rweede Blad.
)insdag 9 November 1920
f. ABRAHAM KUYPER. f
pr. Abraham Kuyper werd don 29sten
[ober 1837 te Maassluis geboren.
Fe Maassluis en te Middelburg waar zijn
er predikant was bezocht hij de lagere
jool. In laatstgenoemde plaats werd hij
fts op 12-jarigen leeftijd tot het Gyrana-
b toegelaten. Later bezocht hii het Gym-
jium te Leidén, waar hij in 1855 naar de
ogesckool overging om in do letteren en
je godgeleerdheid te studeeren.
let was destijds te Leiden, naar Lr.
vper later verklaarde onder het toenraa-
I liberaal regime een allerjammerlijkste
ktand, en de leugen, de onwaarachtig-
i, de ongeestelijke sleur die aan het har-
loed van heel ons'kerkgenootschap teert,
ft zich foor vooral in de oude Academie-
i op een deerniswaardige wijze,
jenmaal in de Academiewereld opgeno-
i, was den jeugdigen student, dan ,ook
'hij het zelf vermoedde, zijn overgele-
ft geloof ontstolen.
Het had geen diepte van wortel gescho-
in mijn Onbekeerd zichzelf zoekend ge
ld en moest dus wel verdorren toen het
I de verzengende hitte van den twijfel;
Bt werd blootgesteld."
fan grooten invloed op het loven van
Kuyper was het optreden van Prof.
blten en inzonderheid van Prof. de Vries
wiens aanraden hij een door de Theolo-
fehe faculteit van Groningen uitgeschre-
I prijsvraag over het kerkelijk vraag-
k ten dage van Calvijn en a Lasco be-
woordde.
)e ongedachte wijze waarop hij in het
it van de noodige lectuur werd gesteld,
Ikkte op den jongen Kuyper eed diepen
(•uk. Hij beschouwde het als een wonder
js en bekende zichzelf dat het toch geen
je vrouwensprookje was om van „een
ger Gods" te spreken,
n denzelfden tijd ongeveer werd Dr.
rper diep getroffen 'oor het bekende
haal „De erfgenaam van Redclyffe", dat
ij beslisscnden indruk voor zijn vorder le-
i achterliet.
Jen 2den September 1862 weid hij tot
2 tor in de Godgeleerdheid bevorderd. Nog
|ipelfde jaar deed hij voor het Prov. Kerk-
tuur van Zuid-Holland propenents-exa-
i en hot volgend jaar 7 Aug. 1863 deed
te Beesd bij de Ned. Hcrv. Kerk zijn in-
ïll?- s
echts enlcele jaren hoeft Dr.Kuyper deze
|tne gemeente gediend, maar toch is het
=jfo\ijf in dit eenvoudige dorpje voor hem
?jft/ijken zegen geworden. Het was hier
0 het volle licht van do souvereine ge-
e Gods voor hem opging en dat zijno
e rust vond in de aloude Gereformeerde
iiheid- van het vrije welbehagen Gods.
dc staatkundige overtuiging
Dr. Kuyper werd te Beeod omgezet,
ajl hij nog in 1866 met al zijn vurigq
Ijstkracht gestreden tegen Mr. Kcuche-
Js, mede onder den invloed van het hoofd
■I school werd Dr. Kuyper allengskens tot
a] volgeling van Groen van Prinsterer
pvoed.
fauwelijks 30 jaar oud, werd Dr. Kuy-
te Utrecht beroepen, waar hij den lOden
1867 zijn intrede deed met een
-ftikatie over „De men6rhwording Gods;
levensbeginsel der Kerk."
et was daar dat de strijd tegen de he
mde organisatie der Ned. Herv. Kerk
1 aangevangen.
ras het gaan naar Utrecht voor den
?en predikant geweest, als een opgaan
sr de liederen Hamaaloth naar een Sion
s, waar hij de corrypheen onder do or-
loxen van dien tijd dacht te zullen vin-
het korto verblijf in deze stad was voor
in vele opzichten een teleurstelling,
d vurig belijden dat hij hier dacht te
werd gemist. Velen van wie hij
ite verwachtingen koesterde o. a. Beets,
zich van hem af.
•aar het was ook te Utrecht, dat h?j
het eerst Mr. Groen van Prinsterer
toette, die hem door zijn eersten blik,
zijn ernstig woord zoo machtig aan-
p, dat hij van "die ure zijn geesteskind
jen 31sten Juli 1£69 nam Dr. Kuyper
i de gemeente Utrecht afscheid, om den
en Augustus te Amsterdam zijne inlre-
to doen.
•o ruimte ontbreekt om het leven van
Kuyper in den hoofdstad dos lands,
onvolledig ook, te 6chetsen.
Po moeten volstaan mot enkele feiten
te stippen.
aar menschen heugenis waren de Am-
fdamsche kerken nooit zoo vol geweest,
wanneer Dr. ffuyper optrad. Groote
iren die tot nu toe in conventikels stich-
hadden gezocht, kwamen onder zijne
elende, welsprekende on godverheerlij-
ie prediking.
iet lang duurde het echter of de strijd
brandde. Daar was vooreerst de Wees-
i-kwestie, die, toen onder invloed van
Kuyper de moderne Regenten door
•odoxe vervangen werden, een storm van
pntwaardiging deed opgaan,
pier volgde het bekende conflict met ie
turen, dat tenslotte in 1886 tot de Dole-
Je heeft geleig.
V y'
rjt 1^72 begon Dr. Kuyper meer daad-
'Kelijken invloed op het. staatkundige le-
feit te oefenen.
was op Jsten April vau dot jaar
dat hij als hoofdredacteur van „De Stan
daard" optrad, welke functie hij tot kort
voor zijn 6tervn is blijven vervullen.
Er zijn er geweest die het hebben be
treurd dat Dr. Kuyper zich toen 6teeds
meer op staatkundig gebied is gaan bewe
gen.
Zijn arbeid als predikant werd toch rijk
gezegend; als kanselredenaar had hij schier
zijns gelijkeniet. Maar wie zal schetsen
den invloed door Dr. Kuyper als redacteur
van „Do Standaard", en in 't algemeen als
publicist op het leven van ons volk uitge
oefend?
Vanaf het eerste oogenblik wist Dr. Kuy
per den toon aan te slaan die bij ons Chris
tenvolk weerklank vond. Zijn woord sloeg
in. Ef was van meetaf geestelijk contact,
Dr. Kuyp.«f wist onder woorden te brengen
wal in het hart van een groot deel van ons
volk leefde.
In Januari 1874 voor het district Gguda
tot lid van de Tweede Kamor gekozen, nam
hij ^uiet lang daarna als predikant afscheid
van de Amsterdamsche gemeènte.
Niet lang duurde het echter of het scheen
dat de levenstaak van Dr. Kuyper was ge
eindigd.
Hij was overwerkt. De velerlei arbeid
had teveel ven zijne kraohten gevergd.
Als een gebroken man verliet hij, zelfs
niet in staat een briefkaart te schrijven zijn
woning, om in het buitenland rust en gene
zing te zoeken.
En het behaagde God de aangewende
middelen to zegenen.
Genezen en gesterkt, naar lichaam en
ziel, keerde Dr. Kuyper in 1877 naar het
vaderland terug.
Terwijl hij lichamelijke gezondheid
zocht, vond hij ook grooten geestelijken
zegen.
„Al de heerlijkheid van hot Gereformeer
de leven, zoo schreef Dr. Kuyper< later, was
mij nog niet opgegaan. Daartoe kwam het
in mijn ziel eerst in het jaar mijner bal
lingschap. Toen ik omdoolde in de Zuider-
landen. En toen in die omzwerving onder
veel druk en benauwens, de dorst naar
Troost sterker werd, en ik de duizend doo-
don onzer vaderen in eigen ^iolsworsteling
leerde verstaan. Wat gaven mij toen al die
schoone vormen der moderne orthodoxie!
Ik was krank ook in m ij n ziel had gene
zing van noode en alleen uit dat sterkere
kruidenveld waar onze vaderen met al hun
wonden nog bij zongen, mengde Hoogor er-
-barmen mij toen het reddend mpdicijn."
Dat Dr.Kuyper volkomen genezen terug
keerde bleek wel in 1871 toen hij aan het
bekende volkspetitionnement tegen de voor
gestelde schoolwet van Kappeijne een zoo
werkzaam aandeel nam.
Het was in deze dagen dat Dr. Kuyper
aan Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lobman
durfde voorspellen dat over twaalf jaren
eon rechtsch minister op de plaats van Kap-
peyno zou zitten. Een profetie dio ook ver
vuld is.
Op 20 April 1888 tien jaar na do scherpe
Resolutie van Kappeyne trad oen Christe
lijk Kabinet op, met Mr. Baron AE. Mae-
kay als premier.
Naast God was deze uitslag voor oen
niet gering deel te danken aan Dr. Kuyper
die in zijn Standaard rusteloos de iliuren
van het liberalisme had gebeukt en onver
moeid had geijverd voor de doorwerking,
van de Christelijke beginselen en de organi.
6atie van de A. R. partij.
De eerste vruchten konden nu worden ge
oogst.
Aan de onmeedoogenlooze verdrukking
van de minderheden op onderwijsgebied
kwam in beginsel althans een einde.
Maar niet alleen op staatkundig ook on
wetenschappelijk terrein werd door Dr.
Kuyper grooten invloed uitgeoefend.
Wij behoeven slechts te herinneren aan de
stichting van de Vrije Universiteit.
"Wanneer, schreef indertijd Ds. Winckel,
Dr. Kuyper niets anders tot stand had go-
bracht dan de Vrije Universiteit, zou hij
reeds daardoor geheel Nederland aan zich
verplicht hebbn. 0
Reedfc in 1870 kwam het denkbeeld van
de stichting van een Vrije Universiteit ter
sprake. Een poging van Dr. Bronsveld om
de Rijk6-Hoogescholen aan den Ohristus te
verbinden mislukte. De Theologische facul
teit bleef aan de Rijks-Universiteit wel in
naam behouden, maar werd feitelijk veran
derd in een faculteit voor d^ wetenschap
der religie.
Hot gevolg van een en ander was, dat in
1878 een Vereeniging voor Gereformeerd
Hooger Onderwijs werd opgericht.
Op 20 October 1880 werd de Vrije Uni
versiteit geopend, een plechtigheid die een
diepen indruk achterliet.
Nadat Dr. Hoedemaker een wijdingsrede
had gehouden waarbij deze met zijn tekst
keuze: „daar werd geen smid gevondon in
het gansche land Israels", een zeer geluk
kige greep had gedaan, werd de Univerei-'
toit door den eersten Rector Dr. A. Kuy
per met. een schitterende rede ovor „Souve-
reinitoit in eigen kring" geopend.
Gedurende een reeks van jaren heeft Dr.
Kuyper door zijne terecht geroemde colle
ges waarin hij verschillende vakken do
ceerde op deze stichting zijn stempel gezet.
Nog altijd wordt door do oud-leerlingen
van Dr. Kuyper met grooten eerbied over
hun voortreïfelijkon leermeester, die zoo
groote gaven had ontvangen en met die
gaven op elk gebied woekerde, gesproken.
Van Dr. Kuyper te spreken, zonder van
do Doleantie te gewagen is niet mogelijk'
Maar het is evenmin mogelijk iü een kor1*
artikel van die Doleantie en alles wat daar^
mede verband hield ook maar een kort over
zicht to geven.
Genoeg zij het te vermelden, dat Dr.
Kuyper na w&eot'sriie seringen om te
komen tot kerkheratel, in 1886 met 74 van
zijne vrienden door do Synode uit zijn ambt
werd ontzet.
Dit moet wel een pijnlijk oogenblik ge
weest zijn.
Maar een heerlijk oogenblik daarentegen
was het, toen in 1891 de Vereeniging der
Chr. Gerof. Kerk en van de Ned, Geref.
Keiken tot stand kwam, en deze Vereenij
ging door de voorzitters van beide Synodes,
Ds. van Andel en Dr. Kuyper met een hand
druk werd bezegeld.
Dat was een aangrijpend, eea nooit te
vergeten moment.
9 9.
Niet lang daarna echter werd op staat
kundig terrein eon breuko geslagen. Mede
in verband met. de behandeling van het
'kiesrecht kwam het in de Antirevolutionai
re gelederen tot een scheuring waarbij Jhr.
A. F. de Savornini Lohman en Dr. A.
Kuyper een groote rol speelden.
Een breulce die tot op dit oogenblik nog
niet is geheeld.
Maar al trok men dan niet meer als
part ij genoot en met elkaar op, men
vond toch gelegenheid om als b o n d g e-
n o o t o n samen te werken en samen te
strijden.
Mede hieraan was het te dlnken dat in
1901 door de rechterzijde een schitterende
overwinning bij do stembus werd behaald,
met het gevolg dat een rechtsch Kabinet
werd gevormd, waarvan Dr. Kuyper als
president-minister optrad.
Wij behoeven niet deze ministerieele pe
riode in hot geheugen terug to roepen. De
spannende begrootingsdebatten, waarbij de
Anti-revolutionaire banier zoo fier werd
■ontplooid, de heftige strijd om v r ij h e i d
van onderwijs, ieder die meeleeft heeft er
heugenis aan.
Deze periode, ze was het hoogtepunt van
Dr. Kuyper6 leven.
Na zijn aftreden in 1905, gevolg van een
zeldzaam heftige en verbitterde verkiezings
campagne, waarover men zich in liberale
kringen nadien gelukkig heeft leeren scha
men, ging het met Dr. Kuyper langzaam
bergafwaarts.
Wel keerde hij nog een korten tijd in de
Tweede Kamer terug en had hij ook nog
eenige jaren zitting in ons Hoogerhuis,
maar hoewel schitterende momenten niet
ontbraken, werd toch de oude kracht niet
meer ontplooid.
Wetenschappelijke en persarbeid werd nu
do hoofdzaak.
"Naarmate zijn stem verzwakte en zijn ge
hoor minder scherp werd, scheen de pen van
Dr. Kuyper steeds vruchtbaarder te wor
den.
Week aan woek verschenen onafgebroken
in do Heraut de diepzinnige voor-artikelen
naast de heerlijke meditatiën die voor dui-
zonden in den lande het kostelijkst ziele-
voedsel waren.
En tegelijkertijd werd eiken dag opnieuw
voor vriend en. vijand de standaard van
onzë anti-revolutionairo beginselen opge
heven.
Dr. Kuyper genoot het zeldzame voor
recht tot in hoogen ouderdom „groen en
frisch" te blijven.
En thans is aan al dezèn arbeid een ein
de gekomen.
Do moede strijder heeft thans rust ge-
•vonden; de rust die daar overblijft voor het
volk van God.
Hij is gestorven, niet te midden van het
rumoer van den krijg, maar als een kind,
volkomen eenswillend met zijnen Vader, is
hij ontslapen, overgegaan van dc strij
dende in de triumfeerende Kerk, om eeuwig
to zingen van de goederterenheid Gods
wiens eere te zoeken, het doel van zijn leven
GRONDWETSHERZIENING.
Aan het thans verschenen verslag van
de Staatscommissie, ingesteld bij K. B. van
20 December 1918, aan welke is opgedragen
de voorbereiding van eene herziening der
Grondwet, wordt het volgende ontleend:
I. De Trocïicpvolging
Den- monarchalen staatsvorm acht de
commwsie oen zegen voor ons land, doch
alleen zoolang behoud van een waarlijk
nationaal koningschap mogelijk is.
De bepaling-en, welke anderen dam na
komelingen van de thans regeerende
Vorstin tot de regeering kunnen roepen,
zijn te schrappen, terwijl de troonsopvol
ging; indien mannelijke uit mannon geko
men nakomelingen ontbreken, is te be
perken tot het tweede geslacht uit den
laatst overleden 'koning gesproten. Het
oogenblik, dat geen bevoegde opvolger naar
de grondwet bestaat, kan alsdan eerder
aanbreken dan onder het tegenwoordig
bestel. Bij ontstentenis van een grondwet-
telijken troonopvolger, moet er gelegenheid
zijn voor overweging van de vraag, of wel.
licht overgang tot een anderen staatsvorm
de voorkeur verdient. De Grondwet bane
daartoe den weg.
II. #De buitenlandscha betrekkingen.
De overtuiging, dat de invloed der Sta-
fccn-Generaal op het bestuur der buiten-
lamd9che betrekkingen behoort vergroot te
worden,--is vrijwel gemeen goed.
Het mag een alleszins redelijke eisch
lieeten, dat geen verdragen of andere over
eenkomsten met vreemde mogendheden
meer worden gesloten buiten de volksver
tegenwoordiging om, terwjil ook ten aait.
zien van het opzeggen gelijkelijk watfs to
•handelen.
Hoewel de practische beleekenis wellicht
niet hoog is aan to slaan, ligt; het ten slotte
voor de hand, dat voor oorlogsverklaring
de voorafgaar^e toestemming van de Sta-
ten^Generaal ^vorderd wordt.
III. De Sta ten-Generaal.
Behoud van de Eerste Kamer acht de
commissie geboden. Het éénkamerstelsel
sluit voor het karakter en den afbei-d van
de Volksvertegenwoordiging gevaren in
zich, die men in een deugdelijke staats-
irrriehting 'behoort te vermijden. Bene Eer
ste Kamer als de onze, zonder recht van
amendement, vermag elementen uit het
maatschappelijk leven tot zich te rekken,
(Me haar in staal stellen k de aanhangige
vraagstukken anders te belichten dan de
.Tweede Kamer; ook daarom is «lj voor
de wetgeving en voor het bestuur des
lands van groote waarde.
Het be&oud van de Provinciale Staten
als kiescollege schijnt, ondanks de daaraan
verbonden bezwaren, de meeét verkieslijke
regeling.. Eis oh evenwel is èn terwille van
het beginsel zelf èn met. het oog op eene
juiste ven-houding tusschen de beide tak
ken der Voliksvertegenwoordiging, dat op
de verkiezing ook van de Eerste Kamer
hot beginsel van de evenredige vertegen>-
woordlging wordt toegepast.
Hot. gewicht yter zaak vordert aangaande
diit deel der beraadslagingen der commis
sie te vermelden dat eene minderheid te
gen het voortbestaan der. Eerste Kamer de
bekende ernstige bedenkingen oppert.
Voor voorstellen, als verlaging van den
grond we ttelijken leeftijd der kiezers of uit
breiding van hot getal der leden in het
Parlement was geen meerderheid to vin
den.
IV. Volksixiitiatiei ?n referendum.
Vond het volksinitiatief in de commissie
bijna geen sympathie, reeds omdat aan de
leden der Tweede Kamer de gelegenheid
open staat, vrijwel alle voorstellen van wet
aanhangig te maken, van het referendum
in zijne onderscheidene vormen verklaarde
zich slechts eene minderheid; ook kon het
denkbeeld om in het algemeen voor de
kiezers de mogelijkheid te openen, bij be
langrijke wetgevende maatregelen en refe
rendum uit te lokken, geen meerderheid
overwerven.
V. De Gemeentebesturen.
Dat de grondwettelijke bepalingen
nopens de gemeentebesturen niet langer
ongewijzigd kunnen' blijven, is een alge
meen erkende waarheid. De omstandig
heid, dat eene herziening van de Gemeen
tewet door eene Staatscommissie werd
voorbereid, maakte- het gewenscht met
deze laatste overleg te raadplegen. De
resultaten van dit. overleg worden door
laatstgenoemde Commissie gepubliceerd.
VI. De mogelijkheid tot instelling van
andere publiekrechtelijke lichamen dan
de reeds deer de Grondwet erkende.
Meermalen is twijfel geuit of de Wet
gever bevoegd is anderen dan de in de
Grondwet genoemde lichamen met. veror
denende bevoegdheid te hekleeden. De
ontwikkeling van ons Staatsbestuur maakt
het gewenscht, deze bevoegdheid zeker te
stellen. Eene nieuwe bepaling, welke zou
kunnen volgen op het-bestaande art. 191,
ware te dien einde in te Lasschen.
Verder stelt de Commissie nog voor het
inkomen van de Kroon te verdubbelen; de
verplichting voor de Kroon, om over alle
wetsvoorstellen den Raad van State -te
hooren, te schrappen; schadeloosstelling
voor leden der Tweede Kamer te stellen
op f5000 (voor dort voorzitter op f 10.000)
en de pensioenbedragen te verhoogen, en
•een weduwen- en weezerepensioen vast te
stellen.
De Commissie wil de mogelijkheid
openen, dat de Minister de Kamer kan
doen verlichten door een met de bijzon
derheden van het ontwerp vertrouwden
ambtenaar. Zij wil de begroottngsarbeid
om de twee jsüir doen plaats hebben.
Er is geen voldoende aanleiding om de
bepaling te bestendigen, welke verbiedt
het gelijktijdig bekleeden van het lidmaat
schap der Eerste Kamer en dat der Staten
eener Provincie.
Den wetgever behoort vrijheid: te Worden
g laten om des verlangd den Voorzitter
van den Raad eenier gemeente «door een
ander gezag dan de kroon te doen benoe
men. Dit is vooral gewenscht, als er be
sloten mocht worden om het voorzitter
schap te scheiden van het burgemeesters
ambt.
Dc opdracht welke de Grondwet aan den
Raad heeft gegeven om ook het bestuur
der gemeente in vollen omvang te voeren,
leidt tot.overlading. In de groote gemeen
ten wordt -dringend de behoefte gevoeld
andere organen met bestuursfunctiën te
bekleeden. De Grondwet moet de mogelijk
heid daartoe niet afsnijden.
Dc Commissie wil de mogelijkheid voor
den wetgever scheppen om ook aan het
leeken-elemerut in de rechtspraak eene
plaats in te ruimen.
Het Processie-vraagstuk.
Openbare godsdienstoefening huiten ge
bouwen en besloten ^plaatsen gedoogt de
Grondwet slechts, waar deze „thans"
(d. i. in 1846) naar de. wetten en reglemen
ten is toegelaten. Daar ter plaatse is, naar
«de meest gangbare opvatting, elke maat
regel van overheidswege tot verhindering
van de openbare godsdienstoefening uit
gesloten. Deze sedert tal van jaren ver
kregen rechten, waaiop hooge prijs word't
gesteld, behooren gehandhaafd te worden,
maar de materie ware te verwijzen naar
de additionmele artabelen, waar dergelijke
bepalingen bethj op haar plaats zijn.
Afgezien van deze bijzondere bepaling,
ligt het voor de hand om overal, tenzij
er gevaar bestaat voor stoornis van de
openbare orde en rust, de mogelijkheid
voor het houden van godsdienstoefeningen
buiten gebouwen en besloten plaatsen te
openen.
Aan he rapport zijn toegevoegd afzon
derlijke nota's van Prof. Aneraa, Mr. Lim
burg en den heer Schaper.
Prof. Anema bepleit een door hem
wensclielijk geachte aanvulling van Hoofd
stuk VI der Grondwet, voor welke een
meerderheid in do Staatscommissie niet
was te verkrijgen.
De hoogleeraar acht het wenschelijk, om
achter het tegenwoordig artikel lt>7 der
Grondwet in te voegen een nieuw artikel:
„Het recht der kerkgenootschappen, om
als zoodanig op te treden en aan het rechts,
verkeer deel te nemen, wordt erkend, als
mede hun volledige vrijheid om hun in
wendige aangelegenheden te regelen.'"
De wet regelt de burgerrechleiijke gevol
gen der kerkelijke regl-meniten en \/or-
schriften, alsmede de gevallen waarin en
de wijze waarop bij de wetgeving en 'ah
bestuur het gevoelen der kerkgenootschap
pen moet worden ingewonnen.
Mr. Limburg breekt in zijn nota een
lans voor het volksreferendum. Dn heeft bij
de Commissie in geen enkelen, vonn ge
nade gevonden, behalve bij verandering
van de Grondwet, en voor het geval, dat
geen troonopvolger naar de Grondwet aan
wezig is.
Op grond van door liem in den. breede
ontvouwde argumenten, zou in het derde
Hoofdstuk den" Grondwet onder de afdee-
ling: „Van de wetgevende Mag-t" een be
paling moeten worden gebracht van -deze
strekking:
Over een door de Sbaten-Generaal aan
genomen wetsontwerp kan een door de
wet te bepalen aantal kiozens eert volks
stemming uitilokken, te houden door de
kiezers, bedoeld in art. 80, op de wijze en
bintven den termijn door de wet te bepa
len.
De heer Schaper eindelijk is niet. be
vredigd door het samenstel van wijzigin
gen welke do Staatscommissie ter herzie
ning van de Grondwet, gemeend heeft te
moeten voordragen en hij%omt een aantal
punten op, die z. i. in de Grondwet anders
dienden geregeld te worden, dan is voor
gesteld, of niet zijn geregeld. .Zoo wat be
treft de troonopvolging, de defensie, de
productie, adeldom, ridderorden, volks
initiatief, onteigening, beheer van openbare
bedrijven, scheiding van Kerk en Staat enz.
Bond van Christel. Bewaarschoolbesturcn
Op uitnoodiging van den Christel. Seho-
lenbond te Rotterdam werd op Woensdag
3 November 1. 1. te Utrecht een vergade;
ring gehouden, waar tal van afgevaardig
den van Chr. Bewaarschoolbesturen uit alle
deelen des land samenkwamen. Vele schrif
telijke betuigingen .van sympathie waren
ingekomen van besturen die verhinderd wa
ren tegewnordig te zijn.
De vergadering werd geleid door den
voorzitter van den Rotterdamschen Scbo-
lenbond, den heer Joh. Zuidraeer, die een
gedocumenteerd referaat leverde als inlei
ding op de 'bespreking over het wetsont
werp voor het Bewaarschoolonderwijs.
Een zeer geanimeerde discussie volgde
op deze inleiding, waarna de conclusie van
het referaat met een kleine wijziging, racti
algemeene instemming werd aangenomen.
Uit de gehouden bespreking bleek, dati
de Besturen algemeen van oordeel waren*
dat een. woord van lof toekomt aan Z.Exc.
Minister de Visser voor zijn ernstig stre
ven om door een wettelijke regeling het Bij
zonder Bewaarschoolonderwijs op hooger
peil te brengen en daarbij ook de positie
van het personeel belangrijk te verbeteren.
Evenwel was daarbij het. algemeen gevoe-
lon, dat het wetsontwerp de bestaande Bij
zondere Bewaarscholen allerminst, voldoen
de te hulp komt om dit schoone dool van
den Minister te bereiken, daar het. aan de
Besturen tevens zwaarder financieclc lasten
oplegt, terwijl de uitbreiding van het aan
tal Christel. Bewaarscholen door het wets
ontwerp ^allerminst zal worden bevorderd.
Het tweede punt, van behandeling: „voor-
stél tot oprichting van een Bond van Be
waarschoolbesturen", vond algemeene in
stemming.
Tot de oprichting werd in beginsel be-
sloten. Alle leden van het voorloopig be#
stuur werden gekozen de heeren: Joh. Zuid-
meer, te Rotterdam, voorzitter; Max. J.
Schreuder, Rotterdam, secretaris; Ds. J. F.
Beerens te Utrecht; Dr. C. W. Th. Baron
van Boetzelaer van Dubbeldam, te De Bilt;
W. L. B. den Blaauwen, 's-Gravenhago; A.
van 't Hof, te Vreeswijk. De Amsterdam
sche Scholen zullen nog nader een lid in het
Bestuur uit hun midden aanwijzen.
Voor alle Chr. Bewaarschoolbesturen is
gelegenheid tot. aansluiting bij den Bond
Het secretariaat i6 gevestigd ten huize van
den heer Max J. Schreuder, Schietbaanlaan
100, Rotterdam.
Dc invloed van rijkdom.
Invzijn nagelaten gedenkschriften 6ckrijlt An
drew Carnegie:
„Mon beschouwt in onze dagen de armoede als
een kwaad, en men heeft medelijden met den jon
geman, die niet met een zilveren lepel in den
mond geboren wordt. Ik echter onderschrijf van
ganschcr harte de uitspraak van president Oor-
field, dat hot .rijkste erfdoel, dat men een jonge
man van huis uit kan meegeven de armoede is.
Ik maak mij aan geen dwaasheid schuldig, als ik
bewoor, dat do grootste en boste menschen voort-
komon uit de klasse dor armoede. Niet de zonen
der millionnairs en van den adel geven do werold
hun leeraars, martelaars, uitvinders, staatsman
nen, dichters en zolfs de grootste zaken menschen.
Nauwelijks is er geen onder de onsterfelijk©
mannen, welke de menschheid - onvergankelijko
diensten hebben vertoond, die niet gewiegd is on
groot gebracht in de alle krachten kweekendo
school der armoede. Niets is zoo verslappend,
niets zoo doodend in zijn invloeden op geest en
hart als geerfdo rijkdom. Voor ioderen jongeman,
die niot gedwongen ia zijn brood zelf to verdienen
voel ik oen groot medelijden. Niet met den jonge
man, die van 's morgens vroeg tot 'a avonds laat
moet werken, hebben wij medelijden te hebben,
maar wel met den zoon van den rijkaard, die
niet6 te doen heeft. Van alle kanten wordt tegen
woordig geroepen: „laten wij de armoede uit de
worold heipon!" Gelukkig is dat onmogelijk, wij
zullen altijd armen in ons midden hebben. Wat
zou or van de wereld wordeu. als zij eenmaal af
hankelijk was van de rijkeu. Al het goede on
groote zou ophouden cn de menscholijke maat
schappij zou iu do barbaarschhoid terugvallen.
Zoo spreekt een man. die tot de rijksten der
wereld gerekend word. Wij hebben geen grond om
aan te nemen, dat Carnegie deze woorden niot
ernstig meende. Hij y.oll dood met zijn milli-vru-u
bij zijn leven zeer voel groote dingen, en hij zelf
bracht het van -een armen loerjongen in oen ka-
4oentabriek tot den rijk len man ter wcrekl.
■Zijn woorden kunnen dus beschouwd worden
als do vrucht van eigen ervaring, die gelijk ia
aan do spreuk der wijsheid: „Geld maakt niet
den mensch n«»ch do werold gelukkig."