i
Tweede Blad.
iterdag 5 Februari 1921
Een geloofsdaad,
KERK EN SCHOOL
Hebr. 11:31. Door hot geloof is Rachab....
Jac. 2 25. En desgelijks ook Racliab
l 'cgen den avond zijn de twee verapie-
;Vs bij Rachab aangekomen, na een ver-
Weienden tocht van Sittim over den Jor-
ij vragen onderdak om het afgematte
ïaam een wijle rust te geven, 't Duurt
lor niet lang, of zij zijn in druk gesprek
l de „waardin", die babbelachtig is, on
liliaar in den omgang, ook met vreem-
ingen: Ze moest er het liaro van hebben.
Zijt gij van dat volk der Israëlieten, uit
leger daar aan de overzijde van de ri-
r?" vraagt ze.
Ja, vrouw!" luidt het antwoord.
Heeft dat volk zoo'n sterken God?"
Ja, een zeer sterke God is het. Hij doet
en in den hemel, al wat Ilem behaagt,
ook beneden op de aarde. Hij is Israels
j. Ook is Hij do Aanvoerder van ons
er. En Hij geel't kracht om de vijanden
Hebt ge niet gehoord Yan onze
irwinning op Sihon en Og, d© koningen
Amonieten? 't Was een groote krijgs-
•richting en ook een roemrijke zegepraal
l>r Israël. En nu heeft Hij ons beloofd,
land te zullen geven. Zeker zullen we
ook ontvangen".
Ja, wij hebben zulks gehoord en ons
it versmolt; wij vreezen, dat die God u
land zal geven".
ilaar die mannen kwamen niet om te
•tellen. Om te verspieden zijn ze uitge
leien, ter informatie, en om inlichtingen
to winnen over de sterkte der vesting,
ar poorten en voorschansen,
ïn 't gulle hart van de vrouw spreekt
5 u alles, wat de mannen haar vragen.
Maardaar wordt geklopt aan de
url 't Zijn des konings afgezanten, die
;ken naar vreemdelingen.
,Gauw weg! Naar boven maarl Op 't
k, onder vlasstoppelenl
Sn Rachab verbergt de verspieders,zendt
boden des konings weg, op een verkeer-
weg, met list en bedrog,
pilaar vóór de verspieders aftrekken, ma
il zij een afspraak. Zij zal ze veilig doen
S gaan, als de mannen beloven haar te
Hen sparen, wanneer Jerioho de sleutel-
el van het beloofde land, zal worden b&-
;crd.
t Scharlaken snoer uit het venster Dat
tot een teeken zijn, dat Rachabs huis
3ot blijven staan, als alles in puin wordt
ïgekeerd. Niemand mag er do hand aan
lan. God, Israels God, zal het waarmaken.
En Rachab gelooft, dat Hij het ook doen
L
wij ons de vraag stellen, waarin dat
sloof van deze „publieke" vrouw bestond,
§n we geneigd drieërlei antwoord te ge
en.
Zij geloofde in de leiding Gods. Dat
jolk kwam niet op eigen initiatief, trok
iet eigenmachtig voort, maar stond on-
_er een hoogcre leiding. Eén was er, die
"et alles bestierde, en daarom waren de
iagen der vrijheid voor haar volk geteld,
•nder hooger bestel zou het zoo zeker ge-
Zij geloofde ook in de macht Gods.
oven alle koningen des lands, en goden
ir volken stond doze onzichtbare Koning
i machtige God van Israël. Wie zou voor
em kunnen bestaan? Voor Hom moesten
le vijanden vallen. Straks ligt de palm-
als een puinhoop aan Zijn voet, en de
Jverwinnaars treden in het bloed der ver-
- agenen.
Zij gelooft ook in de trouwe Gods. Die
ijze en machtige God van Israël is ook do
faarmakcr van Zijn Woord. Hij zal bet
oen. In daden heeft Hij getoond Israël bij
sl.aan, en Hij rust niet aleer de laatste
g is geslagen. Zijn trouw heeft Hij ver-
ftnd aan Zijn volk.
Als een menschenkind zulke overleggin-
en hoeft in zijn hart, dan „gelooft" hij.
j ielsovertuigingen, door Gods Geest ge
perkt in zondaarsharten,- maken hen tot
ndcrc menschen. Voor al het geld van do
poreld neven zij hun meening niet prijs.
Dat is hun „geloof": God wil het. God kan
het. God zal het doen.
Uit dit oogpunt gezien, is dan ook het
„scharlaken snoer" een teeken des
geloofs. Een openbaar toeken, dat de
geloovigen niet voor de wereld verbergen,
een persoonlijk teeken dat zo vasthouden,
ondanks alle spot van de menschen, een
veelbelovend teeken, waaraan voor bun
bewustzijn alle uitkomst en zegen verbon
den is.
Bij geestelijke processies de banieren
voorop, en in bitteren levensstrijd de veld-
teokenen vooruit!
Uit do waarheid van dat toeken leven zij,
om de heerlijkheid van dat teeken scharen
zij zich, en door de kracht van dat teeken
trekken zij voort.
Zóo is het met Rachabs teeken, het roode
snoer; zóo met ons teeken, het kruis van
Chrisrtus.
In dit teeken zullen wij overwinnen!
Uit het venster dan dat snoer I Opgehe
ven dan die kruisbanier I Het „waarteeken" I
Maar als dat geloof er is, dan zien we
ook dat geloof, door de liefde wer
kende.
„Of is zij niet uit de werken gerechtvaar
digd, als zij de verspieders heeft ontvangen
en door een anderen weg lioeïl uitgelaten?"
Gewis, uit de werken I
Maar die werken vloeiden voort uit dat
geloof; gcloofswerk was 't, dat ontvangen
en dat uitlaten, en in heel de handelwijze
was do drijfveer: geloof, door de liefde
werkend, opdat ze daaruit gerechtvaardigd
zou worden.
Gaat het ooit anders toe? 't Geloof zegt:
„Het moet!" en de hand der liefde ls er bij
om het bevel ten uitvoer te brengen. Ra
chab kon niet anders en mocht niet an
ders. Om Gods wil, om haars geloofs wil
en ter wille van -de zaak van Gods volk zal
het geschieden. Gerechtvaardigd uit het
geloof en uit de werken, dat is dan één.
Hoeft zo daarom haar loon weg?
Noen, daarom ontvangt zo „groot loon",
want God hoeft er voor gezorgd, dat ze
„niet omgekomen is met de ongehoorza-
men", en in de algemeene ramp, die haar
stad trof, behouden is en bewaard.
Bij het oprechte geloof komt het ten
slotte zoo goed uit! En die let op do „uit
komst hunner paan", bemerkt dat de Heere
toch een „belooner is dergenen die Hem
zoeken". Och, na jaren soms zien we de
kroon op onzen strijd 1 Vaak dachten we:
't zal toch „omkomen" worden maar
neen, de Heere geeft het niet over, en al
dreigde dc ondergang vaak van nabij, het
einde kroonde het werk, en die vreesde
in donkere uren te zul'en verloren gaan,
blijkt juist te zijn de geredde door Gods
machtige en trouwe liefde.
Vandaar dat het geloof ook b 1 ij d-
6 c h a p met zich brengt. Geloofswegen zijn
wegen met tranen; diepe boproevingenzijn
het deel van Gods kinderen hier op aarde.
Maar, gelouterd door het lijden, eindigt ge
loofsleven in geloofsroem: God heeft alle
dingen welgemaakt!
Dan is er vreugde in Rachabs huis, om
de bewaring. Vreugde bij de heidin zelf,
die alzoo geroepen, bewerkt, verwaardigd,
Gods werk mocht doen in Gods kracht en
in oprecht geloof. Vreugde, ten slotte, ook
bij ons over een vrouw,buiten Israël staan
de, maar toegebracht op de „geloofslinie"
van het Oude Testament gezet (Matt. 1:5),
en in de beeldengalerij van het Nieuwe
Testament met eere genoemd, ten bewijze,
dat de Heere groot is, en rijk in genade.
Heeft Rachabs geloof iets tot ons te zeg
gen?
Do oorzaak van al onze ellenden, do
maatschappelijke, kerkelijke, huiselijke, ja
•wolke ook, is deze, dat we niet „door het
geloof leven".
Zonder geloof is het onmogelijk Gode te
behagen. En die tot God komt, moet geloo-
ven, dat Hij bestaat, en dat Hij een belooner
is dergenen, die Hem zoeken.
Is dat waarlijk zoo bij ons, dan worden
wij uit dat geloof gerechtvaardigd, en zijn
we ijverig bezig met een geloof, door de
liefde werkend.
En dan worden we tenslotte uit de vruch
ten van ons geloof verzekerd en verblijd.
Want door de genado van God leeft het
alles in ons, en bloeit het; zooals elke plan
ting van God rijpt tot een eeuwige vrucht
in storelooze vreugde.
Ds. O. H. BEEKENK \MP.
TOEN IK EEN KNAAP WAS.
Toen ik een knaap waa in 't zorgloozo loven,
Gordde ik mij-zolven en liep naar mijn lust;
Vrij in mijn wand'len en zoeken en streven,
Vrij in mijn reizen, mijn droomen, mijn rust.
Straks ook voor mij is een uro gekomen,
Ure van roeping, van ernst, van gena,
Dat in mijn boozom die stem werd vernomen:
„Hebt gij mij liof?" en mijn ziole sprak: „Ja."
Sinds mij dat uur uit mijn droomen kwam wekken,
Leidt mij een ander, ook waar ik niet wil,
Loert mij do bandon steeds williger 6trakiccn,
Volgen en dragen, ach, vroolijk of stil.
I
Toch, nu die Meerd're gebiedt in mijn leren,
Vindo ik, trots banden en zielstrijd en 6mart,
Wat ik eerst vruchteloos zocht in mijn streven:
Vrijheid en vrede voor 't rusteloos hart.
DE GENESTET.
Uit de Pers.
SOCIALISATIE.
Ecfc gaat met de socialisatie niet voor
spoedig, zegt de Stand aard:
Naar men weet is zij in de hoofden van
Duitsche sociaal-democraten uitgebroed,
was men daar het eerst aan de studie, voor
al noodzakelijk geworden door het feit, dat
de verantwoordelijkheid voor de regeering
des lands gegrepen was door de sociaal-de
mocraten, die nu moesten toonen wat zij
konden.
Men dacht het eerst aan de socialisatie
van de mijnen. Commissies werden benoemd,
groobe rapporten verschenen, veel theorie
werd verkondigd, die weer in ons land na
bootsing vond en verwerking in een socia-
lisatierapport.
Men doet hier van revolutionaire zijde
gaarne builenlandsch voorbeeld na, of
Duitschland, of Rusland.
Het. schoot echter met de socialisatie in
Duitschland niet op. Men werd het maar
(niet eens. Nieuwe commissies gingen aan
den arbeid, maar vordering was er niet. De
„Frankfurter Zeitung" heeft dezer dagen
een droef verhaal gedaan over de verschil
lende ruzies, die in de commissie ontston
den en tot eindeloozo debatten aanleiding
gaven. Het blad deed een beroep op de re-
georing, om tot een beslissing te komen.
Maar de regeering weet ook al niet, wat zij
wil of kan.
Nu komt zelfs in sociaal-democralischen
kring do critiek op de plannen aan het
woord. Een redacteur van de „Vorwaxts",
Erwin Barth, 6chreef een brochure, waarin
hij o. a. betoogt, dat de socialisatie der
mijnen niet leiden zal tot verhooging van.
de kolenproductie.
Is het wonder, dat men in Duitschland
deze langdurige debatten, juist geschikt om
de zaak dood te praten, moede wordt?
In het Duitsche economische tijdschrift
„Freie Wirtschaft", dat geregeld elke
maand veel plaatsruimte bood aan allerlei
nieuws omtrent het socialisatiovraagetuk,
wordt nu geklaagd, dat ér niets meer komt
voor deze rubriek.
In het begin van 1919, zegt de redactie,
bruiste de stroom der socialisatie als een
geweldig onklaar water, maar nu is het tot
een droevig beekje geworden. De socialisa-
tie-theoretici en -practici hebben zich veel
van groote leuzen bediend, maar verzuim
den ernstig te onderzoeken hoe de sociali-
seering ware te verwerkelijken. Het is ge
bleven bij enkele slecht doordachte en op
zich zelf staande pogingen tot uitbreiding
van het Staatsbedrijf.
Wij gelooven, dat er van den „kolen
schap" niet veel komen zal, noch in Duitsch
land, noch ook hier. En van de andere
„schappen" kan al weinig meer worden
verwacht.
Zoo zegt Prof. Heeringa in het tijdschrift
voor „Economische geografie", dat het
voorstel om alle transportbedrijf te centra-
liseeren in een politiek bureaucratisch „ver-
voersohap", met een Raad van vervoer
een socialistisch transportminister aan het
hoofd, hem een waanbeeld lijkt.
De socialisatie met zooveel rumoer aan
gekondigd, bezwijkt nog eer dan ze aan de
uitvoering toekomt. En dat is ook maar
het beste.
HET BOLSJEWISME IN DE SPORT.
Sport is een nuttige ontspanning, mits ze
niet overdreven en tot een soort cultus
„gepromoveerd" wordt. Dat ze veredelend
kan werken, is zeker, maar dat ze verruwt
is helaas nóg zekerder.
In het „Utr. Dagbl." lezen we tenminste
de volgende verzuchtingen over hel voet-
lihl:
„Mag een vertooning, waaraan 2? men
schen deelnemen, die achter een hal aan
kopen, eikaars beenen kapot trappen, el
kaar bijna tot mosterd stampen en als
de tragedie haar hoogtepunt bereikt hc-eft
den bal den bal laten en een formeels
kloppartij beginnen, mag dat, wij vra
gen het in gemoede mag dét nog bestem
peld worden met don naam van sport? Mo
ge de vlegels want meer zijn het niet
die het durven wagen een soheidsrechter
(dat ben je tegenwoordig óok niet voor je
plcizier!) in het kleedlokaal een bal tegen
hel hoofd tegooien.nog sportmensch hoeten?
Nu moot men niet zeggen: „dat is over
dreven". Het is absoluut niet overdreven.
Dit laatste verheffende s:aaltje van sporl-
manlike manieren is de vorige week ge
beurd na een 2de klas U. P. V. B.-wedstrijd,
nog wel door een secretaris van een ver-
eeniging!
En wat te denken van een wedstrijd, die
gestaakt is, omdat het spel geen voortgang
kon vinden, om de eenvoudige reden, dat
de spelers elkaar in de haren vlogen en oen
vechtpartij begonnen, waar oen kloppartij
op Zaterdagavond op het Vreeburg of in
Wijk C nog een kleintje bij is. En als een
bondsofficial op het terrein komt, en
vraagt, wie er gevochten hebben, is de
captain van een der benden (want meer is
het inderdaad niet), zoo welwillend om z'n
bondgenooten te waarschuwen: „niet zeg
gen, jongens!" Is het dan wonder, dat het
bondsbcsluur de geheeie vereeniging
schorste?
Wij zullen niet verbaasd opkijken, als
ons dezer dagen de tijding bereikt, dat er
gens in een negorij in de provincie, waar
men (hoe kan 't ook anders?) ook een
voetbalclub heeft, do fungeerende rechter
in stukjes is gesneden en gelardeerd bij
vrouw en kroost is thuis bezorgd, of dat
de eenig overbleven© speler van de be
zoekende vereeniging zijn tien clubgenoo-
ten, die in den strijd gebleven zijn, bijeen
heeft geharkt en ze in mootjes in hun wo
ning .op do mat heeft gedeponeerd.
Dat noemen ze tegenwoordig voetbal!
Boksen is -er nog niots bij.
Waar moot dat heen?
Wij hebben zoo'n flauw vermoeden, dat
over een jaar of tien het woord „voetbal
ler" synoniem zal zijn met de „moorde
naar" en „voetbalwedstrijd" met „gucrilla-
oorlog".
En dat ze iemand, die do doodstraf heeft
verdiend, veroordeclen tot het leiden van
een voetbalwedstrijd".
Is hef. wonder dat wij, op gevaar af van
voor ouderwetsch en bekrompen te wor
den aangezien, voor het voetbalspel maar
slechts matige belangstelling kunnen koes
teren?
NED. HERV. KERK.
Zestal. Ta Delft: K. J. v. <L Borg, to En
meloA. Enklaar, te Langen en KortonaarH.
Ewoldt, te Gameren; P. do Looze, to Bionkum
S. Ronner, to Oene; A. H. J. G. van Yoorthuizen',
te Doornspijk.
Beroepen. Te Wjjckel en Balk: J. Eringa,
te Woorden.
Bedankt. Voor Oostk&pelle: J. Kooy, te
Nieuwkoop Z.-H.; voor Kesteren: H. A. de Geus,
te Veenendaal.
GEREP. KEEKEN.
V i o r t a 1. Te AmsterdamS. Doornbos te
's-HertogenboschDr. K. Dijk te 's-Graveuliage;
W. H. Gispen te Sclieveningen en D. B. Hagen
beek te Vlaardingen.
Tweetal. Te Zwolle (vac.-wijlen Joh. Vis
ser) C. Bouma te Hoofddorp en S. Doornbo33
te 'e-Hertogenbosch.
Bedankt. Voor Renkum, G. Elshove te Rot
terdam; Voor Arnhem (vac.-J. L. Schouten), H.
S. Bouma te Leeuwarden.
CHR. GEREF. KERKEN.
Bedankt. Voor Aalsmeer, J. Ph. Vfeugdea-
hil, te Sliedrecht.
Beroepingswerk.
Te Noordwijkorhout is het beroepingswerk in
do vacature-Ds. Poot, die naar Amsterdam is
vertrokken, op last van het classicaal bestuur
der Ned. Herv. Kerk tijdelijk stilgezet.
Hot Provinciaad. kerkbestuur van Noord-
HoUand heeft >aan ds. J. G. Steenbeek,
perd. te Weesp, na meer dan 40-jairigen
diensttijd eervol emeritaat verleend, met
ingang van 1 April 1921.
Soemba-Zending.
Naar de Standaard vorneomt, zal Da. J.
F. Colenbrander, wiens arbeidsveld te Melolo
fSoemba) gelegen is en die waarschijnlijk 19
:aart. naar Indië zal terugkeerc-n, op voorstel
van Depntwtea voor de Soerr.ba-Zcnding en tnef
goedvinden van de Zendende Geref. Kerk j.m
Appingedam, tijdelijk voor den dionet te Karocui
(Soonjba) afgestaan wordeu, wegens het spoei
dig vertrek van Da. L. P. Krijger naar Neder*
land. Nu en dan hoopt Ds. Colcnbrander ook te
Melolo te zijn.
Brieven uit Amerika.
D© toestand bij den aanvang van 1921.
Vooruilziehleu. Sociale moeilijkheden.
Men behoeft geen bijzonder scherp op
merker te zijn, om oen groot, verschil te
ontdokken lusschen don toestand in Ameri
ka van Januari '20 en Januari '21.
Toen drukte in allerlei bedrijven. Allo
industrieën op voile capaciteit workende.
Een vrij opgewekte stemmingoveral en
oen ieder vol moed voor dc toekomst. Wel
was het leven duur en zoo nu en dan kon
men enkele verschijnselen bespeuren, dat
het publiek het steeds weer opdrijven van
bijna alle prijzen moe werd. Maar aan den
anderen kant, er was volop werk voor elk
die werken wilde, en de loonen hadden een
ongekende hoogte bereikt, wat de menschen
tenslotte vrij tevreden in de II. G. L. (popu
laire afkorting voor „high cost of living")
deerl berusten.
Tegen het einde van 1920 werd echter
reeds een belangrijke kentering van den
toestand merkbaar. De algemeene econo
mische toestand deed ook in Amerika zijn
invloed gevoelen. Do geallieerde vrienden
die gedurende den oorlog zulke goede klan
ten van -„Uncle Sam" waren gowoest, deden
al 't mogc-lijko om eigen produotie weer
zoo hoog mogelijk op te voeren, en don in
voer zooveel mogelijk te beperken. En de
toestand in midden-Europa was zoo, dat
Uier aan zaken van eenigc beteekenis nog
niet viel te denken. Vooral het feit dat de
Ver. Staten met Duitschland nog steeds
geen vrede sloot, was oorzaak dat hier
voor den Amerikaanschen zakenman hee-
lermaal niets viel te doen.
Bovendien begon het Amcrikaansche pu
bliek zelf zich ook steeds sterker tegen
de zoo hoog opgedreven prijzen te verzot
ten. Er werd niet moer, of althans niet
meer in voldoende mate verkocht.
Achteraf bleek dat in verschillende arti
kelen als b.v. schoenen, kleeding enz,
enorme vooriaden waren opgeslagen. Eu
do zakenmcnschen gingen gevoelen dat
zoolang deze voorraden niet waren opge
ruimd de productie moest worden beperkt.
Sterker nog. men kwam tot do conolusie
dat dit niet meer voldoende was, maar dafc
het gebiedende eisch was om weer goed-
kooper te gaan produeeeren.
Dagelijks kon men in de couranten lozen
dat deze of gene groote fabriek zijn perso
neel sterk had ingekort of voor onbepaal-
den tijd in zijn geheel had ontslag gegeven.
En waar men bleef werken, of na een
langere of kortere sluiting weer aan den
gang ging, werden bijna zonder uilzonde
ring de loonen herzien. Men krijgt don in
druk dat de Amerikaansche werkman zich
spoediger en gemakkelijker bij de veran
derde toestand aansluit dan een Euro-
peesch workman dit in 't algemeen doet.
Zoo loe3t men hiervan verschillende ge
vallen waar de loonen tweemaal binnen
enkele weken met 10 pCt. werden verlaagd.
Natuurlijk gaat dit niet overal zonder
eenige wrijving. Een der groote staalfabrie
ken moest de loonen mcND pCl. verlagen,
hetgeen door do arbeiders werd aanvaard.
Na een paar woken deelde de Directie mee
dat andermaal een reductie van 10 pCt.
noodig was. Het personeel ging hierop ia
staking. Na enkele dagen kwam inen tot
oen overeenkomst die inhield dat de loonen
zonden worden gebaseerd op de winsten
die door het bedrijf weiden gemaakt. Ook
deze proeve van „socialisatie" baarde den
werkman echter teleurstelling. Wchlra
bleek dat ook de tweede verlaging van
10 pCt. noodzakolijk was, waarop de men
schen andermaal in staking gingen.
Zelfs de ook in Europa bekende auto
mobiel-fabrikant, Henry Ford, zag geen
kans om onder de veranderde omstandig
heden zijn bedrijf ongestoord to laten door
werken. In verband met het opmaken dee
inventaris krijgt het porsoneol van dit
reuzenbedrijf steeds de laatste wcok van
het jaar vacantie. Zoo gingen de menschen
ook dit jaar den 24 sten December naar
huis; den derden Januari zou het werk
weer worden hervat. Na enkele dagen werd
oh tor bekend gemaakt dat de /abriekon
tot nader orde gesloten zouden blijven.
De toestand bij de intrede van hot nieu
we jaar kon dus niet bepaald rooskleurig
genoemd worden. Een algemeen© malaise
en overal duizendo menschen zonder work.
Ook de landbouw ontkwam niet aan do
algemeene druk der tijden. Toen de -prij-
FEUILLETON.
Langs den afgrond.
21)
Oogenschijnlijk is het oolc heel dwaas,
laar eon vreemde kan niet alles weten. Het
ou mij zelfs hinderen door een bedelaar
erkeerd begrepen te worden., En dan een
;oeden vriend willens en wetens gekwetst
hebben, en dat niet te mogen goed ma-
dat is waarlijk een groot verdriet. Paul
ik zijn van onze vroegste jeugd af opge
roeid als goede vrienden en als eikaars ge-
ijken, en bet ie mij nu niot mogelijk hem
e beschouwen als iemand, die beneden mij
itaat. 't Is waar, hij werkt nu in eene mijn,
m waarschijnlijk draagt hij oen bombazij
nen werkpak, maar dat maakt geene veran
dering in hem. In zijn hart blijft hij dezelf
de. Ik weet zeker, dat hij vlijtig zal arbei
den en nooit zal liegen en altijd zijn plicht
zal doen, en dan is hij immers even good
•een fatsoenlijk man als wanneer hij in een
toets reed.
Ik heb er met Ethel over gesproken, als-
of het een denkbeeldig geval was. Zij denkt
er juist zoo over als ik. Die Ethel is toch
Bulk eon lief schepseltje, on zij heeft zulk
een goed oordeel. 2ui zegt, dat wanneer zij
'gedwongen werd ^bijv. door hare voog
den om een goeden vriend voor het hoofd
te stooten zonder een woord van ophelde
ring tot hem te kunnen spreken, dat zij hem
nooit moer onder de oogen zou durven ko
men. En zulk een gevoel heb ik ook. Zonder
het te weten heeft vader mij een zwaren
last op de schouders gelegd. Ik beu er niet
zeker van dat ik dien zou kunnen blijven
dragen, wanneer ik altijd thuis was. Ik ge
loof stellig, dat indien ik Paul tegen kwam
ik dan zonder mij om iets of iemand te be
kommeren, en zonder mij aan vaders bevel
te storen, naar bem toe zou gaan om hem
te zeggen, hoe het mij speet, en om voor
goed afscheid van hem te nemen.
Daarom is het misschien maar goed, dat
ik niet thuis ben. Het dragen van dien last
valt mij hier minder moeilijk.
HOOFDSTUK XI.
Een tijdperk van twee jaar is intusschen
voorbijgegaan. Paul werkte met onverdro
ten ijver to Wheal Antony, en kreeg op den
duur zelfs pleizier in dien arbeid. David
maakte vrij goede vorderingen met zijne
studies, en begon op zijn ouderen broeder
te gelijken, wat zijn lichamelijke kracht en
ontwikkeling betrof. Toby ging voort de
dorpskinderen gedurende de dagen der week
te vermaken met het verhaal zijner onmo
gelijke avonturen. Abigail kwam en ging,
maar zij vertoonde zich sleohts zelden te
Penwharf. Des zomers bracht zij een groot
deel van do vacantie door met het bezoeken
van schoolvriendinnen en bloedverwanten,
die elders woonden, en wanneer zij thuis
was bleef zij meestal op Rosevallion. De
menschen wisten echter te vertellen, dat zij
6teeds toenam in schoonheid en bevalligheid
maar tegelijkertijd hoe langer hoe terugge-
trokkener werd.
Jack was geheel en al een heer geworden.
Hij zocht den omgang met de zoon6 van
den landadel uit den omtrek, ging met hen
op de jacht, als de gelegenheid zich- daartoe
voordeed, en er werd zelfs gefluisterd, dat
hij nu en dan aan wedrennen deelnam. Hij
dacht er evenwel niet aan zijn vader te
helpen bij het bestuur der boerderij, want
op het stuk van familie-trots was hij nog
voel hoogmoediger dan Mr.Tresillian.
Mrs. Tresillian zag er dikwijls vermoeid
en bezorgd uit, en er was zelfs in haar glim
lach iets weemoedigs, akof zij door een
geheim verdriet gekweld werd. Mr. Tresil
lian als altijd ernstig en 6troef, was vrijwel
dezelfde gebleven. Met de jaren werd hij
evenwel nog 6tiller, en geen wonder, want
hij had aanzienlijke verliezen geleden, en
in den laats ten tijd was de oogst telkens
ongunstig geweest.
De Vitian6 en de Tresillian6 hadden nu
volstrekt ereen omgang meer met elkander.
Dit verhinderde echter niet, dat Mr. Tre
sillian al zijn invloed gebruikte om David
de betrekicing van ondermeester aan de
dorpsschool to bezorgen.
Veertig pond per jaar, het voorrecht alle
dagen een lakensch pak te kunnen dragen,
en met de voornaamste dorpelingen op voet
van gelijkheid te mogen omgaan, dit wa
ren altemaal voordoelen, die men niet ge
noeg kon waardeeren.
In haar hart had Mary deze betrekking
altijd voor haar zoon begeerd, en hare
verrukking kende geen grenzen toen zij
haar wensch verwezenlijkt, zag.
David zelf begon nu ook het hoofd wat
hooger te houden, en de menschen wat vrij-
moedigor aan te zien; den open, onbevreee
den blik van zijn broeder Paul kreeg hij
echter nooit. Men had hem nooit geloerd op
zich zelf te vertrouwen, nooit aangespoord
om meer le luisteren naar de inspraak van
zijn geweten dan naar het oordeel der men
schen. Integendeel, men had juist het tegen
overgestelde bij hem bewerkt. Het is waar,
zijne moeder had er hem wel op gewezen
God altijd voor oogen te houden, en op
Hem te vertrouwen; maar zij zelf maakte,
dat hare lessen zonder uitwerking bleven,
daar zij al zijne lasten voor hem droeg, be
halve die, welke op do schouders van Paul
terecht kwamen.
Aldus was hij opgegroeid in de meening,
dat hij zich om niets behoefde te bekomme
ren, wat anderen maar ecnigszins op den
hals geschoven kon worden. Bijgevolg mis
te David geheel en al het zelfvertrouwen cn
de vastheid van karakter, die Paul in zoo
hooge mato bezat. Hij was zwak, meegaan-
do on zelfzuchtig. Hij vreesde elke verant
woordelijkheid, en had een afkoer van alios
wat naar moeito of inspanning zwoemde.
Bepaald slocht was hij niet, en zoo lang hij
nog thuis was zorgde zijne moeder, dat hij
niet van den rechten weg afweek. Maar toen
hij naar St. Hildred ging om les te nemen,
was hij daar in kennis gekomen met ver
scheidene jongelieden, waaronder velen die
ouder waren dan hij, terwijl de moesten een
vasten wil bezaten. En de arme David was
in dit opzicht altijd in de macht van de
sterkeren.
Hij wist, dat hij lafhartig was, maar
wilde het niet bekennen; en dikwijle deed
hij iets wat niet goed was, en waarvan hij
later spijt had. bevreesd voor het spottend?
„O, Vivian durft niet!"
En wanneer hij zag, dat er de oen of an
dere moeilijkheid dreigde als kot gevolg va»
zijn eigen zwakheid en dwaasheid, dhn ge
bruikte hij al zijne scherpzinnigheid om die
af te wenden, zonder er zich om te bokreu-
nen, of hij daartoe oneerlijke middelen ge
bruikte, of dat een ander daardoor schada
Leed. (Wordt vervolgd).