rweede Blad. )insdag 9 November 1920 f. ABRAHAM KUYPER. f pr. Abraham Kuyper werd don 29sten [ober 1837 te Maassluis geboren. Fe Maassluis en te Middelburg waar zijn er predikant was bezocht hij de lagere jool. In laatstgenoemde plaats werd hij fts op 12-jarigen leeftijd tot het Gyrana- b toegelaten. Later bezocht hii het Gym- jium te Leidén, waar hij in 1855 naar de ogesckool overging om in do letteren en je godgeleerdheid te studeeren. let was destijds te Leiden, naar Lr. vper later verklaarde onder het toenraa- I liberaal regime een allerjammerlijkste ktand, en de leugen, de onwaarachtig- i, de ongeestelijke sleur die aan het har- loed van heel ons'kerkgenootschap teert, ft zich foor vooral in de oude Academie- i op een deerniswaardige wijze, jenmaal in de Academiewereld opgeno- i, was den jeugdigen student, dan ,ook 'hij het zelf vermoedde, zijn overgele- ft geloof ontstolen. Het had geen diepte van wortel gescho- in mijn Onbekeerd zichzelf zoekend ge ld en moest dus wel verdorren toen het I de verzengende hitte van den twijfel; Bt werd blootgesteld." fan grooten invloed op het loven van Kuyper was het optreden van Prof. blten en inzonderheid van Prof. de Vries wiens aanraden hij een door de Theolo- fehe faculteit van Groningen uitgeschre- I prijsvraag over het kerkelijk vraag- k ten dage van Calvijn en a Lasco be- woordde. )e ongedachte wijze waarop hij in het it van de noodige lectuur werd gesteld, Ikkte op den jongen Kuyper eed diepen (•uk. Hij beschouwde het als een wonder js en bekende zichzelf dat het toch geen je vrouwensprookje was om van „een ger Gods" te spreken, n denzelfden tijd ongeveer werd Dr. rper diep getroffen 'oor het bekende haal „De erfgenaam van Redclyffe", dat ij beslisscnden indruk voor zijn vorder le- i achterliet. Jen 2den September 1862 weid hij tot 2 tor in de Godgeleerdheid bevorderd. Nog |ipelfde jaar deed hij voor het Prov. Kerk- tuur van Zuid-Holland propenents-exa- i en hot volgend jaar 7 Aug. 1863 deed te Beesd bij de Ned. Hcrv. Kerk zijn in- ïll?- s echts enlcele jaren hoeft Dr.Kuyper deze |tne gemeente gediend, maar toch is het =jfo\ijf in dit eenvoudige dorpje voor hem ?jft/ijken zegen geworden. Het was hier 0 het volle licht van do souvereine ge- e Gods voor hem opging en dat zijno e rust vond in de aloude Gereformeerde iiheid- van het vrije welbehagen Gods. dc staatkundige overtuiging Dr. Kuyper werd te Beeod omgezet, ajl hij nog in 1866 met al zijn vurigq Ijstkracht gestreden tegen Mr. Kcuche- Js, mede onder den invloed van het hoofd ■I school werd Dr. Kuyper allengskens tot a] volgeling van Groen van Prinsterer pvoed. fauwelijks 30 jaar oud, werd Dr. Kuy- te Utrecht beroepen, waar hij den lOden 1867 zijn intrede deed met een -ftikatie over „De men6rhwording Gods; levensbeginsel der Kerk." et was daar dat de strijd tegen de he mde organisatie der Ned. Herv. Kerk 1 aangevangen. ras het gaan naar Utrecht voor den ?en predikant geweest, als een opgaan sr de liederen Hamaaloth naar een Sion s, waar hij de corrypheen onder do or- loxen van dien tijd dacht te zullen vin- het korto verblijf in deze stad was voor in vele opzichten een teleurstelling, d vurig belijden dat hij hier dacht te werd gemist. Velen van wie hij ite verwachtingen koesterde o. a. Beets, zich van hem af. •aar het was ook te Utrecht, dat h?j het eerst Mr. Groen van Prinsterer toette, die hem door zijn eersten blik, zijn ernstig woord zoo machtig aan- p, dat hij van "die ure zijn geesteskind jen 31sten Juli 1£69 nam Dr. Kuyper i de gemeente Utrecht afscheid, om den en Augustus te Amsterdam zijne inlre- to doen. •o ruimte ontbreekt om het leven van Kuyper in den hoofdstad dos lands, onvolledig ook, te 6chetsen. Po moeten volstaan mot enkele feiten te stippen. aar menschen heugenis waren de Am- fdamsche kerken nooit zoo vol geweest, wanneer Dr. ffuyper optrad. Groote iren die tot nu toe in conventikels stich- hadden gezocht, kwamen onder zijne elende, welsprekende on godverheerlij- ie prediking. iet lang duurde het echter of de strijd brandde. Daar was vooreerst de Wees- i-kwestie, die, toen onder invloed van Kuyper de moderne Regenten door •odoxe vervangen werden, een storm van pntwaardiging deed opgaan, pier volgde het bekende conflict met ie turen, dat tenslotte in 1886 tot de Dole- Je heeft geleig. V y' rjt 1^72 begon Dr. Kuyper meer daad- 'Kelijken invloed op het. staatkundige le- feit te oefenen. was op Jsten April vau dot jaar dat hij als hoofdredacteur van „De Stan daard" optrad, welke functie hij tot kort voor zijn 6tervn is blijven vervullen. Er zijn er geweest die het hebben be treurd dat Dr. Kuyper zich toen 6teeds meer op staatkundig gebied is gaan bewe gen. Zijn arbeid als predikant werd toch rijk gezegend; als kanselredenaar had hij schier zijns gelijkeniet. Maar wie zal schetsen den invloed door Dr. Kuyper als redacteur van „Do Standaard", en in 't algemeen als publicist op het leven van ons volk uitge oefend? Vanaf het eerste oogenblik wist Dr. Kuy per den toon aan te slaan die bij ons Chris tenvolk weerklank vond. Zijn woord sloeg in. Ef was van meetaf geestelijk contact, Dr. Kuyp.«f wist onder woorden te brengen wal in het hart van een groot deel van ons volk leefde. In Januari 1874 voor het district Gguda tot lid van de Tweede Kamor gekozen, nam hij ^uiet lang daarna als predikant afscheid van de Amsterdamsche gemeènte. Niet lang duurde het echter of het scheen dat de levenstaak van Dr. Kuyper was ge eindigd. Hij was overwerkt. De velerlei arbeid had teveel ven zijne kraohten gevergd. Als een gebroken man verliet hij, zelfs niet in staat een briefkaart te schrijven zijn woning, om in het buitenland rust en gene zing te zoeken. En het behaagde God de aangewende middelen to zegenen. Genezen en gesterkt, naar lichaam en ziel, keerde Dr. Kuyper in 1877 naar het vaderland terug. Terwijl hij lichamelijke gezondheid zocht, vond hij ook grooten geestelijken zegen. „Al de heerlijkheid van hot Gereformeer de leven, zoo schreef Dr. Kuyper< later, was mij nog niet opgegaan. Daartoe kwam het in mijn ziel eerst in het jaar mijner bal lingschap. Toen ik omdoolde in de Zuider- landen. En toen in die omzwerving onder veel druk en benauwens, de dorst naar Troost sterker werd, en ik de duizend doo- don onzer vaderen in eigen ^iolsworsteling leerde verstaan. Wat gaven mij toen al die schoone vormen der moderne orthodoxie! Ik was krank ook in m ij n ziel had gene zing van noode en alleen uit dat sterkere kruidenveld waar onze vaderen met al hun wonden nog bij zongen, mengde Hoogor er- -barmen mij toen het reddend mpdicijn." Dat Dr.Kuyper volkomen genezen terug keerde bleek wel in 1871 toen hij aan het bekende volkspetitionnement tegen de voor gestelde schoolwet van Kappeijne een zoo werkzaam aandeel nam. Het was in deze dagen dat Dr. Kuyper aan Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lobman durfde voorspellen dat over twaalf jaren eon rechtsch minister op de plaats van Kap- peyno zou zitten. Een profetie dio ook ver vuld is. Op 20 April 1888 tien jaar na do scherpe Resolutie van Kappeyne trad oen Christe lijk Kabinet op, met Mr. Baron AE. Mae- kay als premier. Naast God was deze uitslag voor oen niet gering deel te danken aan Dr. Kuyper die in zijn Standaard rusteloos de iliuren van het liberalisme had gebeukt en onver moeid had geijverd voor de doorwerking, van de Christelijke beginselen en de organi. 6atie van de A. R. partij. De eerste vruchten konden nu worden ge oogst. Aan de onmeedoogenlooze verdrukking van de minderheden op onderwijsgebied kwam in beginsel althans een einde. Maar niet alleen op staatkundig ook on wetenschappelijk terrein werd door Dr. Kuyper grooten invloed uitgeoefend. Wij behoeven slechts te herinneren aan de stichting van de Vrije Universiteit. "Wanneer, schreef indertijd Ds. Winckel, Dr. Kuyper niets anders tot stand had go- bracht dan de Vrije Universiteit, zou hij reeds daardoor geheel Nederland aan zich verplicht hebbn. 0 Reedfc in 1870 kwam het denkbeeld van de stichting van een Vrije Universiteit ter sprake. Een poging van Dr. Bronsveld om de Rijk6-Hoogescholen aan den Ohristus te verbinden mislukte. De Theologische facul teit bleef aan de Rijks-Universiteit wel in naam behouden, maar werd feitelijk veran derd in een faculteit voor d^ wetenschap der religie. Hot gevolg van een en ander was, dat in 1878 een Vereeniging voor Gereformeerd Hooger Onderwijs werd opgericht. Op 20 October 1880 werd de Vrije Uni versiteit geopend, een plechtigheid die een diepen indruk achterliet. Nadat Dr. Hoedemaker een wijdingsrede had gehouden waarbij deze met zijn tekst keuze: „daar werd geen smid gevondon in het gansche land Israels", een zeer geluk kige greep had gedaan, werd de Univerei-' toit door den eersten Rector Dr. A. Kuy per met. een schitterende rede ovor „Souve- reinitoit in eigen kring" geopend. Gedurende een reeks van jaren heeft Dr. Kuyper door zijne terecht geroemde colle ges waarin hij verschillende vakken do ceerde op deze stichting zijn stempel gezet. Nog altijd wordt door do oud-leerlingen van Dr. Kuyper met grooten eerbied over hun voortreïfelijkon leermeester, die zoo groote gaven had ontvangen en met die gaven op elk gebied woekerde, gesproken. Van Dr. Kuyper te spreken, zonder van do Doleantie te gewagen is niet mogelijk' Maar het is evenmin mogelijk iü een kor1* artikel van die Doleantie en alles wat daar^ mede verband hield ook maar een kort over zicht to geven. Genoeg zij het te vermelden, dat Dr. Kuyper na w&eot'sriie seringen om te komen tot kerkheratel, in 1886 met 74 van zijne vrienden door do Synode uit zijn ambt werd ontzet. Dit moet wel een pijnlijk oogenblik ge weest zijn. Maar een heerlijk oogenblik daarentegen was het, toen in 1891 de Vereeniging der Chr. Gerof. Kerk en van de Ned, Geref. Keiken tot stand kwam, en deze Vereenij ging door de voorzitters van beide Synodes, Ds. van Andel en Dr. Kuyper met een hand druk werd bezegeld. Dat was een aangrijpend, eea nooit te vergeten moment. 9 9. Niet lang daarna echter werd op staat kundig terrein eon breuko geslagen. Mede in verband met. de behandeling van het 'kiesrecht kwam het in de Antirevolutionai re gelederen tot een scheuring waarbij Jhr. A. F. de Savornini Lohman en Dr. A. Kuyper een groote rol speelden. Een breulce die tot op dit oogenblik nog niet is geheeld. Maar al trok men dan niet meer als part ij genoot en met elkaar op, men vond toch gelegenheid om als b o n d g e- n o o t o n samen te werken en samen te strijden. Mede hieraan was het te dlnken dat in 1901 door de rechterzijde een schitterende overwinning bij do stembus werd behaald, met het gevolg dat een rechtsch Kabinet werd gevormd, waarvan Dr. Kuyper als president-minister optrad. Wij behoeven niet deze ministerieele pe riode in hot geheugen terug to roepen. De spannende begrootingsdebatten, waarbij de Anti-revolutionaire banier zoo fier werd ■ontplooid, de heftige strijd om v r ij h e i d van onderwijs, ieder die meeleeft heeft er heugenis aan. Deze periode, ze was het hoogtepunt van Dr. Kuyper6 leven. Na zijn aftreden in 1905, gevolg van een zeldzaam heftige en verbitterde verkiezings campagne, waarover men zich in liberale kringen nadien gelukkig heeft leeren scha men, ging het met Dr. Kuyper langzaam bergafwaarts. Wel keerde hij nog een korten tijd in de Tweede Kamer terug en had hij ook nog eenige jaren zitting in ons Hoogerhuis, maar hoewel schitterende momenten niet ontbraken, werd toch de oude kracht niet meer ontplooid. Wetenschappelijke en persarbeid werd nu do hoofdzaak. "Naarmate zijn stem verzwakte en zijn ge hoor minder scherp werd, scheen de pen van Dr. Kuyper steeds vruchtbaarder te wor den. Week aan woek verschenen onafgebroken in do Heraut de diepzinnige voor-artikelen naast de heerlijke meditatiën die voor dui- zonden in den lande het kostelijkst ziele- voedsel waren. En tegelijkertijd werd eiken dag opnieuw voor vriend en. vijand de standaard van onzë anti-revolutionairo beginselen opge heven. Dr. Kuyper genoot het zeldzame voor recht tot in hoogen ouderdom „groen en frisch" te blijven. En thans is aan al dezèn arbeid een ein de gekomen. Do moede strijder heeft thans rust ge- •vonden; de rust die daar overblijft voor het volk van God. Hij is gestorven, niet te midden van het rumoer van den krijg, maar als een kind, volkomen eenswillend met zijnen Vader, is hij ontslapen, overgegaan van dc strij dende in de triumfeerende Kerk, om eeuwig to zingen van de goederterenheid Gods wiens eere te zoeken, het doel van zijn leven GRONDWETSHERZIENING. Aan het thans verschenen verslag van de Staatscommissie, ingesteld bij K. B. van 20 December 1918, aan welke is opgedragen de voorbereiding van eene herziening der Grondwet, wordt het volgende ontleend: I. De Trocïicpvolging Den- monarchalen staatsvorm acht de commwsie oen zegen voor ons land, doch alleen zoolang behoud van een waarlijk nationaal koningschap mogelijk is. De bepaling-en, welke anderen dam na komelingen van de thans regeerende Vorstin tot de regeering kunnen roepen, zijn te schrappen, terwijl de troonsopvol ging; indien mannelijke uit mannon geko men nakomelingen ontbreken, is te be perken tot het tweede geslacht uit den laatst overleden 'koning gesproten. Het oogenblik, dat geen bevoegde opvolger naar de grondwet bestaat, kan alsdan eerder aanbreken dan onder het tegenwoordig bestel. Bij ontstentenis van een grondwet- telijken troonopvolger, moet er gelegenheid zijn voor overweging van de vraag, of wel. licht overgang tot een anderen staatsvorm de voorkeur verdient. De Grondwet bane daartoe den weg. II. #De buitenlandscha betrekkingen. De overtuiging, dat de invloed der Sta- fccn-Generaal op het bestuur der buiten- lamd9che betrekkingen behoort vergroot te worden,--is vrijwel gemeen goed. Het mag een alleszins redelijke eisch lieeten, dat geen verdragen of andere over eenkomsten met vreemde mogendheden meer worden gesloten buiten de volksver tegenwoordiging om, terwjil ook ten aait. zien van het opzeggen gelijkelijk watfs to •handelen. Hoewel de practische beleekenis wellicht niet hoog is aan to slaan, ligt; het ten slotte voor de hand, dat voor oorlogsverklaring de voorafgaar^e toestemming van de Sta- ten^Generaal ^vorderd wordt. III. De Sta ten-Generaal. Behoud van de Eerste Kamer acht de commissie geboden. Het éénkamerstelsel sluit voor het karakter en den afbei-d van de Volksvertegenwoordiging gevaren in zich, die men in een deugdelijke staats- irrriehting 'behoort te vermijden. Bene Eer ste Kamer als de onze, zonder recht van amendement, vermag elementen uit het maatschappelijk leven tot zich te rekken, (Me haar in staal stellen k de aanhangige vraagstukken anders te belichten dan de .Tweede Kamer; ook daarom is «lj voor de wetgeving en voor het bestuur des lands van groote waarde. Het be&oud van de Provinciale Staten als kiescollege schijnt, ondanks de daaraan verbonden bezwaren, de meeét verkieslijke regeling.. Eis oh evenwel is èn terwille van het beginsel zelf èn met. het oog op eene juiste ven-houding tusschen de beide tak ken der Voliksvertegenwoordiging, dat op de verkiezing ook van de Eerste Kamer hot beginsel van de evenredige vertegen>- woordlging wordt toegepast. Hot. gewicht yter zaak vordert aangaande diit deel der beraadslagingen der commis sie te vermelden dat eene minderheid te gen het voortbestaan der. Eerste Kamer de bekende ernstige bedenkingen oppert. Voor voorstellen, als verlaging van den grond we ttelijken leeftijd der kiezers of uit breiding van hot getal der leden in het Parlement was geen meerderheid to vin den. IV. Volksixiitiatiei ?n referendum. Vond het volksinitiatief in de commissie bijna geen sympathie, reeds omdat aan de leden der Tweede Kamer de gelegenheid open staat, vrijwel alle voorstellen van wet aanhangig te maken, van het referendum in zijne onderscheidene vormen verklaarde zich slechts eene minderheid; ook kon het denkbeeld om in het algemeen voor de kiezers de mogelijkheid te openen, bij be langrijke wetgevende maatregelen en refe rendum uit te lokken, geen meerderheid overwerven. V. De Gemeentebesturen. Dat de grondwettelijke bepalingen nopens de gemeentebesturen niet langer ongewijzigd kunnen' blijven, is een alge meen erkende waarheid. De omstandig heid, dat eene herziening van de Gemeen tewet door eene Staatscommissie werd voorbereid, maakte- het gewenscht met deze laatste overleg te raadplegen. De resultaten van dit. overleg worden door laatstgenoemde Commissie gepubliceerd. VI. De mogelijkheid tot instelling van andere publiekrechtelijke lichamen dan de reeds deer de Grondwet erkende. Meermalen is twijfel geuit of de Wet gever bevoegd is anderen dan de in de Grondwet genoemde lichamen met. veror denende bevoegdheid te hekleeden. De ontwikkeling van ons Staatsbestuur maakt het gewenscht, deze bevoegdheid zeker te stellen. Eene nieuwe bepaling, welke zou kunnen volgen op het-bestaande art. 191, ware te dien einde in te Lasschen. Verder stelt de Commissie nog voor het inkomen van de Kroon te verdubbelen; de verplichting voor de Kroon, om over alle wetsvoorstellen den Raad van State -te hooren, te schrappen; schadeloosstelling voor leden der Tweede Kamer te stellen op f5000 (voor dort voorzitter op f 10.000) en de pensioenbedragen te verhoogen, en •een weduwen- en weezerepensioen vast te stellen. De Commissie wil de mogelijkheid openen, dat de Minister de Kamer kan doen verlichten door een met de bijzon derheden van het ontwerp vertrouwden ambtenaar. Zij wil de begroottngsarbeid om de twee jsüir doen plaats hebben. Er is geen voldoende aanleiding om de bepaling te bestendigen, welke verbiedt het gelijktijdig bekleeden van het lidmaat schap der Eerste Kamer en dat der Staten eener Provincie. Den wetgever behoort vrijheid: te Worden g laten om des verlangd den Voorzitter van den Raad eenier gemeente «door een ander gezag dan de kroon te doen benoe men. Dit is vooral gewenscht, als er be sloten mocht worden om het voorzitter schap te scheiden van het burgemeesters ambt. Dc opdracht welke de Grondwet aan den Raad heeft gegeven om ook het bestuur der gemeente in vollen omvang te voeren, leidt tot.overlading. In de groote gemeen ten wordt -dringend de behoefte gevoeld andere organen met bestuursfunctiën te bekleeden. De Grondwet moet de mogelijk heid daartoe niet afsnijden. Dc Commissie wil de mogelijkheid voor den wetgever scheppen om ook aan het leeken-elemerut in de rechtspraak eene plaats in te ruimen. Het Processie-vraagstuk. Openbare godsdienstoefening huiten ge bouwen en besloten ^plaatsen gedoogt de Grondwet slechts, waar deze „thans" (d. i. in 1846) naar de. wetten en reglemen ten is toegelaten. Daar ter plaatse is, naar «de meest gangbare opvatting, elke maat regel van overheidswege tot verhindering van de openbare godsdienstoefening uit gesloten. Deze sedert tal van jaren ver kregen rechten, waaiop hooge prijs word't gesteld, behooren gehandhaafd te worden, maar de materie ware te verwijzen naar de additionmele artabelen, waar dergelijke bepalingen bethj op haar plaats zijn. Afgezien van deze bijzondere bepaling, ligt het voor de hand om overal, tenzij er gevaar bestaat voor stoornis van de openbare orde en rust, de mogelijkheid voor het houden van godsdienstoefeningen buiten gebouwen en besloten plaatsen te openen. Aan he rapport zijn toegevoegd afzon derlijke nota's van Prof. Aneraa, Mr. Lim burg en den heer Schaper. Prof. Anema bepleit een door hem wensclielijk geachte aanvulling van Hoofd stuk VI der Grondwet, voor welke een meerderheid in do Staatscommissie niet was te verkrijgen. De hoogleeraar acht het wenschelijk, om achter het tegenwoordig artikel lt>7 der Grondwet in te voegen een nieuw artikel: „Het recht der kerkgenootschappen, om als zoodanig op te treden en aan het rechts, verkeer deel te nemen, wordt erkend, als mede hun volledige vrijheid om hun in wendige aangelegenheden te regelen.'" De wet regelt de burgerrechleiijke gevol gen der kerkelijke regl-meniten en \/or- schriften, alsmede de gevallen waarin en de wijze waarop bij de wetgeving en 'ah bestuur het gevoelen der kerkgenootschap pen moet worden ingewonnen. Mr. Limburg breekt in zijn nota een lans voor het volksreferendum. Dn heeft bij de Commissie in geen enkelen, vonn ge nade gevonden, behalve bij verandering van de Grondwet, en voor het geval, dat geen troonopvolger naar de Grondwet aan wezig is. Op grond van door liem in den. breede ontvouwde argumenten, zou in het derde Hoofdstuk den" Grondwet onder de afdee- ling: „Van de wetgevende Mag-t" een be paling moeten worden gebracht van -deze strekking: Over een door de Sbaten-Generaal aan genomen wetsontwerp kan een door de wet te bepalen aantal kiozens eert volks stemming uitilokken, te houden door de kiezers, bedoeld in art. 80, op de wijze en bintven den termijn door de wet te bepa len. De heer Schaper eindelijk is niet. be vredigd door het samenstel van wijzigin gen welke do Staatscommissie ter herzie ning van de Grondwet, gemeend heeft te moeten voordragen en hij%omt een aantal punten op, die z. i. in de Grondwet anders dienden geregeld te worden, dan is voor gesteld, of niet zijn geregeld. .Zoo wat be treft de troonopvolging, de defensie, de productie, adeldom, ridderorden, volks initiatief, onteigening, beheer van openbare bedrijven, scheiding van Kerk en Staat enz. Bond van Christel. Bewaarschoolbesturcn Op uitnoodiging van den Christel. Seho- lenbond te Rotterdam werd op Woensdag 3 November 1. 1. te Utrecht een vergade; ring gehouden, waar tal van afgevaardig den van Chr. Bewaarschoolbesturen uit alle deelen des land samenkwamen. Vele schrif telijke betuigingen .van sympathie waren ingekomen van besturen die verhinderd wa ren tegewnordig te zijn. De vergadering werd geleid door den voorzitter van den Rotterdamschen Scbo- lenbond, den heer Joh. Zuidraeer, die een gedocumenteerd referaat leverde als inlei ding op de 'bespreking over het wetsont werp voor het Bewaarschoolonderwijs. Een zeer geanimeerde discussie volgde op deze inleiding, waarna de conclusie van het referaat met een kleine wijziging, racti algemeene instemming werd aangenomen. Uit de gehouden bespreking bleek, dati de Besturen algemeen van oordeel waren* dat een. woord van lof toekomt aan Z.Exc. Minister de Visser voor zijn ernstig stre ven om door een wettelijke regeling het Bij zonder Bewaarschoolonderwijs op hooger peil te brengen en daarbij ook de positie van het personeel belangrijk te verbeteren. Evenwel was daarbij het. algemeen gevoe- lon, dat het wetsontwerp de bestaande Bij zondere Bewaarscholen allerminst, voldoen de te hulp komt om dit schoone dool van den Minister te bereiken, daar het. aan de Besturen tevens zwaarder financieclc lasten oplegt, terwijl de uitbreiding van het aan tal Christel. Bewaarscholen door het wets ontwerp ^allerminst zal worden bevorderd. Het tweede punt, van behandeling: „voor- stél tot oprichting van een Bond van Be waarschoolbesturen", vond algemeene in stemming. Tot de oprichting werd in beginsel be- sloten. Alle leden van het voorloopig be# stuur werden gekozen de heeren: Joh. Zuid- meer, te Rotterdam, voorzitter; Max. J. Schreuder, Rotterdam, secretaris; Ds. J. F. Beerens te Utrecht; Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, te De Bilt; W. L. B. den Blaauwen, 's-Gravenhago; A. van 't Hof, te Vreeswijk. De Amsterdam sche Scholen zullen nog nader een lid in het Bestuur uit hun midden aanwijzen. Voor alle Chr. Bewaarschoolbesturen is gelegenheid tot. aansluiting bij den Bond Het secretariaat i6 gevestigd ten huize van den heer Max J. Schreuder, Schietbaanlaan 100, Rotterdam. Dc invloed van rijkdom. Invzijn nagelaten gedenkschriften 6ckrijlt An drew Carnegie: „Mon beschouwt in onze dagen de armoede als een kwaad, en men heeft medelijden met den jon geman, die niet met een zilveren lepel in den mond geboren wordt. Ik echter onderschrijf van ganschcr harte de uitspraak van president Oor- field, dat hot .rijkste erfdoel, dat men een jonge man van huis uit kan meegeven de armoede is. Ik maak mij aan geen dwaasheid schuldig, als ik bewoor, dat do grootste en boste menschen voort- komon uit de klasse dor armoede. Niet de zonen der millionnairs en van den adel geven do werold hun leeraars, martelaars, uitvinders, staatsman nen, dichters en zolfs de grootste zaken menschen. Nauwelijks is er geen onder de onsterfelijk© mannen, welke de menschheid - onvergankelijko diensten hebben vertoond, die niet gewiegd is on groot gebracht in de alle krachten kweekendo school der armoede. Niets is zoo verslappend, niets zoo doodend in zijn invloeden op geest en hart als geerfdo rijkdom. Voor ioderen jongeman, die niot gedwongen ia zijn brood zelf to verdienen voel ik oen groot medelijden. Niet met den jonge man, die van 's morgens vroeg tot 'a avonds laat moet werken, hebben wij medelijden te hebben, maar wel met den zoon van den rijkaard, die niet6 te doen heeft. Van alle kanten wordt tegen woordig geroepen: „laten wij de armoede uit de worold heipon!" Gelukkig is dat onmogelijk, wij zullen altijd armen in ons midden hebben. Wat zou or van de wereld wordeu. als zij eenmaal af hankelijk was van de rijkeu. Al het goede on groote zou ophouden cn de menscholijke maat schappij zou iu do barbaarschhoid terugvallen. Zoo spreekt een man. die tot de rijksten der wereld gerekend word. Wij hebben geen grond om aan te nemen, dat Carnegie deze woorden niot ernstig meende. Hij y.oll dood met zijn milli-vru-u bij zijn leven zeer voel groote dingen, en hij zelf bracht het van -een armen loerjongen in oen ka- 4oentabriek tot den rijk len man ter wcrekl. ■Zijn woorden kunnen dus beschouwd worden als do vrucht van eigen ervaring, die gelijk ia aan do spreuk der wijsheid: „Geld maakt niet den mensch n«»ch do werold gelukkig."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5