reede Blad.
tel en Aarde gemaakt heeft
V
PlNftENLAND.
r
irtiag 18 December 1920
Onzo liulp is in den naam des
HEEREN, die hemel en aarde
gemaakt hoert. P8. 124 :S.
weer worden wij in Gods Woord
>n op de hulpe die daar is in den Na-
es li e e r_e n, „die hemel en aarde
kt heeft."
lalinen zingen voortdurend van die
ge scheppingsdaad, en de profeten
i niet moede Israels God te prediken
i gnooten Schepper aller dingen. Men
ran ouds de oogen naar de bergen
Ipe te verwachten van Hem die den
en de aarde, de zee en al wat daarin
it geschapen had.
waarheid was van stonde aan ook in
jeere bij de kerk des Nieuwen Testa-
en zij beleed haar in hot. eerste arti-
het algemeen, ongetwijfeld Chris-
;eloof: ik geloof in God den Vader,
imachtige, Schepper des hemels en
jen het volk dat bij de ware religie
joemt zoo zijn God en Heere.
peidenen spreken van de goden der
m Ier maan, der 6terren, van de goden
irgen, bosschen, rivieren en velden.
Ilsraël nu uitsprak: onze God heeft
pmel en de aarde gemaakt, dan ver
let met dit zeggen zijn grooten God
|boven alle de goden der Heidenen, en
■Ie Hem als den Allerhoogste.
ijdel en nietswaardig is elke hulpe
de Heidenwereld op vertrouwt, verge-
V 2 bij de machtige hulpe, die daar is in
Same des Heeren, die hemel en aarde
-«akt heeft.
i. mogen het verwachten van de goden
flioogte, van de goden der laagte, zij
I Ipi vermelden van paarden en wagenen,
llraUen vermelden van den Naam des
Wen onzes Gods, de Almachtige, die al
boven in den hemel en hier beneden
eie aarde is, een6 wrocht door zijn god-
ie kracht, en sinds getrouw bewaarde.
>e heerlijk, hoe zalig is het te mogen
van de hulpe van zulk oen almachti-
I God, zich veilig te mogen voelen in de
ten van Hem, die het gansche Heelal
izijn riep. te mogen vertrouwen op
die het lot van Hemel en aarde be-
geloof in-God den Vader, den Almach-
2(ik vertrouw op Hem, die de Schepper
-emels en der aardo is. Zoo luidt de
jrheerlijkende belijdenis der kerk aller
t was niet alleen de belijdenis van
eraèl, maar het is en blijft de belijde-
■^an heel Gods kerk. Hier wordt de
der katholiciteit van oud- en nieuw
gevoeld, want zoo werd geloofd en
—en van af de ure dat Gods kerk er
•cn door het geloof wordt de
ïhtige als Schepper des hemels en der
o gekend. Immers de apostel betuigt:
r het geloof verstaan wij dat de we-
door het Woord Gods is toebereid, al-,
dat de dingen die men ziet, niet gewor-
uit dingen dio gezien worden."
lar dat geloof wordt door het over-
;en van die machtige Scheppingsdaad
bijzonder gesterkt.
it hoe aanbiddelijk groot, hoe won-
.chtig moet die God niet zijn, die den
en de aarde geschapen heeft
Heidenen konden zich zulk een groot-
niet indenken, de gedachte daaraan
f8 bij hen niet op.
Israël wist het door bijzondere
jaring, geloofde het door genade, en
vertrouwde op den Heere, den God des
hemels en der aarde.
Dit te gelooven bemoedigt ons op gansch
bijzondere wijze, het doet zelfs in den bang-
sfcen nood de hope herleven, want Hij die
hemel en aarde gemaakt heeft, staat on
eindig hoog boven alle creatuur, Hij, die
heel do schopping in Zijn hand heeft, zal
alle vijanden van Zich cn Zijn volk volko-
vernietigon.
Ja waarlijk, nis die God ons hulpe geeft,
wie zal dan tegen ons vermogen.
Laat de machtigste vijand dan woedon
en tieren, mijn ziele zwijge Gode stil, Zijn
hulpe zal blijken. En die hulpe faalt nooit,
want niets kan ons scheiden van de liefde
Gods die daar is in Christus Jezus.
Immers onze hulpe i6 van Hem, die he
mel en aardo gemaakt heeft.
In dien naam wordt ook Gods vrije g e-
n a d o verheerlijkt.
Niet wij helpen God wat zouden wij
Gode toebrengen! maar de Almachtige
komt met Zijn hulpe tot. ons.
Hier loven en prijzen wij Gods neder-
buigende goedheid. Immers genade voor
genade is het, al6 onze hulpe in den Name
des Heeren mag staan, omdat die Naam
ons predikt Zijn liefde voor den zondaar.
Naar heilig recht had God ons voor eeu
wig kunnen prijsgeven aan den doodvijand
onzer zielen, vanwege onzen diepen val en
zware schuld.
Tot hulpe was Hij allerminst gehouden,
want wij zijn die hulpe ganschelijlc niet
waardig. Maar om Zijns grooten Naams
wil, ziet Hij genadig uit den hooge, wie op
Zijn bijstand wacht en verleent goedertie-
renlijk hulpe. In die hulpe doet Hij schitte
ren den glans van het eeuwig en genadig
welbehagen.
Wie waarlijk dankbaar is voor de gena
de die God hem schonk, zal altoos de hul
pe Zijns Gods groot maken, en Hem ver
heerlijken als den wonderen God, die he
mel en aarde gemaakt hoeft.
Satan durfde in den hemel den kamp te
gen God niet aan. Maar op de aarde zou hij
het wagen. Schijnbaar gelukte zijn aanval
want de mensch werd doomschuidig en het
aardrijk vervloekt.
Maar God de Almachtige, die hemel en
aarde geschapen had, liet Satan zijn we-
reldprooi niet behouden.
Hij beschikte heil, en gaf juist aan die
wereld Zijn eeniggeboren Zoon tot eeuwige
behoudenis, opdat wij getroost konden le
ven en sterven, wetende naar ziel en lichaam
voor tijd en eeuwigheid hulpe van boven te
hebben. Onze God schiep hemel en aarde.
Hij laat in den hemel Zich niet onttro
nen, en de wereld laat Hij Zich niet ont-
rooYen. In den hemel zal Hij Zich handha
ven, en do wereld zal Hij verlossen door de
hulpe in Zijn grooten Naam.
En als de Heere onze God Zijn hulpe
zal volbracht hebben, cn de Overste dezer
wereld met al zijn dienaren voor eeuwig
zal zijn verdaan, als Gods volk, verrezen
uit het graf, gelijkvormig gemaakt aan het
heerlijk lichaam van Christus, wonen zal
in het Jeruzalem dat van boven afdaalt en
beerven zal het gezegend aardrijk, dan
heeft de groote Schepper aller dingen niets
laton varen van de werken Zijner handen.
En eeuwiglijk zal dan door de groote
schare, die niemand tellen kan, die ge
kleed is in lange witte kleederen en gouden
harpen tokkelt, ter eere van Sions Koning
jubelend worden gezongen:
Onze hulpe is in den Name des Hoeren,
die hemel en aarde gemaakt heeft.
ONTWAAKT!
Ontwaakt, gij die 6laapt, en staat op
uit de dooden,
en Chri6tu6, Uw Licht, gaat ten leven
u opl
Schudt de windselen af en komt tot
Hem gevloden,
uit het duistere graf richt Zijn
liefde u op!
Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op
uit de dooden,
en Christus, Uw Heer, biedt Zijn
leiding u aan!
Schudt de windselen af, laat niet
langer u nooden,
den weg die ten hemel leidt, met
Hem te gaan!
Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op
uit. de dooden,
on Christus, Uw Heiland, brengt
veilig u thuis I
Schudt de windselen af en volbrengt
Zijn geboden,
aan 't einde der loopbaan wacht
kroon u voor kruis!
LOONEN GKMEENTEPERSONEEL.
Telkens weer kan men in verslagen van Go*
meentoraden lezen, dat loonsverhooging voor ge-
meentcporsoneel bepleit wordt, op grond van het
óiüangs gepubliceerde rapport der Staats-
commissie voor het gemoentepersoneel, de
z.g. commissie-Raaymakere.
In het tijdschrift „R.-K. Gemeentepolitiek"
schrijft Mn. (de hoofdredacteur, de heer A. B.
Michielsen, lid van genoemde commissie)
„Aan goon enkele Regeering kan de eiscli ge
steld worden op een dergelijk rapport in te gaan,
zonder het minste of geringste overzicht van de
financieelo gevolgen. Wie zegt ons, of do
Staatscommissie haar eigen cijfers wel zou dur
ven handhaven, wanneer zij de berekening der ge
volgen eens voor zich zag?
Heeft die vroes haar misschien weerhouden een
berekening te maken?
Heoft men daarom wellicht de gevolgen niet
durven zien?
Maar wat oen Staatscommissie zich meent to
kunnen permitteeren, kan zich daarom een Re
geering nog niet veroorloven!
De ondertoekening van het rapport heeft mij
ik wil het thans publiek verklaren - veel strijd
gekost.
Ik stond echter voor de keuze: of onderteeke
nen of niet ondorteekenen maar dan natuurlijk
mot de noodzakelijkheid als commissielid te moe
ten bodanken en mot de wetenschap niets meer
voor het gemeentepersoneel te kunnen doen.
Ik koos het eerste cn trachtte in enkele nota's
recht te zetten, datgene wat m.i: scheef stond.
AJles bij nota in het reine brengen, ging boven
mijn krachten...-'4
Do heer M. Krijgsman, oud-wethouder en raadB-
lid van den Bosch, schrijft in hotzelfde nr. van
het tijdschrift naar aanleiding van do voorstellen
der commissio-Raaymakers o.m.:
„Daar is oen oinde aan het schuddon aan den
z.g. pruimeboom.
Want gaat men toch door mijt schudden, dan
vreozen wij, dat men boomen en al zal ontwor
telen.
Het is naar onze moening onrechtvaardig om
degenen, dio in dienst der overheid zijn, oen po
sitie to geven, onbeperkt boven dogenon, die in
hot vrije bedrijf worken en ten koste van hen.
Want men bedenke toch ook, dat de Overheid
dio 6alarisson niot kan halen uit do winsten ha-
rer diensten of bedrijven, zij moet belangrijke
bedragen lialen bij haar ingezetonon, waarvan,
zooala in den Bosch, meer dan 50 pet. in slechter
conditio is, dan de slechts betaalde gemeente
werkman.
Ons rechtsgevoel verzet, er zioh tegen om te
zwijgen als spreken noodig is.
Wij achten het ook in het belang van het over-
hoidsporsonool zelf.
Want indien 6traks de belasiïngbetalora bij liot
volhouden van oen drijven als in den laals'^n tijd,
de consequenties zullen overzien, dan zal zich
een verkeerde reactie gaan baanbreken. De loon
politiek van sommigen, volgens wie alloreerst en
misschien wel uitsluitend, op de positie van dege-
gen dio lontrekkend zijn gelet moet worden, is
verkeerd. En omdat zij dat is, 6preken wij".
VERTEREN VAN KAPITAAL.
Onder het hoofd „Verteren van kapitaal"
bevat het laatste nummer van „Ec. Statis
tische Berichten" een betoog van den
heer A. G. Boissevain.
Schr. stelt o. m. de vraag: Hoo moet met
de gedaalde waarde van het geld, die ieder
als een zeer zeker lange tijden blijvende be
schouwt,, bij do bepaling van de winst, dat
is bij de bepaling van wat niet als inkomen
verteerd mag worden, wil men het kapitaal
intact houden, rekening worden gehouden?
Prof. Volmer is vón meening, liat men
op nieuwe duro werktuigen ineens zoovéél
zou reserveeren uit de winst, dat do werk
tuigen voor de geldeu wa&rvoor zij in 1914
gekocht konden worden te boek zouden ko
men te staan. Neemt men echter voorloo-
pig een blijvende verminderde waarde van
het geld aan, dan is het logisch voor onze
oude werktuigen zooveel to reserveeren uit
de winst, dat men, als de oude versleten
zijn, uit de reserveeringen gelijkwaardige
nieuwe kan koopen en dus hei, werkelijke
kapitaal, gemeten niet in verkleinde maar
in de oude geldmaat, intact houdt.
Doet men dat niet, doet ons volk dat op
groote schaal niet, aldus schr., dan teert
ons volk zijn kapitaal in, verteert meer
dan het mag verteren, en maakt de helling,
die naar hooge prijzen doet afglijden, scher
per.
Wetsontwerp op de Rijksuitkeeringen
aan de Gemeenten.
Het ingediende wetsontwerp gaat uit.
van de gedachte, dat voorloopig een nood-
regelinjg moet worden getroffen, die zoo
veel mogelijk gelijken tred' houdt met den
financieel en mood der verschillende ge
meenten.. Om de gemeentelijke autonomie
onaangetast te laten, wordt alleen voorge
steld de RijksudtkeerLngen, die 'krachtens
de wet van 1897 bestaam, te verhoogen. En
wel op de volgende 'wijze.
De verhooging zal plaats vinden, indien
het geminddeMe van de opbrengst der ge
meentelijke inkomstenbelasting over 1917
1918 en 1919 meer bedraagt dian die van
do Rijksinkomstenbelasting over het dienst
jaar 19181919. Bij een verschil van 10
20 pOt. worden d'e Rijksudtkeermge.n met
20 pCt. verhoogd'bij een versohil van
meer dan 20 pCt. met 10 pCt. voor elke 10
pOt. of gedeelte daarvan tot een maximum
van 100 pOt.
Een verschil van miinder dam 10 pCt.
blijft buiten beschouwing.
Valt het dienstjaar vam de gemeente
lijke inkomstenbelasting niet samen met
het kalenderjaar, dan wordt gerekend met
de gemiddelde opbrengst over de dienst
jaren 191&—1917, 1917—1918, 1918—1919
of 1919—1920, eflk; voor zooveel twaalfde
gedeelten der totale opbrengst als het aan
tal maanden van het belastingjaar be
draagt, dat tot elk der jaren 1917, 1918 of
1919 behoort. Kohieren, die laiter dan 3
maanden na het belastingjaar vastgesteld
zijn, blijven buiten beschouwing.
Voor gemeenten, waarvan het grondge
bied tusschen 1 Mei 1916 en 1 Mei 1920 is
gewijzigd, wordt gerekend met de bedra
gen, die vermoedelijk in aanmerking zou
den zijn gekomen, indien d'o wijziging vóór
1 Mei 1916 had plaats gehad.
De wet t reedt in werking op 1 Januari
1921.
De Zondagswet.
Aan het Voorloopig Verslag ontleenen
we hefc volgende
Vele leden hadder overwegend bezwaar
tegen dit wetsontwerp. In ons land met
zijn gemengde bevolking behoort een deel
daarvan zijn overtuiging niet aan een an
der deel op te dringen. Het grootste deel
der bevolking acht allerlei vermaken en
ontspanning op den Zondag geoorloofd
dat zai door het onderhavige wetsontwerp
worden verboden.
Verscheidene leden betuigden hun in
stemming met het wetsontwerp en acht
ten do daartegen geopperde l>e-zw.aren
deels onjuist, deel overdreven. Volgens hun
oordeel is het slechts do vraag, of de Zon
dag ails algemeeme rustdag zal geëerbie
digd en gehandhaafd wondten. Dat daarvan
eenige beperking van de vrijheid van be
weging het gevolg is, ligt in den a and der
zaak, maar deze beperking gaat niet ver
der dan tot hetgeen op publiek terrein
voorvalt en dient juist ter waarborging van
de vrijheid voor zoowelen mogelijk om don
Zondag als Christelijken rustdag te kun
nen genieten.
Ook is niet te verwachten, dat de sport,
waarvan de beoefening m alle politieke en
godsdienstige kringen is doorgedrongen,
zal worden, tegengewerkt en belemmerd.
In geen geval meende men, dat het houden
van wedstrijden, juist op Zondag daarvoor
noodzakelijk is.
Sommigen dezer leden «licV <- r. - -V-
Lelijk voorschrift tot heiliging .:»u
bondag in beginsel toe. Naar hun pree: mf
mag' de Zondagswijding niet ter v.iLd va*»
de oaatepammng van anderen worden ver
stoord.
Verscheidene andere leden, dio "ioh i*
het algemeen wol met het wetsontwerp
konden vereenigen,v .hadden nochtans b>
zwaar tegen den opzet daarvan.
Zeer vele leden hadden lu-v.
de uitzondering die ten
willige oefeningen in d« 1
wordt gemaakt,
Eenige ledten wenscluten I op
Zondag, welke thans v-r1 rdt,
omdat dezo niet binncr.kh.ih k--:. warden
verricht, zonder uitzondering verboden le
zïc-n. Andere leden kwamen daarl op.
Verhooging accijns gedistilleerd.
Aan het voorloopig verslag dor Tweodc Kamer
op hst Wetsontwerp tot verhooging van den ac
cijns op gedistilleerd en van dc- belasting op ent-
geest wordt ontleend, dat verscheidene leden hun
instemming betuigden met hot wetsontwerk. De
ze leden vonden het begrijpelijk, dat do Minister,
om tot dekking der steeds stijgonde uitgaven te
komen, zijn toevlucht neemt, lot verboogine van
deu accijns op gedistilleerd, waarvan liet gebruik
in hoofdzaak als weelde kan worden beschouwd.
Zij gaven voorts als hun moening te konnen, dat
hot wetsontwerp met grooten spoed moet worden
behandeld, omdat thans reeds op groote schaal
hoeveelheden gedistilleerd van 25 L. of mindor
worden opges'agen, ten einde daardoor do na*
vordering der aécijnB te ontgaan.
Andere leden hadden er bezwaar tegen, dat
één accijns object zoo sterk zal worden getroffen,
als bij dit wetsontwerp wordt voorgosïeld. Dit
maakt de accijnswetgoving onevenwichtig en top*
zwaar en maakt 's Rijks financiën al to veel af
hankelijk van het gebruik van dit genotmiddel.
Bovendien roepen zoo zware belastingen niet al
leen aan de grens, maar ook bij de branderijen
en stokerijen een aanleiding tot fraude in het le*
ven, die slechts met groote moeite on kosten kan
worden tegengegaan. Waarom, zoo word ge
vraagd, is niet liever meer spoed betracht mot de
voorgenomen weeldebelasting?
Eenige leden botoogen, dat het weuschelijkor
zou zijn geweest, indien de Minister met do indie*
ning van het onderhavige wetsontwerp had ge-
wacht, tot bekend zou zijn, wolke de opbrengst
van 's Rijks middelen in de oerstvolgendo maan
den zou zijn.
Sommige leden meenden vooralsnog logen dit
wetsontwerp bezwaar te mootcn maken, zoolang
niet tevens een verhooging van het invoerrecht
wordt voorgesteld, aangezien dit goou verband
meer houdt met den accijns.
Sommige leden meenden van do verhooging van
den accijns een belangrijke daling van hot drank
gebruik to mogen verwachten.
Andere leden betoogden, dat een vermindering
van het verbruik door deze prijsvorhooging niet
zal zijn te verwachten.
Sommige loden merkten op, dat in zake het al
coholvraagstuk te weinig samenwerking bestaat
tusschen de verschillende Departementen.
Eenige leden maakten de opmerking, dat de
wanverhouding tusschen don prijs vap het .arti
kel en de belasting er toe zal leiden, dat het ge*
distillecrd wordt vervalscht en dat tel van voor
do gezondheid schadelijke surrogaten in den han
del worden gebracht.
Sommige leden betreurden het, dat do organi
saties van belanghebbenden niet van tevoren zijn
gehoord inzake de mogelijkhoid van frauduk-uzen
invoer.
Enkolon leden achten do in art. 1 opgenomen
hoeveelheid van 25 L. bij particulieren, welke
niot aan navordering zal zijn onderworpen, te
hoog en wilden deze zien teruggebracht op 5 L
Vele andere leden kwamen daartegen op, om*
dat een dergelijke controle onmogelijk zou'zijn.
Het weer.
Te Londen heeft Dinsdag zekere heer Hugh
Clements het gehad over weervoorspelling. Deze
meteoroloog gaf van do weervoorspelling als
zoodanig een uiterst simplistische voorstelling.
Hel weer kan „drie jaar van te voren worden
voorspeld". Er is een bepaalde kringloop' en
dit jaar zal men (Hugh Clements weet hel vast
cn zeker) een volkomen herhaling beleven van
hot weer in het jaar 1740. Zoo zal ook 2000 on
dan weer in 2192 het weer van thans tcrugkoe-
ron. De winter, die wij thans zijn ingegaan zal
niet streng zijn. De eerstvolgende strenge win
ter is te wachten in 1926 en dan komt er weer
een heel strense in 1952. ..N. R. Cl."*
ït geboren Kindeke.
d joelend, en na tante »og eons verscheiden
onstuimig om den hals gevlogen te zijn,
D so weggegaande twee blondkrullige jon-
i Eddy van acht en Keesje van zea jaar, allo
met schitterende kijkers en gloeiende wan-
serlijko robbedoozen toch in hun marine-
(vo jekkers met koperen knóopen, en met hun
imuts, zoo ocht jongensachtig op hun
Ze hadden tante immers moeten beloven
Kerstavond te komen kijken naar dat
kindje, dat met toogoknopen vuistjes als
loin pakje van „zeven pond liofde" zei
in die prachtige wieg lag, met fijn kan-
irei en tulen gordijnen, waarop een groote
van teer blauw lint. En ze hadden sprafco-
■>s gekoken naar het blozende, slapeqdo wo-
en Keesje had beschermend zijn hand op
ie vuistje gelegd en aan Lous gevraagd:
nu haar korstgeschenk was. En ze had
gezegd, maar haar armen om de zonnige,
ie jongens heengeslagen en hen moe geno-
saar de andere kamer,
met zijn drieën op de sofa gezeten, had
verteld va® dien donkeron nacht, toen er
hadden gezongen;van hordors dio hun
verlieten on dio hun stal binnen geloopen
waar ook oen heel klein kindje lag
alB de baby, die jullie gezien hebben".
had heel verstandig van „ja" geknikt
tante govraagd, of dat „do lieve Heer"
i toen had tante weer verdor ver-
i hoe arm dat kindje was. Dat hét op stroo
pd niet eens van die mooie dekentjes had als
I* «o jongens hadden dat heel erg gevonden,
i dat ze het toch niet begrijpen zouden, had
haar hart gedrukt och, hoe konden die
die altijd in luxe waren opgevoed, kinderen
haar «enigo zuster, hookonden zij iets begrij
pen van de armoede van het Kerstkind' En voe
lend, dat zeh et toch niet begrijpen zouden, had
ze plotseling haar vertelling afgemaakt: „en dat
arme kindje, joDgene, wil alle anno menschen die
naar hem komen zion, hooi rijk on heel gelukkig
makeu". En toen ze hen ovop later getracteerd
had en de kleuters met van geluk stralende ge
zichtjes van tante, o zulke mooie, kerstgeschen
ken gehad hadden toen had Eddy, die altijd
nadacht, aan Lous gevraagd,terwijl hij oen aman
del tusschen zijn stevige knuistjes kraakte: „maar
tante krijgen we dat nu ook allemaal van het
kiudjo in de kribbe?"
En nu waren ze weer weg gegaan.
Lous was alleen thuis.
Hooi alleen met haar kindje. En onwille
keurig liep zo naar den erker om de in zware
plooien noervallendon gordijnen van donker
blauw pluche dicht te schuiven.
Zo wilde nü ook maar alleen zijn nu hij
weg was, hij, haar man, haar Lex.
Toch bleef ze even naar buiten staren, in den
donkoren kerstnacht Ze had juist hot gezicht
op do Roojnscho kerk, de donkere cathedraal, dia
zich als con massaal donker gevaarte omhoog
beurde uit de koude, hand bevroren aarde naar
boven, naar de opaalkieurige lucht, waar het rose
olectri6cho licht der groote stad bleek afglansde
tegea do zware sneeuwwolken. En Lous tuurde
naar de klourige heiligen figuren in de verlicht
te kerkramen. En ze wist, dat daar achter „hot
Gloria" gezongen werd. Het jaar, dat zij hier
woondo, een eigen huis had, was ze zoo bekend
geraakt mot de kerk, daar aan den overkant van
de stille gracht'En van morgen om vier uur had
ze al geluisterd naar het beioren van do zware
klokken. En zo had zich even opgericht alleen in
de donkere slaapkamer. En was haar hart niet
volgeschoten bij de gedachte, dat het vorig jaar,
teen ze nog maar twee maanden getrouwd waren.
Lex en zij, beiden zoo gezeten hadden? Dat ze
samen geluisterd hadden naar-do eeuwige klan
ken van dio zware, bronzen stemmen, dio het En
gelenkoor herhaald hadden in bun machtig ge
beier? En zo had weer gehoord den haastigen
stap der kerkgangers op den krakenden, houten
brug en ook had ze de zuivere stommen van
het koor nog oven opgevangen heel even nog;
toen was zo weer ingeslapen heel vaat
Mot oen plotselinge beweging, als wilde ze den
stroom der herinneringen in hun meosleurende
vaart stuiten, schoof ze do gordijnen toe. Toch
wél heerlijk, dat er niemand was, dan Baby al
leen, om getuige te zijn van haar verlangen
Naar hom, naar Lex
Do kamer baadde in een warme gloed van eleo-
trisch licht.
Van de zwaar kristallen luster brak het in
voolkleurige tonen en viel neer op do oude
tinnen bokore bovenop het zware gebooldhouwde
buffet.
Lous glimlachte even.
't Was immers zijn eerste geschenk geweost
in him verloving? Hoe die jongen hot toch go-
weten had, dat ze zoo dol was op oud-tin?
Och, Lox wist immere allee.
Bij hem was jo veilig.
't Was immers zoo plotseling gekomen tusschen
hen boiden. Toen hij nu twee jaar geloden haar
hot eerst ontmoet had o ze herinnerde zich
nog zoo goed, hoe verlegen ze gewoeet was. Zij
kind van nog geen twintig. En hij ingenieur
al aardig op weg naar de dertig. Met z'n besliste,
kalme manieren. Z'n lijn profiel met dio door
dringende oogen. Och had ze het ooit kunnen be
grijpen, dat hij haar gevraagd had. *'n vrouw
te worden? Wat was hun verlovingstijd andera
geweost, dan oen droom, die ze niet bogreop?
Lous draaide het overvloedige licht van don
kristallen luster uit. Alleon nog de schomorlamp
achter baby'6 wieg wierp haar goud over de wolk
van tule en kant voor haar.
Hoel voorzichtig keek ze even.
fist niet wakker maken. Zo eliop zoo heer»
lijk. die schat.
Een paar geïllustreerde bladen slingerden op
tafel. Maar nu had ze geen zin die goodkoope
verhaaltjes te lozen van derde, vierde rangs ar-
tisten. Nu stil bij hem wezen bij Lex.
Het haardvuur flikkerde telkens op met uit
waaierende vlammen. Ze ging or voor zitten, in
den lagen stool, het warme gezichtje steunend
in do blanke handen.
Zo dacht na
Och ze had immers nooit bogrepen, hoe lief hij
haar had. dan toen dien avond, toen ze thuis ge
komen waren van hun huwelijksreis twee we
ken in Schotland en toen hij haar niet stralende
oogen gekust had, hier in de kamer waar ze zat
en van haar naam als zijn vrouw niet genoeg had
kunnen krijgen.
Hij was zoo anders dan zij. Leefde zooveel
dieper. Z'n liefde was zooveel grooter. Beweerde
hij zelf niet, dat hot leven in eenzaamheid, dat
hij drie jaren, in de binnenlanden van Borneo go-
leid had, als ingenieur in dienst van het gouver
nement, hem geleerd had, wat de liefde van een
man ia.
Ze bogreop het nog zoo weinig. Zij het ver
wende kind.
Hij W8S zoo ernstig en zoo in vroom zich
zoo bewust van Gods 'oiding in alles wat hij
deod.
O, zo kon hom niet missen.
Hoo waren do eerste maanden niet omgevlogen
in één jubel van geluk.
Een geluk, waarvoor x« soms bang was. Voelde
zo maar niet al te goed. dat haar hart nog niet
diep genoeg voor God gebogen had, om de hoog
ste liofdo te ervaren?
Zei Lex niet altijd, dat het geluk eerst kwam
na rooi 6mart over je zelf? En wat had z:j voor
smart gekend? Was haar heele huwolijk tot nog
tea niet geweest, oen blind voortleven op z ij n
geloof, op Lex's godsvrucht?
O ja nu drie weken geledon was haar kindie
geboren.
En intuitief keek Lous op naar de witte wieg,
waar het nu sliepWat was Lox niot jon
gensachtig blij goweest. Had hij dan niets ge*
merkt van haar angst, dat dit geluk haar nog
egoi6tischer zou maken?
En nu nu was hij weg.
Twee dagen geleden was hij opgotelegrafoerd
om te a8sistecren bij een dijkdoorbraak. En on»
middellijk was hij vertrokken. En zij? Was naar
eerste gedachte niet geweest, dat zij mot Kerstmis
alleen zou zijn? En hoo had hij dat woer
niet begrep.. gezegd: „toe kindje, jo hobt nu
baby toch en vertrouw maar op God".
Goeie lieveling hij zorgde zoo..
Vertrouwen... ja, ontbrak het haar daar nisti
aan?
Lus staarde voor zich uit. Een voor een verdool
den de vlammen in den haard.
Waar had ze 't ook weer goloeen: „hot kindek®
Jezus heeft ten allen tijde veel vertrouwen g««
vraagd"?
Was dan dét het geheim ran Lex, waardoor
hij allo teleurstellingen, ook dio zij hom zoo vaaM
had aangedaan zoo krachtig, met vertrouwen
op haar liefde en op Gods liefde godragen had?
Het schokte door haar heen. Heets tranen
drupten neer vielen op het groen fluweel va
haar japon.
Ze stond op. Ging naar de wieg, waar het kin4»
je sluimerde.
Als oen krullend rozoblaadjo lag e'n vuistje op,
het blauw gewatteerde dokentje.
't Ademde vlug en tolkena maakte het vooh*
tige mondje met de even geopende lipjes eev
pruttel-geluidje.
„M'n kindje, m'n kerstekindje," beefde het vaa
Lous mond. En haar hoofd op het kussentje naneè
zijn warm, blozend kopje borgend, snikte ze al
haar zondeloed uitN'
Het was. op dat oogenblik, dat hot gebons
kindeke van Bethlehem ook haar zogende.