Dagblad voor Leiden en Omstreken. Brandsfoffencommissëe ABONNEMENTSPRIJS in leiden en buiten leiden waar agenten gevestigd zijn :r kwartaal f2.50 ;b week fo.io S tANCO ter post per kwartaal f2.90 Iste JAARGANG. - ZATERDAG 9 OCTOBER BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - 1920- - No. 161 TELEFOON INT. 1278 ADVERTENTIE-PRIJS PER GEWONE REGEL f0.22ifc DES ZATERDAGS f0.30 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 80 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent, by Tooruitbetaliug, ine t nummer bestaat uit twee bladen an >r" Een treffende missive. I 't Waren bange dagen voor ons land in '93. Do Fransche generaal Dumorier, ge- _^_eund door onzen landgenoot kolonel aandels stond op het punt ons land van EBflle zijden binnen te vallen. De nood was hoog gestegen. I Maar zie, temidden van dien nood, toen II dding scheen uitgesloten verscheen een IL )pen brief" gedateerd: Uit ons Bidver- ek 23 Febr. 1793. Het is een treffend getuigenis, dat zooals 3 „Nederlander" schreef in geen historie- >ek is opgenomen, maar dat waard,is in feeden kring bekend te worden, omdat het dIc voor onze dagen zijn beteekenis niet ieft verloren. In deze missive aan generaal Dumorier in 'ntwoord op diens proclamatie, heet het m.: Natuurlijk schrikken wij voor den Oor- ig. Aan de rust en den vrede gewoon, lard linkt do Krijgstrompet ons niet aange- aam in de ooren. Onze Koophandel, onze bevaart, onze Visscherijen, onze Industrie, 3 kleine uitgestrektheid van onzen Bodem; ns gering getal; dit alles is oorzaak, dat hi ongelukkige Oorlog ons zeer drukken, i ons berooven kan van ons Staatkundig anwezen; en ons Land, immers het voor- aamste gedeelte, tot een prooi der Zee, der i .ivicrcn, der binnenlandsche Meeren en lassen spoedig maken zoude. Dit alles gevoelen wij levendig. Wij we- jn daar bij, dat gij Benden tegen ons aan- oert; vlammende op wraak en buit; Ben en, die niets te verliezen hebben; Benden, ie door honger en naaktheid op ons aan ehitst worden, en wien het om het even of er, na verloop van jaaren, nog een N len I. tolland op den Aardbodem zal wezen, dan iet. Gij meent hier Schatten te vinden, om et Oorlog voort te zetten, en niet alleen SBagis, maar ook onze Bondgenooten, door ons oud, te overmeesteren. Gij zijt een Man (zegt uwe Proclamatie) ie nooit aan eenige beloften gefeylt heeft. lit verstaan wij niet. Wij weten, dat God, e God onzer Vaderen, nooit aan eenige eloften gefeylt heeft. Wij aanbidden Hem, •ij eerbiedigen Hem, als den Vervuiler van 11e Zijne toezeggingen; maar gij? draagt ij Zijnen adem niet in uwe neusgaaten? en ls het dien God behaagde, Uwe pogingen 3 verijdelen, zoudt gij Zijne hand afslaan? loudt gij tot Hem zeggen: Wat doet Gij? Burger Generaal! Wij hebben eenen Bij- el. Dit Boek zal U, ten minsten bij naam. iet onbekend zijn. Om dit Boek vrij, en onder Menschelijke bijvoegselen of verval- thing, zelf in onze moedertaal te mogen jjzen, hebben onze Voorvaderen stroomen loeds gestort. Dit is nog bij ons het beste eschenk, waar op wij roemen. Dit leert ons e rechten niet alleen, maar daar bij de ligten der Menschen kennen; het leert ons; at de een God is, die^op Aarde richt, en en iegelijk vergelden zal naar zijn werk; let leert ons bidden en strijden, als wij in Jeyaar zijn; het leert ons steunen op eenen jod, die nooit aan eenige beloften gefeylt leeft. j Ja, Burger Generaal! Wij zullen niet Sfoot spreoken. Onze magt is bij de uwe iiet te vergelijken. Onzo oorlogsbenden zijn gering, en schoon menschelijker en gere gelder, egter nog niet zo aan het Oorlogs- [uur gowoon als de Uwen thans zijn. Onze Nationale ondeugden e'n gebreken veinzen vij niet; en vooral is Onze eensgezindheid 5. tuinder, dan zij behoorde te -zijn; maar bij lat al: Onze zaak is regtvaardig, en daar is een jod, zegt onze Bijbel, die zorgen zal, dat le Schept er der godloosheid niet ruste op het lot der Regtveerdigen. Ja, wij weten, dat wij voor God schuldig staan, en dat Hij u, als eenen gedugten geessel, voor ons ge bruiken kan; zo dat gij ons vertreden kunt, als het H e m, niet slegts als het U behaagt. Maar om dat Wij dit weeten; daarom bid den Wij; en Wij bidden tot eenen God, die gaarne vergeeft; op wien onze vaders ver trouwd hebben, en die ook ons verlossen en verbeteren kan. Onze magt is klein; maar daarom niet te veragten. God, zegt al wederom onze Bij bel, kan verlossen door velen of door wei nigen. Van Hem bidden wij moed voor onze Krijgsoversten; standvastigheid voor onze Regenten en Sadhóuder; eendragt voor air len. Van Hem bidden wij Water voor onze Stroomen, en Winden tot onzo hulp. 1). Van Hem, in een woord, bidden wij, dat Hij ons niet overgeve tot vcrwocslinge. Wij hebben eenen Bijbel; Dien te bewa ren en te verdedigen tegen elk, die 9ns van denzelven beroven wil, is ook nu ons voor noemen. Hac nitimur hanc tuemur. Wij schrikken voor grootspraak. Wij her inneren ons, hoe Rabsake, den God van Israel honende, spoedig en onverwagt, in grooter engte geraakte, dan Hij, dien Hij veragtede en bespottede, te vooren was: en hoe hij, die in benauwdheid zugtede, door de hand des Almagtigen werd uitgered. On ze God ziet daNedrigen aan. 't Is zo. Wij hebben geene stellige verze kering, dat ons het zelfde zal te beurt val len; ofschoon wij niet zonder hoope zijn. Maar dit weeten wij, dat elke Natie, die God en Jezus eert, voor Zijn woord waakt, en voor de waarheid strijdt, aanspraak heeft op de Godlijke bescherming; en dat het Christendom, zo wel bestand is tegen het geweld van eenen Diocletiaan, als tegen de list van Juliaan. Dit weeten wij, dat terwijl onze dappere en moedige Benden onze Gren zen, Steden en Stroomen bewaren; terwijl onze Regenten en Stadhouder arbeiden; om alles ter onze verdediging te bedenken en uit te voeren, wat nodig is: dat wij, met onzen Bijbel voor ons, tot God roepen in onzen nood; voor hun bidden; en U, als onzen onregtvaardigen Benouwer; als den Leidsman der Benden van'eene Natie, wel ke onzen God en Zaligmaker smaad aan doet, aanklagen aan Hem, die nooit aan eenige beloften gefeild, en tevens gezegd heeftRoep Mij aan in den dag der benauwd heid; Ik zal er u uit helpen, en gij zult Mij eeren. Kies dan nog partij. Gij behoeft ja, voor ons, op ons zelf, niet te vreezen, wij nemen u niet kwalijk zelf? dat gij ons veragt. Maar vrees voor dien God welken wij eeren; en voor dien Bijbel; op welken wij steunen. 1) De Nederlander teekent hierbij aan: In Groeens Handboek 802 wordt aange- teekend: „9 Maart Overtogt naar Holland be proefd; werkzaamheid en moedbetoon der holland 6che 6cheepsmagt en een geweldige storm uit hot Noordwesten deden Dumouricr van de landing af zien. Dumorier 8 Maart naar België terug. 18 Maart. Slag van Neerwinden, waardoor hot Fransche leger, zoo de overwinning gebruikt waro vernietigd had kunnen zijn. Belgic ontruimd. 9 April. ïïfct grondgebied van vijanden vrij." Groen heeft waarschijnlijk bovenstaande „mis sive" niet gekend. De gebedsverhooring is op merkelijk. STADSNIEUWS. Dominee, Pastoor of Rabbi. Wanner dr. de Hartogh spreekt voor „de Mid daghoogte" kan hij er zeker van zijn een stamp volle zaal aan te treffen. Zoo ook gisteravond. De grooto stadszaal was reeds lang voor den aan vang tot in alle uiterste hoeken gevuld, met oen belangstellend publiek dat wachtte op de dingen, die komen zouden. Omstreeks 8 uur opende Ds. J. Nauta, leger- picdikant hot samenzijn en hoette Ds. de H. in 't bijzonder welkom omdat deze bijna op medisch advies niet had kunnen komen. Spr. deed een be roep op do goede ordezin van het publiek dat in een luid applaus den geviorden spreker verwei-; komde. Hij deolde vorder nog mede, dat 11 No vember door dr. Gerard Brom uit Nijmegen oen lezing wordt gehouden over hol Katholicisme, dat do religie handhaaft als innerlijk buleven. 7 De- combor Ds. Weelmeyze uit Drachten, 18 Jan. Ds. Steginga uit Bloemen'daal, terwijl het niot zeker iG dat Ds. de H. den loop der redevoeringen sluiten zal. Na gewezen to hebben op een enrsue van Mr. v. d. Helm, in het Nut v. 't Alg. over Clirislcndun en Cultuur, gaf spr. na nog vorzocht to hebben niet te rooken, Ds. de Hartogh, die een uur zou spreken, waarna er een korte gelegenheid voor debat was het woord. Ds. de H. begon met op te merken, dat hij een Dagoraadsbrochure had van 1912, dio in 51—55 duizend nummers verspreid was, en dus niet ver ouderd i6. Houden do argumenten van die bro chure steek? Spr. zal dat bezien in redelijk be- toogen. De dominee, do pastoor of rabbi zouden het volk ongelukkig maken. Dat noomde spr. een laag bi] den grondscho aanval „hon den hoogen hoed in 6laan". Spr. zal ze op zijn be6t nemen. Wat willen! die drie typen van volks (ver?) leiders, Een Rabbi wil zijn natie op zijn best leiden, 'evenals Mozes, die oen zinnelijke slavenhorde om- smeede tot een goed burgervolk. Een Rabbi geelt leiding aan een ras. Een pastoor echter wil de monschheid leiden. En daaruit vloeit de geheele katholieke orde om de menschheid te willen leiden als een kind in haar geheel, voort. En wat is nu een dominee? Een dominee is oen vrijgeest. Hij heeft den moed den geestelijken (mensch te zoeken en die voor God te zetten. Lu ther was een vrijmakcr. Een dominee durft den rnensch te grijpen in zijn hoogBte redelijkheid cn hem van binnen ui£ en van Bovenaf leiding en richting te geven. Zoo opgevat, vindt spreker toch „de Dageraad", die eenïgszins bedenkelijk p:> lemiseert, achterlijk. In Amsterdam wilden zelfs do theologische faculteit afschaffen en als Dr. de Hartogh den Dageraad citeert van voor 1S50, krijgt hij terug te hooren, dat hij vao 't jaar 1 is (gelach). In deZe brochure staat ook, dat als God ge diend wilde zijn, Hij {lit als op een presenteer.; blaadje zou moeten aandienen (tenminste zoo verklaarde spr. het) Maar daar is God te groot voor. Zoo maakt ge u niet van den strijd des gee6tes af. Yerder staat er: „ieder verdedigt zijn hoek". Ja, de Oosterling heeft zijn Vehda, de Mohamme daan zijn Koran, en de Christenen zijn Bijbel. Dus zoekt de menschheid naar het weluitgesprc- ken woord. Op bladz. 2 staat dat do menschheid tot gods- dient kwam door de zweep. Maar in Amsterdam zijn een paar Israëlieten wezen debatteeren, die een hekel aan den godsdienst kregen, door dat zij met den matteklopper naar de Synagoge geslagen werden. Al het groote, en al het 6choo- ne zou dan door een pak slaag naar voren ge bracht worden. Wel een povere opvatting. Op pag. 15 staat iots over de wreedheid van het oude Testament, en men haalt er zelfs Calvijn bij. Het is spr. nog onlangs gebleken, dat de Kanaiinieten erg wreod waren. Maar dit komt op 't oogonblik ook nog voor. Adres aan het Bolsjewisme. En waarom wordt het dan niet begrepen dat én Mozos én Calvijn zich opwierpen om die revolutie, die worsteling, te plaatsen in het tee- ken van een hooger ideaal? Luther dood in dat op zicht niet veel. Maar Calvijn wilde toch maar aan al die losbandigheid den kop indrukken. „Uit den slachtbank der wereld", zegt Hegel, wordt de toekomst geboren. Of om mot Gerhard te spre ken: „Do smarten worden vergeten, maar do zegeningen blijven". Op pag. 18 vindt, spreker staan, dat er met bidden zooveel sjacherij wordt gepleegd. Dat mogen do godsdienst igen van de zen tijd wel eens hooren! Hebzucht en vroomheid te verwarren, is de godsdienst nekken. In dc eerste plaats het gebed. Maar er zijn ook bidders die van zich af bidden, en den vrede die afdaalt District LEIDEN. Bon 1 (la, lb) Bon 2 (2a, 2b) Bon 4 (4a, 4b) Bon 6 (6a, 6b) Bon 9a. (9a) De Commissie maakt bekend, dat met ingang van Maandag 11 October a.s. worden geldig verklaard de hierna te noemen bons cn dat de op de kaarten genoemde han delaar gemachtigd is op de gewone en nader op de kaarten omschreven wijze de navolgende afleveringen te doen: BRANDSTOFFENK AART VOOR HET MINIMUM-RANTSOEN. 1 eenheid (2 H.L.) grove gascokes. 1 eenheid (1 H.L.) anthraciet. 1 eenheid (1 H.L.) eierkolen. 1 een'heid (100 K.G.) bruinkoolbriketten 1/2 eenheid (1/2 Hl.) stukkolen. BRANDSTOFFENKAART VOOR OUDEN VAN DAGEN. Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet. BRANDSTOFFENKAART VOOR KAMERBEWONERS. Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet. Don 2 (2a, 2b) een eenheid (1 (HJL.) eierkolen. BRANDSTOFFENKAART VOOR STUDEER- EN WERKKAMERS. Don 1 (la, lb) een eenheid (1 H.L.) anthraciet. Bon 2 (2a, 2b) een eenheid (1 Hl.) eierkolen. BRANDSTOFFENKAART VOOR GROOTE GEZINNEN. Bon 1 (la, lb) een eenheid (1 HJL.) stukkolen. Bon 2 <2a, 2b) een eenheid (1 HJL.) stukkolen. Degenen, die als klant op de Gasfabriek zijn ingesohreven, ontvangen op alle ge* noemde bons uitsluitend gascokes. De bovengenoemde bons hebben alle een geldigheidsduur van 8 weken en zijn mitsdien slechts geldig tot Zaterdag 4 December. Degenen, die voor genoemden dag de brandstoffen niet hebben afgenomen, verliezen daarop alle aanspraak, -terwijl levering alleen wordt gegarandeerd, wannéér de bestellingen uiterlijk een week voor den dag, waarop de geldigheid is vervallen, in het bezit van den handel zijn. Met het oog op de beschikbaarstelling van deze hoeveelheid brandstoffen wordt de geleglnheid iot afhalen niet alleen opengesteld op 11, 12 en 13 October, doch ook op 8, 9 en 10 November en wordt hij afhaling der brandstoffen door den handel op den maximumprijs een reductie gegeven van 20 cents per eenheid. De maximum-prijzen zijn voor thuisbezorgd: per eeaiheid (1 H.L.) anthraciet f4.10. per eenheid (1 H.L.) eierkolen f3.45. per eenheid (1H.L.) stukkolen f3.45. per eenheid (100 K.G.) bruin koolbriketten f 3,85. per eenheid (2 H.L.) gascokes (grove) f4.40. alles met inachtneming van de verhoog ingen voor de Buitengemeenten als op de maximum-prijslijst is aangegeven. Bij ver langde aflevering in geklopte cokes, voor kloploon f 0,40 per eenheid berekend. De Commissie voornoemd, P. E. BRIëT, Voorzitter. M. KRAMER, Secretaris. Leiden, 9 October 1920. 9564 uit een Hoogeren Wil, erlangen. Bidden is open gaan voor de Zon. Op pag. 19 staat, dat "de godsdienstige wetten maar bitter weinig geven. Nu zou spr. denken dat niet die wetten, maar de tijgerkat in de men schen, slecht is. Er moet werking van binnen wezen. Is er dit, dan ziet men dat overal toom en gebit noodig is. Van kind af aan heeft spr. geworsteld met het roetzwarte wereldraadsel. Spr. licht dit toe met een voorval uit zijn leven. Een mensch lijdt meer dan een dier, omdat volgens Schopenhauer een mensch kan 6chroien en kan lachèn. Schreien omdat hij zichzolf ziet, zelfreflectie heeft beant- woort aan het begrip." Wij' lachen en 6chrcieu omdat we boven de werkelijkheid uit zijn. Maar Nietzsche's woord is waar: „leven i6 de moeite waard, hoe bitter, hoe hard hot ook zij." Maar dat leert ons de Heldenvader bij het kruis. Daar om moeten we door den duisteren schil van het wereldgebeuren tot do diepste hartekern. Op pag. 24 6taat: „v. Hartmann heeft gezegd dat als God bewustzijn had, de schepping een mis daad zou zijn". Maar mevrouw v. Hartmaan heeft, aan spr. zelf, gezegd, dat haar man maar één doel had, n.l. om God te rechtvaardigen. En dat deed hij door Gods wezen to verheerlijken juist door zijn „Philosophio des U n b e w u 6- t e n" uit te denken. In het boekjo staat vorder de opmerking, dat iemand den hemel had afge zocht met een 6terrekijker en God niet gevonden had. Dat was la Lande. Spreker noemde dit ech ter godsdienst op zijn smalst. Als hij God gevon den had zou dr. de Hartogh direct atheist geworden zijn. Op pag. 27 staat dat de aardo zoo klein is. Dus ook de mensch. Maar die mensch, die met zijn blik, zijn geest, zijn kijker het heelal en eeuwigheden doorzoekt die mensch is een ww reldspeurder. Neen do vraag is niet h 0 e v e 01 wij weten, maar hoe -wij weten. Weten is orde brengen in de verschijnsolon, dus eenheid zoeken. Daar drijft ook de godsdienst naar toe. Waar men veelheid ziet, wordt men pantheist of atheist maar met een* heid zoeken wordt men theist. Krijgt men een-» hoidsbesef, dan wordt men met de Geref. geloofs* belijdenis, zuivere theist. In het boekje wordt verder uitgeroepen: „Hem dienen, hoe?", en dit met het woord van Mulia* tuli. Ja, dat heeft spreker in zijn leven ervaren in zijn bokcering, toen hij den Eeuwige zag, ster* vendo, om te sterven. Als men nooit begrepen heeft, dat achter de wereld der versolt ij nselen, da Eeuwige ritselt, „wi zal Hem kennen, anders dan die in Öjïia gestorven zijn?" Dezen Heldenvader zullen wij volgen, vooruit, wie achteromzict cn blijft liggen is niet in staat een drager te zijn van do Banier van den Koning des Li<;iit3. Vooruit!" Nadat deze heeren door Dr. de Hartogh waren beantwoord, dankte de praescs met een kort woord den spreker, de debaters en het publik voor zijn welwillende houding en sloot dalarna hot samen-» zijn, waarna het publick onder het naar huis gaan nog een6 onderling ovfer het vele gehoorde na* praatte. Gemeente-financien. In verband met de onlangs ingediende ontwerp* begroeiing voor 1921 hebben B. en W. tot den' FEUILLETON. Langs donkere wegen. 129) „Als gij wenscht, dat ik naar mijne ka mers te -Londen zal teruggaan, en er alleen (verken terwijl gij hier zijt; ilenk er aan, ik kan niet vaker dan eens in de maand ién dag overkomen, dus zullen wij geheel Jcscheiden zijn; maar als ge liever bij Ma- ','y zijt!" O, wat zijn zelfs minnaars als Grey aloersch. Dollie sperde haar oogen wijd >pen bij deze uitbarsting, maar zij droeg liet geduldig. „Wat zijt ge ondeugend!" zeid-e zij, ter- vijl zij met haar handje zijn arm streelde; .alsof ik wilde, dat gij -liet vervelend toudt hebben op die sombere kamers. Ik tal u erg missen, Grey; o, weet ge niét hoe ik naar u zal verlangen, als ge wegzijt?" m haar stem klonk droevig. „Wij kunnen elkander schrijven; na- uurlijk kunnen wij schrijven", antwoordde Ie jonge man op den meest zakelijken T)on, maar heimelijk verblijd met deze ge voelsuiting, die hij te voorschijn had ge- toepen; „ik denk, dat ik liet wel niet vaak le druk zal heibben." „Gij moet mij eiken dag schrijven ie en, om den anderen dag. als gij hel te riruk hebt", antwoordde Dollie, ontsteld loor zijn koelheid. Het was niet licht ge noeg om de ondeugende flikkering in Grey's oogen te zien, en hij was zijn stem altijd meester. Toen kwam zij dichter bij •heun, en zeid-e op smeekenden -toon: „Maalc het mij -niet al te moeilijk, Grey, omdat ik geloof, dat ik dit aan Mary ver plicht ben. Ik zal altijd doen, wat gij be geert als gij mij hierin mijn zin maar geeft." „Lieveling, hoe kan ik dat? Zie eens", hegon Grey. Maar zij legde hem het zwij gen op. „Wij zijn zoo gelukkig, dat wij niet zelf zuchtig behooren te zijn", ging zij voort; en er kwamen tranen in haar oogen, want zij meende dit zeer ernstig. „Als gij zegt,- dat gij u eenzaam zult voelen zonder mij, maakt ge mij ongelukkig, en toch voel ik, dat ik Mary niet verlaten raag." „Maar haar reoh-ten zijn niets in vergelij king met de mijne", antwoordde Grey half overtuigd; „zij heeft andere vrienden, cn ik heb er maar één niemand dan mijn Dollie." „O, maar gij hebt mij!" antwoordde zij" vurig. „Ik zal altijd aan u denken, en naar u verlangen neen stil, Grey, ik heb nog meer te zeggen. „Arme Mary! Zij is zoo eenzaam, cn ik geloof niet, dat Mrs. St. John altijd vrien delijk legen haar is; en wij hebben beloofd den geheelen zomer bij haar te zullen blij- (Vén^ en het schijntje^ hard haar teleur te stellen, en weg te gaan en gelukkig te zijn. Een kleine scheiding zal ons^g^en kwaad doen, hoewel het niet prettig zal zijn. O, wat is het soms moeilijk oun te doen, wat men verplicht is!" riep arme Dollie uit, want zij voelde, dat zij moest kiezen tus- schen plicht en neiging. Maar hier kwam haar de zielegrootheid van Grey te hulp. Hij was volstrekt niet overtuigd, maar dacht, dat hare bezwaren gemakkelijk uit den weg te ruimen waren. Zij offerde hare belangen en de zijne o.p aan haar vriendin. Maar Grey kon ook edelmoedig zijn. Haar geweien was onrus tig zij was bezwaard door haar groot geluk en de leegte bij Mary. Nu, zij kon het haar prettiger maken en hem immers ook, als zij wilde. „Doe dan maar zooals ge wilt, lieveling", zeide hij eindelijk, maar volstrekt niet knorrig, als vond' hij het niet goed. „Natuurlijk ben 'ik teleurgeteld. Ik had half gehoopt, dat wij in Juli zouden zijn getrouwd, maar treur er maar niet over. Met eene maand of vijf weken kom ik eens zien, hoe mijn Dollie er uitziet, en dan zul len wij er eens weer over spreken." En terwijl Dollie hem dankte voor zijn geduld, dacht Grey er over hoe hij alle huizen in de nabijheid van Lincoln's Inn zon bekij ken, en hoe hij in Jull ie Crome zou ko men, opnieuw sterk gewapend, en als bet niet anders wilde, Mary te hulp zou roe pen. Dollie had wel een weinig berouw, toen zij hem den volgenden morgen zag vertrek ken. Wat was het groo'te huis ledig zonder hem! Zij zat bij haar moeder te werken of hield zich, of zij werkte, maar wat zag zij er treurig uit. Mrs. Maynard was dank baar i.oen Mabel Ducie kwam en haar mee nam om een spel tennis te spelen. Dienzelfden avond begon Dollie haar eer sten brief. Voordat de eerste week voorbij was, had' zij vellen vol beschreven. Al waren de brieven van Grey niet zóó lang, toch scheen de inhoud goed te zijn, te oor- deelen naar den blos op Dollie wangen. Eens -op een middag schreef zij haar twee den brief aan Grey, toen Mary met haar ouden strooien hoed binnen kwam, om te zeggen, dat zij naar de pastorie ging. „O, Mary, en gij zijt den geheeen morgen te Brotherton geweest en na de koffie in de school, en ge zijt zoo vreeslijk moe!" bracht Dollie hiertegen in, terwijl zij met een gelukkige, afgetrokken uitdrukking van haar brief opkeek. „Wat doet dat er toe?" antwoordde zij opgeruimd, „het 'behoort alles tot het dage- lijksch werk. Als ge aa.n Grey schrijft, moet ge hem van mij groeten en hem zeg gen, dat Sir George hem erg mist; en toen J trof haar eene plotselinge gedachte en zij kwam ival dichter bij. „SpreektGrey wel eens over Beriie vroeg zij, terwijl zij zwaar op de tafel leunde. „Niet dikwijls; hij ik vroeg er niet naar!" antwoordde Dollie met een schuldig gevoel. O, als Mary maar geweten had van dat gesprek in de Kathedraal te Canterton! „Ik geloof, ik bedoel, iemand heeft mij gezegd, dat dat bij naar Schotland gaat." .Iemand! dat moet Grey zijn", antwoord, de Mary, cn Dollie bloosde plotseling. De roode blos, die zich over hare wangen en hals verspreidde, trok Mary's opmerkzaam., heid en zij keek haar strak aan. „Hebt gij hem gezien?" vroeg zij einde-, lijk onverwachts. Arme Dollie sprong verschrikt op van haar stoel. „Vraag mij niets", smeekte zij; ,Jiij vroeg mii om het, niet te vertellen en, meende het zoo ernstig. Lieve, lieve Mary, laat mij hem niet ongehoorzaam zijn!" en Mary zweeg; maar haar gelaat nam een bijna grauwe kleur aan. Zij zag er vervallen en oud uit. „Tk zal u alles zeggen, wat ik kan", ging Dollie voort, die aan dien blik geen weer* stand kon bieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 1