yeede Blad.
jrdag 22 April 1921.
chouwt Sion aan.
I Schouwt Sión aan, do stad onzor
f 'bijeenkomsten; uwe oogen zullen Je
ruzalem zien, een geruste woonplaats,
een tonto die niet tor neder geworpen
zal w Ion, welker pinnen in der eom
wiglieid niet uitgetogon zullen worden,
en van welker zooien geene zullon ver-
I scheurd worden. Jesaja 33: 20.
jord van den Evangelist cles uuucn
ait bevat niet alleen een rijken
oor allen dio in Jeruzalem wonen^
*k een opwekking om Sion te aan-
•,n, en Le overdenken al het heil
i Heer© aan Zijn volk geschonken.
oofdsLuk verplaatst ons in de dagen
kia, toen Saaiherib zoo trouweloos
«•uzalom optrok en het beleg sloeg
heilige stad. Reeds in 'hot eerste
frdt Sanherib aangesproken: „wee
rwoesler, dio niet verwoest zijl, en
irouwc loos 1 ijk handc.lt', waar men
Lwelooslijk tegen u gehandeld
I had imimers schuld beleden voor
betalen van de schatting, en hij
h betaald de driehonderd talenten
ai de dertig talenten gouds, waar-
Qhenib plechtig beloofd liad Jeru-
i zul en sparen.
3 Sanherib deed alsof er door ïïiskia
sto betaald was, alsof er zijnerzijds
pinklijk. eerowoord gegeven was!
helde t rou welooslij k en zond
jn Rabsaris en Rabsake tot aan do
fan Jeruzalem om de overgave der
Bischen. En die mannen hebben op
riijke wijze Juda's koning gekrenkt,
esmaad, den Hecro Zebaoth go las-
gehoond.
jzen in vs. 7: ,,'hun allersterksten
daarbuiten, de boden des vrede3
bitterlijk". Dat doelt op het laster
en van Rabsake, voor de muren
fealem en op het deemoedig smee-
Eljakim en de zijnen»
ige der benauwdheid, en der schol
der lastering heeft ïïiskia gebeden,
istig gebeden, voor het aangezicht
ren, en gesmeekt «om hulpe en uit-
RRd: „ïïeere! wees ons-genadig, wij
top U gewacht. Wees hun arm allen
daartoe onze behoudenis ten tijde
auwdheid". Dat gebed klom op lot
troon, en ïïij die voor Zijn vofk
de grooto ïïoorder dor gebeden,
ct-le. toen de nood het hoogst wa3,
b-%en>de smoekbede van ïïiskia.
;v(?bfeet Jesaja werd gezonden to.t den
hem to troosten en te bemoQdl-
ïïeere liet verkondigen: „nu zal Ik
nu zal Ik verhoogd worden, nu
ér heven worden".
a nacht werd het geweldige leger
iheri/b, dat rondom Jeruzalem lag,
q Engel dos ïïeeren -ten oenemmalc
Ul<'
(zie vs. 12) als de verbranding
m l, als afgehouwen doornen die ver
overden. ïïct was een wondere daad
45?aardooi* ïïij aan Jeruzalem bij het
gl van den dood volkomen uitkomst
heeft. Die verre waren en die nabij
noesten Zijn macht bekennen,
«O majestueus en aangrijpend was
ehlig Godsoordeel over Sanherib,
fs (vs. 14) de zondaren te Sion er
wschrikt zijn geworden en dat be-
huichelaars te Jeruzalem aangreep,
in wanhoop uitriep: wie is er on-
die bij een verterend vuur wonen
c,[ie is er die bij een eeuwigen1 gloed
tljant
a:
gjf dagen nu heeft Jesaja dat hcerlij-
rd gesproken: „schouwt Sion aan,
onzer bijeenkomsten, uwo oogen
jeruzalem zien, een geruste woon-
een tent diie niet terneder gewor-
worden, welker pinnen in der
leid niet zullen uitgetogen worden,
ker zeeflen geene zullen verscheurd
>13\
roord heeft een heerlijke en rijke
toepassing. Wij gevoelen, deze uitspraak
wordt op dbt oogenbl'ik aan het a a r cl -
60he Jeruzalem, in de dagen van ïïiskia
gegeven, maar zij bevat toch eigenlijk oen
zegenrijke profetie voor het eeuwige Jeru
zalem dat boven is, dat ons aller Moeder is.
Want in later dagen hebben do mogend-
beden en de wereldmachten het aardsche
Jeruzalem wel terdege veroverd en ingeno
men, ja zelfs algeheel verwoest. Reeds Ne-
bucadnezar triurnfeerdo over de heilige
stad, en de Romeinen hebben geen steen
op den anderen gelaten.
Maar hét Jeruzalem van Oud-Israël
beeldde in den tijd der schaduwen af de
Kerk van onzen ïïeere Jezus Ghristus, de
gamcento des Nieuwen Testaments.
Zoo als dei ïïeere in de dagen van ouds
aan zijn Israël een Jeruzalem schonk en
van die stad getuigde: ,/nijn volk zal in een
woonplaats des vredes wonien, in welver
zekerde woningen, en in stille geruste
plaatsen", zoo zorgt ïïij nu, met onbezwe
ken trouw voor zijn volk dat woont in zijn
hemelsch Koninkrijk, voor zijn gemeente
•hier op aarde, voor zijn Kerk die ïïij uit
het gansche menschelijke geslacht verga-
dart, beschermt en onderhoudt tot aan het
einde der wereld.
Oud-Israël had geduchte vijanden die
zonnen en peinsden op Jeruzalems onder
gang. En zoo ook heeft Christus* Kerk
hare doodvijanden.
Vijanden die haar smalen en hoonen. die
haar plagen en tergen, aio haar ten doode
toe bestrijden, ja haar van de aarde willen
wegvagen.
Evenals voor Jeruzalem in het Oude Tes-^
taiment, geldt voor Christus' Kerk in het
Nieuwe Testament: .schouwt Sion aan, de
stad onzer bijeenkomsten, uwe oogen zul
len Jeruzalem zien, een geruste woonplaats,
oen tente die niet terneder geworpen zal
worden, welker pinnen in der eeuwigheid
niet zullen uitgetogen worden, en van wek
ker zeelen geene zullen verscheurd wor
den".
De Kerk heeft hare doodvijanden in zon
de, wereld en duivel, vijanden die haar
van binnen en van buiten zönder ophouden
bestrijden.
Maar de Kerk heeft de profetie der vic
torie, want nooit zullen do poorten der hol
Christus' gemeenfe overweldigen.
liet heil van Jeruzalem ligt eeuwig vast
in Ohrisitus Jezus, in en door wien. God de
ïïeere geopenbaard heeft de uitnemende
grootheid Zijner kracht naar de werking
der sterkte Zijner macht. Op dien ïïeiland
rust het eeuwig verbond van Gods trouwe
dat van geen wankelen weet.
Door ïïeim hebben wij 't vast gebouw
dat naar 't gemaakt bestek in eeuwigheid
zal rijzen. En zoo min de hemel ooit uit
zijnen stand zal wijken, zoo min zal die
trouwe Gods ooit wankelen of bezwijken.
Deze profetie ontving Oud-Israël.
Maar ook do gemeente des Nieuwen Tes
taments, zal wel doen door acht te geven
op het profetische woord dat zeer vast is,
als op een licht schijnende in een duistere
plaats «totdat de dag aanlichte en de mor
genstar opga in uwe harten.
En als wij niet huichelaarsi in Sion,
maar, door Gods genade, echte kinderen
van God in Jeruzalem zijn, dan mogen
wij ook, als God de ïïeere den vijand slaat
in het strijden, en ons het heil van Jeru
zalem doet aanschouwen, blijde en dank
baar het glorielied voor Jeruzalem, Jehova
Zebaoth te.r eere zingen:
Wij zagen, 't geen onz' ooren
Voorheen slechts mochten hooren
In deze stad, den troon der eer
Van God, der legerscharen ïïeer.
ïïij zal door macht en kloeke daan,
In eeuwigheid haar vast doen staan.
BEDE.
Leer mij, dierbre ïïeiland.
Rusten aan uw hart!
Spreek mij van uw liefde
Van uw heiige smart 1
Doe mijn ziele blaken
Van uw liofdevlam
Drager mijner zonden!
Goddlijk Offerlam!
U behoort mijn leven,
'k ïïeb het u gewijd;
Maar 't is zoo onrustig,
Wisslend met don tijd;
'k Zoek zoo vaak beneden
Wat slechts .boven is,
En dat geeft mijn harto
Bittro droefenis.
Zie mij aan, mijn Heiland!.
'k Ben toch ook uw kind,
Dat zich aan uw voeten
Steeds liet zaligst vindt.
Wjl het mij verleeren
Elders heen te gaan,
Ook al moest Ge uit lisfdg
Mij mot lijeden slaan.
Maak mijn verder leven
Meer zichzelf gelijk!
Maak mijn hart bcgeerig
Naar uw Koninkrijk!
Maak mijn ziel gewilliger
Voor uw trouwe stom!
Maak mijn oog altoos gericht
Op Jeruzalem!
J. H. Gunning Jïïz.
Persoonlijk.
Het voorwerp Van hot Christendom is niet
oene afgetrokken waarfh'eid, het is een feit,
ccn pensoooi, (het is Jezus Christus en Jezus
Olrristxis do gekxuisig'de.
Dit Mlt, deze persoon biedt zich uitleraard
airm aan onzen (b'l'ilk, alvorens Zich aan tc mol
den (bij ons deiuken: en 'betgeen nu "werkt op
onze z»iel, in den gelukkigen, door God gewil-
den zin, dat 5s dit voorwerp zelf.
Woj gelooven niet imaar aan het Christen
dom, wij gelooven jn J'tzus Christus. Wat er
ohristelijikö 'geschiedt in do wereld, dat «ge
schiedt aiiet door ihet Oh ristend om (want 'di t
is zelf slechts een uitwerksel) maar "door Je
zus Christus.
De gemeenschap, die wij oefenen als Chris
tenen is geen verstandelijke gemeenschap van
onzen geest miel eone izekcre waarheid', «maar
iS» eiene 1Mrekking Man persoon, tot persoon,
oeno betrekking van ons, menschen, 'met Je
zus Christus, den Godmiensch.
Het voorwerp van ons geloof is onzichtbaar
maar niet onpersoonlijk: mem kan bet niet zien
met de oogen des vleesches, maar niettemin
kan hof gezien worden en onze omgang met
hem is niet als mot oen denkbeeld, 'dat is in.
den gxond der zaak «mot ons zei ven, maar als
mot een Fereoon, die met ons is tot hel eiride
der wereld. VINET.
Uit de Pers.
Socialisme en bolsjewisme.
Het bolsjewisme, zegt de „Rotterd." ia
door het socialisme gegenereerd.
Al tracht men in socialistis«:hen kring
met groot misbaar do «■omproiaitteerende
verwantschap met de revolutietmairen te
loochenen, het feit blijft.
De bolsjewiki, de fanatieke "ommunisten.
zotten consequent door hetgeen door de
Marxistische grootmeesters is geleeraard.
In breed uitgewerkte theoretische ver-
to o gen ie dat zonnekl aar bewezen.
Ook een merkwaardige uitlating van een
man van de praotijk kan tot staving van
dit beweren dienst, doen.
Wij bedoelep. eene uitlating van den be
leenden communist Hölz, dio in Midden-
Duitechlamd, in Saksen vooral, door zijn
rooftochten zoo veel verschrikking bracht
Deze rooverhoofdman, vroeger landarbei
der en tijdens den oorlog een dapper sol
daat, heeft zelf een levensbeschrijving ge
schreven en daarin treffen deze woorden:
„Duizend maal heb ik mij gedurende den
oorlog afgevraagd: hoe is het. toch moge
lijk, dat menschen, dio elkander nooit, te
voren gezien hebbon, die elkander niets in
den weg hebbon gelogd, elkander nu zoo
wreed vermoorden? Ik schaam mij niet om
te bekennen dat ik gedurende den oorlog
vaak als een kind heb geweend. Niettemin
heb ik mijn plicht als 6oldaat gedaan. Niet
voor niete heeft- men mij, gewoon soldaat
met het ijzeren kruis en de Friedric-h-
August-medaillo gedecoreerd. Op mijn g€»
dragsboekje staat: „zeer goed". Eerst latei
heb ik, door het lozen van boeken van
Marx, Engels en Rosa Luxemburg en door
hot volgen van een cursus van Otto Riihle.
op wetenschappelijke gronden leeren inzie:|.
dat de groote sociale omwenteling komen
moest.."
Leerling uit de school van Marx dat
is Hölz, dat is elk waar communist.
BIJZONDER LANDBOUWONDERWIJS.
Wij lezen in de Standaard:
Ten opzichte van de subsidieering van
liet bijzonder landbouwonderwijs wordt ge-
.egd .in het wetsontwerp tot regeling van
liet middelbaar en lager landbouwonder
wijs: aan bijzondere inrichtingen kan sub
sidie worden verleend vanwege het Rijk
net inachtneming van het bepaalde in art.
'5.. Gemeenten en Provinciën kunnen sulb-
id ie verleenen onder zoodanige voorwaar
den als door de provinciale en gemer-ntelij-
ke besturen zal worden noodig geacht.
Zoolang een man als de .1-egeriwoerdige
Minister van Landbouw de leiding heeft,
zal een zoodanige bepaling geen kwaad kun
nen. Maar vooreerst zou in dit verband het
woordje kan tot tegenwerking kunnertlei
den en dan moet worden bedacht, dat art.
25 zegt, dat de schoolreglementen, het plan
van inrichting van het onderwijs en de be
noeming, schorsing en het ontslag van hel
onderwijzend personeel, aan de goedkeuring
van den Minister van Onderwijs worden
onderworpen.
Nu zegt het laatste Lid van art. 7, dat bij
zondere inrichting, aldus gesubsidieerd,
evenals de openbare inrichtingen, voor alle
leerlingen zonder onderscheid van gods
dienstige gezindheid toegankelijk zijn.
Het is een goede bepaling, mits vaststa,
dat de richting van het onderwijs vrij
is, en alle le.erlingen zich onderwerpen aan
de regelingen, die voor de schoot gelden.
Het zou «dus aanbeveling verdienen, als
bepaald werd, dat het bijzonder onderwijs
rocht heeft op subsidie volgens bepalingen,
nader te stellen; dat dus subsidie wordt
verleend, wel op voorwaarden natuurlijk,
maar waarbij de richting van het onder
wijs niet gebonden wordt.
Deze lijn, in volkomen overeenstemming
met de practijk, die thans gevoLgd wordt,
moét ook in de wet duidelijk uitkomen.
Brieven uit Voorschoten.
Amice,
Toen ik je verleden weok schreef over
het nuttige en (hert no-odige van Evangelie-
satiearbeid, kwam later bij mij de gedachte
op: wat zou het. toch wenschelijk zijn, dat
wij hier een lokaal hadden voor Christelijke
belangen. Dit gemis voelt men steeds, daar
er hier geen andere gelegenheden zijn dan
de kerken of consistoriekamer, en die kan
man overal niet voor gebruiken; ook de
school is lastig, daar er dan etoeds alles
uit geruimd moet worden. Verder is men
op een cafézaal aangewezen, en dat gaat
ook niet altijd.
Hoevole dorpen bezitten niet zoo'n lo
kaal, ik meen' ook in het naburige Wasse
naar, doch hier ontbreekt jammer genoeg
zoo iets.
Misschien dat door den tijd ook hierin
verandering komt, hetzij door het bouwen
ervan, of ander door buiten gebruik stellen
van de huidige Geref. kerk.
Door den geetadigen groei dier kerk, zal
een nieuw kerkgebouw toch noodig worden
en van vergrooting is geen sprake, daar
voor eenigen tijd de kerkeraad reeds grond
heeft gekocht, natuurlijk met het doel
daarop «oen kerk te bouwon. Het oude ge
bouw zou dan prachtig dienst kunnen doen
als lokaal voor Christelijke belangen.
Alle Christelijke vereenigingen zouden
er kunnen vergaderen, er zou voldoeuae
ruimte zijn, «al was de -toeloop ook wat
groot wanneer openbare o£ propaganda-
avondbn werden gehouden, banken enz*
staan er in, dus zou «het zoo wat kant es
klaar te gebruiken zijn.
Ik geef het den kerkeraad al vast in over
weging, dan kan er eens over gedacht wor
den tegen den tijd dat er een nieuwe kerlc
zal verrijzen. Lang zal het dunkt mij niet
duren, grond is er; een nieuwe pastorie is
ook gekocht, oen nieuwe dominé moet dezen
zomer worden beroepen, dus past gevoege
lijk bij al dat nieuwe, ook een nieuwe kerk
En hoe jammer zou het. zjjn, wanneer dit
gebouw werd afgebroken; als afbraak
brengt het niet veel op en om het te ver
bouwen voiSr woning of anderszins zal ook
niet gaan.
Ook terwille van de traditie zou hot jam
mer zijn, immers voor het Goref. kerk
werd, was het al Evangeliesatielokaal, en
dat zou het weer kunnen worden, zij het
dan in anderen vorm.
Toen voor de doleantie, hier nog geen
Ger. gemeente was, stond hier een zeer vrij
zinnig predikant, die bijna geen menschen
in cle kerk zag. De meer orthodox-hervorm
den, hadden daarom hun Évangeliesatie-
lokaal, waar 's Zondags reöhtzinnige predi
kanten optraden.
Het. gebouwtje was niet groot., het be
stond uit het voorste lage gedeelte van dq
huidige Geref. kerk, doch kon toch heel wat
menschen bevatten. Nog 6taan er banken
in, die er in dien tijd reeds in gebruik
waren.
Dit ging alles beet, totdat dn het jaar '86
de doleantie kwam en nu was er weinig
meer aan te doen, want men kon bijna geen
predikant meer krijgen, de meeste recht
zinnige predikanten gin een met Hp Hol
antie mee, en van vrijzinnig was men niafi
gediend en het gebouw, eigendom van een
zeer geachte Yoorsehotcnscbe familie van
orthodoxe richting stond leeg.
Nu woonden er te Voorschol ou nog ai
wat Christ. Geref., die behoorden tot de
Christ. Gerof. Kerk van Leiden.
Ook waren er* in '86 een aantal rechtzin
nige Hervormden, die meegingen met de
doliantie, doch te weinig in getal om een
kerk te vormen. Wel vergaderden zij te
zamen in een, door hen gehuurd huis, waac
thans één der ouderlingen van do Geref.
Kerk in woont.
Al spoedig werd zoowel van doleerende^
als van Christel. Geref. zijde contact ge
zocht, en een samensprektng gehouden, die
gunstige resultaten opleverde. Mon word
het eens en de familie van Kempen gaf haai
gebouw, ton gebruike voor oen to stichten
Gerof. Kork.
DaaF het ledental nog niot zeer groot
was, heeft diezelfde familie zich ook finan
cieel niet onbetuigd gelaten, maar zoolang
het noodig was, kraebtigen steun verleend,
waardoor het mogelijk was, een predikant
te 'beroepen.
Eon eere-saluut mag haar daarvoor zeker
nog wel worden gebracht.
Naast God heeft de Geref. kerk van
Voorschoten ook haar te danken, dat zij
zoo 6poedig een kerk kon stichten, en al
spoedig haar eersten predikant De. Visser,
kon beroepen.
Het io mij een behoefte dit hier nog eens
te memoreeren, want hot nieuwere ge
slacht weet dit zoo niet, het zijn niet heel
velen, die van dien eersten tijd afweten.
Van den eersten kerkeraad zijn alleen nog
hier woonachtig de brs. .A. Vermeulen en
C. Eggink. De overigen n.l. de Braai
Warnaar, De Bruin en Pannen Lier zijn
overleden en vertrokken.
Ook van de eerste toegetreden belijdende
leden zijn er niet velen meer ovorig. Een
nieuw geslacht is sindsdien opgekomen.
Doch al was het. ledental der toen gestichte
kerk nog niet gToot, de onderlinge band
wa6 hecht, de gemeenschap dor heiligen
werd betracht, de eerste liefde was 6tork,
Er was een opgewekt geestelijk leven, men
voelde do verwantschap met. elkaar, en wat
as daarvan overgebleven?
De liefde ie verflauwd, de band is zoo
los geworden, men gevoelt, zich niet mee*
verwant. Het is niet- meer allen één, want
de één acht zich hooger dan den ander in
rang of stand. Het geestelijk leven is zoo
dor, men is alleen neg één in de kerk, wan
neer men gemeenschappelijk bidt on zingt*
Een flauwe natrilling gevoelden wij daar
van onlangs bij het belijdenis doen der
nieuwo lidmaten, waarbij tevens één der
(nieuwe leden werd gedoopt en de goheelo
gemeente 6taande hen de zegenbede toe
zong.
Dan werd do nagloeiing van hot vroegere
vuur nog gezien, en wenschte ik bij mijzelf
dien tijd terug, want die verkilling heeft
ons allen aangetast, niemand bleef vrij
daarvan.
Nu is het wel altijd te zien, dat na actio,
reactie komt, doch die kan niet blijven
voortduren. Wij hopen toch weor eens op
nieuwe geestelijke opwekking, een reveil
een verniouwdo inblazing van leven in aliee
wat beden alleen een doode vorm lijkt U
zijn. "Er zijn nog getuigen genoeg in de
kerk, doch het zijn stomme getuigen, h;
licht staat onder een korenmaat, en is niet-
zichtbaar. Hét i6 er wel, doch 't schijnt niet
uit naar buiten, maar blijft verborgen.Doch
moed houden. God zal -ter Zijner tijd ook
hierin verandering geven. De Allerhoogste
maakt het goed, na het. zure volgt het zoet,
REFLEX.
Hevig oproer in dc Oekraïne.
Volgen een draadloos 'telegram uit Lon
den, hebben er bloedige gevochten plaats
gehad tusschbn roode troepen en Oekraini-
sche opstandelingen in hot district Tsjer-
nigow. De opstandelingen namen de stad
Gister (70 .M. van Kief), ontwapenden het
garnizoen, en rukten mot steun van de
plaatselijke boerenbevolking tegen Kief op.
Roode cavalerie leverde slag met hen,
waarbij talrijke gevangenen werden go
maakt.
Volgons bolsjewistische communiqués
word een van de afdeeligen der opstande
lingen door den bekenden Maroc66ia gecom
mandeerd.
Niettegenstaande den tegensland der roo-
don, slaagden de opstandelingen er in zich
met de troepen van den Al amaa Streek U
vereenigen, welke in do buurt van Kief
opereoren.
FEUILLETON
ngs den afgrond.
willen het tegendeel hopen. Juist
Medewerking kan de zaak het spoe-
D>t een gewonscht resultaat brengen
"ag is, of het kind niet bet een of.
ilerkonningstoeken had, alleen aan de
bekend."
is waar ook", riep Sir George cp-
„daar heb ik in 't geheel nie'«
lacht. Het kind had een moedervlek
een van de armen even boven de
5pa, zeker, Lady Penrith zal er alles
jVeben. Gij hebt gelijk, wij moeten
3ne zaak mededeelen, maar: voorzich-
e( voorzichtig."
oogenblik later begaven de beide
zich naar de bibliotheek, waar zij
'enritk vonden, verdiept, in de lezing
jgn pas uitgekomen boek. Met haar
vriendelijkheid begroette zii Mr
als eon oude bekende, en noodigdo
it te blijven eten.
Sjnaak gaarne geDruik van uw aan
antwoordde de recntsgeleerde, dc!
.«•heb ik nog eenige zakenmet Si.
te behandelen, waarbij uwo togen
gheid zeer gewenscat ifc."
Lady Penrith zag Hom verbaasd aan.
Sir George zeidp niets, n.aar tpeeide met
een vouwbeen. Mr. Smith kucht to verlegen.
Geen van beidon scheen te weten hoe de
zaak aan te vatten.
„Is het over de ontdekking te Wheal
Anthony?" vraagde Lady rieimuh, van u<m
een naar den anuer ziende.
„Neen, Lady Penrith, het betreft een an
dere ontdekking. En daarop bracht de
advocaat haar zoo omzichtig mogelijk on
de hoogte, van hetgeen er gebeurd was.
De arme vrouw werd doodsbleek. „Laat
mij de kleertjes zien," riep zij hartstoch
telijk. „Zou ik het .kindergoed niet kennen,
dat ik 6teek voor ©teek zelf genaaid heb?"
„Doe uw bost om bedaard te blijven, My-
lady," zeide Mr. Smith, terwijl hij het pak
je losmaakte. Maar voordat hij er aan
dacht, had zij het hem nit de handen ge
rukt, en was er mee naar het venster ge
sneld. Eén blik op de kleertjes was vol
doende. Ademloos liet. zij zich in een 6toel
vallen, en kuste hartstochtelijk het kleine
jurkje.
„Mijn lieveling! mijn lieveling!" riep
-.ij, terwijl de tranen haar langs de wan-
ïen stroomden. „Eindelijk! ja eindelijk!"
„En gij weet zeker, dat het gevonden
:cind deze kleertjes gedragen heeft?" vraag-
le zij weer opstaande, en bet jurkje in de
noogte houdende.
„Dat weten wij zeker, Mylady," ant
woordde Mr. Smith. „Maar het is nog geen
afdoend bewij6, dat
„Ja, dat is het wol," viel zij hem driftig
in de reda „Ik heb hem gezien. Ik ken
hem. 0! hij is zoo braaf, en zoo knap, en
zoo goed. Ik gevoelde mij o*p het. eerste ge
zicht tot hem aangetrokk^ 0. Genree,
laat hom epoedig 6poedig t'huis ko
men."
„Liefste, wind u niet. zoo op," zeide Sir
George, die tot nu toe gezwegen had. „Wij
moeten in dez-e zaak. niet. met. overhaasting
te werk gaan. Wij moeten voorzichtig han
delen. Men kan het kind verwisseld heb
ben."
„Neen, dat 'heeft men niet", hernam zij.
„Hij is het ovenbeeld van hetgeen gijzelf
op dien leeftijd waart. Neen, ik kan mij
niot vergissen."
„Had uw kind het een of ander bizonder
teeken, waaraan gij bet zoudt kunnen hor-
kennen?" vraagde de rechtsgeleerde op be
daarden, zakedijken toon. „De ontdekking,
dat. een kind deze kleederen heeft gedra
gen, i6 nog niet het bwije, dat het uw kind
geweest is."
„0 gij wet.goleerden!" zeido zij met een
glimlach, altijd traag in het gelooven, zoo-
al niot hart van harte. Maar ik kan u ge
ruststellen. Mijn kind had een moedervlekje
op den Linkerarm, even boVen de pots. zajt.
gij nu voldaan?"
„Volkomen, en ik hoop, dat de jonge
man, die Paul Vivian genoemd wordt, zal
blijken uw zoon te wezen."
„Daar aan .«twijfel ik niet," antwoordde
zij. Maar laat hem onmiddellijk hier ko
men, George. Wij moeten zoo spoedig mo
gelijk zekerheid hebben."
„Gij moet nog een weinig geduld oefe
nen, Mylady. Hij ie op het oogenblik niet
te Penwharf, en zijn adres te Londen is mij
niet beken."
„Maar dat is gemakkelijk te krijgen,"
antwoordde zij ©nel. „Mary Vivian weet na
tuurlijk waar hij te vinden is."
„Dat is waar, lieve", zeide Sir George.
„Ik zal morgen onmiddellijk zelf naar haai
toegaan, en zorgen, dat het geheim zoo
6poedig mogelijk opgehelderd wordt."
Het gevolg hiervan was, dat Mary be
last werd met de bezorging van een brief
voor Paul. In haren angst, en bezorgdheid
over David vergat zij dien echter geheel
en al, en het duurde een gaimc-he week.
.voordat het schrijven van Sir George zijne
bestemming bereikte.
HOOFDSTUK XL.
Horeonigd.
Het was tegen het. vallen van den avond,
toeu raui Vivian suiiiituu -- e>e
hek van het park te Femdale.
De zachte schemering van een schoonen
Aprildag kleurde de heuvels met. een war
men gloed. De stilte word slechts nu en
dan verbroken door het geblaat van een
schaap in een naburige 6chaap6kooi, of
door het geblaf van een waakhond op het
een of andere boerenerf.
Na de drukte en het geraas van de Lou
dens cho straten deed de kalmte van dit
stille avontuur hem onuitsprekelijk goed.
Onwillekeurig daoht hij terug aan het vea>
leden, toen hij de6 avomls-door de velden
van Penwharf dwaalde, of aan den tijd die
dichterbij lag, toon hij met zijn pleegvader
op de bank voor hun kleine hut te Cedag
Creek placht te zitten.
Hij kon ternauwernood een zucht onder*
drukken, toen hij het fraaie park binnen
trad. Dit was nu de derde maal, dat hi|
zich naar dit statige buitenverblijf begaf.
De eerste koer hal kapitein Perkins hem
gezonden, de tweede maal was hij er uit
eigen beweging heengegaan, en thans gaf
hij gehoor aan een oproeping van Si*
George.
(Wordt vervolgd).