordeaux noemde de levensangst, de „peur de vivre." Aan dit alles, aan heel dit mystiscne stre ven liggen geen specifiek christelijke mo tieven ten grondslag. Het- is de Boeddhistische idee der wereld- vernietiging. Achter dit alles is het rui schen van Indische mystiek: de Boeddha mijmerend op zijn lotosbloem, starend op eigen lichaam, totdat zijn oog verdoft en hii visioenen krijgt. Hoe meer het daglicht verduistert, des de klaarder wordt het glan zend licht dar ziel van binnen. Totdat eens het. Nirwana, de zaligheid van het niet-zijn die ziel haar vlerken uitslaat, en wegvlucht, als een gejaagde vogel uit zijn nest, de Zon tegemoet, opgenomen in de regionen van het Brahma. Het is do levensbeschouwing, die de Stilte zocht, niet om den Booze te over winnen, te bestrijden maar om liet. kwaad te „vomeinen", hot lichaam te doo- den. Daaxom is het Moo^tertdeaBl met zijn middemeeuwBche 1 ichaamefolteriug, daarom is ook do Pilatustrap, marmerblanlc met t lichaamsblood der pelgrims, daarom is ds daad van Pascal, die een gordel aan had met, scherpe puntten, die in zijn vleesoh drongen wanneer de zinlijkheid der zonde zijn geest kwelde daarom is dat alles Boeddhistisch dus on-chrietelijk. Het. i6 de zelfverlossing. Niet dc verlossing in Christus Jezus. En daarom hier niet. de goloofs-roem van den Christen: „Ik weet Mijn Verlosser loeft en ik leef in Hem." Neen het de eeu wigdurende zelfwelling, de eeuwigdurende hopeloosheid, de eeuwigdurende booto; Verlos ons Heer En geen stem antwoordt! Waar de nacht dor tijden gevallen is on de memsch alleen gelaten wordt is de levensangst. Ook nu is de nacht donker, starren!oo 3, ontzettend. Hoor toch die stumpords, die blinden» zooals Maetorlinc ze ons schetst. Zie, hoe de geesten van krvensmo©hedd, passimisme, levensontredding over do don kere wereld waren. Begrijpt ge dan niet dat. de mensoh weg wil? AVeg, veilig achter kloostermuren? Daar ds nog de stralenkrans om het hoofd van den veegen Zoon, als een bleeke vlam. Daar is de Christus-schoonbeiddie Albert Verwoy bezong m zijn bekende sonnetten. Daar is het „Ama nesciri" van do broeders des gemeenea levens. Daar zijn do bleeke bruiden van Cbrist.ua de maagden „als rotijn in Zijne ring ge vat". Maar ook en de Christenheid hoo rei daar. waar als sombere trophee prijkt de Vwonicadoek en de spons, de lans, de hamer en do nagels daar kwijnt de glo rie van het verlossende Kruis. Daar is het Christendom getransfor meerd in Boeddhisme. Daar is het nooit ophoudende „Miserere" de eeuwige boete. De Godsdienst der schoonheid, die ech ter nooit een oplossing geeft. Daar is de Zaligmaker, de eeuwig drei gende, de Christus, oordeelend op zijo vlammende wolk? Voelt ge, mijn lezer, dat bet hoHeefde klooster-ideaal met zijn boete en meditatie, dat het dwepen met den geeet der midden eeuwen eigenlijk is: de behoeft© naar een rustoord, oen sanatorium in de stijl van een Roomsche Kerk? Voslt ge hoe ver we weg zijn van de kracht van het Calvinisme? En ook onze ieued met zijn dieper ge voelsleven, z*n Weltsohmers staat op hot punt te verdwijnen in do schaduw van de kloostergang. Omdat de gehoele trdgeest met zhi zomerconferentiee, zim urtu' r_?on van de nooden de1* ziel voor joBv - -tv- schen, zijn zielsontleding en zeJfaiudvg© omdat dat alles ademt in do sfe*^- der weroldontvlueht in g. Waarschuwde onlangs zelfs eer onzer grooto liberale bladen nirt vrv^ de ver slappende invloeden van hrt roe-^enae reli gieuze, aes'.herisebe Gbrisfcendom? O wij allen hebben schu'd En zwaar boet de kerk vn©-- Vaar verstarring en zelfgenoeeT? W-- Mef r-ame omdat te vaak Vc iv de prediking ontbrak de psvchoV. vu^ Po f^, tor, het zielkundig bfleid, de liefde to! een dolende, zoekende jeugd. Dat is de schuld der onrle^ri O neen de leer was ruiver r de waarheid wel krb-tallim ouver- maor de ruimheid var Pefd©. de ibeid van begrijpen, het opbouw«Kl gebM. ont brak. En dat wreekt zioh. Wreekt, zich op onze ieucl Dat de kerk dan hoo re cn l ee re' Hare prediking sta in het teeken der boetedoening. O wee o"s. dat we in ons iivere-. rnor de zuiverheid der leer. zo^"_ricl ia or.ee I i e f d e te kort kwamen. TVTa--r in V be lijdenis zie zij oo het- Lam, dat do ronden der wereld wegneemt,. Dat is dan ook 1 - Dc bonts va.n een ke-V J; r. -'zou tijds-7orne verstoot en c-Vcn' Geef ons gc".o. cr^ef ons gcr o Heer en redt ons tot Uw eer. T. haatnspijn bij het sterven. fajah", maandblad voor de Chris- ekenverpleging schrijft de heer ferkate, artiicelen over den invloed tmslijden op 's mensehen ziel. ft dezor artikelen onl leenen we de 'beschouwing o^-e^ do .pijnen van am bij het. sterven: in de ziel van een stervende in oogenblikken omgaat afgedacht lichaam, daar weten wo weinig vraag kunen we dus niet be:uit- [Wel die vraag, of voor cai bij het b ziel het. lijden des libhaams nog ft; lijdt de ziel even zoo als we un dikwijls zien lijden? or is noodig een zekere graad te tzijn, anders neemt de ziel niet geen er met .het lichaam gebeurt, rustzijn afwezig of bijna opgehe- is eigenlijk van lijden of smart ke. wat or ook in .het lichaam mo- en. Donk maar aan oen operatie, rcose plaats heeft; hoe de opera- in het lichaam van don patient se gevoelt het niet en kan er dus indcr lijden. Evenmin lijdt iemand a epileptisch toeval neerligt, on- ti stoeiende ademhaling, ondanks üge krampen en 6chokkcn, en on- i het bloedig schuim op zijn mond ■n: het dringt niet. tot den lijder want ihij is geheel bewusteloos, men naar het uiterlijk van zulk it. naar 't geen men bij hem waar- n zou mon denken, dat 'hij vreese- Ja, dat zou ook zoo zijn als hij steloos was, maar nu lijdt hij niet Zoo is 'fc nu meestal bij sterv«iden. Ook hier moet men niet. oordeelen naar *t geen men bij den stervende waarneemt., maar vragen of er eenig l^ewustzijn is. Men ziet ■hoo zwaar en moeilijk de ademhaling gaat men hoort het reutelen in de borst, men ziet de vertrokken gelaatsuitdrukking met het klamme doodszweet op het voorhoofd, en soms neemt men nog allerlei krampen en trekkingen waar; zulk een doodsstrijd moet wel zwaar zijn, zoo oordeelen de om standers; dat is het. toppunt Van het lijden van den kranke. Men denkt, dat de sterven de naar lichaam en ziel een geweldigen strijd heeft te strijden. Meestal is dit echter slechts schijnbaar, het bewustzijn is bij de moeste stervenden reeds vrij spoedig ver dwenen of zoo beneveld, dat de ziel weinig meer ervaart van do laatste lev ens verschijn sel en, die in het lichaam aan den dood voor afgaan. Meestal lijdt de naaste familie door den aanblik van dien doodsstrijd meer, dan degeno^io daar terneer ligt. Een plotselinge dood is meestal vrij van smart of pijn niet alleen, maar gaat ook niet gepaaid met het bewustzijn van het naderende einde. Personen, die door den bliksem getroffen worden, nomen evenmin het vuur als den slag waar. Evenzoo vrij van smart of eenig bewustzijn zijn doodclij- ke schoten door het hoofd of door het hart. Ook een geguillotineerde neemt niets waar van den val van de bijl: als dc groote hals slagaderen doorgesneden wordc-a, zinkt de bloeddruk in de hersenen zoo plotseling dat direct het bewustzijn ophoudt: het bericht, van het 'doorsnijden der huid door do bijl wordt langs do gevoelszenuwen naar de her seaen gezonden, maar eer dit bericht in do hersenen is aangekomen, is het bewustzijn j reeds opgeheven, zoo reatief langzaam heeft de geleiding van prikkels langs de zenuwen plaats. Nadat het hoofd van den romp is gescheiden, kunnen er in beide nog 'allerlei trekkingen plaats vinden, zelfs kun nen do oogon nog geopend worden, maar we- mogen aannemen, dat -dit zonder eenig bewustzijn geschiedt, evenals we bij zulk een onthoofde de spieren nog kunen doen samentrekken door ze te bekloppen of door een electrisehen stroom. Tal ran verwon dingen in den oorlog zijn onprjnlijk; meer malen kon men in den oorlog waarnemen, dat de gewonde eerst bemerkte, dat. hij ge troffen was, doordat hij bloed voelde vloe ien of doordat hij door bloedverlies duize lig werd. Ook sterven door een val en door verdrinken moet vrij zijn yan groote be nauwdheid of pijn: reeds de schrik, dab an en valt, kan het geheele zielelevcn zoo verlammen, dat men niets meer denkt en hetgeen men waarneemt, niet meer kan be grijpen of verwerken. Tal van mededeel in- gen bestaan er van personen, die bijna ver dronken waren cn door kunstmatige adem haling weer in het leven moesten terugge roepen worden; vraagt, men hen af, wat ze ondervonden toen ze in 't water lagen, ant woorden ze verrassend en slechts zelden heb ben deze personen zware benauwdheid of pijn waargenomen. In zulke o ogenblikken zou zoo iemand zijn geheel o leven als een film voor zijn geestesoog zien voorbijtrek ken; dit- is niet zoo algemeen, ak men ineost al gelooft, misschien is hot zelfs uiterst zeldzaam. Ook do dood door verbloeding gaat niet gepaaid met veel somatisch lijden: wan neer het blood als drager van de zuurstof uit do hersenen wegvloeit, woidt het be wustzijn al minder; men gevoelt zioh zeer mat, wordt slaperig, het oog verdonkert, de geluiden komen al meer uit de verte, en weldra is hot 'bewustzijn geheel opgehe ven. Dikwijls treden daarna nog krampen op, die v el de omstaande familie kunnen verschrikken, maar waarvan de stervende niets meer bemerkt. De meeste mensehen sterven echter niet door een ongeval, door uitwendig geweld maar na een langer of korter durende ziek te. Hier is het sterven zéér verschillend. Zonder twijfel moeten sommigen helaas lijden tot hun laats ten ademtocht. Een par tient met een acute buikvliesontsteking door een darmperforatie lijdt ondragelijke pijnen cn kan tot zijn laatste oogenblik bij kennis blijven; het. zwaarste lijden treft iemand door een uitgebreide verbranding, wanneer hij nog eenigo dagen leeft cn ten slotte onder hevige pijnen moet bezwijken. Ook patiënten met sterke dyspuoe kunnen sterven onder hevige benauwdheden, hoe wel bij deze meestal bet bewustzijn door gebrek aan zuurstof in de herbenen, bene veld wordt. Tegenover deze kleine groép van mensoheu, die op hun kraitkbetl tot, aan het oogenblik huns doods mort en lijden, staat con meerdeiheird, dié in de laatste uren huns levens bewusteloos is. Bij hen worden de hersenen ten slotte zoo vergif tigd, dat. ze geen dienst meer kunnen doen om de indrukken uit do stoffelijke wereld •over te brengen. In nog andere, gevallen is do patient zoo suf cn apathisch, dat 't volstrekt geen in druk op hem maakt of hij gaat sterven of niet. ®Vn ig. li-Men k - y-- ->ek doen verlangen naar den dood; God ge- b. uüu. ucaAji-o het .i..aen om or.s cp het sterven voor te bereiden, om ons van a! het aardsche los te maken, en ons don aood niet. te doen zien. als een korting der ver schrikking, maar nis con vcrioasing uit haar zwaar lichaamslijden. Ook op hoo gen leeftijd, wanneer de organen des Hcèaams door ouderdom atrophisch zijn geworven karn men naar den dood verlangen, zoo als een stervende honderdjarige zeide: „Ik ver lang in te slapen, want. 't is mij moeilijk nog langer te blijven leven." Verstaan, we onder het sterren de laatste oogenblikken, die aan het ophouden van hartslag en ademhaling voorafgaan, dan komen we tot de slotsom, dat bij verreweg de meeste mocschea deze laatste oogenblik ken niet. gepaard gaan met zwaar, bewust, lichamelijk lijden. Voel meer wordt er go- leden in en door allerlei krankheden, die aan den dood voorafgaan. Het sterven behoeft dus niet gevreesd ta worden als zou het gepaard gaan met zwa re lichaamspijn' of benauwdheid. De dood is geheel tegennatuurlijk; hij is om der zonde wille! hij is de laatste vij and, die te vreezen. is. Is dit nu in strijd mot. de slotsom, waartoe de ervaring ons leidt? Volstrekt niet: evenals bij allerlei lijden om der zonde, wille komt God ook in het sterven met zijn algemeen© genade die straf der zonde verzachten. Dat «oovéle mensehen dus in de laatste oogenblikken» ongevoelig worden voor bet, lijden hiuui lichaams, is ook genade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5