tweede BSad. te: dag 13 November 5020 sterfelijke verslonden. Ingezonden. .Want ook wij, dio in dozen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar ovorlcleod worden, opdat het sterfelijk© van liet léven verslonden worde. 2.-Cor. 5:4. ar wat ge bij. bet stei*ven voor oogen kunt ge n'i-el anders zeggen, dan dat :eDood, die vreesêlijke vijand van God lenschen is, die er in slaagt, eindelijk u'zoo dierbaar leven te verslinden, t was niet -zijn eerste aanval. Althans ;jjn uitzonderingen, als wie sterft ook reeds vroeger op bet krankbed werd" rpen, en dat er vreeze des Doods om iponde was. ar bij die vroegere aanvallen van Oood was bet nog afgewend. Na den d waarin het geween ons bart tvee'k de, was er gejuich in den morgen est. Op hjiar hoogste punt geiklom- liet dc -krankheid af. En, o, wat was iat terugerlangen van Eijn lieve kran- weefdo om niet uit te spreken voor tart. cli.nu liep het zoo anders. •ts hielp, niets baattè, en onder het azen van dat laatste tochtje adem, het of de hittere Dood u, met al uw rhoorde gebeden en uw doellooze zor- uitlaehte, en u hoonend toefluisterde: von ik bet toch, nu kwam de mor- waarin ge juichen) zoudt, niet. dan stondt ge daar, het hart gebro- hij de stervenssponde. En dan lag uw gestorvene, «zielloos, levenloos. Ja, waarlijk, zoo het scheen, door* den i verslonden. Verslonden, een zoo I woord-. Zooais we van een roofdier ken. dat het verslindt. Alles op haal weg. De blik van het oog, het ■woord van de lippen, de warme hand. i, het spreken van 'het gelaat les op eenmaal weg. Koud, dor, som- (Het leven verslonden door den Dood. ie geen ander oog heeft, ziet het dan jzoo. Wie niet, anders dan de wereld kan het niet. anders izlen. i' laat het ons maar bekennen, zooals as, in het eerste harde oogenblik, als iscbok door het hart gaat, ziet ook het l van God het niet anders. het is -zulk een 'somber staren in 'de leid en- in de donkerte van de vallei Schaduw des Doods, als we een-, aan ons hart hing, die angstige vallei zien ian. 3 Dood die zijn prooi voor onze oogen sleurt, en wij <li© het zoo pijnlijk en h.eloos moeüen aanzien. is de werkelijkheid. De bittere wer- tteid in het zichtbare. En het is laffe- zelf bedriegen, als ge die harde wer- kheid achter -lijkkransen en bloemen- wegsl'opt, of waant troost te geven algemeenheden over een voorzienige ie Gods. spreekt geen ernst in, het ia gebrek moed, als ge naar zulk een blinddoek pt, -om het harde van den dood voor !f en voor anderen te verbergen, kjj hebt gebeden, en God heeft niet 'koord-. Tegen uw gebed in heeft de ^d toch overmocht. Is dan God -niet de is dan die voorzie- den Dood begaan ,.meer nog den Dood tot u zond, en kranke aan herh overliet? zeg, dat de Dood er -om en door tonde is. Word1 geraakt in uw consciën- En beken, dat Gods schrikkelijke toorn lat sterven, wrocht. Zóó kunt ge hij uw den alhans voor Gods heiligheid en. Maar van voorzienige liefde te ba- }Ch, als God den bitteren Dood het liefste ge op aarde hadt van'u laat wegroo- dat ge het lieve leven voor uw oogen torren, vergaan en verslinden ziet, dat ..legen. tegen uw eigen 'hart. Ilat kunt ge m de oprechtheid uwer i niet. it i9 spelen met woorden tot 'op het -a toen overmoent. is jachtige? En waar is -helde, dat Hij toch ar nu komt Gods Woord-, en dat ird' keert het, zonder iets, iets ook maar 'ie harde werkelijkheid af te dingen, uom. heel om. ior uw lichamelijk oog is het aóó»en t anders. Maar ge hebt ook een oog in .-ziel. Een oog dat stekeblind blijft en >hi enkelen lichtstraal opvangt, en t s ziet, totdat God u bekeert, en gees- ziende maakt. dan ontsluit «zich voor dat oog in uw ook een werkelijkheid, maar een wer- [kheid -die vlak omgekeerd is, he u toont, niet hoe de Dood het leven ftindt, maar hoe juist in het starven sterfelijke verslonden )*rdt d'oor het! leven. oe dat kan? Niemand die het u ont- lt. Maar het kan cn liet is zoo i n us. In clien Wonderbare die zelf den aangreep en den Dood' dwong hem :e heerlijkheid- door te laten, en achter den weg openhield, opdat de Dood e zijnen ongemoeid en ongehinderd in erlijkheid acher hen) izou laten vol- ,-t leven, het waarachtige leven, is te Jfehtig, om in dezen aardschen tabernakel ▼onden te blijven. Het kan hier de wie- f niet ontplooien. En daarom het leven et ten slotte dat aardsche, dat sterfelij- zich afschudieu om tot. zijn hoo- 'e werkelijkheid door ie dringen. Het et zich uit dat sterfelijk lichaam 1 o s- Dfelcen. En dat losbreken is ont-zet- ukl om aan te zien. Maar dan 'komt het leven ook waar het zijn moet. Dan onitplooit het zich in volle majesteit. En dan heeft juist daartoe dat leven eerst lvet sterfelijke moeten verslinden. (Uit: Dr. A. Kuyper, „In Jezus ontslapen".) Rijpere Jeugd, IX. In haar onlangs gepubliceerd boek „Daadlooze droomen", verhaalt de bekende schrijfster Annie Salomons ons van oen m.eisje, dat iederen dag, voor zij met den trein van de groote stad naar haar platte landsdorpje scoorde, eerst de telefooncel nog binnen ging. Dc man, die de kaartjes knipt (zelf iemand, die, zijn deel dubbel on dwars van het- leven ontvangen heeft) merkt dat op, en veatelt, hoe iederen Jceer als zij uit de cel kwam, haar hecle wezen, haar jong gedichtje straalde in c'en glans van geluk. En de- kaartjesman is nieuws gierig, wie of toch wel de geheimzinnige macht bezit om ver weg aan de andere con- tactplaats der telefoondraad, haar zoo rijk, zoo ingeiukkig te maken. Totdat, op een zekeren dag, het meisje niet meer naar de cel gaat. En inplaats van met een blozend, opfleurend gezichtje, gaat ze nu haan gang ellendig, bleek, met oogen dio* niet meer weenen kunnen, met trillende, nerveus-be wogen mondhoeken. En dan, wanneer de kaartjesman haar toch een ongewilde harte lijke attentie moet bewijzen, en zij zenuw achtig en moe doorloopt, vraagt de eerste weer: wie het is, wie, de misdadiger is, die met één slag, één woord een koninkrijk, een hemel van geluk verruineeren kan. Al leen wanneer men de schreiende ellende van dat weerlooze kind gezien heeft, kan men de grootte der zonde, der misdaad, eenigs- zius peilen. En dan eindigt hij zijn vertel ling dat er aldus nog zoo veel meisjes over de wereld loopen met bleeke gezichten en trillende mondhoek. Ik heb juist dit verhaal van die schrijf ster gekozen, omdat het. zoo geheel typeert de moeheid en dc ellende, die er soms over onze „rijpere jeugd" gaan. Annie Salomons is de vrouw, die intellectueel is, „van den boom der kennis gegeten heeft", en die daarom „nooit het paradijs der liefde zal binnen gaan.". En in al haar werken keert die droeve klacht, die monotone eenstem migheid terug, in de meest varieerende vor men. En wij? O, we ten een beschouwing op touw over de vloek der zonde die den mensch verlamt, om lief te hebben; wo spreken misschien direct over het zielkun dig bankroet, als gevolg, dat niemand on gestraft jdcii heiligen schotel met onreine handen aanraakt en we eindigen met te moraliseeren over zelfbeheevsching, zelf tucht, zien op den Verlosser der zonden, enz., en dat is allemaal noodig. a 1 s we ook maar oogen hebben voor het leven, voor het leven van het „rijpere kind". Nietwaar, want dat wilt ge toch als ouders, als vader, als moedor? We mogen ons wol eens afvragen, of we het leven niet te theoretisch zien. Dat we overal de oorzaken heel schriftuurlijk, zeer paedagogisch van opsporen, maar om in de practjjk Jezus na te volg en, ontbreken ons daarvoor zelf niet dikwijls: inzicht, zelfkennis, kennis van onze eigen aanleg, kennis van den aard van den man in 't algë- meen, en in die van de vrouw. Z-ijt ge niet strikt eerlijk voor uzelf op dat gebied, dan bereikt gij niets in het le ven v^n het rijpere kind, als kracht, die hem in een richting stuwt, die heilzaam ste voor hem is. Het kind komt er niet. in de wereld al leen met, do wetenschap, dat vader en moe der hem liefheeft, zonder meer^.'t Kind moet er dó kracht, de steun, hot begrijpen van voelen. Weten, dat. het geleid wordt. Er zijn misschien ouders, die zelf een dochter hebben,, die evenals het voorbeeld van Amnio Salomons het- leven door gaat met wanhopig, starende oogen, met trillen den mondhoek. En in 't begin begreept ge immer niet, waarom het meisje zoo ver anderde. Ge schreeft het aan „de zenuwen" toe, en ge gingt met haar misschien naar een specialist en toch dat moeë, dat af gematte, bleef. En kwam dat nu alleen, om dat de bloem de zon mistte? Neen, want' een bloem, die het'ücht nooit gekend heeft, komt niet eens tot kleur en rijpheid en edele honing. Het tragische ligt hierin, dat. de bloem, dio een korten tijd gebaad heeft in het zuivere licht, dat juist missen moet, als zij begint te geuren, begint te rijpen. En zoo zijn er zooveel jonge harten, die in de eenzaamheid van hun stil vertrek, waar ze alleen 6taaji tegenover God en met Hem alleen te maken hebben, doodbloeden. Hoe dat komt, vraagt ge? Go weet het immers - alde zonde. Of be vredigt u dit toch niet?.Voelt ge, dat gij de zonde nog niet ziet? Ge vraagt misschien: „maar waarin schuilt dan toch dat kwaad, voor mn kind?" Ja, wanneer de nood aan eigen deur klopt, gaan we roepen. Als ons geluk maar in 't gevaar komt. Maar waarom dan niet, als onze naaste, onze vriend, ons kind lijdt? Waarom zijn we dan zoo gauw klaar met ons oordeel? Waar blijft dan de toe passing van het medicijn, dat Jezus aan de wereld gegeven heeft, voor alle wonden? En ziet nu eens, als deze vragen u nu •eens werkelijk beklemd hebben, dan begint geuens te begrijpen. Dan zoekt ge de schuld voor de verlatenhoid van uw meisjb niet •moer alleen in uw fheoretis'cho zondebopa- ling. Dat is te intellectueel. Dat .helpt u niet .''En ook bogint ge niet alles en iedereen te wantrouwen, „omdat, de wereld nu een maal slecht is". Och, dat is zoo goedkoop. En ge verbetert u zelf er niet mee, niemen dal. Neen, de klacht van Luther „rnea cul pa, mea culpa maxima", mijn overgroo- te schuld moot weer eens werkelijkheid worden. En dan eerst gaan we zien. God dwingt den opvoeder wel, eerlijk te worden, Eu wat ziot hij dan? Dan gaat het oog open vóór een contrast. Want dem^n is zoo heel anders dan de vrouft. De jongen heeft zijn „eerste liefde", het meisje haar eénig- ste liefde. Zie hierin ligt het conflict, dat de wang van het meisje heeft doen verlep pen, cu haar oog omringd, met donkeren rand. Het was voor den jongen zoo gemak kelijk de edelste gevoelens van het meisje op te wekken. Maar een a esthetisch genie ten. Doch voor het meisje waren al zijn le vensbeschouwingen, levensw e r k e 1 ij k- h e i d. Zij leefde er in. Zij droomde erin. Zij verwachtte, dat bij ze zou vèrvullen. Maar 't was voor hem een t ij d v e r'clr ij f. En toen hij haar den laatsten brief schreef, stond er immers in, dat hij 't nooit zoo ern stig had opgevat? En al gauw vindt hij een ander, „die hem meer begrijpt" Ge vindt het misschien te pessimistisch gezien, gij, wieijs leven steeds veel zon had? Kom, de werkelijkheid is zoo anders. Daar kankert het contrast „polygaam-mono- gaam" zoo wreed voort. O, we letten wel op het groote zedenbederf op onze straten maar er is zooveel meer dat woedt in eigen boozem, eigen kring, eigen hart Och en in ieder gezin, ook in ieder Chris telijk gezin, is wel een dergelijke seheeve verhouding aan te wijzen. Maar als we nu maar eerst«eens gaan zien. En den e e r 1 ij k worden, voor ons zelf. Want wie zichzelf leent, kent de we reld. Wie eigen zielestroomingen onder scheidt, ontleedt ook het wereldgebeuren; ook het voorgevallene in eigen hui6. Misschien zal iemand het in dit artikel geschetste onbevredigend vinden. Misschien ziet hij den uitweg niet direct-, niet de op lossing. Ja wij orthodoxe Christenen, we noomon zoo vaak alle drie in één adem: zonde, dood en verlossing. En voor we het weton zijn we al bezig aan de wenkep der dankbaarheid. Alles mooi vantheolo gisch standpunt. Maar het leven is nu een maal geen théologie. Allerminst pbiloso- phie. Het leven is een jaren, jarenlang vech ten om tot den voet van 't kruis to komen. De werkelijkheid is: jarenlang te zuchten onder eigen persoonlijk kwaad. Onder eigen ellende. Dit artikel geeft slechts een kleine blik in die ellende. Wat misschien voor ons,, die de vier stuk ken zoo goed welen, nog wel eens heilzaa^n kan zijn. Moge een volgenden keer, als we langs zielkundigen weg, de v o 11 e betekenis van „het kruis" toepassen op het leven, van onze rijpere jeugd, ons pad zich dan ook buigen naar het koninkrijk der hemelen. De begrafenis van Dr. KUYPER. Onder overgroot© belangstelling is Vrij dagmiddag het stoffelijk overschot ran Dr. A. Kuyper aan den schoot der aarde toe vertrouwd. Heeds vroog in den morgen was aan de stations merkbaar dat een buitengewone gebeurtenis op handen was. Vooral de treinen uit Amsterdam en uit het Oosten voerden honderden a an. De dikke mist, die eerst tegen 11 tfiir ietwat opklaarde, gaf de Residentie een ge drukt, weemoedig aanzien. Zelfs hing de ne vel tegen de zware zuilen, die het dak der Zuiderkerk dragen en waaronder de volge lingen van Dr. Kuyper voor de teraardebe stelling een samenkomst, hielden en waar Kuyper nog eens in het kort herdacht werd. Maar wat beteekende deze drukte bij die in de Kanaalstraat voor dat bruin en grijs geschilderde huis met de gesloten luiken, vanwaar zoo menig decreet werd uitgevaar digd? Voorwaar deze straat beeft h^ar be kendheid aan Kuyper te danken. Thans was,het ouderwetsche huis weer het middelpunt van belangstelling, van droeve belangstelling. Zwijgend stonden de menschen er in dichte rijen om. Er heerscb- te een eigenaardige stiltè. In de verte tin gelde de tram en ldonk,en de auto-claxons. Maar voor het buis bleef het' stil. Nu en dan ging de deur open en kwamen de be zoekers naar buiten. Zoo zagen wij den Duitschen gezant, dr. Rosen, en zijn echtgenoote naar buiten ko men. Zij hadden den korten lijkdienst bijge woond, die door denJJaagschen predikant der Geref. Kerk ds. Kingnalda in het hui6 gehouden werd. Dof had zijn stem geklon ken in do benauwde atmosfeer van dat stille huis vol menschen. Hij sprak naar aanlei ding van 1 Thessaloniceri7.cn 4 vers 13-18, woorden van troost tot de bedroefde fami lie. „Tegen één uur, het tijdstip, waarop de stoet zou vertrekken, zoo meldde de Tele graaf, was het zoowel in de Kh.naal6t.raat als in do omgeving zeer druk. Een gedeelte der straat werd door bereden politic vri*'r*<y- houden, terwijl het vrachtverkeer wffrd stopgezet. Dan gaat de uear vo».. do - sto maal voor dr. Kuyper open. Do bruine eikenhouten kist is met een zwart laken gedekt. De dragers schuiven haar in den eenvoudigen lijkwagen, die door geen enke len krans of doek getooid is. Achter de koets loopt de Senaat der Vrijo Universiteit, bestaande uit de heoren: P. N. Kruiswijk, rector, D. B. J. Allaardt, ab-actis, D. Nauta, fiscus, G. W. van der Bend, assessor en A. H. Douwes, assessor. Zij allen dragen den corpsrouw, ccri zwarte band met een verticaal groen-witto streep. Daarachter scharen zich 15 oud-senato ren van het Studentencorps der Vrije Uni versiteit. N. D. D. (nil desperanuum deo duee), die op het kerkhof de kist grafwaarts zullen dragen. Aan weerszijden van het rij- |pig loopen de boden der Eerste Kamer. 0iulero doodsche stilte trekken zij naar de Mauritskade. Dan rijdt een hofrijtuig voor. Onbewogen en kaarsrecht zit de gepruilde koetsior op den rooden bok van hot rijtuig, dat van boven met vier kroontjes is ver sierd. Do roode treden worden uit'geklapt on baron G. C. van Asbcck, voriegonwoor- digof van H. M. de Koningin, stapt in. In hei tweede rijtuig ueemt mr. S. B. W. van Limburg Stirum, die de Koningin-Moeder representeert, plaats. Dan volgen nog tal van rouwkootsen. In de eersto koetsen zitten uitsluitend familie leden van dr. Kuyper. Wij zien daar prof. dr. H. H. Kuyper en zijn echtgenoote, als mede beide dochters mej. H. S. S. en mej. Joh. H. Kuyper. Dan volgen dr. A. Kuyper en mevrouw Kuyper-van Oordt, mej. C. M. G. Kuyper en de heer en mevr. G. Kyyper- Storm van Lc-euwen,' mevr. Remmehnan Elsevier en mej. Marianne Kuyper, de heer E. W. Kuyper, mej. D. Dufour Dissen, mej. J. H. Kuyper, de heer L. L. Schaey, de heer en mevr. Ancma-Kuyper en .ds Dijk. Dan volgen de ministers Mr. Th. Heems kerk. Dr. J. Th. de Visser en de oud-Minis ters Mr. J. A. Loeff en J. J. Harte van Tec- klenburg. Een rijtuig verder zitten de heer en Móvr. H. Colijn en de heer en Mevr. A. W. F. Idenburg. Nog steeds rijdon de rijtuigen in onaf gebroken reeksen voor. Wij zien prof. Dr. R. H. Woltjer, Prof. Dr. Bonman en Prof. Dr. Geesink, hoogleeraren der Vrije Univer siteit. Voorts Mr. V. H. Rutgers, L. F. Buymaer van Twist, Mr. H?W. Hovv, R. C. Verweyck, hoofdredacteur, en Bakker, directeur van het A. R. dagblad „Do Stan daard", benevens do familie Rutgers. Het laatste rijtuig houdt stil. Twee vrouwen k'omen, elkaar ondersteu nend, den 6toep af. Haar gestalte is gebukt, l^aar oogen rood goweend, het zijn de beide oude getrouwe^dienstboden van Dr. Kiiyper, die hun meester de laatste eer aan de groo ve willen bewijzen. He,t vertrek van het sterfhuis. Eindelijk om bij half twee kan dc stoet vertrekken. Overal langs den weg slaan mensohen langs de trottoirs opgesteld. Hoe den en petten gaan af. Het is doodstil. Mo notoon klinkt het klikken van het hoefbe slag van dé paarden op het plaveisel. Er zijn ouden van dagen, die in deemoed de handen vouwen. Zij staan daar op hun stokjes geleund onder ontbladerde boomen, die Kuyper hebben *zien komen en gaan en zij houden het hoofd ontbloot, tot de zwar te stoet, waarin het scharlaken der hofrij- tuigen fel plekt, geheel voorbij is getrok ken. De killo natte herfstwind speelt met hun grijze haren, maar zij merken het niet. Om hem heen ritselen de dorre bladeren, die kantelend omlaag dwarrelen. En zij merken het niet. Achter dringt men op en loopt met den stoet mee. Doch zij merken het niet. Zij zien slechts de forsche gestalte van Kuyper, zooals zij die kennen op den kansel, vanwaar zijn woorden hun hoofd en hart bereikten. Ergens op een stoep van een huis staan twee vrouwtjes met een omslagdoek om. Wie weet hoe" ver zij geloopen hbebon om de uitvaart van den meester bij te wonen. En beverige handen brengen de roode zak- naar do oogen, en zij weenen lang en innig. Groote drommen vergezellen den stoet naar „Oud Eik on Duinen". Het zijn „de kleine luyden". Op hen zijn wel de woorden uit Genesis van toepassing: „en zij 'hielden daar een groote en zeer zware rouw- klage." Eindelijk over de Alexanderstraat, Plein 1813, Sophialaan, Zeestraat, Laan van Mcerdervoort, bereikt de rouwstoet de be graafplaats. Op de begraafplaats. Een ontzaglijke, op geen honderden na te schatten menigte, had zich reeds uren te voren op de begraafplaats opgesteld. Er 6cheen aan den menschcnstroom geen einde te komen. Op een gegeven oogenblik kwam. nog een 6fcoet van belangstellenden, matig geschat op een 2500 a 3000 personen, dio zich tevo ren in de Zuiderkerk vereenigd hadden, om gezamenlijk naar den doodenaltker op te trekken, de toch reeds groote bedrijvigheid vermeerderen. Het was een stoet van man nen en vrouwen, uit alle oorden des lands, in kleederdrachton uit Zeeland, Friesland, Marken, Volendam, het Overmaascho, enz. onz., enz. In de meest volmaakts orde schreed men langs de lanen van Oud Eik en Dui men naar de plek, waar het stoffelijk hulsel van Dr. Kuyper ten grave zou dalen. Wat nu to melden omtrent, de aanwezig heid van de andere aanwezige autoriteiten behalve degenen, dio in den ronwstoet me de reder., de deputaties cn particuliere per sonen, enz.? Het is niet doenlijk hiervan een overzicht te geven, dat op eenige volledigheid aani spraak kan maken. Daar waren Ministers, Oud-Mmisters, Commissarissen der Koningin, Kamerloden, oud-Kamerleden, Hoofdambtenaren van De partementen, gozanten van vreemdo mo gendheden, afgevaardigden van do Theolo gische School, Onderwijs-organisatiën, enz. enz. - Zelden zal een zoo groote mensttienme- nigte, heel ons volk in al zijn rangen en standen vertegenwoordigend, rond een gral hebben gestaan. Omstreeks kwartier over tweeen kondig de do bel van de begraafplaats do aankomst van den stoet aan. Reeds zéér vri^eg, tegen twaalf uur, was het terrein rond hot graf afgezet met. touwen, waarbij marechaussee waren geposteerd. Duizenden vulden lang zamerhand de oren plekken, de autoriteiten verzamelden zich op een gereserveerde plaats, bij het spreekgestoelte. Togen half drie schreed do stoot voorwaarts in de laan die naar hot goopende graf voerde. Allen ontblootten het hoofd. Voorop g>nKen de boden dor Kamers, daarna volgde de baar, gedragen door studenten van de Vrijo Uni versiteit. In den volgenden stoet liepen de vertegenwoordigers der Koningin en der Konigin-Moeder vooraan, waarachter de familie van den overledene schreed. Onder een hoorbare stilte werd do een- vwligo' kist door studenten op hot graf- raam geplaatst. Vervolgens word hef woord gevoerd door Minister Eeemskcrk, namens dc Rcgcorjng. de heer H. C o 1 ij n namens de Anti-revolitjonatre partij, Prof T - .T. Woltjer namens de Vrije Tfflivergil- en de heer Idenburg -als vriend. Onze ruimte laat niet loe van deze in drukwekkende redevoeringen ook maar een kort verslag te geven. De heer Idenburg verzocht tenslotte de aanwezigen te zingen Ps. 89 7 en 8: Hoe. zalig is het volken Gij toch Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht. En toen, terwijl allen het hoofd ont blootten en de*aandoening velen te machtig werd, toen onder het zingen van het lied dat Dr. Kuyper zoo menigmaal de Deputa- ten op de lippen had gelegd, daalde do kist langzaam in de groeve. Het was een indrukwekkend, een nooit te vergeten oogenblik. De'oudste zoon van den overledene, Prof. H. H. Kuyper, sprak daarna in de eerste plaats een woord van dank tot den verie- genwoordiger van H. M. de Koningin. Hij verzocht hem don diepgcvoelden dank dor familie aan Hare Majesteit over to brengen. Het heeft de familie wel gedaan dit built van belangstelling van Haar to mogen ont vangen. Spreker dankt ook den vertegen woordiger yan H. M. de* Kóningin-Moeder, voor "Hare belangstelling, in dagen van lij den gefoond, voorts de vertegenwoordigers der Regeering, den rector-magnifieus der- Vrije Universiteit, dr. Dijk, en den heer Idenburg. den geneesheer van dr. Kuyper, de studenten van de Vrije Universiteit, ten slotte allen, die opgekomen waren om bij de groeve te zijn. Spreker heeft dikwijls van zijn vaders lippen-g6hoord, hoe dankbaar deze -was voor de liefde zijner anti-revolutionairen, hoe die liefde hem aandeed. Aan het anti revolutionaire volk wenscht sprgker, juist namens zijn vader, dank uit te sproken voor alles wat het voor hem is geweest. Dr. Kuyper is een groot man geweest, maar wij weten, dat hij zalig is geworden als een arm zondaar, die zijn geloof heeft gevonden in Jezus. Rust zacht, lieve vader! Tot de dag zal' komen om ons allen te doen opstaan in Je zus Christus, om ons op te wokken tot Zijn. heerlijkheid Onder groote ontroering werd deze toe spraak door de menigte aangehoord. En toen was de plechtigheid afgeloopen? Neen, nog niet geheel. Daar klonk uit de menschenmassa een stom, eerst zacht, dan sterkor, het geluid zwol aan, en machtig klonk daar boven Dr. Kuypers groeve, het lied: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Men loov' Hem Vroeg en spa. De wereld hoor en volg mijn ffinva, Met amen, "amen na. (Buiten veramwoordelijXfleni Leiden, 12 Noveméi-r j -_J. Geachte Redactie! In 't begin dezer week vers uw blad een artikeltje „Jeugdbiosoocp". 'x Had toen reeds kunnen schrijven, wat ik.over den titel en den inhoud daamm dacht, maar heb gejvacht tot ik de schóolbioscoop gezien had. Want we zijn met de kinderen niet naar de „Jeugdbiöscoop" geweest. Die acht ik met U uit den booze. Daarin zie ik ook de opleidingsinrichting voor •bioscoopbezoeker, al is de film daar ver toond voor kinderen, voor de jeugd, mis schien niet zoo verdeHelijk als wat helaas,* avond aan avond, grooteren en ouderen wordt, te zien gegeven. Dat noemt men dan jeugdbioscoop. Maar dat houdt, alleen fn zooverre verband met de schoolbioscoop, dat er eenzelfde toestel en eenzelfde gebouw voor gebruikt is. Da Schoolbioscoop is totaal anders dan wat wij onder „de bioscoop" verstaan. De drie films, welke de kinderen hebben gezienj konden in 't geheel niét doen den ken, aan wat 's avnohs allicht op 't zeddo doek zou verschijnen. We kregen o.m. een levend beeld van het landbouwbedrijf in de Haarlemmermeer op verschillende tijden van het jaar te zien in een half uur, waardoor meer kennis daar van werd opgedaan dan met 4 of 5 school reisjes zou kunnen worden geleerd. 'Zoo ook met de andero nummers, waar toe de sobere, en daarom niet het mm^t zeer goede toelichting van den heer Bioe- mink niet weinig heeft bijgedragen. Alleen hoop ik, dat we een volgend maal wat min der beschadigde Mms te zien krijgen. Voor de regeling en uitvoering mogen wc niets dan lof hebben. Ook zelfs de toegift, die geen sigarettenreclame, maar een beeld van een werkelijke redding van sehipbrcukclin- g-n was kon al evenmim eenigen aansloot geven. Moetenwezulkeenpracht- uitvinding verwerpen, omdat ormisbruik van gemaaktwor dt? Waaris danheteind? 'k Ben het met U eens, dat onze kinderen en onze ouderen, noch bij jeugd- noch bij de gewone bioscoopvoorstellingen behooren, maar de schoolbioscoop, zooals we ze deze weck zagen achten we een aanwinst voor ons onderwijs, waar we al naar hebben uit gezien, nadat wo op het Gbr. Nat- 8ehool- congres in 1913 ook èchoollilms hebben ge noten. Bekend is ook de zondiftgsbioscoop van Zendeling Blinde, in wanneer krijgen wo er een voor Evangelisatie? Mot dank voor de opname, Uw abonno, C. H. v. Ulden. Ghr. Onderw. Als do geachte inzender ons vraagt: moe ten wo do bioscoop verwerpen ómdat, or, misbruik van gemaakt vrordt, dan antwoor den wij volmondig neen. Ook de bioscoop UaiS mits goed gebruikt op verschillend go- bied uitmuntende diensten bewijzen, mis schien ook bij hot onderwijs. Voorzichtig heid blijft hier echter geboden. Missohioa kunnen de organisaties op het gebied van het Christelijk odQerwijs, nu wc ecnigszius in de ruimte zijn gesteld, het zoover bren gen dat wo krijgen eigen prima bioscopoii, waarmee door Christelijke opvoeders, Christelijk o*derwij6 kan wojd££^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5