1 Ingezonden. frsjwo'r! ik h« Gemeenteraad Hillegom. dat nder an Yr 29 Juli. heer Waasboi'gpn is afwezig, j Under de ingekomen si ukken was een van die brij ven van dr. Waasbergen, dat hijvve- Wetor|ens vertrek moet bodanken als lid van goh Jen Raad. I Dc lieer F ij m a weiisrhL liet woord over L. Crfcot niet op de agendo staan van liet vcr- ,lloek van liet Bestuur tier Fröbelschool. Pen» V o o r z. verwijst licni naar dc rond- !vendMraac- ld ont» '^an ,s: Plaatsing hekje van J. J. A.-R 1 l-*0 l,cei' I*0 Vreugd heeft bezwaar ran Lcuwon aan de Tres tangstraat, •eft garden een breedte van 3 Meter, daar dan m j n^iét geheele Iroltoir wordt weggenomen. dje"1 heererl Vcrmcc l* en M u r k on- ïunen dit. De heer Vermeer maakt R -begf10& c'° opmerking dat de bewoner het zelf wein»0^ n'l't lia'^ bedoeld, maar dit gedaan ïllen Peo^ op .advies van den gemecnle-opzich- Wordt besloten looslemjming (o veiiee- 1 ookren' maar 'llP'aa^s van 3, 2 Meter. - Het Gemeenteverslag en de Gemcente- •20 zullen bij de raadsleden cir- Joker.ing 1920 zi UgoJuiMi'7,-1 r®, Tot leden van liet s chts oi •dt aaf x)\' r oe verordening ^oiiua, ®Jo stemmen riaken zal in m*ergadoring een besluit wo Voor hebben gestemd do Waterleiding-commissie inzake 'rcefratl gelden voor de stichting n Pw! e o W a t e r 1 e i d i n g waterlevcring aan Lisse ei totlieiin. Tot loden van do Comm. van onderzoek irorden benoemd de lieeren Fijma, Phaaso in v. d. Pol. Volgt stemming over een voorstel-Fijma 1 mi op Zondag verkoop op sportterrein toe c slaanwordt aangenomen met 7 roor en 5 legen. Tegen stemmen de lieeren l? F-cldh.v. Zanten, de Vreugd, Locrakker, m |ermoer ers Klaver. j 3 Hierna heeft plaals de eindstemming 3>vor de verordening Zóndagsluiling. Daar in de volgende orden genomen. 0 do hoeren Vold- ^°'liuizcn v. Zanten, Yerrrtcer, de Vreugd, v. >ls Pol. Klaver en Jonkheer, tillioeT punt 7: Bezoldiging, arbeidstijd, loon bij te Aderwerk, vacantie en verlof voor werk- ^Wieden in tassen dienfcf, wordt zonder slem innig aangenomen, n wd Verzoek lot omzetiting van de Openbare n. Oigcliool in een U.L.O. School volgens de. wet, z.g. school met ko.pklassen. m''Wordt zonder stemming aangenomen, na- 'iaartlal de heer Vermeer antwoordt verkreeg op vragen nf een afzonderlijk hoofd moest •udeftpnoemd worden en hoeveel kinderen on- van de kopkla««cn gebruik zouden Een afzonderlijk hoofd zal be- ovAqpiwI worden en er zijn voldoende leer- an 4ingen voor het aanstellen van 2 tacrkrach ei déo) bei Aan rle orde komt eenj voorstel van de Waterleiding-commissie inzake aanvrage g v a n en even- en Sassen- jeviij Hierover on (spint zich een breeds dis- 'ta iiussie, waaraan alje leden eens of meer de "malen deelnemen. De Commissie geeft bij AjiWionde van dc lieeren Voórenl en v. d. Pol ui-! gebreide inlichtingen. Aangetoond wordt dat dit voor Hillegom de meest ge- iweusrhfe weg i* er geen verbooging van da jelasting liel gevolg vatf lean zijn. Hel voor- mocfelel wordt tenslotte mét allo stemmen aangenomen, behalve die van den heer mij paver., die buiten/ stemming blijft, wiBij de rondvraag vraagt de lieer F ij m a u* tvuarom het verzoek van de Fröbelschool n liet op de agenda voorkomt, in De lieer Vermeer geeft inlichtingen omtrent een conferentie van den heer de d Vreugd en hem met het Bestuur van de Oui Fröbelschool, waarom liet wcnschelijk is dat ieze zaak nog aan te houden. Wordt al- niK ilus bestalen) De lieer Klaver wijst op de gevaar- scl lijke plaats bij dc Meerlaan en Hoofd- oc ptraat. Een bord zal geplaatst worden, hi De heer Vooren wijst op de wensche- gt lijkhoïd om zoo spoedig mogelijk over te gaan tot liet stichten \an een abattoir, ook o voor Lisse en Bennebrock. om ook hier .te is laten slachten. Welb. Balvers ondersteunt dil, deriikbeeld dat nader zal onderzocht E Jworderi. e De heer V-ermeer vraagt naar den t stand van zaken in het proces omtrent het eti geplaatste hek door den heer v. d. Vel Hieromtrent kunnen nog geen inlich out t-ingeri worden gegeven, zei Verder vraagt spr. of de aanvrage van de Woningstichting ..Patrimonium" nog niet in behandeling komt. Zal in de vol- I gende vergaderdiug worden behandeld, nof 'Hierna werd een besloten vergadering gehouden tot vaststelling Kohier School- gelden en navordering Hoofdelijkenl Om- ïai slag cnverder tothet vaststellenKohierHoof bj Idelijken Omtelag dienst 1921/1922. (Buiten verantwoordelijkheid der Alzijdige mobiliteit. Mijnheer de Redacteur, Vergun mij een bescheiden plaatsje in Uw blad, naar aanleiding van hel schrijven van den heer C. A do Bruijn, leer aar M. O. te Leiden, getiteld: Alzijdige mobiliteit. Mij trof de uitdrukking- in de eerste plaats ook het terrein van ons lichamelijk leven (moet nl. opgeëischt worden voor Gods eer). Liever had ik gelezen: en dan zal ten slotte ook het terrein van ons lichamelijk leven weer komen laan God. Mag ik even kort mijn idee uiteen zetten? De levende natuur onderscheidt zich van de OevenföQze natuur, door de voeding. Het dier is de plant te hoven gegaan door zijn vrije mobi liteit. maar immer gr oter "t onderscheid, tus- f-lien de onderscheidene trappen in de natuur, immer hooger volmaakt wordt het schepsel en door z'n ziel, slaat do mensch aan het hoofd van alle schepsels. Wat dunkt u, mijnheer de Redacteur, moet 't hoogste niet 't eerst worden gezocht, en zal dus de alzijdige mobiliteit niet in de eerste plaals zich hebben te richten op de volmaking van wal mensëh en dier scheidt, om dan, lager afdelenJ, hol verschil tusschen plant en mcusoli meor tot' z'n recht te doen komen? Wat komt in deze beschouwing juist tot z'n recht, dal dc voeding nooit het 1 foor en m-.i.sch zijn kan oT mag, iets wat de lieer De Bruijn mij toch gaarne toege ven zal. Mijnheer do Redacteur, op het slot zegt de heer I)»- Br in veel woorden eigenlijk dil: dat door iemand die springen en brugoefeningen maken kan, door zoo iemand eerst recht het heil van den naaste, kan worden bevorderd, dat zoo iemand eerst recht beschaafd hceten mag. Maar dat zou de weerbve Kuypcr toch ook niet gezegd hebben, die de wereld van hel materialisme, van stof- en kracht vergoeding, trachtte te brengen tot een wereld, waarin de geest de opperheerschappij voeren zal. Ik hen het eens met den heer De Bruijn. als hij zegt. dat de spoil ontaard is. Maar, m'n op beantwoording wachtende vraag is: deze ont aarding in toch niet primair, maar secundair, het gevolg van ontaarding van de ziel! En welke dokter zal niet zoeken naar de oor zaak van de kwaal en die eerst wegnemen? Laat daarom T zout der aarde, dat wij zijn moeten, zich 'zich rielilcn op de oorzaak van het kwaad en werken om we°r op te heffen ons volk uit z'n refigieuse en moroele inzin king. dan zal ook, secundair, de sport geen tragedie meer zijn. Mijnheer de Redacteur, was mijn doel de heer De Br. aan te vallen en' te bestrijden, met open vizier zou ik ridderlijk strijden; maar van strijd kan hier geen sprake zijn; en daarom toeken ik dan ook. U dankend voor de plaatsruimte, Een alionné der N. L. C r t. Oe laatste kans. Daar lag hij, niet gefloten oogen, in. het half-donkei* ziekenvertrek. Zijn hooge kleur en zijn korte ademhaling leekenden hevige koorts, 'l'elkenjs ontwaakte hij. kreu nend, uit zijne onrustige sluimering. Dan keek hij schuw en angstig even op, om daarna weer voor eenige oogenblikken in te slapen. Men kon hef, dezen lijder -aanzien; dat hij gevaarlijk ziek moest zijn. Hij wist hoe bedenkelijk zijn toestand was. Een paar uur geleden, (oen hij nog vr'ji van koorts was, zat zijn dokter aan zrijn bed. ..Mijnheer", had deze lot hem gezegd, gij zijt officier, dus ik mag veronderstellen, een an an van moed. Menigmaal 'hebt gij op uwe krijgstochten hier in Indië, den dood onder do oogen gezien. Hij is dus geen vreemde. Thans "klopt hij aan de deur van uw ziekenkamer. Ik kan u op mijne eer beluigen, dat ik al het mogelijke ge daan lieb. om hem het binnenkomen te beletten. Maar hij is een overmachtige in dringer. Niemand houdt hem op den duur tegen". De zieke sloeg zijn oogen op. Er was angst in zijn blik. Do man, die in, het volle genot zijner gezondheid en kracht menig maal om oogenbiikkehjk doodsgevaar had gelachen, sidderde over al zijne leden, nu hij daar, verzwakt en uilgeziekf, voor de poorten der eeuwigheid lag. „Moet ik sterven"? vroeg hij bevend. ..Ik mag u de werkelijkheid niet verhe len", antwoordde de geneesheer. En men kon aan zijn loon hooren, hoeveel moeite liet hem kostte den lijder de waarheid te zeggen. ..Over enkele uren zal de koorts zich verheffen.Dan zal er een toestand van bewusteloosheid intreden, waaruit gij, naar niensohelijke berekening, niet meer kunt ontwaken. Als ik iets voor u doen kan, zal mij dit zeer aangenaam zijn. En indien gij nog iets fe beschikken hebt, laat dan geen oogenblik verloren gaan. Straks kom ik nog eens naar u zien." Het ging zooals de geneesheer had ge zegd. Toch niet- geheel. Tn den loop van den dag, hef. is waar, had hij den lijder be wusteloos en in hevige koorts gevonden. Maar toen hij des avonds weer aan tta sponde van den officier zat, kon hij zijne oogen nauwelijks gelooven. Waakte of droomde hij? De zieke was wakker en bij zijn volle kenni9. „Het gaat mijn begrip te boven", zei de arts zoo kalm mogelijk, „maar ik felici teer u, mijn heer, wat ik niet had durven denken is geschied: de ziekte heeft eene gunstige wending genomen, de crisis heeft een» verloop dat aan het wonderbare grenst. Er is nu inderdaad eenige kans op genezing". De zieke sloeg zijne oogen op naar den spreker. De uitdrukking van zijn gelaat was op vallend veranderd. Zijn wezen teckendc diepo rust. Met zwakke slem, doch op vas len loon antwoordde hij: „Gij behoeft er niet aan te twijfelen, dokter, mijn leven is gered, ik herstel". en „Zijt gij daar zoo zeker van?" vroeg- de arls met een ongeloovig glimlachje. „Dat ben ik" hernam de officier. „En die zekerheid heb ik gekregen in een droom". „Tn een droom!" riep de geneesheer, met iet9 in zijn slem dat het midden hield lussclien medelijden en spot; „droomen zijn bedrog!" „Deze droom niet!" hervatte dc zieke met kalme vastheid. „Tk droomde dat ik gestorven was. Mijn stoffelijk overschot werd in een doodkist gelegd en weggedra gen naar een. groote zaal. Overal stonden daar in het rond doodkisten niet lijken. „Het kan in een droom wonderlijk toe gaan", vervolgde hij nadenkend. „Zelf was ik dood en toch zag ik andere dooden". „Ja, wèl wonderlijk!' antwoordde dc dokier ietwat spollenjcl. Zonder daarop te letten, vervolgde de zieke: „Ik zag nog meer. Ik zag eene deur opengaan. Er kwam een Man binnen in een kleed zoo smetteloos wit als versch gevallen sneeuw. Versierselen droeg hij niet. 't Was ook niet noodig. Do adel Zij ner persoonlijkheid was oneindig meer sieraad dan rle schitterendste versierselen der aarde. Hij had een rijzige gestalfe. Zijn gelaat toekende doordringende ernst getemperd dooi* zachtmoedigheid. Zijn voorhoofd was dat. van iemand die de Wijs';, id iu persoon zou mógen hcelen en uit Z-ijue oogen straalde een diep en hta lig medelijden. De lijnen van den monden «Ie vaslgcsloten lippen ga\en rechtvaar digheid en standvastigheid Ie kennen. Hel geheel gal' een indruk van majesteit en Iegelijk van eenvoud. Nooit vergeet ik die indrukwekkende verschijning. Bij iedere doodki>l, stond liij stil. IIij zag liet lijk een oogenblik aan. Hel scheen wel, /of dat doordringende oog in die verstijfde ge laatstrekken heel de levensgeschiedenis van den afgestorvene las. Als Hij een oogenblik sii 1 op een lijk had staan sta- ren, sprak Hij een woord. Nauwelijks was het over Zijne lippen of do gestorvene rees op en stond in een oogenblik naast, zijne laatste legrstede. Dan kwamen er "n paar personen uit 't gevolg van Hen Ko ninklijken Rechter naar voren, namem den overledene in hun midden en verlieten met hem do zaal. Daar komt eindelijk do beur! aan mij. De majestueuze Onbeken de staart mij aan. Ik voelde Zijn blik lot in liet diepst van mijn wezen. Een oogen blik was hel mij als verleerde mij de gloed dier oogen. Maar wonder, wat ik nog hij niemand had opgemerkt, gebeurde bij mij. De doorluchtige Hemelling ziet over mij beert, en tot iemand die blijkbaar aan hel hoofdeinde der doodkist stond, zegt Hij, zoo duidelijk, dat ik het woord voor Vvoord verstaan kón, en met 'een nadruk die mij door al'.es heen ging: „Op uwe voorbede geel Ik hem do laatste kan s." Ik sloeg mijne oogen op en zag in biddende houding, de handen smeekend gevouwen; mijne vtfor jaren ge storven godzalige moeder. Toen ontwaakle ik. Op eens stond mij levendig hel lafereta voor den geest van het sterfbed mijner dievbaro nvoeder. Hare bevende handen Ihielden mijne rechterhand omval. Zij keek Vnij met hare sprekende oogen zoo veel- Bjeteekerteml aan. Met inspanning van alle 'kracht zei ze: .-.Mijn jongen, tot u toe hebt gij de verzenen tegen, de prikkels gesla gen. Hef is u hard en mij, in jnijne ster- vensurc tot smart. Maar zooals ik ge loefd heb zoo sterf ik. biddend voor uw behoud. Eduard, mijn kind, ik blijf voor u bidden." ,'t. Ware hare laatste woorden. Nu weet ik, dat God hare gebeden heeft verhoord. De genade van Jezus Ohristus, in leven en sterven, door mijne dierbare moeder voor mij ingeroepen, heeft mij de laatste kans tot behoud gegeven. Ik heb die kans gegrepen. Als ren zondaar heb ik mij aan Zijne voelen geworpen. Ik ben de Zijne. Het leven, dat mij uil, genade wordt weergegeven, zal. van ademtocht lol arlenv tOCht, voor Jezus Christus en Zijne z^ak zijn." Zoo sprak de zieke officier. En zoo geschiedde het. Door een wonder van Gods almacht in het leven terugge bracht. was zijn handel en wandel één of fer van dankbaarheid vjjoij, de reddig van den lijilelijken en van den! eeuwigen dood. Behalve een goed officier in het leger van zijnen aardschen vorst, werd hij een getrouw krijgsknecht van Jezus Christus En voor menigeen werd het verhaat zij ner dubbele redding de aanleiding tot lief grijpen van de laai «te kans. De laatste kans! Ze wordt u wellicht door deze woorden geboden. Gij hebt aan het sterfbed van dierbare be trekkingen geslaan en beloofd een an der leven fe beginnen. Gij hebt hef nagelaten. Wellicht hebt ge zelf voor de poorten des doods gelegem en God de belofte van bekeering gedaan, zoo Hij uw leven spaar de. God heeft het gedaan. G ij hebt uwe belofte geschonden. Op dit oogenblik komt God er u aan her inncren. Misschien wordt u in deze ure dc laatste kans geboden. Het kan zijn, dat gij niet levend meer de plaats verlaat, waar gij deze regelen leest. Het kan zijn dat gij straks op een ziek bed wordt neergelegd, waar gij bewuste loos zult liggen wegsterven. Het is mogelijk dat gij uwe verstande lijke vermogens verliest en u niet meer kunt bekceren. Het zou kunnen wezen, daf, na deze ure, uw hart zóó verhard werd, dat gij onvatbaar werd voor bekee ring. Eens krijgt gij stellig - uw laatste kans! Deze kón hef zijn. Grijp ze! Sta stil! Keer terug! Uwe bin nenkamer in! Op uwe knieën! De tolle naarsbede opgezonden: „O God wees mij zondaar genadig!" „Het zal geschieden, dat een iegelijk, die den Naam des Herren zal aanroepen, zalig zal vvoi-derv" Aanbid en wordt"behouden. Ds. v. H. De zwaarste steen. Dat men in een badplaats alles vermijden moet wat kranken en lijdenden neerdrukt, is zoo verhaalt een Duitsch predikant alge meen bekend; en er zijn allerlei gesi-hiedenis- jes in omloop die de gevaren -schilderen van al wat do kranken verontrusten kan. En toch heb ik, vredelievend man, do onhandigheid gehad) van t^gon wil en denk, een bronwater- drlnkoDd lieer aan een badplaats geweldig in spanning te brengen. Het was te Karlsbad. Juist bad ik mij koffie lalen brengen en meende ik behaaglijk mijn pijp met turk6chen tabak te gaan rooken, toen een zwaarlijvig heer bij mijn tafel kwam en- mij aldus aansprak: Vergeef «ne, mijnbeer, maar zijt -gij geen predikaat? Niettegenstaande ik een giijze jas aan had, wilde ik dit niet loochenen en vroeg toestem mend, wat de heer van mij begeerde. Ja, ziet ge, een gesprek aanvangen. Goed, begin u dan maar, mijn waarde lieer! Nu daobt ik dat bij zou beginnen van zijn zivkte of van bet bronwater, van do slechte ho tels f de goede tafeb Maar niets van dat alk-s! Ziet ge mijnheer, ik heb niet veel op met den godsdienst. God den Vader laat ik mij nog welgevallen, want die i(* noodzakelijk; maar* pod den Zoon. daar kan ik niet mee overweg. Dat kan ik niet aannemen! Ik wist nauwelijks hoc ik liet met den spraakzamen man bad. Maar ik moes! wat zeggen, en dacht dat het boste was om den dwaas naar zijn dwaasheid le antwoorden. Zoo zeide ik dan zal God de Vader wel blij zijn. dal gij Hem nog in het leven laat. Maar zeg eeii6: wat doet gij in de wereld? Ik ben pelshandelaar. oo en gü zijt rijk en gezond? Rijk ben ik nief. maar welgesteld; doch be laas. ik ben niet gezond, want anders zou ik niet in Karlsbad zijn. Zoo, hoe.dikwijle zijt gij dan al in Karlsbad, geweest? Voor de eerste maal. En hoe oud zijt gij, mijnbeer? Vier en zestig jaar. Maar waarom zijt gij dan niet vroeger naar het schoone Karlsbad gekomen? Ja. ziet ge, ik was. zoo gezond als een vlscb in hot water. Daar kreeg ik me verleden win ter pijn in den lever, 't Zijn galsteenen zei mijn dokter, niets dan galsteenen. Dat was me eon pijn. Naar Karlsbad1, zeidc bij. niets dan naar Karlsbad, dat lielpt! Zoo zoide ik dus vier en zestig jaar niet naar Karlsbad geweest! Toon kondet gij niets met Karlsbad aanvangen: maar nu gij galsteenen hebt, komt gij hierheen? Wil ik u eens wat zeggen? Ziet ge. mijnheer, niet ver van uw lever is nog een ander levend ding, dat men het hart noemt. Als gij daarin pijn begint le krijgen, ea dat zijn zondesleenen dan zult gij ook gaan uitzien naar een Heiland, naar Gods Zoon, die u vier-en-zestig jaar laflg beeft grzegend. maar dien gij altijd, hebt atgestooten. en dan zult gij blij zijn als iemand u zegt: naar don Heiland, niets dan naar den Heiland, dat helpt! Nu stond de man op en zeide: weet je wat. ik had- gedacht dat gij een prediker waart van liefde en zachtmoedigheid: maar gij bederft mijn heelo waterkuur. Tot een mijner vrienden -zeide hij later: nu maar, uw vvic-ndl de prediker is een beste! Ik wou met hem een dispuut hebben over gods dienstzaken. maar hij greep mij op eens bij de keel en zeide. dat ik een steen in het hart heb! Dat is niet mooi. niet verdraagzaam! Ik kan het echter niet helpen dat ik den goe den pelsvorkoGpcndci man op en door zijn pels had gebrand, en ik hoop dat de kogel hem nog goed gedaan heeft. Hij is aan die wonde niet ge«tor\<-n. en bleef nog lang in Karlsbad. Maar hij kwam nooit weer aan mijn tafel zit ten. KLEINIGHEDEN. Den droeve toegesproken Een enkel vricnd'lijk woord Den krank' een bloem geboden Die vreugd geeft en bekoort Een woord juist op zijn pas, Een blik, die 't harte treft. Een handdruk, die vertroost. Een ..goed zoo"', dat verheft. Dat alles kost ons niets, Maar kan tot zegen strekken, Voor wanhoop soms behoeden En luis tot strijden wekken. Verzuimt dan nooit die kane. Gaat weldoend door het. loven; Oog6t ge geen dank ervoor, God zal zijn zegen geven. Ons Babbelhoekje, i Leiden, 28 Juli '21. Beste Neefjes en Nichtjes! Zoo zuinig als jullie dit keertje geweest zijt, heb ik het nog niet meegemaakt. Ik ben er echter niet boos om, want ik begrijp de reden heel goed. Ik moet je zelfs ver tellen dat het best zou kunnen- gebeuren, dat je de volgende, week niet veel van me te lezen krijgt want dan ben i-k. bij leven en welzijn een weekje de stad- uit.. Je kunt •ian ook wel begrijpen, dat er dan niet veel van schrijven komt. Ik ga echter niet naar Voorschoten zoo als Wim en Gerrit uit ons verhaaltje, om den eehvoudigen reden dat ik daar geeii Tante heb wonen. Bij ons „Kwartet" durf ik niet aan te kloppen, want die hebben Opa en Opoe Ie logeeren met nog een neefje en ons ..Klaverblad van vier", wel peen, die hebben ook zoo'n groot huishou den, die zouden mij ook niet kunnen heb ben. Ik ben daarom van plan maar een heel eind weg te gaan. Dan val ik nie mand lastig. Misschien schrijf ik jullie als ik terug ben woleens waar ik heen ge weest ben en hoe het daar was. Onze Geheimsecretaris schrijft me dat hij naar Amsterdam geweest is. Mooie, groote stad hè? Ben je ook in den dieren tuin geweest? Zc noemen dat, geloof ik, niet een geleerd woord: „Artis". Daar ben ik ook eens geweest. Wat wa9 het daar interessant. Vooral toen ze die wilde die ren gingen voederent „Eng", zeiden de meisjes, dat gebrul en geschreeuw, maar ik dacht: hoe machtig moet Hij zijn, die zulke reuzen in liet woud geschapen heeft zoowel als al die kleine diertjes die je weer ergens elders ontmoet. Ieder leeft zijn aard op de plaats hem door den, Al machtige aangewezen. Breistertje en Eekhoorntje verheugen zich op dc maand Augustus, die ze de pret tigste noemen van het gansche jaar. Ik wencsh jullie veel pleizier mot al de ge zellige dagen die jullie nog wachten. Zijn er veel neefjes en nichtjes j.l. Woensdag op liet Zendingefeest geweest. Er gaan er misschien wel velen Woensdag a.s. naai' hef, „Kinderzeöüingsfeest". Nu ik heb er ook eens een kijkje genomen. Wat waren er veel bezoekers, en- wat was liet heerlijk weer! Gezellig vind ik het, als je op zoo'n dag in de open lucht samen ben. De muziek speelt en de mensehen z:ingci\ samen, liederen Lot Gods eer. Ik stond juist heel alleen, op een afstand, ver \an dö mensc-ben, (oen ik plotseling hoorde aan heffen: ..Er ruisclil langs de wolken. Een< liefelijko Naam!" Waarlijk, loen dacht ik een oogenblik dat die naam „Jezus" langs de wolken zweefde en ook m mijn oor werd gefluis terd. Immers die Jezus heeft ons zelf gebo- |len liet Evangelie te prediken en om dat te bevorderen, waren we hier juist bij el kaar. Zooveel milliocr.en welen nog nïels van dien IJeiland. Ds. Wiclinga vertelde er zooveel van, hoe ze niets weten van God eu van Jezus. Hoe moeilijk of het is om hun daarmee bekend te maken, maar ook hoe heerlijk, als ze later in dien Heiland gelooven;. Doch men verleide ons ook dat er zoo lioodig, o zoo noodig zending in ons eigen land moet worden gedreven Naar de heidenwereld kunnen we niet allemaal gaan. Daarvoor kunnen we al leen geld verzamelen en balden. Het eerste hebben v*o Woensdag goed ge daan. ik las tenminste van groote sommen Het Iweede kan natuurlijk ieder bezoeker slechte voor zichzelf beslissen. Ik hoop dat ook dat veel gebeurd is en jal blijven gebeuren). Evangeliseeren in onze eigen sl.ad of in onze eigen omgeving kunnen we ecbteral- lemaal. Natuurlijk kunnen kinderen niet pre ekenDat hoelt ook niet. maar ze kun nen wel door hun voorbeeld laten zien, hoe heerlijk het is Jezus Ie d er.cn en lief te lubben. Ze kunnen cok als andere kindo ren vloeken, waarschuwen en nog zooveel meer. Misschien schrijf ik daar later nog eens een heelen brief over. Na heb ik al zooveel gebabbeld dal er haast geen plaat meer over is om nog enkele ingezonden ktukjes le plaatsent In ieder-geval tocli wel iets. Getrouw aan zijn woord. Een Moorsch edelman iiad eens ccnen Spaansohen ridder belccdigd. Dc ridder doodde hem in een duel. Zc.f vluchtte lm zoo hard hij kon; hij kwanl hij een muur, daar sprong luj over en kwam in den tuin van oen aanzienlijk man terecht. Hij vertelde den eigenaar al les wat hem overkomen was. De man kreeg medelijden met hem. Hij beloofde, dat hd den ridder helpen zou bij zijn vlucht. Een poosje later werd do zoon van den man dood in liuis gedragen. Ze zeiden licm, datl hij in een duel gedood was. Ze onderzoch ten eens, wie het toch- gedaan kon heb ben. Eindelijk bemerkte :1c nlan, dat de ridder, dien hij in huis had, het gedaan had. Wat moest hij nu doen,. Hij haalde een paard uit den stal en zei lot den lid- der: ..De edelman, dien ge vanmiddag ge dood hebt. is mijn zoon. maar omdat ;k mijn woord gegeven heb. zal ik jo :uefc btraffen. Want een Moor breekt zijn vvoord niet-. Ingez. doorHet klaverblad ran vier Lit den kindermond. Kareltje: Mama in dit beek staat: „We ten! is macht". Mama: Dat is ook zoo. Kareltje: Neen mama, dat is niet zoo! Ik weet, dat in de eetkamer een taart staat, en ik heb toch geen macht ze te krijgen,-. Ingez. door J- B. Neg zoo kwaad niet. Meester: Wat moet. jij worden Jan? Jan: Millibnair meester. Verduistering. (tot zijn vriend): Zeg eens vriend noe- veel maanden heeft die bediende gekregen voor het verduisteren van het geld? B. Negen maanden. Jantje (die aandachtig luisterde Papa, lioevccl maanden krijg je dan wel voor een zonsverduistering.? Ingez. door Geheimsecr. Moeder mag ik wat zeggen? v'eei. kind, je weet wei dat je aan tafel niet moogt pralen. Als Vader de krant beeft gelezen'dan mag je l zeggen. Het ontbijt is genuttigd. Vader legt langzaam de krant neer. kleine babbelkous, wat wou jo zegcen? Dat de kraan van de badkamer open staat. Vreemdeling tot- jongen: Gaat. die klol£ Jongen: Vee meneer, bij blijft staan. Ingez. door: „Kwartet". Ms men ren hond wit staan, wordt licht ren stok gevonden. Turk was naar de kant geslopen Waar het vleesch in stond. „O. dat zal bij duur bekoopenP Klonk het dra in 't rond. Doch er is geen stok aanwezig, (Licht dat Turk het wist) Hij is reeds met vluchten bezig En dc wraak dusmist. Neen! meri komt uit alle hoeken Fluks gewapend aan: Lukte 't niet. hot slokken zoeken, Ieder kan toch slaan. Tang en beddcplank, pantoffel, Lepel, koekepan. Alles slaat op Turk een roffel: 'L Raakt wat raken kan. Vind men oir. een hond te rakefl Wat zoo dikwijls blijkt) Soms geen stok, toch tal van zaken Wat er naar gelijkt. Ingez. door „Driemanschap". Verder allen hartelijk gegroet van jo .Oom WILLEM,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 7