1
Ingezonden.
frsjwo'r!
ik h«
Gemeenteraad Hillegom.
dat
nder
an Yr
29 Juli.
heer Waasboi'gpn is afwezig,
j Under de ingekomen si ukken was een
van die brij ven van dr. Waasbergen, dat hijvve-
Wetor|ens vertrek moet bodanken als lid van
goh Jen Raad.
I Dc lieer F ij m a weiisrhL liet woord over
L. Crfcot niet op de agendo staan van liet vcr-
,lloek van liet Bestuur tier Fröbelschool.
Pen» V o o r z. verwijst licni naar dc rond-
!vendMraac-
ld ont» '^an ,s: Plaatsing hekje van J. J.
A.-R 1 l-*0 l,cei' I*0 Vreugd heeft bezwaar
ran Lcuwon aan de Tres tangstraat,
•eft garden een breedte van 3 Meter, daar dan
m j n^iét geheele Iroltoir wordt weggenomen.
dje"1
heererl Vcrmcc l* en M u r k on-
ïunen dit. De heer Vermeer maakt
R -begf10& c'° opmerking dat de bewoner het zelf
wein»0^ n'l't lia'^ bedoeld, maar dit gedaan
ïllen Peo^ op .advies van den gemecnle-opzich-
Wordt besloten looslemjming (o veiiee-
1 ookren' maar 'llP'aa^s van 3, 2 Meter.
- Het Gemeenteverslag en de Gemcente-
•20 zullen bij de raadsleden cir-
Joker.ing 1920 zi
UgoJuiMi'7,-1
r®, Tot leden van
liet
s
chts
oi
•dt aaf
x)\' r oe verordening ^oiiua,
®Jo stemmen riaken zal in
m*ergadoring een besluit wo
Voor hebben gestemd do
Waterleiding-commissie inzake
'rcefratl gelden voor de stichting
n Pw! e o W a t e r 1 e i d i n g
waterlevcring aan Lisse ei
totlieiin.
Tot loden van do Comm. van onderzoek
irorden benoemd de lieeren Fijma, Phaaso
in v. d. Pol.
Volgt stemming over een voorstel-Fijma
1 mi op Zondag verkoop op sportterrein toe
c slaanwordt aangenomen met 7
roor en 5 legen. Tegen stemmen de lieeren
l? F-cldh.v. Zanten, de Vreugd, Locrakker,
m |ermoer ers Klaver.
j 3 Hierna heeft plaals de eindstemming
3>vor de verordening Zóndagsluiling. Daar
in de volgende
orden genomen.
0 do hoeren Vold-
^°'liuizcn v. Zanten, Yerrrtcer, de Vreugd, v.
>ls Pol. Klaver en Jonkheer,
tillioeT punt 7: Bezoldiging, arbeidstijd, loon bij
te Aderwerk, vacantie en verlof voor werk-
^Wieden in tassen dienfcf, wordt zonder slem
innig aangenomen,
n wd Verzoek lot omzetiting van de Openbare
n. Oigcliool in een U.L.O. School volgens de.
wet, z.g. school met ko.pklassen.
m''Wordt zonder stemming aangenomen, na-
'iaartlal de heer Vermeer antwoordt verkreeg op
vragen nf een afzonderlijk hoofd moest
•udeftpnoemd worden en hoeveel kinderen on-
van de kopkla««cn gebruik zouden
Een afzonderlijk hoofd zal be-
ovAqpiwI worden en er zijn voldoende leer-
an 4ingen voor het aanstellen van 2 tacrkrach
ei déo)
bei Aan rle orde komt eenj voorstel van de
Waterleiding-commissie inzake aanvrage
g v a n
en even-
en Sassen-
jeviij Hierover on (spint zich een breeds dis-
'ta iiussie, waaraan alje leden eens of meer
de "malen deelnemen. De Commissie geeft bij
AjiWionde van dc lieeren Voórenl en v. d. Pol
ui-! gebreide inlichtingen. Aangetoond
wordt dat dit voor Hillegom de meest ge-
iweusrhfe weg i* er geen verbooging van
da jelasting liel gevolg vatf lean zijn. Hel voor-
mocfelel wordt tenslotte mét allo stemmen
aangenomen, behalve die van den heer
mij paver., die buiten/ stemming blijft,
wiBij de rondvraag vraagt de lieer F ij m a
u* tvuarom het verzoek van de Fröbelschool
n liet op de agenda voorkomt,
in De lieer Vermeer geeft inlichtingen
omtrent een conferentie van den heer de
d Vreugd en hem met het Bestuur van de
Oui Fröbelschool, waarom liet wcnschelijk is
dat ieze zaak nog aan te houden. Wordt al-
niK ilus bestalen)
De lieer Klaver wijst op de gevaar-
scl lijke plaats bij dc Meerlaan en Hoofd-
oc ptraat. Een bord zal geplaatst worden,
hi De heer Vooren wijst op de wensche-
gt lijkhoïd om zoo spoedig mogelijk over te
gaan tot liet stichten \an een abattoir, ook
o voor Lisse en Bennebrock. om ook hier .te
is laten slachten. Welb. Balvers ondersteunt
dil, deriikbeeld dat nader zal onderzocht
E Jworderi.
e De heer V-ermeer vraagt naar den
t stand van zaken in het proces omtrent het
eti geplaatste hek door den heer v. d. Vel
Hieromtrent kunnen nog geen inlich
out t-ingeri worden gegeven,
zei Verder vraagt spr. of de aanvrage van
de Woningstichting ..Patrimonium" nog
niet in behandeling komt. Zal in de vol-
I gende vergaderdiug worden behandeld,
nof 'Hierna werd een besloten vergadering
gehouden tot vaststelling Kohier School-
gelden en navordering Hoofdelijkenl Om-
ïai slag cnverder tothet vaststellenKohierHoof
bj Idelijken Omtelag dienst 1921/1922.
(Buiten verantwoordelijkheid der
Alzijdige mobiliteit.
Mijnheer de Redacteur,
Vergun mij een bescheiden plaatsje in Uw
blad, naar aanleiding van hel schrijven van
den heer C. A do Bruijn, leer aar M. O. te
Leiden, getiteld: Alzijdige mobiliteit.
Mij trof de uitdrukking- in de eerste plaats
ook het terrein van ons lichamelijk leven (moet
nl. opgeëischt worden voor Gods eer). Liever
had ik gelezen: en dan zal ten slotte ook het
terrein van ons lichamelijk leven weer komen
laan God. Mag ik even kort mijn idee uiteen
zetten?
De levende natuur onderscheidt zich van de
OevenföQze natuur, door de voeding. Het dier is
de plant te hoven gegaan door zijn vrije mobi
liteit. maar immer gr oter "t onderscheid, tus-
f-lien de onderscheidene trappen in de natuur,
immer hooger volmaakt wordt het schepsel en
door z'n ziel, slaat do mensch aan het hoofd
van alle schepsels. Wat dunkt u, mijnheer de
Redacteur, moet 't hoogste niet 't eerst worden
gezocht, en zal dus de alzijdige mobiliteit niet
in de eerste plaals zich hebben te richten op
de volmaking van wal mensëh en dier
scheidt, om dan, lager afdelenJ, hol verschil
tusschen plant en mcusoli meor tot' z'n recht
te doen komen? Wat komt in deze beschouwing
juist tot z'n recht, dal dc voeding nooit het
1 foor en m-.i.sch zijn kan oT mag, iets
wat de lieer De Bruijn mij toch gaarne toege
ven zal.
Mijnheer do Redacteur, op het slot zegt de
heer I)»- Br in veel woorden eigenlijk dil: dat
door iemand die springen en brugoefeningen
maken kan, door zoo iemand eerst recht het
heil van den naaste, kan worden bevorderd,
dat zoo iemand eerst recht beschaafd hceten
mag. Maar dat zou de weerbve Kuypcr toch
ook niet gezegd hebben, die de wereld van hel
materialisme, van stof- en kracht vergoeding,
trachtte te brengen tot een wereld, waarin de
geest de opperheerschappij voeren zal.
Ik hen het eens met den heer De Bruijn. als
hij zegt. dat de spoil ontaard is. Maar, m'n op
beantwoording wachtende vraag is: deze ont
aarding in toch niet primair, maar secundair,
het gevolg van ontaarding van de ziel! En
welke dokter zal niet zoeken naar de oor
zaak van de kwaal en die eerst wegnemen?
Laat daarom T zout der aarde, dat wij zijn
moeten, zich 'zich rielilcn op de oorzaak van
het kwaad en werken om we°r op te heffen
ons volk uit z'n refigieuse en moroele inzin
king. dan zal ook, secundair, de sport geen
tragedie meer zijn.
Mijnheer de Redacteur, was mijn doel de
heer De Br. aan te vallen en' te bestrijden, met
open vizier zou ik ridderlijk strijden; maar
van strijd kan hier geen sprake zijn; en daarom
toeken ik dan ook.
U dankend voor de plaatsruimte,
Een alionné der N. L. C r t.
Oe laatste kans.
Daar lag hij, niet gefloten oogen, in. het
half-donkei* ziekenvertrek. Zijn hooge
kleur en zijn korte ademhaling leekenden
hevige koorts, 'l'elkenjs ontwaakte hij. kreu
nend, uit zijne onrustige sluimering. Dan
keek hij schuw en angstig even op, om
daarna weer voor eenige oogenblikken in
te slapen.
Men kon hef, dezen lijder -aanzien; dat
hij gevaarlijk ziek moest zijn.
Hij wist hoe bedenkelijk zijn toestand
was.
Een paar uur geleden, (oen hij nog vr'ji
van koorts was, zat zijn dokter aan zrijn
bed.
..Mijnheer", had deze lot hem gezegd, gij
zijt officier, dus ik mag veronderstellen,
een an an van moed. Menigmaal 'hebt gij
op uwe krijgstochten hier in Indië, den
dood onder do oogen gezien. Hij is dus
geen vreemde. Thans "klopt hij aan de deur
van uw ziekenkamer. Ik kan u op mijne
eer beluigen, dat ik al het mogelijke ge
daan lieb. om hem het binnenkomen te
beletten. Maar hij is een overmachtige in
dringer. Niemand houdt hem op den duur
tegen".
De zieke sloeg zijn oogen op. Er was
angst in zijn blik. Do man, die in, het volle
genot zijner gezondheid en kracht menig
maal om oogenbiikkehjk doodsgevaar had
gelachen, sidderde over al zijne leden, nu
hij daar, verzwakt en uilgeziekf, voor de
poorten der eeuwigheid lag.
„Moet ik sterven"? vroeg hij bevend.
..Ik mag u de werkelijkheid niet verhe
len", antwoordde de geneesheer. En men
kon aan zijn loon hooren, hoeveel moeite
liet hem kostte den lijder de waarheid te
zeggen. ..Over enkele uren zal de koorts
zich verheffen.Dan zal er een toestand van
bewusteloosheid intreden, waaruit gij, naar
niensohelijke berekening, niet meer kunt
ontwaken. Als ik iets voor u doen kan,
zal mij dit zeer aangenaam zijn. En indien
gij nog iets fe beschikken hebt, laat dan
geen oogenblik verloren gaan. Straks kom
ik nog eens naar u zien."
Het ging zooals de geneesheer had ge
zegd.
Toch niet- geheel. Tn den loop van den
dag, hef. is waar, had hij den lijder be
wusteloos en in hevige koorts gevonden.
Maar toen hij des avonds weer aan tta
sponde van den officier zat, kon hij zijne
oogen nauwelijks gelooven.
Waakte of droomde hij?
De zieke was wakker en bij zijn volle
kenni9.
„Het gaat mijn begrip te boven", zei de
arts zoo kalm mogelijk, „maar ik felici
teer u, mijn heer, wat ik niet had durven
denken is geschied: de ziekte heeft eene
gunstige wending genomen, de crisis
heeft een» verloop dat aan het wonderbare
grenst. Er is nu inderdaad eenige kans op
genezing".
De zieke sloeg zijne oogen op naar den
spreker.
De uitdrukking van zijn gelaat was op
vallend veranderd. Zijn wezen teckendc
diepo rust. Met zwakke slem, doch op vas
len loon antwoordde hij: „Gij behoeft er
niet aan te twijfelen, dokter, mijn leven
is gered, ik herstel". en
„Zijt gij daar zoo zeker van?" vroeg- de
arls met een ongeloovig glimlachje.
„Dat ben ik" hernam de officier. „En
die zekerheid heb ik gekregen in een
droom".
„Tn een droom!" riep de geneesheer,
met iet9 in zijn slem dat het midden hield
lussclien medelijden en spot; „droomen zijn
bedrog!"
„Deze droom niet!" hervatte dc zieke
met kalme vastheid. „Tk droomde dat ik
gestorven was. Mijn stoffelijk overschot
werd in een doodkist gelegd en weggedra
gen naar een. groote zaal. Overal stonden
daar in het rond doodkisten niet lijken.
„Het kan in een droom wonderlijk toe
gaan", vervolgde hij nadenkend. „Zelf was
ik dood en toch zag ik andere dooden".
„Ja, wèl wonderlijk!' antwoordde dc
dokier ietwat spollenjcl.
Zonder daarop te letten, vervolgde de
zieke: „Ik zag nog meer. Ik zag eene deur
opengaan. Er kwam een Man binnen in
een kleed zoo smetteloos wit als versch
gevallen sneeuw. Versierselen droeg hij
niet. 't Was ook niet noodig. Do adel Zij
ner persoonlijkheid was oneindig meer
sieraad dan rle schitterendste versierselen
der aarde. Hij had een rijzige gestalfe.
Zijn gelaat toekende doordringende ernst
getemperd dooi* zachtmoedigheid. Zijn
voorhoofd was dat. van iemand die de
Wijs';, id iu persoon zou mógen hcelen en
uit Z-ijue oogen straalde een diep en hta
lig medelijden. De lijnen van den monden
«Ie vaslgcsloten lippen ga\en rechtvaar
digheid en standvastigheid Ie kennen. Hel
geheel gal' een indruk van majesteit en
Iegelijk van eenvoud. Nooit vergeet ik die
indrukwekkende verschijning. Bij iedere
doodki>l, stond liij stil. IIij zag liet lijk een
oogenblik aan. Hel scheen wel, /of dat
doordringende oog in die verstijfde ge
laatstrekken heel de levensgeschiedenis
van den afgestorvene las. Als Hij een
oogenblik sii 1 op een lijk had staan sta-
ren, sprak Hij een woord. Nauwelijks was
het over Zijne lippen of do gestorvene
rees op en stond in een oogenblik naast,
zijne laatste legrstede. Dan kwamen er "n
paar personen uit 't gevolg van Hen Ko
ninklijken Rechter naar voren, namem den
overledene in hun midden en verlieten
met hem do zaal. Daar komt eindelijk do
beur! aan mij. De majestueuze Onbeken
de staart mij aan. Ik voelde Zijn blik lot
in liet diepst van mijn wezen. Een oogen
blik was hel mij als verleerde mij de gloed
dier oogen. Maar wonder, wat ik nog hij
niemand had opgemerkt, gebeurde bij mij.
De doorluchtige Hemelling ziet over mij
beert, en tot iemand die blijkbaar aan
hel hoofdeinde der doodkist stond, zegt
Hij, zoo duidelijk, dat ik het woord voor
Vvoord verstaan kón, en met 'een nadruk
die mij door al'.es heen ging:
„Op uwe voorbede geel Ik hem do
laatste kan s."
Ik sloeg mijne oogen op en zag in
biddende houding, de handen smeekend
gevouwen; mijne vtfor jaren ge
storven godzalige moeder.
Toen ontwaakle ik.
Op eens stond mij levendig hel lafereta
voor den geest van het sterfbed mijner
dievbaro nvoeder. Hare bevende handen
Ihielden mijne rechterhand omval. Zij keek
Vnij met hare sprekende oogen zoo veel-
Bjeteekerteml aan. Met inspanning van alle
'kracht zei ze: .-.Mijn jongen, tot u toe hebt
gij de verzenen tegen, de prikkels gesla
gen. Hef is u hard en mij, in jnijne ster-
vensurc tot smart. Maar zooals ik ge
loefd heb zoo sterf ik. biddend voor uw
behoud. Eduard, mijn kind, ik blijf voor u
bidden."
,'t. Ware hare laatste woorden.
Nu weet ik, dat God hare gebeden heeft
verhoord. De genade van Jezus Ohristus,
in leven en sterven, door mijne dierbare
moeder voor mij ingeroepen, heeft mij de
laatste kans tot behoud gegeven. Ik heb
die kans gegrepen. Als ren zondaar heb ik
mij aan Zijne voelen geworpen. Ik ben de
Zijne. Het leven, dat mij uil, genade wordt
weergegeven, zal. van ademtocht lol arlenv
tOCht, voor Jezus Christus en Zijne z^ak
zijn."
Zoo sprak de zieke officier.
En zoo geschiedde het. Door een wonder
van Gods almacht in het leven terugge
bracht. was zijn handel en wandel één of
fer van dankbaarheid vjjoij, de reddig van
den lijilelijken en van den! eeuwigen dood.
Behalve een goed officier in het leger
van zijnen aardschen vorst, werd hij een
getrouw krijgsknecht van Jezus Christus
En voor menigeen werd het verhaat zij
ner dubbele redding de aanleiding tot lief
grijpen van de laai «te kans.
De laatste kans!
Ze wordt u wellicht door deze woorden
geboden.
Gij hebt aan het sterfbed van dierbare
be trekkingen geslaan en beloofd een an
der leven fe beginnen.
Gij hebt hef nagelaten.
Wellicht hebt ge zelf voor de poorten
des doods gelegem en God de belofte van
bekeering gedaan, zoo Hij uw leven spaar
de.
God heeft het gedaan. G ij hebt
uwe belofte geschonden.
Op dit oogenblik komt God er u aan her
inncren.
Misschien wordt u in deze ure dc laatste
kans geboden.
Het kan zijn, dat gij niet levend meer de
plaats verlaat, waar gij deze regelen leest.
Het kan zijn dat gij straks op een ziek
bed wordt neergelegd, waar gij bewuste
loos zult liggen wegsterven.
Het is mogelijk dat gij uwe verstande
lijke vermogens verliest en u niet meer
kunt bekceren. Het zou kunnen wezen,
daf, na deze ure, uw hart zóó verhard
werd, dat gij onvatbaar werd voor bekee
ring.
Eens krijgt gij stellig - uw laatste
kans!
Deze kón hef zijn.
Grijp ze! Sta stil! Keer terug! Uwe bin
nenkamer in! Op uwe knieën! De tolle
naarsbede opgezonden: „O God wees mij
zondaar genadig!"
„Het zal geschieden, dat een iegelijk, die
den Naam des Herren zal aanroepen, zalig
zal vvoi-derv"
Aanbid en wordt"behouden.
Ds. v. H.
De zwaarste steen.
Dat men in een badplaats alles vermijden
moet wat kranken en lijdenden neerdrukt, is
zoo verhaalt een Duitsch predikant alge
meen bekend; en er zijn allerlei gesi-hiedenis-
jes in omloop die de gevaren -schilderen van
al wat do kranken verontrusten kan. En toch
heb ik, vredelievend man, do onhandigheid
gehad) van t^gon wil en denk, een bronwater-
drlnkoDd lieer aan een badplaats geweldig in
spanning te brengen.
Het was te Karlsbad. Juist bad ik mij koffie
lalen brengen en meende ik behaaglijk mijn
pijp met turk6chen tabak te gaan rooken, toen
een zwaarlijvig heer bij mijn tafel kwam en-
mij aldus aansprak:
Vergeef «ne, mijnbeer, maar zijt -gij geen
predikaat?
Niettegenstaande ik een giijze jas aan had,
wilde ik dit niet loochenen en vroeg toestem
mend, wat de heer van mij begeerde.
Ja, ziet ge, een gesprek aanvangen.
Goed, begin u dan maar, mijn waarde lieer!
Nu daobt ik dat bij zou beginnen van zijn
zivkte of van bet bronwater, van do slechte ho
tels f de goede tafeb Maar niets van dat
alk-s!
Ziet ge mijnheer, ik heb niet veel op met den
godsdienst. God den Vader laat ik mij nog
welgevallen, want die i(* noodzakelijk; maar*
pod den Zoon. daar kan ik niet mee overweg.
Dat kan ik niet aannemen!
Ik wist nauwelijks hoc ik liet met den
spraakzamen man bad. Maar ik moes! wat
zeggen, en dacht dat het boste was om den
dwaas naar zijn dwaasheid le antwoorden.
Zoo zeide ik dan zal God de Vader wel
blij zijn. dal gij Hem nog in het leven laat.
Maar zeg eeii6: wat doet gij in de wereld?
Ik ben pelshandelaar.
oo en gü zijt rijk en gezond?
Rijk ben ik nief. maar welgesteld; doch be
laas. ik ben niet gezond, want anders zou ik
niet in Karlsbad zijn.
Zoo, hoe.dikwijle zijt gij dan al in Karlsbad,
geweest?
Voor de eerste maal.
En hoe oud zijt gij, mijnbeer?
Vier en zestig jaar.
Maar waarom zijt gij dan niet vroeger naar
het schoone Karlsbad gekomen?
Ja. ziet ge, ik was. zoo gezond als een vlscb
in hot water. Daar kreeg ik me verleden win
ter pijn in den lever, 't Zijn galsteenen zei
mijn dokter, niets dan galsteenen. Dat was me
eon pijn. Naar Karlsbad1, zeidc bij. niets dan
naar Karlsbad, dat lielpt!
Zoo zoide ik dus vier en zestig jaar
niet naar Karlsbad geweest! Toon kondet gij
niets met Karlsbad aanvangen: maar nu gij
galsteenen hebt, komt gij hierheen? Wil ik
u eens wat zeggen? Ziet ge. mijnheer, niet ver
van uw lever is nog een ander levend ding, dat
men het hart noemt. Als gij daarin pijn begint
le krijgen, ea dat zijn zondesleenen dan
zult gij ook gaan uitzien naar een Heiland,
naar Gods Zoon, die u vier-en-zestig jaar
laflg beeft grzegend. maar dien gij altijd, hebt
atgestooten. en dan zult gij blij zijn als iemand
u zegt: naar don Heiland, niets dan naar den
Heiland, dat helpt!
Nu stond de man op en zeide: weet je wat.
ik had- gedacht dat gij een prediker waart van
liefde en zachtmoedigheid: maar gij bederft
mijn heelo waterkuur.
Tot een mijner vrienden -zeide hij later: nu
maar, uw vvic-ndl de prediker is een beste! Ik
wou met hem een dispuut hebben over gods
dienstzaken. maar hij greep mij op eens bij
de keel en zeide. dat ik een steen in het hart
heb! Dat is niet mooi. niet verdraagzaam!
Ik kan het echter niet helpen dat ik den goe
den pelsvorkoGpcndci man op en door zijn pels
had gebrand, en ik hoop dat de kogel hem
nog goed gedaan heeft. Hij is aan die wonde
niet ge«tor\<-n. en bleef nog lang in Karlsbad.
Maar hij kwam nooit weer aan mijn tafel zit
ten.
KLEINIGHEDEN.
Den droeve toegesproken
Een enkel vricnd'lijk woord
Den krank' een bloem geboden
Die vreugd geeft en bekoort
Een woord juist op zijn pas,
Een blik, die 't harte treft.
Een handdruk, die vertroost.
Een ..goed zoo"', dat verheft.
Dat alles kost ons niets,
Maar kan tot zegen strekken,
Voor wanhoop soms behoeden
En luis tot strijden wekken.
Verzuimt dan nooit die kane.
Gaat weldoend door het. loven;
Oog6t ge geen dank ervoor,
God zal zijn zegen geven.
Ons Babbelhoekje, i
Leiden, 28 Juli '21.
Beste Neefjes en Nichtjes!
Zoo zuinig als jullie dit keertje geweest
zijt, heb ik het nog niet meegemaakt. Ik
ben er echter niet boos om, want ik begrijp
de reden heel goed. Ik moet je zelfs ver
tellen dat het best zou kunnen- gebeuren,
dat je de volgende, week niet veel van me
te lezen krijgt want dan ben i-k. bij leven en
welzijn een weekje de stad- uit.. Je kunt
•ian ook wel begrijpen, dat er dan niet veel
van schrijven komt.
Ik ga echter niet naar Voorschoten zoo
als Wim en Gerrit uit ons verhaaltje, om
den eehvoudigen reden dat ik daar geeii
Tante heb wonen. Bij ons „Kwartet" durf
ik niet aan te kloppen, want die hebben
Opa en Opoe Ie logeeren met nog een
neefje en ons ..Klaverblad van vier", wel
peen, die hebben ook zoo'n groot huishou
den, die zouden mij ook niet kunnen heb
ben. Ik ben daarom van plan maar een
heel eind weg te gaan. Dan val ik nie
mand lastig. Misschien schrijf ik jullie
als ik terug ben woleens waar ik heen ge
weest ben en hoe het daar was.
Onze Geheimsecretaris schrijft me dat
hij naar Amsterdam geweest is. Mooie,
groote stad hè? Ben je ook in den dieren
tuin geweest? Zc noemen dat, geloof ik,
niet een geleerd woord: „Artis". Daar ben
ik ook eens geweest. Wat wa9 het daar
interessant. Vooral toen ze die wilde die
ren gingen voederent „Eng", zeiden de
meisjes, dat gebrul en geschreeuw, maar
ik dacht: hoe machtig moet Hij zijn, die
zulke reuzen in liet woud geschapen heeft
zoowel als al die kleine diertjes die je
weer ergens elders ontmoet. Ieder leeft
zijn aard op de plaats hem door den, Al
machtige aangewezen.
Breistertje en Eekhoorntje verheugen
zich op dc maand Augustus, die ze de pret
tigste noemen van het gansche jaar. Ik
wencsh jullie veel pleizier mot al de ge
zellige dagen die jullie nog wachten.
Zijn er veel neefjes en nichtjes j.l.
Woensdag op liet Zendingefeest geweest.
Er gaan er misschien wel velen Woensdag
a.s. naai' hef, „Kinderzeöüingsfeest". Nu ik
heb er ook eens een kijkje genomen. Wat
waren er veel bezoekers, en- wat was liet
heerlijk weer! Gezellig vind ik het, als je
op zoo'n dag in de open lucht samen ben.
De muziek speelt en de mensehen z:ingci\
samen, liederen Lot Gods eer. Ik stond juist
heel alleen, op een afstand, ver \an dö
mensc-ben, (oen ik plotseling hoorde aan
heffen:
..Er ruisclil langs de wolken.
Een< liefelijko Naam!"
Waarlijk, loen dacht ik een oogenblik
dat die naam „Jezus" langs de wolken
zweefde en ook m mijn oor werd gefluis
terd.
Immers die Jezus heeft ons zelf gebo-
|len liet Evangelie te prediken en om dat
te bevorderen, waren we hier juist bij el
kaar.
Zooveel milliocr.en welen nog nïels van
dien IJeiland. Ds. Wiclinga vertelde er
zooveel van, hoe ze niets weten van God
eu van Jezus. Hoe moeilijk of het is om
hun daarmee bekend te maken, maar ook
hoe heerlijk, als ze later in dien Heiland
gelooven;.
Doch men verleide ons ook dat er zoo
lioodig, o zoo noodig zending in ons eigen
land moet worden gedreven
Naar de heidenwereld kunnen we niet
allemaal gaan. Daarvoor kunnen we al
leen geld verzamelen en balden. Het
eerste hebben v*o Woensdag goed ge
daan. ik las tenminste van groote sommen
Het Iweede kan natuurlijk ieder bezoeker
slechte voor zichzelf beslissen. Ik hoop
dat ook dat veel gebeurd is en jal blijven
gebeuren).
Evangeliseeren in onze eigen sl.ad of in
onze eigen omgeving kunnen we ecbteral-
lemaal. Natuurlijk kunnen kinderen niet
pre ekenDat hoelt ook niet. maar ze kun
nen wel door hun voorbeeld laten zien, hoe
heerlijk het is Jezus Ie d er.cn en lief te
lubben. Ze kunnen cok als andere kindo
ren vloeken, waarschuwen en nog zooveel
meer. Misschien schrijf ik daar later nog
eens een heelen brief over. Na heb ik al
zooveel gebabbeld dal er haast geen plaat
meer over is om nog enkele ingezonden
ktukjes le plaatsent
In ieder-geval tocli wel iets.
Getrouw aan zijn woord.
Een Moorsch edelman iiad eens ccnen
Spaansohen ridder belccdigd.
Dc ridder doodde hem in een duel. Zc.f
vluchtte lm zoo hard hij kon; hij kwanl
hij een muur, daar sprong luj over en
kwam in den tuin van oen aanzienlijk
man terecht. Hij vertelde den eigenaar al
les wat hem overkomen was. De man kreeg
medelijden met hem. Hij beloofde, dat hd
den ridder helpen zou bij zijn vlucht. Een
poosje later werd do zoon van den man
dood in liuis gedragen. Ze zeiden licm, datl
hij in een duel gedood was. Ze onderzoch
ten eens, wie het toch- gedaan kon heb
ben. Eindelijk bemerkte :1c nlan, dat de
ridder, dien hij in huis had, het gedaan
had. Wat moest hij nu doen,. Hij haalde
een paard uit den stal en zei lot den lid-
der: ..De edelman, dien ge vanmiddag ge
dood hebt. is mijn zoon. maar omdat ;k
mijn woord gegeven heb. zal ik jo :uefc
btraffen. Want een Moor breekt zijn
vvoord niet-.
Ingez. doorHet klaverblad ran vier
Lit den kindermond.
Kareltje: Mama in dit beek staat: „We
ten! is macht".
Mama: Dat is ook zoo.
Kareltje: Neen mama, dat is niet zoo!
Ik weet, dat in de eetkamer een taart
staat, en ik heb toch geen macht ze te
krijgen,-.
Ingez. door J- B.
Neg zoo kwaad niet.
Meester: Wat moet. jij worden Jan?
Jan: Millibnair meester.
Verduistering.
(tot zijn vriend): Zeg eens vriend noe-
veel maanden heeft die bediende gekregen
voor het verduisteren van het geld?
B. Negen maanden.
Jantje (die aandachtig luisterde Papa,
lioevccl maanden krijg je dan wel voor
een zonsverduistering.?
Ingez. door Geheimsecr.
Moeder mag ik wat zeggen?
v'eei. kind, je weet wei dat je aan
tafel niet moogt pralen. Als Vader de
krant beeft gelezen'dan mag je l zeggen.
Het ontbijt is genuttigd. Vader legt
langzaam de krant neer.
kleine babbelkous, wat wou jo
zegcen?
Dat de kraan van de badkamer open
staat.
Vreemdeling tot- jongen: Gaat. die klol£
Jongen: Vee meneer, bij blijft staan.
Ingez. door: „Kwartet".
Ms men ren hond wit staan, wordt licht
ren stok gevonden.
Turk was naar de kant geslopen
Waar het vleesch in stond.
„O. dat zal bij duur bekoopenP
Klonk het dra in 't rond.
Doch er is geen stok aanwezig,
(Licht dat Turk het wist)
Hij is reeds met vluchten bezig
En dc wraak dusmist.
Neen! meri komt uit alle hoeken
Fluks gewapend aan:
Lukte 't niet. hot slokken zoeken,
Ieder kan toch slaan.
Tang en beddcplank, pantoffel,
Lepel, koekepan.
Alles slaat op Turk een roffel:
'L Raakt wat raken kan.
Vind men oir. een hond te rakefl
Wat zoo dikwijls blijkt)
Soms geen stok, toch tal van zaken
Wat er naar gelijkt.
Ingez. door „Driemanschap".
Verder allen hartelijk gegroet van jo
.Oom WILLEM,