reede Blad. tel en Aarde gemaakt heeft V PlNftENLAND. r irtiag 18 December 1920 Onzo liulp is in den naam des HEEREN, die hemel en aarde gemaakt hoert. P8. 124 :S. weer worden wij in Gods Woord >n op de hulpe die daar is in den Na- es li e e r_e n, „die hemel en aarde kt heeft." lalinen zingen voortdurend van die ge scheppingsdaad, en de profeten i niet moede Israels God te prediken i gnooten Schepper aller dingen. Men ran ouds de oogen naar de bergen Ipe te verwachten van Hem die den en de aarde, de zee en al wat daarin it geschapen had. waarheid was van stonde aan ook in jeere bij de kerk des Nieuwen Testa- en zij beleed haar in hot. eerste arti- het algemeen, ongetwijfeld Chris- ;eloof: ik geloof in God den Vader, imachtige, Schepper des hemels en jen het volk dat bij de ware religie joemt zoo zijn God en Heere. peidenen spreken van de goden der m Ier maan, der 6terren, van de goden irgen, bosschen, rivieren en velden. Ilsraël nu uitsprak: onze God heeft pmel en de aarde gemaakt, dan ver let met dit zeggen zijn grooten God |boven alle de goden der Heidenen, en ■Ie Hem als den Allerhoogste. ijdel en nietswaardig is elke hulpe de Heidenwereld op vertrouwt, verge- V 2 bij de machtige hulpe, die daar is in Same des Heeren, die hemel en aarde -«akt heeft. i. mogen het verwachten van de goden flioogte, van de goden der laagte, zij I Ipi vermelden van paarden en wagenen, llraUen vermelden van den Naam des Wen onzes Gods, de Almachtige, die al boven in den hemel en hier beneden eie aarde is, een6 wrocht door zijn god- ie kracht, en sinds getrouw bewaarde. >e heerlijk, hoe zalig is het te mogen van de hulpe van zulk oen almachti- I God, zich veilig te mogen voelen in de ten van Hem, die het gansche Heelal izijn riep. te mogen vertrouwen op die het lot van Hemel en aarde be- geloof in-God den Vader, den Almach- 2(ik vertrouw op Hem, die de Schepper -emels en der aardo is. Zoo luidt de jrheerlijkende belijdenis der kerk aller t was niet alleen de belijdenis van eraèl, maar het is en blijft de belijde- ■^an heel Gods kerk. Hier wordt de der katholiciteit van oud- en nieuw gevoeld, want zoo werd geloofd en —en van af de ure dat Gods kerk er •cn door het geloof wordt de ïhtige als Schepper des hemels en der o gekend. Immers de apostel betuigt: r het geloof verstaan wij dat de we- door het Woord Gods is toebereid, al-, dat de dingen die men ziet, niet gewor- uit dingen dio gezien worden." lar dat geloof wordt door het over- ;en van die machtige Scheppingsdaad bijzonder gesterkt. it hoe aanbiddelijk groot, hoe won- .chtig moet die God niet zijn, die den en de aarde geschapen heeft Heidenen konden zich zulk een groot- niet indenken, de gedachte daaraan f8 bij hen niet op. Israël wist het door bijzondere jaring, geloofde het door genade, en vertrouwde op den Heere, den God des hemels en der aarde. Dit te gelooven bemoedigt ons op gansch bijzondere wijze, het doet zelfs in den bang- sfcen nood de hope herleven, want Hij die hemel en aarde gemaakt heeft, staat on eindig hoog boven alle creatuur, Hij, die heel do schopping in Zijn hand heeft, zal alle vijanden van Zich cn Zijn volk volko- vernietigon. Ja waarlijk, nis die God ons hulpe geeft, wie zal dan tegen ons vermogen. Laat de machtigste vijand dan woedon en tieren, mijn ziele zwijge Gode stil, Zijn hulpe zal blijken. En die hulpe faalt nooit, want niets kan ons scheiden van de liefde Gods die daar is in Christus Jezus. Immers onze hulpe i6 van Hem, die he mel en aardo gemaakt heeft. In dien naam wordt ook Gods vrije g e- n a d o verheerlijkt. Niet wij helpen God wat zouden wij Gode toebrengen! maar de Almachtige komt met Zijn hulpe tot. ons. Hier loven en prijzen wij Gods neder- buigende goedheid. Immers genade voor genade is het, al6 onze hulpe in den Name des Heeren mag staan, omdat die Naam ons predikt Zijn liefde voor den zondaar. Naar heilig recht had God ons voor eeu wig kunnen prijsgeven aan den doodvijand onzer zielen, vanwege onzen diepen val en zware schuld. Tot hulpe was Hij allerminst gehouden, want wij zijn die hulpe ganschelijlc niet waardig. Maar om Zijns grooten Naams wil, ziet Hij genadig uit den hooge, wie op Zijn bijstand wacht en verleent goedertie- renlijk hulpe. In die hulpe doet Hij schitte ren den glans van het eeuwig en genadig welbehagen. Wie waarlijk dankbaar is voor de gena de die God hem schonk, zal altoos de hul pe Zijns Gods groot maken, en Hem ver heerlijken als den wonderen God, die he mel en aarde gemaakt hoeft. Satan durfde in den hemel den kamp te gen God niet aan. Maar op de aarde zou hij het wagen. Schijnbaar gelukte zijn aanval want de mensch werd doomschuidig en het aardrijk vervloekt. Maar God de Almachtige, die hemel en aarde geschapen had, liet Satan zijn we- reldprooi niet behouden. Hij beschikte heil, en gaf juist aan die wereld Zijn eeniggeboren Zoon tot eeuwige behoudenis, opdat wij getroost konden le ven en sterven, wetende naar ziel en lichaam voor tijd en eeuwigheid hulpe van boven te hebben. Onze God schiep hemel en aarde. Hij laat in den hemel Zich niet onttro nen, en de wereld laat Hij Zich niet ont- rooYen. In den hemel zal Hij Zich handha ven, en do wereld zal Hij verlossen door de hulpe in Zijn grooten Naam. En als de Heere onze God Zijn hulpe zal volbracht hebben, cn de Overste dezer wereld met al zijn dienaren voor eeuwig zal zijn verdaan, als Gods volk, verrezen uit het graf, gelijkvormig gemaakt aan het heerlijk lichaam van Christus, wonen zal in het Jeruzalem dat van boven afdaalt en beerven zal het gezegend aardrijk, dan heeft de groote Schepper aller dingen niets laton varen van de werken Zijner handen. En eeuwiglijk zal dan door de groote schare, die niemand tellen kan, die ge kleed is in lange witte kleederen en gouden harpen tokkelt, ter eere van Sions Koning jubelend worden gezongen: Onze hulpe is in den Name des Hoeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. ONTWAAKT! Ontwaakt, gij die 6laapt, en staat op uit de dooden, en Chri6tu6, Uw Licht, gaat ten leven u opl Schudt de windselen af en komt tot Hem gevloden, uit het duistere graf richt Zijn liefde u op! Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de dooden, en Christus, Uw Heer, biedt Zijn leiding u aan! Schudt de windselen af, laat niet langer u nooden, den weg die ten hemel leidt, met Hem te gaan! Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit. de dooden, on Christus, Uw Heiland, brengt veilig u thuis I Schudt de windselen af en volbrengt Zijn geboden, aan 't einde der loopbaan wacht kroon u voor kruis! LOONEN GKMEENTEPERSONEEL. Telkens weer kan men in verslagen van Go* meentoraden lezen, dat loonsverhooging voor ge- meentcporsoneel bepleit wordt, op grond van het óiüangs gepubliceerde rapport der Staats- commissie voor het gemoentepersoneel, de z.g. commissie-Raaymakere. In het tijdschrift „R.-K. Gemeentepolitiek" schrijft Mn. (de hoofdredacteur, de heer A. B. Michielsen, lid van genoemde commissie) „Aan goon enkele Regeering kan de eiscli ge steld worden op een dergelijk rapport in te gaan, zonder het minste of geringste overzicht van de financieelo gevolgen. Wie zegt ons, of do Staatscommissie haar eigen cijfers wel zou dur ven handhaven, wanneer zij de berekening der ge volgen eens voor zich zag? Heeft die vroes haar misschien weerhouden een berekening te maken? Heoft men daarom wellicht de gevolgen niet durven zien? Maar wat oen Staatscommissie zich meent to kunnen permitteeren, kan zich daarom een Re geering nog niet veroorloven! De ondertoekening van het rapport heeft mij ik wil het thans publiek verklaren - veel strijd gekost. Ik stond echter voor de keuze: of onderteeke nen of niet ondorteekenen maar dan natuurlijk mot de noodzakelijkheid als commissielid te moe ten bodanken en mot de wetenschap niets meer voor het gemeentepersoneel te kunnen doen. Ik koos het eerste cn trachtte in enkele nota's recht te zetten, datgene wat m.i: scheef stond. AJles bij nota in het reine brengen, ging boven mijn krachten...-'4 Do heer M. Krijgsman, oud-wethouder en raadB- lid van den Bosch, schrijft in hotzelfde nr. van het tijdschrift naar aanleiding van do voorstellen der commissio-Raaymakers o.m.: „Daar is oen oinde aan het schuddon aan den z.g. pruimeboom. Want gaat men toch door mijt schudden, dan vreozen wij, dat men boomen en al zal ontwor telen. Het is naar onze moening onrechtvaardig om degenen, dio in dienst der overheid zijn, oen po sitie to geven, onbeperkt boven dogenon, die in hot vrije bedrijf worken en ten koste van hen. Want men bedenke toch ook, dat de Overheid dio 6alarisson niot kan halen uit do winsten ha- rer diensten of bedrijven, zij moet belangrijke bedragen lialen bij haar ingezetonon, waarvan, zooala in den Bosch, meer dan 50 pet. in slechter conditio is, dan de slechts betaalde gemeente werkman. Ons rechtsgevoel verzet, er zioh tegen om te zwijgen als spreken noodig is. Wij achten het ook in het belang van het over- hoidsporsonool zelf. Want indien 6traks de belasiïngbetalora bij liot volhouden van oen drijven als in den laals'^n tijd, de consequenties zullen overzien, dan zal zich een verkeerde reactie gaan baanbreken. De loon politiek van sommigen, volgens wie alloreerst en misschien wel uitsluitend, op de positie van dege- gen dio lontrekkend zijn gelet moet worden, is verkeerd. En omdat zij dat is, 6preken wij". VERTEREN VAN KAPITAAL. Onder het hoofd „Verteren van kapitaal" bevat het laatste nummer van „Ec. Statis tische Berichten" een betoog van den heer A. G. Boissevain. Schr. stelt o. m. de vraag: Hoo moet met de gedaalde waarde van het geld, die ieder als een zeer zeker lange tijden blijvende be schouwt,, bij do bepaling van de winst, dat is bij de bepaling van wat niet als inkomen verteerd mag worden, wil men het kapitaal intact houden, rekening worden gehouden? Prof. Volmer is vón meening, liat men op nieuwe duro werktuigen ineens zoovéél zou reserveeren uit de winst, dat do werk tuigen voor de geldeu wa&rvoor zij in 1914 gekocht konden worden te boek zouden ko men te staan. Neemt men echter voorloo- pig een blijvende verminderde waarde van het geld aan, dan is het logisch voor onze oude werktuigen zooveel to reserveeren uit de winst, dat men, als de oude versleten zijn, uit de reserveeringen gelijkwaardige nieuwe kan koopen en dus hei, werkelijke kapitaal, gemeten niet in verkleinde maar in de oude geldmaat, intact houdt. Doet men dat niet, doet ons volk dat op groote schaal niet, aldus schr., dan teert ons volk zijn kapitaal in, verteert meer dan het mag verteren, en maakt de helling, die naar hooge prijzen doet afglijden, scher per. Wetsontwerp op de Rijksuitkeeringen aan de Gemeenten. Het ingediende wetsontwerp gaat uit. van de gedachte, dat voorloopig een nood- regelinjg moet worden getroffen, die zoo veel mogelijk gelijken tred' houdt met den financieel en mood der verschillende ge meenten.. Om de gemeentelijke autonomie onaangetast te laten, wordt alleen voorge steld de RijksudtkeerLngen, die 'krachtens de wet van 1897 bestaam, te verhoogen. En wel op de volgende 'wijze. De verhooging zal plaats vinden, indien het geminddeMe van de opbrengst der ge meentelijke inkomstenbelasting over 1917 1918 en 1919 meer bedraagt dian die van do Rijksinkomstenbelasting over het dienst jaar 19181919. Bij een verschil van 10 20 pOt. worden d'e Rijksudtkeermge.n met 20 pCt. verhoogd'bij een versohil van meer dan 20 pCt. met 10 pCt. voor elke 10 pOt. of gedeelte daarvan tot een maximum van 100 pOt. Een verschil van miinder dam 10 pCt. blijft buiten beschouwing. Valt het dienstjaar vam de gemeente lijke inkomstenbelasting niet samen met het kalenderjaar, dan wordt gerekend met de gemiddelde opbrengst over de dienst jaren 191&—1917, 1917—1918, 1918—1919 of 1919—1920, eflk; voor zooveel twaalfde gedeelten der totale opbrengst als het aan tal maanden van het belastingjaar be draagt, dat tot elk der jaren 1917, 1918 of 1919 behoort. Kohieren, die laiter dan 3 maanden na het belastingjaar vastgesteld zijn, blijven buiten beschouwing. Voor gemeenten, waarvan het grondge bied tusschen 1 Mei 1916 en 1 Mei 1920 is gewijzigd, wordt gerekend met de bedra gen, die vermoedelijk in aanmerking zou den zijn gekomen, indien d'o wijziging vóór 1 Mei 1916 had plaats gehad. De wet t reedt in werking op 1 Januari 1921. De Zondagswet. Aan het Voorloopig Verslag ontleenen we hefc volgende Vele leden hadder overwegend bezwaar tegen dit wetsontwerp. In ons land met zijn gemengde bevolking behoort een deel daarvan zijn overtuiging niet aan een an der deel op te dringen. Het grootste deel der bevolking acht allerlei vermaken en ontspanning op den Zondag geoorloofd dat zai door het onderhavige wetsontwerp worden verboden. Verscheidene leden betuigden hun in stemming met het wetsontwerp en acht ten do daartegen geopperde l>e-zw.aren deels onjuist, deel overdreven. Volgens hun oordeel is het slechts do vraag, of de Zon dag ails algemeeme rustdag zal geëerbie digd en gehandhaafd wondten. Dat daarvan eenige beperking van de vrijheid van be weging het gevolg is, ligt in den a and der zaak, maar deze beperking gaat niet ver der dan tot hetgeen op publiek terrein voorvalt en dient juist ter waarborging van de vrijheid voor zoowelen mogelijk om don Zondag als Christelijken rustdag te kun nen genieten. Ook is niet te verwachten, dat de sport, waarvan de beoefening m alle politieke en godsdienstige kringen is doorgedrongen, zal worden, tegengewerkt en belemmerd. In geen geval meende men, dat het houden van wedstrijden, juist op Zondag daarvoor noodzakelijk is. Sommigen dezer leden «licV <- r. - -V- Lelijk voorschrift tot heiliging .:»u bondag in beginsel toe. Naar hun pree: mf mag' de Zondagswijding niet ter v.iLd va*» de oaatepammng van anderen worden ver stoord. Verscheidene andere leden, dio "ioh i* het algemeen wol met het wetsontwerp konden vereenigen,v .hadden nochtans b> zwaar tegen den opzet daarvan. Zeer vele leden hadden lu-v. de uitzondering die ten willige oefeningen in d« 1 wordt gemaakt, Eenige ledten wenscluten I op Zondag, welke thans v-r1 rdt, omdat dezo niet binncr.kh.ih k--:. warden verricht, zonder uitzondering verboden le zïc-n. Andere leden kwamen daarl op. Verhooging accijns gedistilleerd. Aan het voorloopig verslag dor Tweodc Kamer op hst Wetsontwerp tot verhooging van den ac cijns op gedistilleerd en van dc- belasting op ent- geest wordt ontleend, dat verscheidene leden hun instemming betuigden met hot wetsontwerk. De ze leden vonden het begrijpelijk, dat do Minister, om tot dekking der steeds stijgonde uitgaven te komen, zijn toevlucht neemt, lot verboogine van deu accijns op gedistilleerd, waarvan liet gebruik in hoofdzaak als weelde kan worden beschouwd. Zij gaven voorts als hun moening te konnen, dat hot wetsontwerp met grooten spoed moet worden behandeld, omdat thans reeds op groote schaal hoeveelheden gedistilleerd van 25 L. of mindor worden opges'agen, ten einde daardoor do na* vordering der aécijnB te ontgaan. Andere leden hadden er bezwaar tegen, dat één accijns object zoo sterk zal worden getroffen, als bij dit wetsontwerp wordt voorgosïeld. Dit maakt de accijnswetgoving onevenwichtig en top* zwaar en maakt 's Rijks financiën al to veel af hankelijk van het gebruik van dit genotmiddel. Bovendien roepen zoo zware belastingen niet al leen aan de grens, maar ook bij de branderijen en stokerijen een aanleiding tot fraude in het le* ven, die slechts met groote moeite on kosten kan worden tegengegaan. Waarom, zoo word ge vraagd, is niet liever meer spoed betracht mot de voorgenomen weeldebelasting? Eenige leden botoogen, dat het weuschelijkor zou zijn geweest, indien de Minister met do indie* ning van het onderhavige wetsontwerp had ge- wacht, tot bekend zou zijn, wolke de opbrengst van 's Rijks middelen in de oerstvolgendo maan den zou zijn. Sommige leden meenden vooralsnog logen dit wetsontwerp bezwaar te mootcn maken, zoolang niet tevens een verhooging van het invoerrecht wordt voorgesteld, aangezien dit goou verband meer houdt met den accijns. Sommige leden meenden van do verhooging van den accijns een belangrijke daling van hot drank gebruik to mogen verwachten. Andere leden betoogden, dat een vermindering van het verbruik door deze prijsvorhooging niet zal zijn te verwachten. Sommige loden merkten op, dat in zake het al coholvraagstuk te weinig samenwerking bestaat tusschen de verschillende Departementen. Eenige leden maakten de opmerking, dat de wanverhouding tusschen don prijs vap het .arti kel en de belasting er toe zal leiden, dat het ge* distillecrd wordt vervalscht en dat tel van voor do gezondheid schadelijke surrogaten in den han del worden gebracht. Sommige leden betreurden het, dat do organi saties van belanghebbenden niet van tevoren zijn gehoord inzake de mogelijkhoid van frauduk-uzen invoer. Enkolon leden achten do in art. 1 opgenomen hoeveelheid van 25 L. bij particulieren, welke niot aan navordering zal zijn onderworpen, te hoog en wilden deze zien teruggebracht op 5 L Vele andere leden kwamen daartegen op, om* dat een dergelijke controle onmogelijk zou'zijn. Het weer. Te Londen heeft Dinsdag zekere heer Hugh Clements het gehad over weervoorspelling. Deze meteoroloog gaf van do weervoorspelling als zoodanig een uiterst simplistische voorstelling. Hel weer kan „drie jaar van te voren worden voorspeld". Er is een bepaalde kringloop' en dit jaar zal men (Hugh Clements weet hel vast cn zeker) een volkomen herhaling beleven van hot weer in het jaar 1740. Zoo zal ook 2000 on dan weer in 2192 het weer van thans tcrugkoe- ron. De winter, die wij thans zijn ingegaan zal niet streng zijn. De eerstvolgende strenge win ter is te wachten in 1926 en dan komt er weer een heel strense in 1952. ..N. R. Cl."* ït geboren Kindeke. d joelend, en na tante »og eons verscheiden onstuimig om den hals gevlogen te zijn, D so weggegaande twee blondkrullige jon- i Eddy van acht en Keesje van zea jaar, allo met schitterende kijkers en gloeiende wan- serlijko robbedoozen toch in hun marine- (vo jekkers met koperen knóopen, en met hun imuts, zoo ocht jongensachtig op hun Ze hadden tante immers moeten beloven Kerstavond te komen kijken naar dat kindje, dat met toogoknopen vuistjes als loin pakje van „zeven pond liofde" zei in die prachtige wieg lag, met fijn kan- irei en tulen gordijnen, waarop een groote van teer blauw lint. En ze hadden sprafco- ■>s gekoken naar het blozende, slapeqdo wo- en Keesje had beschermend zijn hand op ie vuistje gelegd en aan Lous gevraagd: nu haar korstgeschenk was. En ze had gezegd, maar haar armen om de zonnige, ie jongens heengeslagen en hen moe geno- saar de andere kamer, met zijn drieën op de sofa gezeten, had verteld va® dien donkeron nacht, toen er hadden gezongen;van hordors dio hun verlieten on dio hun stal binnen geloopen waar ook oen heel klein kindje lag alB de baby, die jullie gezien hebben". had heel verstandig van „ja" geknikt tante govraagd, of dat „do lieve Heer" i toen had tante weer verdor ver- i hoe arm dat kindje was. Dat hét op stroo pd niet eens van die mooie dekentjes had als I* «o jongens hadden dat heel erg gevonden, i dat ze het toch niet begrijpen zouden, had haar hart gedrukt och, hoe konden die die altijd in luxe waren opgevoed, kinderen haar «enigo zuster, hookonden zij iets begrij pen van de armoede van het Kerstkind' En voe lend, dat zeh et toch niet begrijpen zouden, had ze plotseling haar vertelling afgemaakt: „en dat arme kindje, joDgene, wil alle anno menschen die naar hem komen zion, hooi rijk on heel gelukkig makeu". En toen ze hen ovop later getracteerd had en de kleuters met van geluk stralende ge zichtjes van tante, o zulke mooie, kerstgeschen ken gehad hadden toen had Eddy, die altijd nadacht, aan Lous gevraagd,terwijl hij oen aman del tusschen zijn stevige knuistjes kraakte: „maar tante krijgen we dat nu ook allemaal van het kiudjo in de kribbe?" En nu waren ze weer weg gegaan. Lous was alleen thuis. Hooi alleen met haar kindje. En onwille keurig liep zo naar den erker om de in zware plooien noervallendon gordijnen van donker blauw pluche dicht te schuiven. Zo wilde nü ook maar alleen zijn nu hij weg was, hij, haar man, haar Lex. Toch bleef ze even naar buiten staren, in den donkoren kerstnacht Ze had juist hot gezicht op do Roojnscho kerk, de donkere cathedraal, dia zich als con massaal donker gevaarte omhoog beurde uit de koude, hand bevroren aarde naar boven, naar de opaalkieurige lucht, waar het rose olectri6cho licht der groote stad bleek afglansde tegea do zware sneeuwwolken. En Lous tuurde naar de klourige heiligen figuren in de verlicht te kerkramen. En ze wist, dat daar achter „hot Gloria" gezongen werd. Het jaar, dat zij hier woondo, een eigen huis had, was ze zoo bekend geraakt mot de kerk, daar aan den overkant van de stille gracht'En van morgen om vier uur had ze al geluisterd naar het beioren van do zware klokken. En zo had zich even opgericht alleen in de donkere slaapkamer. En was haar hart niet volgeschoten bij de gedachte, dat het vorig jaar, teen ze nog maar twee maanden getrouwd waren. Lex en zij, beiden zoo gezeten hadden? Dat ze samen geluisterd hadden naar-do eeuwige klan ken van dio zware, bronzen stemmen, dio het En gelenkoor herhaald hadden in bun machtig ge beier? En zo had weer gehoord den haastigen stap der kerkgangers op den krakenden, houten brug en ook had ze de zuivere stommen van het koor nog oven opgevangen heel even nog; toen was zo weer ingeslapen heel vaat Mot oen plotselinge beweging, als wilde ze den stroom der herinneringen in hun meosleurende vaart stuiten, schoof ze do gordijnen toe. Toch wél heerlijk, dat er niemand was, dan Baby al leen, om getuige te zijn van haar verlangen Naar hom, naar Lex Do kamer baadde in een warme gloed van eleo- trisch licht. Van de zwaar kristallen luster brak het in voolkleurige tonen en viel neer op do oude tinnen bokore bovenop het zware gebooldhouwde buffet. Lous glimlachte even. 't Was immers zijn eerste geschenk geweost in him verloving? Hoe die jongen hot toch go- weten had, dat ze zoo dol was op oud-tin? Och, Lox wist immere allee. Bij hem was jo veilig. 't Was immers zoo plotseling gekomen tusschen hen boiden. Toen hij nu twee jaar geloden haar hot eerst ontmoet had o ze herinnerde zich nog zoo goed, hoe verlegen ze gewoeet was. Zij kind van nog geen twintig. En hij ingenieur al aardig op weg naar de dertig. Met z'n besliste, kalme manieren. Z'n lijn profiel met dio door dringende oogen. Och had ze het ooit kunnen be grijpen, dat hij haar gevraagd had. *'n vrouw te worden? Wat was hun verlovingstijd andera geweost, dan oen droom, die ze niet bogreop? Lous draaide het overvloedige licht van don kristallen luster uit. Alleon nog de schomorlamp achter baby'6 wieg wierp haar goud over de wolk van tule en kant voor haar. Hoel voorzichtig keek ze even. fist niet wakker maken. Zo eliop zoo heer» lijk. die schat. Een paar geïllustreerde bladen slingerden op tafel. Maar nu had ze geen zin die goodkoope verhaaltjes te lozen van derde, vierde rangs ar- tisten. Nu stil bij hem wezen bij Lex. Het haardvuur flikkerde telkens op met uit waaierende vlammen. Ze ging or voor zitten, in den lagen stool, het warme gezichtje steunend in do blanke handen. Zo dacht na Och ze had immers nooit bogrepen, hoe lief hij haar had. dan toen dien avond, toen ze thuis ge komen waren van hun huwelijksreis twee we ken in Schotland en toen hij haar niet stralende oogen gekust had, hier in de kamer waar ze zat en van haar naam als zijn vrouw niet genoeg had kunnen krijgen. Hij was zoo anders dan zij. Leefde zooveel dieper. Z'n liefde was zooveel grooter. Beweerde hij zelf niet, dat hot leven in eenzaamheid, dat hij drie jaren, in de binnenlanden van Borneo go- leid had, als ingenieur in dienst van het gouver nement, hem geleerd had, wat de liefde van een man ia. Ze bogreop het nog zoo weinig. Zij het ver wende kind. Hij W8S zoo ernstig en zoo in vroom zich zoo bewust van Gods 'oiding in alles wat hij deod. O, zo kon hom niet missen. Hoo waren do eerste maanden niet omgevlogen in één jubel van geluk. Een geluk, waarvoor x« soms bang was. Voelde zo maar niet al te goed. dat haar hart nog niet diep genoeg voor God gebogen had, om de hoog ste liofdo te ervaren? Zei Lex niet altijd, dat het geluk eerst kwam na rooi 6mart over je zelf? En wat had z:j voor smart gekend? Was haar heele huwolijk tot nog tea niet geweest, oen blind voortleven op z ij n geloof, op Lex's godsvrucht? O ja nu drie weken geledon was haar kindie geboren. En intuitief keek Lous op naar de witte wieg, waar het nu sliepWat was Lox niot jon gensachtig blij goweest. Had hij dan niets ge* merkt van haar angst, dat dit geluk haar nog egoi6tischer zou maken? En nu nu was hij weg. Twee dagen geleden was hij opgotelegrafoerd om te a8sistecren bij een dijkdoorbraak. En on» middellijk was hij vertrokken. En zij? Was naar eerste gedachte niet geweest, dat zij mot Kerstmis alleen zou zijn? En hoo had hij dat woer niet begrep.. gezegd: „toe kindje, jo hobt nu baby toch en vertrouw maar op God". Goeie lieveling hij zorgde zoo.. Vertrouwen... ja, ontbrak het haar daar nisti aan? Lus staarde voor zich uit. Een voor een verdool den de vlammen in den haard. Waar had ze 't ook weer goloeen: „hot kindek® Jezus heeft ten allen tijde veel vertrouwen g«« vraagd"? Was dan dét het geheim ran Lex, waardoor hij allo teleurstellingen, ook dio zij hom zoo vaaM had aangedaan zoo krachtig, met vertrouwen op haar liefde en op Gods liefde godragen had? Het schokte door haar heen. Heets tranen drupten neer vielen op het groen fluweel va haar japon. Ze stond op. Ging naar de wieg, waar het kin4» je sluimerde. Als oen krullend rozoblaadjo lag e'n vuistje op, het blauw gewatteerde dokentje. 't Ademde vlug en tolkena maakte het vooh* tige mondje met de even geopende lipjes eev pruttel-geluidje. „M'n kindje, m'n kerstekindje," beefde het vaa Lous mond. En haar hoofd op het kussentje naneè zijn warm, blozend kopje borgend, snikte ze al haar zondeloed uitN' Het was. op dat oogenblik, dat hot gebons kindeke van Bethlehem ook haar zogende.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5