tweede BSad.
te: dag 13 November 5020
sterfelijke verslonden.
Ingezonden.
.Want ook wij, dio in dozen tabernakel
zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal
wij niet willen ontkleed, maar ovorlcleod
worden, opdat het sterfelijk© van liet
léven verslonden worde. 2.-Cor. 5:4.
ar wat ge bij. bet stei*ven voor oogen
kunt ge n'i-el anders zeggen, dan dat
:eDood, die vreesêlijke vijand van God
lenschen is, die er in slaagt, eindelijk
u'zoo dierbaar leven te verslinden,
t was niet -zijn eerste aanval. Althans
;jjn uitzonderingen, als wie sterft ook
reeds vroeger op bet krankbed werd"
rpen, en dat er vreeze des Doods om
iponde was.
ar bij die vroegere aanvallen van
Oood was bet nog afgewend. Na den
d waarin het geween ons bart tvee'k
de, was er gejuich in den morgen
est. Op hjiar hoogste punt geiklom-
liet dc -krankheid af. En, o, wat was
iat terugerlangen van Eijn lieve kran-
weefdo om niet uit te spreken voor
tart.
cli.nu liep het zoo anders.
•ts hielp, niets baattè, en onder het
azen van dat laatste tochtje adem,
het of de hittere Dood u, met al uw
rhoorde gebeden en uw doellooze zor-
uitlaehte, en u hoonend toefluisterde:
von ik bet toch, nu kwam de mor-
waarin ge juichen) zoudt, niet.
dan stondt ge daar, het hart gebro-
hij de stervenssponde. En dan lag
uw gestorvene, «zielloos, levenloos. Ja,
waarlijk, zoo het scheen, door* den
i verslonden. Verslonden, een zoo
I woord-. Zooais we van een roofdier
ken. dat het verslindt. Alles op
haal weg. De blik van het oog, het
■woord van de lippen, de warme hand.
i, het spreken van 'het gelaat
les op eenmaal weg. Koud, dor, som-
(Het leven verslonden door den Dood.
ie geen ander oog heeft, ziet het dan
jzoo. Wie niet, anders dan de wereld
kan het niet. anders izlen.
i' laat het ons maar bekennen, zooals
as, in het eerste harde oogenblik, als
iscbok door het hart gaat, ziet ook het
l van God het niet anders.
het is -zulk een 'somber staren in 'de
leid en- in de donkerte van de vallei
Schaduw des Doods, als we een-, aan
ons hart hing, die angstige vallei zien
ian.
3 Dood die zijn prooi voor onze oogen
sleurt, en wij <li© het zoo pijnlijk en
h.eloos moeüen aanzien.
is de werkelijkheid. De bittere wer-
tteid in het zichtbare. En het is laffe-
zelf bedriegen, als ge die harde wer-
kheid achter -lijkkransen en bloemen-
wegsl'opt, of waant troost te geven
algemeenheden over een voorzienige
ie Gods.
spreekt geen ernst in, het ia gebrek
moed, als ge naar zulk een blinddoek
pt, -om het harde van den dood voor
!f en voor anderen te verbergen,
kjj hebt gebeden, en God heeft niet
'koord-. Tegen uw gebed in heeft de
^d toch overmocht. Is dan God -niet de
is dan die voorzie-
den Dood begaan
,.meer nog den Dood tot u zond, en
kranke aan herh overliet?
zeg, dat de Dood er -om en door
tonde is. Word1 geraakt in uw consciën-
En beken, dat Gods schrikkelijke toorn
lat sterven, wrocht. Zóó kunt ge hij uw
den alhans voor Gods heiligheid
en. Maar van voorzienige liefde te ba-
}Ch, als God den bitteren Dood het liefste
ge op aarde hadt van'u laat wegroo-
dat ge het lieve leven voor uw oogen
torren, vergaan en verslinden ziet, dat
..legen. tegen uw eigen 'hart.
Ilat kunt ge m de oprechtheid uwer
i niet.
it i9 spelen met woorden tot 'op het
-a toen overmoent. is
jachtige? En waar is
-helde, dat Hij toch
ar nu komt Gods Woord-, en dat
ird' keert het, zonder iets, iets ook maar
'ie harde werkelijkheid af te dingen,
uom.
heel om.
ior uw lichamelijk oog is het aóó»en
t anders. Maar ge hebt ook een oog in
.-ziel. Een oog dat stekeblind blijft en
>hi enkelen lichtstraal opvangt, en
t s ziet, totdat God u bekeert, en gees-
ziende maakt.
dan ontsluit «zich voor dat oog in uw
ook een werkelijkheid, maar een wer-
[kheid -die vlak omgekeerd is,
he u toont, niet hoe de Dood het leven
ftindt, maar hoe juist in het starven
sterfelijke verslonden
)*rdt d'oor het! leven.
oe dat kan? Niemand die het u ont-
lt. Maar het kan cn liet is zoo i n
us. In clien Wonderbare die zelf den
aangreep en den Dood' dwong hem
:e heerlijkheid- door te laten, en achter
den weg openhield, opdat de Dood
e zijnen ongemoeid en ongehinderd in
erlijkheid acher hen) izou laten vol-
,-t leven, het waarachtige leven, is te
Jfehtig, om in dezen aardschen tabernakel
▼onden te blijven. Het kan hier de wie-
f niet ontplooien. En daarom het leven
et ten slotte dat aardsche, dat sterfelij-
zich afschudieu om tot. zijn hoo-
'e werkelijkheid door ie dringen. Het
et zich uit dat sterfelijk lichaam 1 o s-
Dfelcen. En dat losbreken is ont-zet-
ukl om aan te zien. Maar dan 'komt het
leven ook waar het zijn moet. Dan onitplooit
het zich in volle majesteit. En dan heeft
juist daartoe dat leven eerst lvet sterfelijke
moeten verslinden.
(Uit: Dr. A. Kuyper, „In Jezus
ontslapen".)
Rijpere Jeugd,
IX.
In haar onlangs gepubliceerd boek
„Daadlooze droomen", verhaalt de bekende
schrijfster Annie Salomons ons van oen
m.eisje, dat iederen dag, voor zij met den
trein van de groote stad naar haar platte
landsdorpje scoorde, eerst de telefooncel
nog binnen ging. Dc man, die de kaartjes
knipt (zelf iemand, die, zijn deel dubbel on
dwars van het- leven ontvangen heeft)
merkt dat op, en veatelt, hoe iederen Jceer
als zij uit de cel kwam, haar hecle wezen,
haar jong gedichtje straalde in c'en glans
van geluk. En de- kaartjesman is nieuws
gierig, wie of toch wel de geheimzinnige
macht bezit om ver weg aan de andere con-
tactplaats der telefoondraad, haar zoo rijk,
zoo ingeiukkig te maken. Totdat, op een
zekeren dag, het meisje niet meer naar de
cel gaat. En inplaats van met een blozend,
opfleurend gezichtje, gaat ze nu haan gang
ellendig, bleek, met oogen dio* niet meer
weenen kunnen, met trillende, nerveus-be
wogen mondhoeken. En dan, wanneer de
kaartjesman haar toch een ongewilde harte
lijke attentie moet bewijzen, en zij zenuw
achtig en moe doorloopt, vraagt de eerste
weer: wie het is, wie, de misdadiger is, die
met één slag, één woord een koninkrijk,
een hemel van geluk verruineeren kan. Al
leen wanneer men de schreiende ellende van
dat weerlooze kind gezien heeft, kan men
de grootte der zonde, der misdaad, eenigs-
zius peilen. En dan eindigt hij zijn vertel
ling dat er aldus nog zoo veel meisjes over
de wereld loopen met bleeke gezichten en
trillende mondhoek.
Ik heb juist dit verhaal van die schrijf
ster gekozen, omdat het. zoo geheel typeert
de moeheid en dc ellende, die er soms over
onze „rijpere jeugd" gaan. Annie Salomons
is de vrouw, die intellectueel is, „van den
boom der kennis gegeten heeft", en die
daarom „nooit het paradijs der liefde zal
binnen gaan.". En in al haar werken keert
die droeve klacht, die monotone eenstem
migheid terug, in de meest varieerende vor
men.
En wij? O, we ten een beschouwing op
touw over de vloek der zonde die den
mensch verlamt, om lief te hebben; wo
spreken misschien direct over het zielkun
dig bankroet, als gevolg, dat niemand on
gestraft jdcii heiligen schotel met onreine
handen aanraakt en we eindigen met
te moraliseeren over zelfbeheevsching, zelf
tucht, zien op den Verlosser der zonden,
enz., en dat is allemaal noodig. a 1 s we ook
maar oogen hebben voor het leven, voor
het leven van het „rijpere kind".
Nietwaar, want dat wilt ge toch als
ouders, als vader, als moedor?
We mogen ons wol eens afvragen, of we
het leven niet te theoretisch zien. Dat we
overal de oorzaken heel schriftuurlijk, zeer
paedagogisch van opsporen, maar om in de
practjjk Jezus na te volg en, ontbreken
ons daarvoor zelf niet dikwijls: inzicht,
zelfkennis, kennis van onze eigen aanleg,
kennis van den aard van den man in 't algë-
meen, en in die van de vrouw.
Z-ijt ge niet strikt eerlijk voor uzelf op
dat gebied, dan bereikt gij niets in het le
ven v^n het rijpere kind, als kracht, die
hem in een richting stuwt, die heilzaam
ste voor hem is.
Het kind komt er niet. in de wereld al
leen met, do wetenschap, dat vader en moe
der hem liefheeft, zonder meer^.'t Kind moet
er dó kracht, de steun, hot begrijpen van
voelen. Weten, dat. het geleid wordt.
Er zijn misschien ouders, die zelf een
dochter hebben,, die evenals het voorbeeld
van Amnio Salomons het- leven door gaat
met wanhopig, starende oogen, met trillen
den mondhoek. En in 't begin begreept ge
immer niet, waarom het meisje zoo ver
anderde. Ge schreeft het aan „de zenuwen"
toe, en ge gingt met haar misschien naar
een specialist en toch dat moeë, dat af
gematte, bleef. En kwam dat nu alleen, om
dat de bloem de zon mistte? Neen, want' een
bloem, die het'ücht nooit gekend heeft,
komt niet eens tot kleur en rijpheid en edele
honing. Het tragische ligt hierin, dat. de
bloem, dio een korten tijd gebaad heeft in
het zuivere licht, dat juist missen moet, als
zij begint te geuren, begint te rijpen.
En zoo zijn er zooveel jonge harten, die
in de eenzaamheid van hun stil vertrek,
waar ze alleen 6taaji tegenover God en met
Hem alleen te maken hebben, doodbloeden.
Hoe dat komt, vraagt ge?
Go weet het immers - alde zonde. Of be
vredigt u dit toch niet?.Voelt ge, dat gij de
zonde nog niet ziet?
Ge vraagt misschien: „maar waarin
schuilt dan toch dat kwaad, voor mn
kind?"
Ja, wanneer de nood aan eigen deur
klopt, gaan we roepen. Als ons geluk
maar in 't gevaar komt. Maar waarom dan
niet, als onze naaste, onze vriend, ons kind
lijdt? Waarom zijn we dan zoo gauw klaar
met ons oordeel? Waar blijft dan de toe
passing van het medicijn, dat Jezus aan de
wereld gegeven heeft, voor alle wonden?
En ziet nu eens, als deze vragen u nu
•eens werkelijk beklemd hebben, dan begint
geuens te begrijpen. Dan zoekt ge de schuld
voor de verlatenhoid van uw meisjb niet
•moer alleen in uw fheoretis'cho zondebopa-
ling. Dat is te intellectueel. Dat .helpt u
niet .''En ook bogint ge niet alles en iedereen
te wantrouwen, „omdat, de wereld nu een
maal slecht is". Och, dat is zoo goedkoop.
En ge verbetert u zelf er niet mee, niemen
dal. Neen, de klacht van Luther „rnea cul
pa, mea culpa maxima", mijn overgroo-
te schuld moot weer eens werkelijkheid
worden. En dan eerst gaan we zien. God
dwingt den opvoeder wel, eerlijk te worden,
Eu wat ziot hij dan? Dan gaat het oog
open vóór een contrast. Want dem^n is zoo
heel anders dan de vrouft. De jongen heeft
zijn „eerste liefde", het meisje haar eénig-
ste liefde. Zie hierin ligt het conflict, dat
de wang van het meisje heeft doen verlep
pen, cu haar oog omringd, met donkeren
rand. Het was voor den jongen zoo gemak
kelijk de edelste gevoelens van het meisje
op te wekken. Maar een a esthetisch genie
ten. Doch voor het meisje waren al zijn le
vensbeschouwingen, levensw e r k e 1 ij k-
h e i d. Zij leefde er in. Zij droomde erin.
Zij verwachtte, dat bij ze zou vèrvullen.
Maar 't was voor hem een t ij d v e r'clr ij f.
En toen hij haar den laatsten brief schreef,
stond er immers in, dat hij 't nooit zoo ern
stig had opgevat? En al gauw vindt hij
een ander, „die hem meer begrijpt"
Ge vindt het misschien te pessimistisch
gezien, gij, wieijs leven steeds veel zon had?
Kom, de werkelijkheid is zoo anders. Daar
kankert het contrast „polygaam-mono-
gaam" zoo wreed voort. O, we letten wel
op het groote zedenbederf op onze straten
maar er is zooveel meer dat woedt in
eigen boozem, eigen kring, eigen hart
Och en in ieder gezin, ook in ieder Chris
telijk gezin, is wel een dergelijke seheeve
verhouding aan te wijzen.
Maar als we nu maar eerst«eens gaan
zien. En den e e r 1 ij k worden, voor ons
zelf. Want wie zichzelf leent, kent de we
reld. Wie eigen zielestroomingen onder
scheidt, ontleedt ook het wereldgebeuren;
ook het voorgevallene in eigen hui6.
Misschien zal iemand het in dit artikel
geschetste onbevredigend vinden. Misschien
ziet hij den uitweg niet direct-, niet de op
lossing. Ja wij orthodoxe Christenen, we
noomon zoo vaak alle drie in één adem:
zonde, dood en verlossing. En voor we het
weton zijn we al bezig aan de wenkep der
dankbaarheid. Alles mooi vantheolo
gisch standpunt. Maar het leven is nu een
maal geen théologie. Allerminst pbiloso-
phie. Het leven is een jaren, jarenlang vech
ten om tot den voet van 't kruis to komen.
De werkelijkheid is: jarenlang te zuchten
onder eigen persoonlijk kwaad. Onder eigen
ellende. Dit artikel geeft slechts een kleine
blik in die ellende.
Wat misschien voor ons,, die de vier stuk
ken zoo goed welen, nog wel eens heilzaa^n
kan zijn.
Moge een volgenden keer, als we langs
zielkundigen weg, de v o 11 e betekenis van
„het kruis" toepassen op het leven, van
onze rijpere jeugd, ons pad zich dan ook
buigen naar het koninkrijk der hemelen.
De begrafenis van Dr. KUYPER.
Onder overgroot© belangstelling is Vrij
dagmiddag het stoffelijk overschot ran Dr.
A. Kuyper aan den schoot der aarde toe
vertrouwd.
Heeds vroog in den morgen was aan de
stations merkbaar dat een buitengewone
gebeurtenis op handen was.
Vooral de treinen uit Amsterdam en uit
het Oosten voerden honderden a an.
De dikke mist, die eerst tegen 11 tfiir
ietwat opklaarde, gaf de Residentie een ge
drukt, weemoedig aanzien. Zelfs hing de ne
vel tegen de zware zuilen, die het dak der
Zuiderkerk dragen en waaronder de volge
lingen van Dr. Kuyper voor de teraardebe
stelling een samenkomst, hielden en waar
Kuyper nog eens in het kort herdacht werd.
Maar wat beteekende deze drukte bij die
in de Kanaalstraat voor dat bruin en grijs
geschilderde huis met de gesloten luiken,
vanwaar zoo menig decreet werd uitgevaar
digd? Voorwaar deze straat beeft h^ar be
kendheid aan Kuyper te danken.
Thans was,het ouderwetsche huis weer
het middelpunt van belangstelling, van
droeve belangstelling. Zwijgend stonden de
menschen er in dichte rijen om. Er heerscb-
te een eigenaardige stiltè. In de verte tin
gelde de tram en ldonk,en de auto-claxons.
Maar voor het buis bleef het' stil. Nu en
dan ging de deur open en kwamen de be
zoekers naar buiten.
Zoo zagen wij den Duitschen gezant, dr.
Rosen, en zijn echtgenoote naar buiten ko
men. Zij hadden den korten lijkdienst bijge
woond, die door denJJaagschen predikant
der Geref. Kerk ds. Kingnalda in het hui6
gehouden werd. Dof had zijn stem geklon
ken in do benauwde atmosfeer van dat stille
huis vol menschen. Hij sprak naar aanlei
ding van 1 Thessaloniceri7.cn 4 vers 13-18,
woorden van troost tot de bedroefde fami
lie.
„Tegen één uur, het tijdstip, waarop de
stoet zou vertrekken, zoo meldde de Tele
graaf, was het zoowel in de Kh.naal6t.raat
als in do omgeving zeer druk. Een gedeelte
der straat werd door bereden politic vri*'r*<y-
houden, terwijl het vrachtverkeer wffrd
stopgezet. Dan gaat de uear vo».. do -
sto maal voor dr. Kuyper open. Do bruine
eikenhouten kist is met een zwart laken
gedekt. De dragers schuiven haar in den
eenvoudigen lijkwagen, die door geen enke
len krans of doek getooid is.
Achter de koets loopt de Senaat der
Vrijo Universiteit, bestaande uit de heoren:
P. N. Kruiswijk, rector, D. B. J. Allaardt,
ab-actis, D. Nauta, fiscus, G. W. van der
Bend, assessor en A. H. Douwes, assessor.
Zij allen dragen den corpsrouw, ccri zwarte
band met een verticaal groen-witto streep.
Daarachter scharen zich 15 oud-senato
ren van het Studentencorps der Vrije Uni
versiteit. N. D. D. (nil desperanuum deo
duee), die op het kerkhof de kist grafwaarts
zullen dragen. Aan weerszijden van het rij-
|pig loopen de boden der Eerste Kamer.
0iulero doodsche stilte trekken zij naar de
Mauritskade. Dan rijdt een hofrijtuig voor.
Onbewogen en kaarsrecht zit de gepruilde
koetsior op den rooden bok van hot rijtuig,
dat van boven met vier kroontjes is ver
sierd. Do roode treden worden uit'geklapt
on baron G. C. van Asbcck, voriegonwoor-
digof van H. M. de Koningin, stapt in. In
hei tweede rijtuig ueemt mr. S. B. W. van
Limburg Stirum, die de Koningin-Moeder
representeert, plaats.
Dan volgen nog tal van rouwkootsen. In
de eersto koetsen zitten uitsluitend familie
leden van dr. Kuyper. Wij zien daar prof.
dr. H. H. Kuyper en zijn echtgenoote, als
mede beide dochters mej. H. S. S. en mej.
Joh. H. Kuyper. Dan volgen dr. A. Kuyper
en mevrouw Kuyper-van Oordt, mej. C. M.
G. Kuyper en de heer en mevr. G. Kyyper-
Storm van Lc-euwen,' mevr. Remmehnan
Elsevier en mej. Marianne Kuyper, de heer
E. W. Kuyper, mej. D. Dufour Dissen, mej.
J. H. Kuyper, de heer L. L. Schaey, de heer
en mevr. Ancma-Kuyper en .ds Dijk.
Dan volgen de ministers Mr. Th. Heems
kerk. Dr. J. Th. de Visser en de oud-Minis
ters Mr. J. A. Loeff en J. J. Harte van Tec-
klenburg.
Een rijtuig verder zitten de heer en Móvr.
H. Colijn en de heer en Mevr. A. W. F.
Idenburg.
Nog steeds rijdon de rijtuigen in onaf
gebroken reeksen voor. Wij zien prof. Dr.
R. H. Woltjer, Prof. Dr. Bonman en Prof.
Dr. Geesink, hoogleeraren der Vrije Univer
siteit. Voorts Mr. V. H. Rutgers, L. F.
Buymaer van Twist, Mr. H?W. Hovv, R.
C. Verweyck, hoofdredacteur, en Bakker,
directeur van het A. R. dagblad „Do Stan
daard", benevens do familie Rutgers. Het
laatste rijtuig houdt stil.
Twee vrouwen k'omen, elkaar ondersteu
nend, den 6toep af. Haar gestalte is gebukt,
l^aar oogen rood goweend, het zijn de beide
oude getrouwe^dienstboden van Dr. Kiiyper,
die hun meester de laatste eer aan de groo
ve willen bewijzen.
He,t vertrek van het sterfhuis.
Eindelijk om bij half twee kan dc stoet
vertrekken. Overal langs den weg slaan
mensohen langs de trottoirs opgesteld. Hoe
den en petten gaan af. Het is doodstil. Mo
notoon klinkt het klikken van het hoefbe
slag van dé paarden op het plaveisel. Er
zijn ouden van dagen, die in deemoed de
handen vouwen. Zij staan daar op hun
stokjes geleund onder ontbladerde boomen,
die Kuyper hebben *zien komen en gaan en
zij houden het hoofd ontbloot, tot de zwar
te stoet, waarin het scharlaken der hofrij-
tuigen fel plekt, geheel voorbij is getrok
ken. De killo natte herfstwind speelt met
hun grijze haren, maar zij merken het niet.
Om hem heen ritselen de dorre bladeren,
die kantelend omlaag dwarrelen. En zij
merken het niet. Achter dringt men op en
loopt met den stoet mee. Doch zij merken
het niet. Zij zien slechts de forsche gestalte
van Kuyper, zooals zij die kennen op den
kansel, vanwaar zijn woorden hun hoofd en
hart bereikten.
Ergens op een stoep van een huis staan
twee vrouwtjes met een omslagdoek om.
Wie weet hoe" ver zij geloopen hbebon om
de uitvaart van den meester bij te wonen.
En beverige handen brengen de roode zak-
naar do oogen, en zij weenen lang
en innig.
Groote drommen vergezellen den stoet
naar „Oud Eik on Duinen". Het zijn „de
kleine luyden". Op hen zijn wel de woorden
uit Genesis van toepassing: „en zij
'hielden daar een groote en zeer zware rouw-
klage."
Eindelijk over de Alexanderstraat, Plein
1813, Sophialaan, Zeestraat, Laan van
Mcerdervoort, bereikt de rouwstoet de be
graafplaats.
Op de begraafplaats.
Een ontzaglijke, op geen honderden na te
schatten menigte, had zich reeds uren te
voren op de begraafplaats opgesteld.
Er 6cheen aan den menschcnstroom geen
einde te komen.
Op een gegeven oogenblik kwam. nog een
6fcoet van belangstellenden, matig geschat
op een 2500 a 3000 personen, dio zich tevo
ren in de Zuiderkerk vereenigd hadden, om
gezamenlijk naar den doodenaltker op te
trekken, de toch reeds groote bedrijvigheid
vermeerderen. Het was een stoet van man
nen en vrouwen, uit alle oorden des lands,
in kleederdrachton uit Zeeland, Friesland,
Marken, Volendam, het Overmaascho, enz.
onz., enz.
In de meest volmaakts orde schreed
men langs de lanen van Oud Eik en Dui
men naar de plek, waar het stoffelijk hulsel
van Dr. Kuyper ten grave zou dalen.
Wat nu to melden omtrent, de aanwezig
heid van de andere aanwezige autoriteiten
behalve degenen, dio in den ronwstoet me
de reder., de deputaties cn particuliere per
sonen, enz.?
Het is niet doenlijk hiervan een overzicht
te geven, dat op eenige volledigheid aani
spraak kan maken.
Daar waren Ministers, Oud-Mmisters,
Commissarissen der Koningin, Kamerloden,
oud-Kamerleden, Hoofdambtenaren van De
partementen, gozanten van vreemdo mo
gendheden, afgevaardigden van do Theolo
gische School, Onderwijs-organisatiën, enz.
enz. -
Zelden zal een zoo groote mensttienme-
nigte, heel ons volk in al zijn rangen en
standen vertegenwoordigend, rond een gral
hebben gestaan.
Omstreeks kwartier over tweeen kondig
de do bel van de begraafplaats do aankomst
van den stoet aan. Reeds zéér vri^eg, tegen
twaalf uur, was het terrein rond hot graf
afgezet met. touwen, waarbij marechaussee
waren geposteerd. Duizenden vulden lang
zamerhand de oren plekken, de autoriteiten
verzamelden zich op een gereserveerde
plaats, bij het spreekgestoelte. Togen half
drie schreed do stoot voorwaarts in de laan
die naar hot goopende graf voerde. Allen
ontblootten het hoofd. Voorop g>nKen de
boden dor Kamers, daarna volgde de baar,
gedragen door studenten van de Vrijo Uni
versiteit. In den volgenden stoet liepen de
vertegenwoordigers der Koningin en der
Konigin-Moeder vooraan, waarachter de
familie van den overledene schreed.
Onder een hoorbare stilte werd do een-
vwligo' kist door studenten op hot graf-
raam geplaatst.
Vervolgens word hef woord gevoerd door
Minister Eeemskcrk, namens dc
Rcgcorjng. de heer H. C o 1 ij n namens de
Anti-revolitjonatre partij, Prof T - .T.
Woltjer namens de Vrije Tfflivergil-
en de heer Idenburg -als vriend.
Onze ruimte laat niet loe van deze in
drukwekkende redevoeringen ook maar een
kort verslag te geven.
De heer Idenburg verzocht tenslotte de
aanwezigen te zingen Ps. 89 7 en 8: Hoe.
zalig is het volken Gij toch Gij zijt
hun roem, de kracht van hunne kracht.
En toen, terwijl allen het hoofd ont
blootten en de*aandoening velen te machtig
werd, toen onder het zingen van het lied
dat Dr. Kuyper zoo menigmaal de Deputa-
ten op de lippen had gelegd, daalde do kist
langzaam in de groeve.
Het was een indrukwekkend, een nooit te
vergeten oogenblik.
De'oudste zoon van den overledene, Prof.
H. H. Kuyper, sprak daarna in de eerste
plaats een woord van dank tot den verie-
genwoordiger van H. M. de Koningin. Hij
verzocht hem don diepgcvoelden dank dor
familie aan Hare Majesteit over to brengen.
Het heeft de familie wel gedaan dit built
van belangstelling van Haar to mogen ont
vangen. Spreker dankt ook den vertegen
woordiger yan H. M. de* Kóningin-Moeder,
voor "Hare belangstelling, in dagen van lij
den gefoond, voorts de vertegenwoordigers
der Regeering, den rector-magnifieus der-
Vrije Universiteit, dr. Dijk, en den heer
Idenburg. den geneesheer van dr. Kuyper,
de studenten van de Vrije Universiteit, ten
slotte allen, die opgekomen waren om bij
de groeve te zijn.
Spreker heeft dikwijls van zijn vaders
lippen-g6hoord, hoe dankbaar deze -was
voor de liefde zijner anti-revolutionairen,
hoe die liefde hem aandeed. Aan het anti
revolutionaire volk wenscht sprgker, juist
namens zijn vader, dank uit te sproken voor
alles wat het voor hem is geweest. Dr.
Kuyper is een groot man geweest, maar wij
weten, dat hij zalig is geworden als een arm
zondaar, die zijn geloof heeft gevonden in
Jezus.
Rust zacht, lieve vader! Tot de dag zal'
komen om ons allen te doen opstaan in Je
zus Christus, om ons op te wokken tot Zijn.
heerlijkheid
Onder groote ontroering werd deze toe
spraak door de menigte aangehoord.
En toen was de plechtigheid afgeloopen?
Neen, nog niet geheel.
Daar klonk uit de menschenmassa een
stom, eerst zacht, dan sterkor, het geluid
zwol aan, en machtig klonk daar boven Dr.
Kuypers groeve, het lied:
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.
Men loov' Hem Vroeg en spa.
De wereld hoor en volg mijn ffinva,
Met amen, "amen na.
(Buiten veramwoordelijXfleni
Leiden, 12 Noveméi-r j -_J.
Geachte Redactie!
In 't begin dezer week vers uw
blad een artikeltje „Jeugdbiosoocp". 'x Had
toen reeds kunnen schrijven, wat ik.over
den titel en den inhoud daamm dacht,
maar heb gejvacht tot ik de schóolbioscoop
gezien had. Want we zijn met de kinderen
niet naar de „Jeugdbiöscoop" geweest.
Die acht ik met U uit den booze. Daarin
zie ik ook de opleidingsinrichting voor
•bioscoopbezoeker, al is de film daar ver
toond voor kinderen, voor de jeugd, mis
schien niet zoo verdeHelijk als wat helaas,*
avond aan avond, grooteren en ouderen
wordt, te zien gegeven.
Dat noemt men dan jeugdbioscoop. Maar
dat houdt, alleen fn zooverre verband met
de schoolbioscoop, dat er eenzelfde toestel
en eenzelfde gebouw voor gebruikt is. Da
Schoolbioscoop is totaal anders dan wat
wij onder „de bioscoop" verstaan.
De drie films, welke de kinderen hebben
gezienj konden in 't geheel niét doen den
ken, aan wat 's avnohs allicht op 't zeddo
doek zou verschijnen.
We kregen o.m. een levend beeld van het
landbouwbedrijf in de Haarlemmermeer op
verschillende tijden van het jaar te zien in
een half uur, waardoor meer kennis daar
van werd opgedaan dan met 4 of 5 school
reisjes zou kunnen worden geleerd.
'Zoo ook met de andero nummers, waar
toe de sobere, en daarom niet het mm^t
zeer goede toelichting van den heer Bioe-
mink niet weinig heeft bijgedragen. Alleen
hoop ik, dat we een volgend maal wat min
der beschadigde Mms te zien krijgen. Voor
de regeling en uitvoering mogen wc niets
dan lof hebben. Ook zelfs de toegift, die
geen sigarettenreclame, maar een beeld van
een werkelijke redding van sehipbrcukclin-
g-n was kon al evenmim eenigen aansloot
geven. Moetenwezulkeenpracht-
uitvinding verwerpen, omdat
ormisbruik van gemaaktwor dt?
Waaris danheteind?
'k Ben het met U eens, dat onze kinderen
en onze ouderen, noch bij jeugd- noch bij de
gewone bioscoopvoorstellingen behooren,
maar de schoolbioscoop, zooals we ze deze
weck zagen achten we een aanwinst voor
ons onderwijs, waar we al naar hebben uit
gezien, nadat wo op het Gbr. Nat- 8ehool-
congres in 1913 ook èchoollilms hebben ge
noten.
Bekend is ook de zondiftgsbioscoop van
Zendeling Blinde, in wanneer krijgen wo er
een voor Evangelisatie?
Mot dank voor de opname, Uw abonno,
C. H. v. Ulden. Ghr. Onderw.
Als do geachte inzender ons vraagt: moe
ten wo do bioscoop verwerpen ómdat, or,
misbruik van gemaakt vrordt, dan antwoor
den wij volmondig neen. Ook de bioscoop
UaiS mits goed gebruikt op verschillend go-
bied uitmuntende diensten bewijzen, mis
schien ook bij hot onderwijs. Voorzichtig
heid blijft hier echter geboden. Missohioa
kunnen de organisaties op het gebied van
het Christelijk odQerwijs, nu wc ecnigszius
in de ruimte zijn gesteld, het zoover bren
gen dat wo krijgen eigen prima bioscopoii,
waarmee door Christelijke opvoeders,
Christelijk o*derwij6 kan wojd££^