yeede Blad. jrdag 22 April 1921. chouwt Sion aan. I Schouwt Sión aan, do stad onzor f 'bijeenkomsten; uwe oogen zullen Je ruzalem zien, een geruste woonplaats, een tonto die niet tor neder geworpen zal w Ion, welker pinnen in der eom wiglieid niet uitgetogon zullen worden, en van welker zooien geene zullon ver- I scheurd worden. Jesaja 33: 20. jord van den Evangelist cles uuucn ait bevat niet alleen een rijken oor allen dio in Jeruzalem wonen^ *k een opwekking om Sion te aan- •,n, en Le overdenken al het heil i Heer© aan Zijn volk geschonken. oofdsLuk verplaatst ons in de dagen kia, toen Saaiherib zoo trouweloos «•uzalom optrok en het beleg sloeg heilige stad. Reeds in 'hot eerste frdt Sanherib aangesproken: „wee rwoesler, dio niet verwoest zijl, en irouwc loos 1 ijk handc.lt', waar men Lwelooslijk tegen u gehandeld I had imimers schuld beleden voor betalen van de schatting, en hij h betaald de driehonderd talenten ai de dertig talenten gouds, waar- Qhenib plechtig beloofd liad Jeru- i zul en sparen. 3 Sanherib deed alsof er door ïïiskia sto betaald was, alsof er zijnerzijds pinklijk. eerowoord gegeven was! helde t rou welooslij k en zond jn Rabsaris en Rabsake tot aan do fan Jeruzalem om de overgave der Bischen. En die mannen hebben op riijke wijze Juda's koning gekrenkt, esmaad, den Hecro Zebaoth go las- gehoond. jzen in vs. 7: ,,'hun allersterksten daarbuiten, de boden des vrede3 bitterlijk". Dat doelt op het laster en van Rabsake, voor de muren fealem en op het deemoedig smee- Eljakim en de zijnen» ige der benauwdheid, en der schol der lastering heeft ïïiskia gebeden, istig gebeden, voor het aangezicht ren, en gesmeekt «om hulpe en uit- RRd: „ïïeere! wees ons-genadig, wij top U gewacht. Wees hun arm allen daartoe onze behoudenis ten tijde auwdheid". Dat gebed klom op lot troon, en ïïij die voor Zijn vofk de grooto ïïoorder dor gebeden, ct-le. toen de nood het hoogst wa3, b-%en>de smoekbede van ïïiskia. ;v(?bfeet Jesaja werd gezonden to.t den hem to troosten en te bemoQdl- ïïeere liet verkondigen: „nu zal Ik nu zal Ik verhoogd worden, nu ér heven worden". a nacht werd het geweldige leger iheri/b, dat rondom Jeruzalem lag, q Engel dos ïïeeren -ten oenemmalc Ul<' (zie vs. 12) als de verbranding m l, als afgehouwen doornen die ver overden. ïïct was een wondere daad 45?aardooi* ïïij aan Jeruzalem bij het gl van den dood volkomen uitkomst heeft. Die verre waren en die nabij noesten Zijn macht bekennen, «O majestueus en aangrijpend was ehlig Godsoordeel over Sanherib, fs (vs. 14) de zondaren te Sion er wschrikt zijn geworden en dat be- huichelaars te Jeruzalem aangreep, in wanhoop uitriep: wie is er on- die bij een verterend vuur wonen c,[ie is er die bij een eeuwigen1 gloed tljant a: gjf dagen nu heeft Jesaja dat hcerlij- rd gesproken: „schouwt Sion aan, onzer bijeenkomsten, uwo oogen jeruzalem zien, een geruste woon- een tent diie niet terneder gewor- worden, welker pinnen in der leid niet zullen uitgetogen worden, ker zeeflen geene zullen verscheurd >13\ roord heeft een heerlijke en rijke toepassing. Wij gevoelen, deze uitspraak wordt op dbt oogenbl'ik aan het a a r cl - 60he Jeruzalem, in de dagen van ïïiskia gegeven, maar zij bevat toch eigenlijk oen zegenrijke profetie voor het eeuwige Jeru zalem dat boven is, dat ons aller Moeder is. Want in later dagen hebben do mogend- beden en de wereldmachten het aardsche Jeruzalem wel terdege veroverd en ingeno men, ja zelfs algeheel verwoest. Reeds Ne- bucadnezar triurnfeerdo over de heilige stad, en de Romeinen hebben geen steen op den anderen gelaten. Maar hét Jeruzalem van Oud-Israël beeldde in den tijd der schaduwen af de Kerk van onzen ïïeere Jezus Ghristus, de gamcento des Nieuwen Testaments. Zoo als dei ïïeere in de dagen van ouds aan zijn Israël een Jeruzalem schonk en van die stad getuigde: ,/nijn volk zal in een woonplaats des vredes wonien, in welver zekerde woningen, en in stille geruste plaatsen", zoo zorgt ïïij nu, met onbezwe ken trouw voor zijn volk dat woont in zijn hemelsch Koninkrijk, voor zijn gemeente •hier op aarde, voor zijn Kerk die ïïij uit het gansche menschelijke geslacht verga- dart, beschermt en onderhoudt tot aan het einde der wereld. Oud-Israël had geduchte vijanden die zonnen en peinsden op Jeruzalems onder gang. En zoo ook heeft Christus* Kerk hare doodvijanden. Vijanden die haar smalen en hoonen. die haar plagen en tergen, aio haar ten doode toe bestrijden, ja haar van de aarde willen wegvagen. Evenals voor Jeruzalem in het Oude Tes-^ taiment, geldt voor Christus' Kerk in het Nieuwe Testament: .schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten, uwe oogen zul len Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, oen tente die niet terneder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van wek ker zeelen geene zullen verscheurd wor den". De Kerk heeft hare doodvijanden in zon de, wereld en duivel, vijanden die haar van binnen en van buiten zönder ophouden bestrijden. Maar de Kerk heeft de profetie der vic torie, want nooit zullen do poorten der hol Christus' gemeenfe overweldigen. liet heil van Jeruzalem ligt eeuwig vast in Ohrisitus Jezus, in en door wien. God de ïïeere geopenbaard heeft de uitnemende grootheid Zijner kracht naar de werking der sterkte Zijner macht. Op dien ïïeiland rust het eeuwig verbond van Gods trouwe dat van geen wankelen weet. Door ïïeim hebben wij 't vast gebouw dat naar 't gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen. En zoo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken, zoo min zal die trouwe Gods ooit wankelen of bezwijken. Deze profetie ontving Oud-Israël. Maar ook do gemeente des Nieuwen Tes taments, zal wel doen door acht te geven op het profetische woord dat zeer vast is, als op een licht schijnende in een duistere plaats «totdat de dag aanlichte en de mor genstar opga in uwe harten. En als wij niet huichelaarsi in Sion, maar, door Gods genade, echte kinderen van God in Jeruzalem zijn, dan mogen wij ook, als God de ïïeere den vijand slaat in het strijden, en ons het heil van Jeru zalem doet aanschouwen, blijde en dank baar het glorielied voor Jeruzalem, Jehova Zebaoth te.r eere zingen: Wij zagen, 't geen onz' ooren Voorheen slechts mochten hooren In deze stad, den troon der eer Van God, der legerscharen ïïeer. ïïij zal door macht en kloeke daan, In eeuwigheid haar vast doen staan. BEDE. Leer mij, dierbre ïïeiland. Rusten aan uw hart! Spreek mij van uw liefde Van uw heiige smart 1 Doe mijn ziele blaken Van uw liofdevlam Drager mijner zonden! Goddlijk Offerlam! U behoort mijn leven, 'k ïïeb het u gewijd; Maar 't is zoo onrustig, Wisslend met don tijd; 'k Zoek zoo vaak beneden Wat slechts .boven is, En dat geeft mijn harto Bittro droefenis. Zie mij aan, mijn Heiland!. 'k Ben toch ook uw kind, Dat zich aan uw voeten Steeds liet zaligst vindt. Wjl het mij verleeren Elders heen te gaan, Ook al moest Ge uit lisfdg Mij mot lijeden slaan. Maak mijn verder leven Meer zichzelf gelijk! Maak mijn hart bcgeerig Naar uw Koninkrijk! Maak mijn ziel gewilliger Voor uw trouwe stom! Maak mijn oog altoos gericht Op Jeruzalem! J. H. Gunning Jïïz. Persoonlijk. Het voorwerp Van hot Christendom is niet oene afgetrokken waarfh'eid, het is een feit, ccn pensoooi, (het is Jezus Christus en Jezus Olrristxis do gekxuisig'de. Dit Mlt, deze persoon biedt zich uitleraard airm aan onzen (b'l'ilk, alvorens Zich aan tc mol den (bij ons deiuken: en 'betgeen nu "werkt op onze z»iel, in den gelukkigen, door God gewil- den zin, dat 5s dit voorwerp zelf. Woj gelooven niet imaar aan het Christen dom, wij gelooven jn J'tzus Christus. Wat er ohristelijikö 'geschiedt in do wereld, dat «ge schiedt aiiet door ihet Oh ristend om (want 'di t is zelf slechts een uitwerksel) maar "door Je zus Christus. De gemeenschap, die wij oefenen als Chris tenen is geen verstandelijke gemeenschap van onzen geest miel eone izekcre waarheid', «maar iS» eiene 1Mrekking Man persoon, tot persoon, oeno betrekking van ons, menschen, 'met Je zus Christus, den Godmiensch. Het voorwerp van ons geloof is onzichtbaar maar niet onpersoonlijk: mem kan bet niet zien met de oogen des vleesches, maar niettemin kan hof gezien worden en onze omgang met hem is niet als mot oen denkbeeld, 'dat is in. den gxond der zaak «mot ons zei ven, maar als mot een Fereoon, die met ons is tot hel eiride der wereld. VINET. Uit de Pers. Socialisme en bolsjewisme. Het bolsjewisme, zegt de „Rotterd." ia door het socialisme gegenereerd. Al tracht men in socialistis«:hen kring met groot misbaar do «■omproiaitteerende verwantschap met de revolutietmairen te loochenen, het feit blijft. De bolsjewiki, de fanatieke "ommunisten. zotten consequent door hetgeen door de Marxistische grootmeesters is geleeraard. In breed uitgewerkte theoretische ver- to o gen ie dat zonnekl aar bewezen. Ook een merkwaardige uitlating van een man van de praotijk kan tot staving van dit beweren dienst, doen. Wij bedoelep. eene uitlating van den be leenden communist Hölz, dio in Midden- Duitechlamd, in Saksen vooral, door zijn rooftochten zoo veel verschrikking bracht Deze rooverhoofdman, vroeger landarbei der en tijdens den oorlog een dapper sol daat, heeft zelf een levensbeschrijving ge schreven en daarin treffen deze woorden: „Duizend maal heb ik mij gedurende den oorlog afgevraagd: hoe is het. toch moge lijk, dat menschen, dio elkander nooit, te voren gezien hebbon, die elkander niets in den weg hebbon gelogd, elkander nu zoo wreed vermoorden? Ik schaam mij niet om te bekennen dat ik gedurende den oorlog vaak als een kind heb geweend. Niettemin heb ik mijn plicht als 6oldaat gedaan. Niet voor niete heeft- men mij, gewoon soldaat met het ijzeren kruis en de Friedric-h- August-medaillo gedecoreerd. Op mijn g€» dragsboekje staat: „zeer goed". Eerst latei heb ik, door het lozen van boeken van Marx, Engels en Rosa Luxemburg en door hot volgen van een cursus van Otto Riihle. op wetenschappelijke gronden leeren inzie:|. dat de groote sociale omwenteling komen moest.." Leerling uit de school van Marx dat is Hölz, dat is elk waar communist. BIJZONDER LANDBOUWONDERWIJS. Wij lezen in de Standaard: Ten opzichte van de subsidieering van liet bijzonder landbouwonderwijs wordt ge- .egd .in het wetsontwerp tot regeling van liet middelbaar en lager landbouwonder wijs: aan bijzondere inrichtingen kan sub sidie worden verleend vanwege het Rijk net inachtneming van het bepaalde in art. '5.. Gemeenten en Provinciën kunnen sulb- id ie verleenen onder zoodanige voorwaar den als door de provinciale en gemer-ntelij- ke besturen zal worden noodig geacht. Zoolang een man als de .1-egeriwoerdige Minister van Landbouw de leiding heeft, zal een zoodanige bepaling geen kwaad kun nen. Maar vooreerst zou in dit verband het woordje kan tot tegenwerking kunnertlei den en dan moet worden bedacht, dat art. 25 zegt, dat de schoolreglementen, het plan van inrichting van het onderwijs en de be noeming, schorsing en het ontslag van hel onderwijzend personeel, aan de goedkeuring van den Minister van Onderwijs worden onderworpen. Nu zegt het laatste Lid van art. 7, dat bij zondere inrichting, aldus gesubsidieerd, evenals de openbare inrichtingen, voor alle leerlingen zonder onderscheid van gods dienstige gezindheid toegankelijk zijn. Het is een goede bepaling, mits vaststa, dat de richting van het onderwijs vrij is, en alle le.erlingen zich onderwerpen aan de regelingen, die voor de schoot gelden. Het zou «dus aanbeveling verdienen, als bepaald werd, dat het bijzonder onderwijs rocht heeft op subsidie volgens bepalingen, nader te stellen; dat dus subsidie wordt verleend, wel op voorwaarden natuurlijk, maar waarbij de richting van het onder wijs niet gebonden wordt. Deze lijn, in volkomen overeenstemming met de practijk, die thans gevoLgd wordt, moét ook in de wet duidelijk uitkomen. Brieven uit Voorschoten. Amice, Toen ik je verleden weok schreef over het nuttige en (hert no-odige van Evangelie- satiearbeid, kwam later bij mij de gedachte op: wat zou het. toch wenschelijk zijn, dat wij hier een lokaal hadden voor Christelijke belangen. Dit gemis voelt men steeds, daar er hier geen andere gelegenheden zijn dan de kerken of consistoriekamer, en die kan man overal niet voor gebruiken; ook de school is lastig, daar er dan etoeds alles uit geruimd moet worden. Verder is men op een cafézaal aangewezen, en dat gaat ook niet altijd. Hoevole dorpen bezitten niet zoo'n lo kaal, ik meen' ook in het naburige Wasse naar, doch hier ontbreekt jammer genoeg zoo iets. Misschien dat door den tijd ook hierin verandering komt, hetzij door het bouwen ervan, of ander door buiten gebruik stellen van de huidige Geref. kerk. Door den geetadigen groei dier kerk, zal een nieuw kerkgebouw toch noodig worden en van vergrooting is geen sprake, daar voor eenigen tijd de kerkeraad reeds grond heeft gekocht, natuurlijk met het doel daarop «oen kerk te bouwon. Het oude ge bouw zou dan prachtig dienst kunnen doen als lokaal voor Christelijke belangen. Alle Christelijke vereenigingen zouden er kunnen vergaderen, er zou voldoeuae ruimte zijn, «al was de -toeloop ook wat groot wanneer openbare o£ propaganda- avondbn werden gehouden, banken enz* staan er in, dus zou «het zoo wat kant es klaar te gebruiken zijn. Ik geef het den kerkeraad al vast in over weging, dan kan er eens over gedacht wor den tegen den tijd dat er een nieuwe kerlc zal verrijzen. Lang zal het dunkt mij niet duren, grond is er; een nieuwe pastorie is ook gekocht, oen nieuwe dominé moet dezen zomer worden beroepen, dus past gevoege lijk bij al dat nieuwe, ook een nieuwe kerk En hoe jammer zou het. zjjn, wanneer dit gebouw werd afgebroken; als afbraak brengt het niet veel op en om het te ver bouwen voiSr woning of anderszins zal ook niet gaan. Ook terwille van de traditie zou hot jam mer zijn, immers voor het Goref. kerk werd, was het al Evangeliesatielokaal, en dat zou het weer kunnen worden, zij het dan in anderen vorm. Toen voor de doleantie, hier nog geen Ger. gemeente was, stond hier een zeer vrij zinnig predikant, die bijna geen menschen in cle kerk zag. De meer orthodox-hervorm den, hadden daarom hun Évangeliesatie- lokaal, waar 's Zondags reöhtzinnige predi kanten optraden. Het. gebouwtje was niet groot., het be stond uit het voorste lage gedeelte van dq huidige Geref. kerk, doch kon toch heel wat menschen bevatten. Nog 6taan er banken in, die er in dien tijd reeds in gebruik waren. Dit ging alles beet, totdat dn het jaar '86 de doleantie kwam en nu was er weinig meer aan te doen, want men kon bijna geen predikant meer krijgen, de meeste recht zinnige predikanten gin een met Hp Hol antie mee, en van vrijzinnig was men niafi gediend en het gebouw, eigendom van een zeer geachte Yoorsehotcnscbe familie van orthodoxe richting stond leeg. Nu woonden er te Voorschol ou nog ai wat Christ. Geref., die behoorden tot de Christ. Gerof. Kerk van Leiden. Ook waren er* in '86 een aantal rechtzin nige Hervormden, die meegingen met de doliantie, doch te weinig in getal om een kerk te vormen. Wel vergaderden zij te zamen in een, door hen gehuurd huis, waac thans één der ouderlingen van do Geref. Kerk in woont. Al spoedig werd zoowel van doleerende^ als van Christel. Geref. zijde contact ge zocht, en een samensprektng gehouden, die gunstige resultaten opleverde. Mon word het eens en de familie van Kempen gaf haai gebouw, ton gebruike voor oen to stichten Gerof. Kork. DaaF het ledental nog niot zeer groot was, heeft diezelfde familie zich ook finan cieel niet onbetuigd gelaten, maar zoolang het noodig was, kraebtigen steun verleend, waardoor het mogelijk was, een predikant te 'beroepen. Eon eere-saluut mag haar daarvoor zeker nog wel worden gebracht. Naast God heeft de Geref. kerk van Voorschoten ook haar te danken, dat zij zoo 6poedig een kerk kon stichten, en al spoedig haar eersten predikant De. Visser, kon beroepen. Het io mij een behoefte dit hier nog eens te memoreeren, want hot nieuwere ge slacht weet dit zoo niet, het zijn niet heel velen, die van dien eersten tijd afweten. Van den eersten kerkeraad zijn alleen nog hier woonachtig de brs. .A. Vermeulen en C. Eggink. De overigen n.l. de Braai Warnaar, De Bruin en Pannen Lier zijn overleden en vertrokken. Ook van de eerste toegetreden belijdende leden zijn er niet velen meer ovorig. Een nieuw geslacht is sindsdien opgekomen. Doch al was het. ledental der toen gestichte kerk nog niet gToot, de onderlinge band wa6 hecht, de gemeenschap dor heiligen werd betracht, de eerste liefde was 6tork, Er was een opgewekt geestelijk leven, men voelde do verwantschap met. elkaar, en wat as daarvan overgebleven? De liefde ie verflauwd, de band is zoo los geworden, men gevoelt, zich niet mee* verwant. Het is niet- meer allen één, want de één acht zich hooger dan den ander in rang of stand. Het geestelijk leven is zoo dor, men is alleen neg één in de kerk, wan neer men gemeenschappelijk bidt on zingt* Een flauwe natrilling gevoelden wij daar van onlangs bij het belijdenis doen der nieuwo lidmaten, waarbij tevens één der (nieuwe leden werd gedoopt en de goheelo gemeente 6taande hen de zegenbede toe zong. Dan werd do nagloeiing van hot vroegere vuur nog gezien, en wenschte ik bij mijzelf dien tijd terug, want die verkilling heeft ons allen aangetast, niemand bleef vrij daarvan. Nu is het wel altijd te zien, dat na actio, reactie komt, doch die kan niet blijven voortduren. Wij hopen toch weor eens op nieuwe geestelijke opwekking, een reveil een verniouwdo inblazing van leven in aliee wat beden alleen een doode vorm lijkt U zijn. "Er zijn nog getuigen genoeg in de kerk, doch het zijn stomme getuigen, h; licht staat onder een korenmaat, en is niet- zichtbaar. Hét i6 er wel, doch 't schijnt niet uit naar buiten, maar blijft verborgen.Doch moed houden. God zal -ter Zijner tijd ook hierin verandering geven. De Allerhoogste maakt het goed, na het. zure volgt het zoet, REFLEX. Hevig oproer in dc Oekraïne. Volgen een draadloos 'telegram uit Lon den, hebben er bloedige gevochten plaats gehad tusschbn roode troepen en Oekraini- sche opstandelingen in hot district Tsjer- nigow. De opstandelingen namen de stad Gister (70 .M. van Kief), ontwapenden het garnizoen, en rukten mot steun van de plaatselijke boerenbevolking tegen Kief op. Roode cavalerie leverde slag met hen, waarbij talrijke gevangenen werden go maakt. Volgons bolsjewistische communiqués word een van de afdeeligen der opstande lingen door den bekenden Maroc66ia gecom mandeerd. Niettegenstaande den tegensland der roo- don, slaagden de opstandelingen er in zich met de troepen van den Al amaa Streek U vereenigen, welke in do buurt van Kief opereoren. FEUILLETON ngs den afgrond. willen het tegendeel hopen. Juist Medewerking kan de zaak het spoe- D>t een gewonscht resultaat brengen "ag is, of het kind niet bet een of. ilerkonningstoeken had, alleen aan de bekend." is waar ook", riep Sir George cp- „daar heb ik in 't geheel nie'« lacht. Het kind had een moedervlek een van de armen even boven de 5pa, zeker, Lady Penrith zal er alles jVeben. Gij hebt gelijk, wij moeten 3ne zaak mededeelen, maar: voorzich- e( voorzichtig." oogenblik later begaven de beide zich naar de bibliotheek, waar zij 'enritk vonden, verdiept, in de lezing jgn pas uitgekomen boek. Met haar vriendelijkheid begroette zii Mr als eon oude bekende, en noodigdo it te blijven eten. Sjnaak gaarne geDruik van uw aan antwoordde de recntsgeleerde, dc! .«•heb ik nog eenige zakenmet Si. te behandelen, waarbij uwo togen gheid zeer gewenscat ifc." Lady Penrith zag Hom verbaasd aan. Sir George zeidp niets, n.aar tpeeide met een vouwbeen. Mr. Smith kucht to verlegen. Geen van beidon scheen te weten hoe de zaak aan te vatten. „Is het over de ontdekking te Wheal Anthony?" vraagde Lady rieimuh, van u<m een naar den anuer ziende. „Neen, Lady Penrith, het betreft een an dere ontdekking. En daarop bracht de advocaat haar zoo omzichtig mogelijk on de hoogte, van hetgeen er gebeurd was. De arme vrouw werd doodsbleek. „Laat mij de kleertjes zien," riep zij hartstoch telijk. „Zou ik het .kindergoed niet kennen, dat ik 6teek voor ©teek zelf genaaid heb?" „Doe uw bost om bedaard te blijven, My- lady," zeide Mr. Smith, terwijl hij het pak je losmaakte. Maar voordat hij er aan dacht, had zij het hem nit de handen ge rukt, en was er mee naar het venster ge sneld. Eén blik op de kleertjes was vol doende. Ademloos liet. zij zich in een 6toel vallen, en kuste hartstochtelijk het kleine jurkje. „Mijn lieveling! mijn lieveling!" riep -.ij, terwijl de tranen haar langs de wan- ïen stroomden. „Eindelijk! ja eindelijk!" „En gij weet zeker, dat het gevonden :cind deze kleertjes gedragen heeft?" vraag- le zij weer opstaande, en bet jurkje in de noogte houdende. „Dat weten wij zeker, Mylady," ant woordde Mr. Smith. „Maar het is nog geen afdoend bewij6, dat „Ja, dat is het wol," viel zij hem driftig in de reda „Ik heb hem gezien. Ik ken hem. 0! hij is zoo braaf, en zoo knap, en zoo goed. Ik gevoelde mij o*p het. eerste ge zicht tot hem aangetrokk^ 0. Genree, laat hom epoedig 6poedig t'huis ko men." „Liefste, wind u niet. zoo op," zeide Sir George, die tot nu toe gezwegen had. „Wij moeten in dez-e zaak. niet. met. overhaasting te werk gaan. Wij moeten voorzichtig han delen. Men kan het kind verwisseld heb ben." „Neen, dat 'heeft men niet", hernam zij. „Hij is het ovenbeeld van hetgeen gijzelf op dien leeftijd waart. Neen, ik kan mij niot vergissen." „Had uw kind het een of ander bizonder teeken, waaraan gij bet zoudt kunnen hor- kennen?" vraagde de rechtsgeleerde op be daarden, zakedijken toon. „De ontdekking, dat. een kind deze kleederen heeft gedra gen, i6 nog niet het bwije, dat het uw kind geweest is." „0 gij wet.goleerden!" zeido zij met een glimlach, altijd traag in het gelooven, zoo- al niot hart van harte. Maar ik kan u ge ruststellen. Mijn kind had een moedervlekje op den Linkerarm, even boVen de pots. zajt. gij nu voldaan?" „Volkomen, en ik hoop, dat de jonge man, die Paul Vivian genoemd wordt, zal blijken uw zoon te wezen." „Daar aan .«twijfel ik niet," antwoordde zij. Maar laat hem onmiddellijk hier ko men, George. Wij moeten zoo spoedig mo gelijk zekerheid hebben." „Gij moet nog een weinig geduld oefe nen, Mylady. Hij ie op het oogenblik niet te Penwharf, en zijn adres te Londen is mij niet beken." „Maar dat is gemakkelijk te krijgen," antwoordde zij ©nel. „Mary Vivian weet na tuurlijk waar hij te vinden is." „Dat is waar, lieve", zeide Sir George. „Ik zal morgen onmiddellijk zelf naar haai toegaan, en zorgen, dat het geheim zoo 6poedig mogelijk opgehelderd wordt." Het gevolg hiervan was, dat Mary be last werd met de bezorging van een brief voor Paul. In haren angst, en bezorgdheid over David vergat zij dien echter geheel en al, en het duurde een gaimc-he week. .voordat het schrijven van Sir George zijne bestemming bereikte. HOOFDSTUK XL. Horeonigd. Het was tegen het. vallen van den avond, toeu raui Vivian suiiiituu -- e>e hek van het park te Femdale. De zachte schemering van een schoonen Aprildag kleurde de heuvels met. een war men gloed. De stilte word slechts nu en dan verbroken door het geblaat van een schaap in een naburige 6chaap6kooi, of door het geblaf van een waakhond op het een of andere boerenerf. Na de drukte en het geraas van de Lou dens cho straten deed de kalmte van dit stille avontuur hem onuitsprekelijk goed. Onwillekeurig daoht hij terug aan het vea> leden, toen hij de6 avomls-door de velden van Penwharf dwaalde, of aan den tijd die dichterbij lag, toon hij met zijn pleegvader op de bank voor hun kleine hut te Cedag Creek placht te zitten. Hij kon ternauwernood een zucht onder* drukken, toen hij het fraaie park binnen trad. Dit was nu de derde maal, dat hi| zich naar dit statige buitenverblijf begaf. De eerste koer hal kapitein Perkins hem gezonden, de tweede maal was hij er uit eigen beweging heengegaan, en thans gaf hij gehoor aan een oproeping van Si* George. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5