Dagblad voor Leiden en
Omstreken.
Brandsfoffencommissëe
ABONNEMENTSPRIJS
in leiden en buiten leiden
waar agenten gevestigd zijn
:r kwartaal f2.50
;b week fo.io
S tANCO ter post per kwartaal f2.90
Iste JAARGANG. - ZATERDAG 9 OCTOBER
BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. -
1920- - No. 161
TELEFOON INT. 1278
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL f0.22ifc
DES ZATERDAGS f0.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
80 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent,
by Tooruitbetaliug,
ine t nummer bestaat uit twee bladen
an
>r" Een treffende missive.
I 't Waren bange dagen voor ons land in
'93.
Do Fransche generaal Dumorier, ge-
_^_eund door onzen landgenoot kolonel
aandels stond op het punt ons land van
EBflle zijden binnen te vallen.
De nood was hoog gestegen.
I Maar zie, temidden van dien nood, toen
II dding scheen uitgesloten verscheen een
IL )pen brief" gedateerd: Uit ons Bidver-
ek 23 Febr. 1793.
Het is een treffend getuigenis, dat zooals
3 „Nederlander" schreef in geen historie-
>ek is opgenomen, maar dat waard,is in
feeden kring bekend te worden, omdat het
dIc voor onze dagen zijn beteekenis niet
ieft verloren.
In deze missive aan generaal Dumorier in
'ntwoord op diens proclamatie, heet het
m.:
Natuurlijk schrikken wij voor den Oor-
ig. Aan de rust en den vrede gewoon,
lard linkt do Krijgstrompet ons niet aange-
aam in de ooren. Onze Koophandel, onze
bevaart, onze Visscherijen, onze Industrie,
3 kleine uitgestrektheid van onzen Bodem;
ns gering getal; dit alles is oorzaak, dat
hi ongelukkige Oorlog ons zeer drukken,
i ons berooven kan van ons Staatkundig
anwezen; en ons Land, immers het voor-
aamste gedeelte, tot een prooi der Zee, der
i .ivicrcn, der binnenlandsche Meeren en
lassen spoedig maken zoude.
Dit alles gevoelen wij levendig. Wij we-
jn daar bij, dat gij Benden tegen ons aan-
oert; vlammende op wraak en buit; Ben
en, die niets te verliezen hebben; Benden,
ie door honger en naaktheid op ons aan
ehitst worden, en wien het om het even
of er, na verloop van jaaren, nog een
N
len
I. tolland op den Aardbodem zal wezen, dan
iet. Gij meent hier Schatten te vinden, om
et Oorlog voort te zetten, en niet alleen
SBagis, maar ook onze Bondgenooten, door ons
oud, te overmeesteren.
Gij zijt een Man (zegt uwe Proclamatie)
ie nooit aan eenige beloften gefeylt heeft.
lit verstaan wij niet. Wij weten, dat God,
e God onzer Vaderen, nooit aan eenige
eloften gefeylt heeft. Wij aanbidden Hem,
•ij eerbiedigen Hem, als den Vervuiler van
11e Zijne toezeggingen; maar gij? draagt
ij Zijnen adem niet in uwe neusgaaten? en
ls het dien God behaagde, Uwe pogingen
3 verijdelen, zoudt gij Zijne hand afslaan?
loudt gij tot Hem zeggen: Wat doet Gij?
Burger Generaal! Wij hebben eenen Bij-
el. Dit Boek zal U, ten minsten bij naam.
iet onbekend zijn. Om dit Boek vrij, en
onder Menschelijke bijvoegselen of verval-
thing, zelf in onze moedertaal te mogen
jjzen, hebben onze Voorvaderen stroomen
loeds gestort. Dit is nog bij ons het beste
eschenk, waar op wij roemen. Dit leert ons
e rechten niet alleen, maar daar bij de
ligten der Menschen kennen; het leert ons;
at de een God is, die^op Aarde richt, en
en iegelijk vergelden zal naar zijn werk;
let leert ons bidden en strijden, als wij in
Jeyaar zijn; het leert ons steunen op eenen
jod, die nooit aan eenige beloften gefeylt
leeft.
j Ja, Burger Generaal! Wij zullen niet
Sfoot spreoken. Onze magt is bij de uwe
iiet te vergelijken. Onzo oorlogsbenden zijn
gering, en schoon menschelijker en gere
gelder, egter nog niet zo aan het Oorlogs-
[uur gowoon als de Uwen thans zijn. Onze
Nationale ondeugden e'n gebreken veinzen
vij niet; en vooral is Onze eensgezindheid
5. tuinder, dan zij behoorde te -zijn; maar bij
lat al:
Onze zaak is regtvaardig, en daar is een
jod, zegt onze Bijbel, die zorgen zal, dat
le Schept er der godloosheid niet ruste op
het lot der Regtveerdigen. Ja, wij weten,
dat wij voor God schuldig staan, en dat Hij
u, als eenen gedugten geessel, voor ons ge
bruiken kan; zo dat gij ons vertreden kunt,
als het H e m, niet slegts als het U behaagt.
Maar om dat Wij dit weeten; daarom bid
den Wij; en Wij bidden tot eenen God, die
gaarne vergeeft; op wien onze vaders ver
trouwd hebben, en die ook ons verlossen en
verbeteren kan.
Onze magt is klein; maar daarom niet te
veragten. God, zegt al wederom onze Bij
bel, kan verlossen door velen of door wei
nigen. Van Hem bidden wij moed voor onze
Krijgsoversten; standvastigheid voor onze
Regenten en Sadhóuder; eendragt voor air
len. Van Hem bidden wij Water voor onze
Stroomen, en Winden tot onzo hulp. 1). Van
Hem, in een woord, bidden wij, dat Hij ons
niet overgeve tot vcrwocslinge.
Wij hebben eenen Bijbel; Dien te bewa
ren en te verdedigen tegen elk, die 9ns van
denzelven beroven wil, is ook nu ons voor
noemen. Hac nitimur hanc tuemur.
Wij schrikken voor grootspraak. Wij her
inneren ons, hoe Rabsake, den God van
Israel honende, spoedig en onverwagt, in
grooter engte geraakte, dan Hij, dien Hij
veragtede en bespottede, te vooren was: en
hoe hij, die in benauwdheid zugtede, door
de hand des Almagtigen werd uitgered. On
ze God ziet daNedrigen aan.
't Is zo. Wij hebben geene stellige verze
kering, dat ons het zelfde zal te beurt val
len; ofschoon wij niet zonder hoope zijn.
Maar dit weeten wij, dat elke Natie, die God
en Jezus eert, voor Zijn woord waakt, en
voor de waarheid strijdt, aanspraak heeft
op de Godlijke bescherming; en dat het
Christendom, zo wel bestand is tegen het
geweld van eenen Diocletiaan, als tegen de
list van Juliaan. Dit weeten wij, dat terwijl
onze dappere en moedige Benden onze Gren
zen, Steden en Stroomen bewaren; terwijl
onze Regenten en Stadhouder arbeiden; om
alles ter onze verdediging te bedenken en
uit te voeren, wat nodig is: dat wij, met
onzen Bijbel voor ons, tot God roepen in
onzen nood; voor hun bidden; en U, als
onzen onregtvaardigen Benouwer; als den
Leidsman der Benden van'eene Natie, wel
ke onzen God en Zaligmaker smaad aan
doet, aanklagen aan Hem, die nooit aan
eenige beloften gefeild, en tevens gezegd
heeftRoep Mij aan in den dag der benauwd
heid; Ik zal er u uit helpen, en gij zult Mij
eeren.
Kies dan nog partij. Gij behoeft ja, voor
ons, op ons zelf, niet te vreezen, wij nemen
u niet kwalijk zelf? dat gij ons veragt. Maar
vrees voor dien God welken wij eeren; en
voor dien Bijbel; op welken wij steunen.
1) De Nederlander teekent hierbij aan:
In Groeens Handboek 802 wordt aange-
teekend: „9 Maart Overtogt naar Holland be
proefd; werkzaamheid en moedbetoon der holland
6che 6cheepsmagt en een geweldige storm uit hot
Noordwesten deden Dumouricr van de landing af
zien. Dumorier 8 Maart naar België terug.
18 Maart. Slag van Neerwinden, waardoor hot
Fransche leger, zoo de overwinning gebruikt waro
vernietigd had kunnen zijn. Belgic ontruimd. 9
April. ïïfct grondgebied van vijanden vrij."
Groen heeft waarschijnlijk bovenstaande „mis
sive" niet gekend. De gebedsverhooring is op
merkelijk.
STADSNIEUWS.
Dominee, Pastoor of Rabbi.
Wanner dr. de Hartogh spreekt voor „de Mid
daghoogte" kan hij er zeker van zijn een stamp
volle zaal aan te treffen. Zoo ook gisteravond.
De grooto stadszaal was reeds lang voor den aan
vang tot in alle uiterste hoeken gevuld, met oen
belangstellend publiek dat wachtte op de dingen,
die komen zouden.
Omstreeks 8 uur opende Ds. J. Nauta, leger-
picdikant hot samenzijn en hoette Ds. de H. in
't bijzonder welkom omdat deze bijna op medisch
advies niet had kunnen komen. Spr. deed een be
roep op do goede ordezin van het publiek dat in
een luid applaus den geviorden spreker verwei-;
komde. Hij deolde vorder nog mede, dat 11 No
vember door dr. Gerard Brom uit Nijmegen oen
lezing wordt gehouden over hol Katholicisme, dat
do religie handhaaft als innerlijk buleven. 7 De-
combor Ds. Weelmeyze uit Drachten, 18 Jan.
Ds. Steginga uit Bloemen'daal, terwijl het niot
zeker iG dat Ds. de H. den loop der redevoeringen
sluiten zal.
Na gewezen to hebben op een enrsue van Mr. v.
d. Helm, in het Nut v. 't Alg. over Clirislcndun
en Cultuur, gaf spr. na nog vorzocht to hebben
niet te rooken, Ds. de Hartogh, die een
uur zou spreken, waarna er een korte gelegenheid
voor debat was het woord.
Ds. de H. begon met op te merken, dat hij een
Dagoraadsbrochure had van 1912, dio in 51—55
duizend nummers verspreid was, en dus niet ver
ouderd i6. Houden do argumenten van die bro
chure steek? Spr. zal dat bezien in redelijk be-
toogen.
De dominee, do pastoor of rabbi zouden het
volk ongelukkig maken. Dat noomde spr. een laag
bi] den grondscho aanval „hon den hoogen hoed
in 6laan". Spr. zal ze op zijn be6t nemen. Wat
willen! die drie typen van volks (ver?) leiders,
Een Rabbi wil zijn natie op zijn best leiden,
'evenals Mozes, die oen zinnelijke slavenhorde om-
smeede tot een goed burgervolk. Een Rabbi geelt
leiding aan een ras.
Een pastoor echter wil de monschheid
leiden. En daaruit vloeit de geheele katholieke
orde om de menschheid te willen leiden als een
kind in haar geheel, voort.
En wat is nu een dominee? Een dominee is
oen vrijgeest. Hij heeft den moed den geestelijken
(mensch te zoeken en die voor God te zetten. Lu
ther was een vrijmakcr. Een dominee durft den
rnensch te grijpen in zijn hoogBte redelijkheid cn
hem van binnen ui£ en van Bovenaf leiding en
richting te geven. Zoo opgevat, vindt spreker
toch „de Dageraad", die eenïgszins bedenkelijk p:>
lemiseert, achterlijk. In Amsterdam wilden
zelfs do theologische faculteit afschaffen en als
Dr. de Hartogh den Dageraad citeert van voor
1S50, krijgt hij terug te hooren, dat hij vao
't jaar 1 is (gelach).
In deZe brochure staat ook, dat als God ge
diend wilde zijn, Hij {lit als op een presenteer.;
blaadje zou moeten aandienen (tenminste zoo
verklaarde spr. het) Maar daar is God te groot
voor. Zoo maakt ge u niet van den strijd des
gee6tes af.
Yerder staat er: „ieder verdedigt zijn hoek".
Ja, de Oosterling heeft zijn Vehda, de Mohamme
daan zijn Koran, en de Christenen zijn Bijbel.
Dus zoekt de menschheid naar het weluitgesprc-
ken woord.
Op bladz. 2 staat dat do menschheid tot gods-
dient kwam door de zweep. Maar in Amsterdam
zijn een paar Israëlieten wezen debatteeren, die
een hekel aan den godsdienst kregen, door
dat zij met den matteklopper naar de Synagoge
geslagen werden. Al het groote, en al het 6choo-
ne zou dan door een pak slaag naar voren ge
bracht worden. Wel een povere opvatting.
Op pag. 15 staat iots over de wreedheid
van het oude Testament, en men haalt er zelfs
Calvijn bij. Het is spr. nog onlangs gebleken,
dat de Kanaiinieten erg wreod waren. Maar dit
komt op 't oogonblik ook nog voor. Adres aan
het Bolsjewisme.
En waarom wordt het dan niet begrepen
dat én Mozos én Calvijn zich opwierpen om die
revolutie, die worsteling, te plaatsen in het tee-
ken van een hooger ideaal? Luther dood in dat op
zicht niet veel. Maar Calvijn wilde toch maar aan
al die losbandigheid den kop indrukken. „Uit den
slachtbank der wereld", zegt Hegel, wordt de
toekomst geboren. Of om mot Gerhard te spre
ken: „Do smarten worden vergeten, maar do
zegeningen blijven". Op pag. 18 vindt, spreker
staan, dat er met bidden zooveel sjacherij wordt
gepleegd. Dat mogen do godsdienst igen van de
zen tijd wel eens hooren! Hebzucht en vroomheid
te verwarren, is de godsdienst nekken. In dc
eerste plaats het gebed. Maar er zijn ook bidders
die van zich af bidden, en den vrede die afdaalt
District LEIDEN.
Bon
1
(la, lb)
Bon
2
(2a, 2b)
Bon
4
(4a, 4b)
Bon
6
(6a, 6b)
Bon
9a.
(9a)
De Commissie maakt bekend, dat met ingang van Maandag 11 October a.s. worden
geldig verklaard de hierna te noemen bons cn dat de op de kaarten genoemde han
delaar gemachtigd is op de gewone en nader op de kaarten omschreven wijze de
navolgende afleveringen te doen:
BRANDSTOFFENK AART VOOR HET MINIMUM-RANTSOEN.
1 eenheid (2 H.L.) grove gascokes.
1 eenheid (1 H.L.) anthraciet.
1 eenheid (1 H.L.) eierkolen.
1 een'heid (100 K.G.) bruinkoolbriketten
1/2 eenheid (1/2 Hl.) stukkolen.
BRANDSTOFFENKAART VOOR OUDEN VAN DAGEN.
Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet.
BRANDSTOFFENKAART VOOR KAMERBEWONERS.
Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet.
Don 2 (2a, 2b) een eenheid (1 (HJL.) eierkolen.
BRANDSTOFFENKAART VOOR STUDEER- EN WERKKAMERS.
Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet.
Bon 2 (2a, 2b) een eenheid (1 Hl.) eierkolen.
BRANDSTOFFENKAART VOOR GROOTE GEZINNEN.
Bon 1 (la, lb) een eenheid (1 HJL.) stukkolen.
Bon 2 <2a, 2b) een eenheid (1 HJL.) stukkolen.
Degenen, die als klant op de Gasfabriek zijn ingesohreven, ontvangen op alle ge*
noemde bons uitsluitend gascokes.
De bovengenoemde bons hebben alle een geldigheidsduur van 8 weken en zijn
mitsdien slechts geldig tot Zaterdag 4 December. Degenen, die voor genoemden dag
de brandstoffen niet hebben afgenomen, verliezen daarop alle aanspraak, -terwijl
levering alleen wordt gegarandeerd, wannéér de bestellingen uiterlijk een week voor
den dag, waarop de geldigheid is vervallen, in het bezit van den handel zijn.
Met het oog op de beschikbaarstelling van deze hoeveelheid brandstoffen wordt de
geleglnheid iot afhalen niet alleen opengesteld op 11, 12 en 13 October, doch ook op
8, 9 en 10 November en wordt hij afhaling der brandstoffen door den handel op den
maximumprijs een reductie gegeven van 20 cents per eenheid.
De maximum-prijzen zijn voor thuisbezorgd:
per eeaiheid (1 H.L.) anthraciet f4.10.
per eenheid (1 H.L.) eierkolen f3.45.
per eenheid (1H.L.) stukkolen f3.45.
per eenheid (100 K.G.) bruin koolbriketten f 3,85.
per eenheid (2 H.L.) gascokes (grove) f4.40.
alles met inachtneming van de verhoog ingen voor de Buitengemeenten als op de
maximum-prijslijst is aangegeven. Bij ver langde aflevering in geklopte cokes,
voor kloploon f 0,40 per eenheid berekend.
De Commissie voornoemd,
P. E. BRIëT, Voorzitter.
M. KRAMER, Secretaris.
Leiden, 9 October 1920.
9564
uit een Hoogeren Wil, erlangen. Bidden is open
gaan voor de Zon.
Op pag. 19 staat, dat "de godsdienstige wetten
maar bitter weinig geven. Nu zou spr. denken dat
niet die wetten, maar de tijgerkat in de men
schen, slecht is. Er moet werking van binnen
wezen. Is er dit, dan ziet men dat overal toom
en gebit noodig is.
Van kind af aan heeft spr. geworsteld met het
roetzwarte wereldraadsel. Spr. licht dit toe met
een voorval uit zijn leven. Een mensch lijdt meer
dan een dier, omdat volgens Schopenhauer een
mensch kan 6chroien en kan lachèn. Schreien
omdat hij zichzolf ziet, zelfreflectie heeft beant-
woort aan het begrip." Wij' lachen en 6chrcieu
omdat we boven de werkelijkheid uit zijn. Maar
Nietzsche's woord is waar: „leven i6 de moeite
waard, hoe bitter, hoe hard hot ook zij." Maar
dat leert ons de Heldenvader bij het kruis. Daar
om moeten we door den duisteren schil van het
wereldgebeuren tot do diepste hartekern.
Op pag. 24 6taat: „v. Hartmann heeft gezegd
dat als God bewustzijn had, de schepping een mis
daad zou zijn". Maar mevrouw v. Hartmaan
heeft, aan spr. zelf, gezegd, dat haar man maar
één doel had, n.l. om God te rechtvaardigen. En
dat deed hij door Gods wezen to verheerlijken
juist door zijn „Philosophio des U n b e w u 6-
t e n" uit te denken. In het boekjo staat vorder
de opmerking, dat iemand den hemel had afge
zocht met een 6terrekijker en God niet gevonden
had. Dat was la Lande. Spreker noemde dit ech
ter godsdienst op zijn smalst. Als hij God gevon
den had zou dr. de Hartogh direct atheist
geworden zijn.
Op pag. 27 staat dat de aardo zoo klein is.
Dus ook de mensch. Maar die mensch, die met
zijn blik, zijn geest, zijn kijker het heelal en
eeuwigheden doorzoekt die mensch is een ww
reldspeurder. Neen do vraag is niet h 0 e v e 01
wij weten, maar hoe -wij weten.
Weten is orde brengen in de verschijnsolon,
dus eenheid zoeken. Daar drijft ook
de godsdienst naar toe. Waar men veelheid ziet,
wordt men pantheist of atheist maar met een*
heid zoeken wordt men theist. Krijgt men een-»
hoidsbesef, dan wordt men met de Geref. geloofs*
belijdenis, zuivere theist.
In het boekje wordt verder uitgeroepen: „Hem
dienen, hoe?", en dit met het woord van Mulia*
tuli. Ja, dat heeft spreker in zijn leven ervaren
in zijn bokcering, toen hij den Eeuwige zag, ster*
vendo, om te sterven. Als men nooit begrepen
heeft, dat achter de wereld der versolt ij nselen, da
Eeuwige ritselt, „wi zal Hem kennen, anders dan
die in Öjïia gestorven zijn?" Dezen Heldenvader
zullen wij volgen, vooruit, wie achteromzict cn
blijft liggen is niet in staat een drager te zijn
van do Banier van den Koning des Li<;iit3.
Vooruit!"
Nadat deze heeren door Dr. de Hartogh waren
beantwoord, dankte de praescs met een kort woord
den spreker, de debaters en het publik voor zijn
welwillende houding en sloot dalarna hot samen-»
zijn, waarna het publick onder het naar huis gaan
nog een6 onderling ovfer het vele gehoorde na*
praatte.
Gemeente-financien.
In verband met de onlangs ingediende ontwerp*
begroeiing voor 1921 hebben B. en W. tot den'
FEUILLETON.
Langs donkere wegen.
129)
„Als gij wenscht, dat ik naar mijne ka
mers te -Londen zal teruggaan, en er alleen
(verken terwijl gij hier zijt; ilenk er aan,
ik kan niet vaker dan eens in de maand
ién dag overkomen, dus zullen wij geheel
Jcscheiden zijn; maar als ge liever bij Ma-
','y zijt!" O, wat zijn zelfs minnaars als Grey
aloersch. Dollie sperde haar oogen wijd
>pen bij deze uitbarsting, maar zij droeg
liet geduldig.
„Wat zijt ge ondeugend!" zeid-e zij, ter-
vijl zij met haar handje zijn arm streelde;
.alsof ik wilde, dat gij -liet vervelend
toudt hebben op die sombere kamers. Ik
tal u erg missen, Grey; o, weet ge niét hoe
ik naar u zal verlangen, als ge wegzijt?"
m haar stem klonk droevig.
„Wij kunnen elkander schrijven; na-
uurlijk kunnen wij schrijven", antwoordde
Ie jonge man op den meest zakelijken
T)on, maar heimelijk verblijd met deze ge
voelsuiting, die hij te voorschijn had ge-
toepen; „ik denk, dat ik liet wel niet vaak
le druk zal heibben."
„Gij moet mij eiken dag schrijven
ie en, om den anderen dag. als gij hel te
riruk hebt", antwoordde Dollie, ontsteld
loor zijn koelheid. Het was niet licht ge
noeg om de ondeugende flikkering in
Grey's oogen te zien, en hij was zijn stem
altijd meester. Toen kwam zij dichter bij
•heun, en zeid-e op smeekenden -toon:
„Maalc het mij -niet al te moeilijk, Grey,
omdat ik geloof, dat ik dit aan Mary ver
plicht ben. Ik zal altijd doen, wat gij be
geert als gij mij hierin mijn zin maar
geeft."
„Lieveling, hoe kan ik dat? Zie eens",
hegon Grey. Maar zij legde hem het zwij
gen op.
„Wij zijn zoo gelukkig, dat wij niet zelf
zuchtig behooren te zijn", ging zij voort; en
er kwamen tranen in haar oogen, want zij
meende dit zeer ernstig. „Als gij zegt,- dat
gij u eenzaam zult voelen zonder mij,
maakt ge mij ongelukkig, en toch voel ik,
dat ik Mary niet verlaten raag."
„Maar haar reoh-ten zijn niets in vergelij
king met de mijne", antwoordde Grey half
overtuigd; „zij heeft andere vrienden, cn
ik heb er maar één niemand dan mijn
Dollie."
„O, maar gij hebt mij!" antwoordde zij"
vurig. „Ik zal altijd aan u denken, en naar
u verlangen neen stil, Grey, ik heb nog
meer te zeggen.
„Arme Mary! Zij is zoo eenzaam, cn ik
geloof niet, dat Mrs. St. John altijd vrien
delijk legen haar is; en wij hebben beloofd
den geheelen zomer bij haar te zullen blij-
(Vén^ en het schijntje^ hard haar teleur te
stellen, en weg te gaan en gelukkig te zijn.
Een kleine scheiding zal ons^g^en kwaad
doen, hoewel het niet prettig zal zijn. O,
wat is het soms moeilijk oun te doen, wat
men verplicht is!" riep arme Dollie uit,
want zij voelde, dat zij moest kiezen tus-
schen plicht en neiging.
Maar hier kwam haar de zielegrootheid
van Grey te hulp. Hij was volstrekt niet
overtuigd, maar dacht, dat hare bezwaren
gemakkelijk uit den weg te ruimen waren.
Zij offerde hare belangen en de zijne o.p
aan haar vriendin. Maar Grey kon ook
edelmoedig zijn. Haar geweien was onrus
tig zij was bezwaard door haar groot
geluk en de leegte bij Mary. Nu, zij kon het
haar prettiger maken en hem immers ook,
als zij wilde.
„Doe dan maar zooals ge wilt, lieveling",
zeide hij eindelijk, maar volstrekt niet
knorrig, als vond' hij het niet goed.
„Natuurlijk ben 'ik teleurgeteld. Ik had
half gehoopt, dat wij in Juli zouden zijn
getrouwd, maar treur er maar niet over.
Met eene maand of vijf weken kom ik eens
zien, hoe mijn Dollie er uitziet, en dan zul
len wij er eens weer over spreken." En
terwijl Dollie hem dankte voor zijn geduld,
dacht Grey er over hoe hij alle huizen in
de nabijheid van Lincoln's Inn zon bekij
ken, en hoe hij in Jull ie Crome zou ko
men, opnieuw sterk gewapend, en als bet
niet anders wilde, Mary te hulp zou roe
pen.
Dollie had wel een weinig berouw, toen
zij hem den volgenden morgen zag vertrek
ken. Wat was het groo'te huis ledig zonder
hem! Zij zat bij haar moeder te werken
of hield zich, of zij werkte, maar wat zag
zij er treurig uit. Mrs. Maynard was dank
baar i.oen Mabel Ducie kwam en haar mee
nam om een spel tennis te spelen.
Dienzelfden avond begon Dollie haar eer
sten brief. Voordat de eerste week voorbij
was, had' zij vellen vol beschreven. Al
waren de brieven van Grey niet zóó lang,
toch scheen de inhoud goed te zijn, te oor-
deelen naar den blos op Dollie wangen.
Eens -op een middag schreef zij haar twee
den brief aan Grey, toen Mary met haar
ouden strooien hoed binnen kwam, om te
zeggen, dat zij naar de pastorie ging.
„O, Mary, en gij zijt den geheeen morgen
te Brotherton geweest en na de koffie in
de school, en ge zijt zoo vreeslijk moe!"
bracht Dollie hiertegen in, terwijl zij met
een gelukkige, afgetrokken uitdrukking
van haar brief opkeek.
„Wat doet dat er toe?" antwoordde zij
opgeruimd, „het 'behoort alles tot het dage-
lijksch werk. Als ge aa.n Grey schrijft,
moet ge hem van mij groeten en hem zeg
gen, dat Sir George hem erg mist; en toen J
trof haar eene plotselinge gedachte en zij
kwam ival dichter bij.
„SpreektGrey wel eens over Beriie
vroeg zij, terwijl zij zwaar op de tafel
leunde.
„Niet dikwijls; hij ik vroeg er niet
naar!" antwoordde Dollie met een schuldig
gevoel. O, als Mary maar geweten had van
dat gesprek in de Kathedraal te Canterton!
„Ik geloof, ik bedoel, iemand heeft mij
gezegd, dat dat bij naar Schotland
gaat."
.Iemand! dat moet Grey zijn", antwoord,
de Mary, cn Dollie bloosde plotseling. De
roode blos, die zich over hare wangen en
hals verspreidde, trok Mary's opmerkzaam.,
heid en zij keek haar strak aan.
„Hebt gij hem gezien?" vroeg zij einde-,
lijk onverwachts.
Arme Dollie sprong verschrikt op van
haar stoel.
„Vraag mij niets", smeekte zij; ,Jiij vroeg
mii om het, niet te vertellen en, meende
het zoo ernstig. Lieve, lieve Mary, laat mij
hem niet ongehoorzaam zijn!" en Mary
zweeg; maar haar gelaat nam een bijna
grauwe kleur aan. Zij zag er vervallen en
oud uit.
„Tk zal u alles zeggen, wat ik kan", ging
Dollie voort, die aan dien blik geen weer*
stand kon bieden.