Dagblad voor Leiden en Omstreken.
DSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS
IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
TER KWARTAAL 12.50
PER WEEK 10.19
FRANCO PER POST PER KWARTAAL f2.90
Iste JAARGANG. - WOENSDAG 18 AUGUSTUS 1920. - No. 117
BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL f0.22>/s
DES ZATERDAGS f 0.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent,
by vooruitbetaling,
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Rechten en Plichten.
i.
Wi] menschen, zijn zoo gaarne eenzij
dig. We komén er zoo licht toe een of an
dere zaak vanuit een bepaald oogpunt te
beschouwen en voor de keerzijde ons oog
sluiten.
Dit is ook menigmaal het geval wan
neer wij spreken van onze rechten en plich
ten.
Sommige menschen spreken nooit van
hun verplichtingen die ze hebben, maar
wel en altijd w eer van hunne rechten.
Dn anderen willen van rechten niet hooren
zij hebben altijd den mond vol van pli c li-
te n, en dan deuken ze bij voorkeur niet
iu de eerste plaats aan zichzelf, maar
aan anderen.
Toch is er tusschen beide begrippen een
merkwaardig verband en het loont de
moeite daarop de aandacht te vestigen.
Vooral in onze dagen nu aan beide zij
den vaak zoo sterk overdreven wordt en
velen eenzijdig den nadruk leggen op de
plichten en anderen op de rechten van
den mensch.
Daardoor toch schijnt het alsof er hier
een tegenstelling bestaat, terwijl bij nade
re beschouwing blijkt dat dit in werkelijk
heid niet. het geval is.
Inzonderheid in 't maatschappelijk leven,
met name in de vakbeweging doen deze
.woorden opgeld. Eenerzijds wordt daar
mede verdedigd het recht van den werk
man om zich te organiseeren en daardoor
tot een betere positie te geraken en ander
zijds wordt daarmede aan den werkman
dat recht ontzegd cn getracht hem te
brengen of te houden in een toestand van
onderworpenheid of doffe berusting.
Er bestaat tusschen plichten en rechten
een nauw verband en het is niet -gemak
kelijk de juiste grens aan te geven. We
kunnen niet zeggen waar de plicht eindigt
pn het recht begint en omgekeerd.
Sommigen in onze kringen - hebben be
zwaar om van rechten te spreken. Een
mensch, zoo redeneeren zij, heeft geen
rechten.
Dat is tot op zekere hoogte juist, maar
alleen wanneer wij ons plaatsen tegenover
onzen God.
Anders staat het echter ten opzichte
yan dé menschen. Dan kunnen we wel de
gelijk van rechten spreken en dan m o-
g e n we niet alleen maar dan moeten
,we ook ons recht handhaven, dan is het
onze onafwijsbare plicht op te komen
yoor de rechten ons geschonken.
Het recht is van groote beteekenis en
altijd weer moet het ons streven zijn op
elk gebied voor het recht op te ko
men.
Nu komt het menigmaal voor, niet al
leen in het leven van de volken, maar ook
in de maatschappelijke- samenleving, dat
de handhaving van het recht moeite kost
en aanleiding geeft tot feilen strijd. Er
zijn dan ook menschen die den vrede stel
len b o v e n het recht, die liever van hunne
rechten afstand doen dan de onderlinge
yrede te verstoren.
In dit standpunt is ongetwijfeld iets dat
aantrekt, maar toch zal ons, wanneer wij
nader op onze plichten de aandacht vesti
gen, blijken, dat daartegen ernstige be
denkingen rijzen,
Vat toch is de maatschappelijke plicht,
die aan ieder mensch is opgelegd?
En dan. zijn we het hierover eens, dat
de eerste plichtis het dagelijksch
brood voor ons en ons gezin te verdienen
pn zooveel mogelijk in al de behoeften van
ons gozin te voorzien.
Dat is een taak die aan een ieder is op
gelegd, onverschillig welke rang of stand
hij overigens ook mag innemen.
In het zweet uws aanschijns, zoo luidde
de vloek, gebracht over den gevallen
mensch, zult gij brood eten.
In het zweet uws aanschijns.
De arbeid zou dus gepaard gaan men
moeite en zorg, het bewerken van de aar
de en de voorziening in de dagelijksche be
hoeften zou groote inspanning kosten,
maar daarnaast stond dan ook de belofte
dat die moeizame arbeid den mensch
brood zou geven.
De arbeider is zijn loon waardig en op
de meest scherpe wijze worden de heeren
aangemaand dat den arbeider toekomende
loon niet te verkorten.
De eerste plicht van den mensch, hij zij
werkman of patroon is dus om in de be
hoeften van zich en zijn gezin te voor
zien. In theorie- zijn we het hierover wel
ecn6, maar de praetijk is met die theorie
niet altijd in overeenstemming.
Wij prijzen den handelaar, die van alle
markten thuis is, die elke gelegenheid om
te verdienen aangrijpt en die er altijd op
uit is zijn afzetgebied te vergrooten, zoo
goedkoop mogelijk te koopen en zijne wa
ren voor den hoogsten prijs van de hand
te doen.
Niemand die het den koopman of den
industrieel kwalijk neemt, wanneer hij al
zijn gaven en krachten aanwendt oai zijn
zaak vooruit fe brengen, wanneer hij geen
geoorloofd middel onbeproefd laat om
vooruit te komen en zijne inkomsten op
te voeren. En omgekeerd, iemand die zich
slap aanstelt ondervindt van niemand sym
pathie en waardeering.
Dit geldt ook ten opzichte van den
man die met de handen zijn brood moet
verdienen.
Wanneer hij zich weet vrij to maken en
nacht on dag zwoegt en slaaft om zijn in
komsten te vermeeerderen, dan is er nie
mand die daarop aanmerking maakt. Men
prijst hem als iemand die zijn roeping ver
staat en die waard is te ^worden voortge
holpen. De plicht van den mensch om zijn
krachten in te spannen en de hem geschon
ken gaven te ontwikkolen, wordt door nie
mand ontkend. Dat is oen heel eenvoudige
en voor de handliggende waarheid, maar
een waarheid die we toch terdege moeten
vasthauden omdat zij ook in ander op
zicht van beteekenis is.
Immers, die algemeene plicht geldt ook
voor den man die niet voor eigen reke
ning arbeidt maar in loondienst zijn werk
verricht die a 1 zijn tijd, zijn geheele le
ven, al de arbeidskrackt waarover hij be
schikt aanwendt in dienst van den werk
gever.
Maar*nu is het merkwaardig dat zoodra
zulke werklieden beproeven hunne positie
te verbeteren, hunne rechten zoeken te
waarborgen en daarvoor in organisatie
kracht zoeken, dat dan onmiddellijk menig
een waarschuwend do vinger opheft en
hen toeroept: terug, gij zijt op een ver
keerden, een revolutionairen weg.
En nu is het goed dat naar verbeterin
gen wordt gestreefd, maar dat mag alleen
in den rechten weg en met de rechte mid
delen. Het beginsel behoort bij onze Chris
telijke werklieden altijd op den voorgrond
te staan, zij mogen niet afdwalen op ver
keerden paden, niet den revolutionairen
weg bewandelen. Wanneer dus indprdaad
mocht blijken dat organisatie een revo-
lutonaire daad is, dan mogen wij niet
'aarzelen het toetreden tot een organisatie
af te keuren. Om jui6t te beoordee-
len is het noodig dat wij trachten ons
den toestand helder en duidelijk voor
oogen te stellen en ons plaatsen voor de
vraag: welke zijn onze plichten, mogen
wij spreken van onze rechten en indien
ja, welke middelen moeten wij dan aan
wenden onze rechten te handhaven en onze
plichten te vervullen.
Wij duchten geen tegenspraak wanneer
we als een der eerste maatschappelijke
plichten van den werkman in navolging
van het bij ons gebruikelijke huwelijks
formulier noemen, dat hij getrouw en
naastiglijk in zijn goddelijk beroep heeft
te arbeiden, opdat hij zijn huisgezin met
God eh met eere mag onderhouden en ook
iets heeft om den nooddruftigen mede te
deelen.
Aan den mensch is de plicht opgelegd
deze aarde te bebouwen en de daarin ver
borgen krachten tot ontwikkeling te bren
gen. Door de zonde heeft de arbeid go-
kregen een smartelijk karakter. Allerlei
moeiten zijn daaraan verbonden, het ver
krijgen van het dagelijksch brood gaat ge
paard met pijnlijken strijd.
Toch mag dit alles ons niet weerhou
den onzen plicht te vervullen. Die plicht,
bestaande in het onderhouden van het ge
zin, is voor een ieder gelijk. Zij geldt voor
den geleerde en den handswerkmau, voor
den werkgever zoowel als yoor den werk
nemer.
STADSNIEUWS.
Leidsche winkelweek.
De commissie voor de Leidsch Winkel
week heeft ter gelegenheid der aanstaan
de 3-October-viering een circulaire ver
spreid, waarin zij mededeelt, dat zij, aan
gemoedigd door 't 6ucces ten vorige jaren
met het organiseeren eener winkelweek
behaald, ook dit jaar wéder een derge
lijke week zal houden en wel van 29 Sep
tember tot en met 4 October.
De vele aanvragen, reeds voor de plan
nen daartoe vaste vorm haddon aangeno
men, getuigen van de belangstelling, welke
voor de zaak bestaat.
Evenals het vorige jaar beoogt do Com
missie ook ditmaal door een instelling in
het leven te roepen, welke kooper en ver
bruiker tot kennismaking noodigt met het
beste, dat binnen- zoowel als buitenland-
scho industrie produceert, zulks door mid
del van attractievolle uitstallingen, waar
van do fraaiste en verkoopkrachtigste zul
len worden bekroond.
Waar wederzijds deze gelegenheid tot re
clame den handelaren in hef algemeen cn
ieder in zijn bedrijf in het bijzonder wordt,
geboden, en veelzijdige deelname iederen
belanghebbende een spoorslag zal zijn, in
de commercieel» arena niet de minste te
willen schijnen, profiteert een ander deel
der gemeenschap van deze jaarbeurs, door
de vanzelf hiermede verband houdende
concurrentie: behalve qualitcit ook in
de rol spelen, terwijl ten slotte de betee
kenis 'der Leidsche Winkelweek in niet ge
ringe mate zal worden verhoogd door het
bezoek der inwoners van de vele omlig
gende gemeenten.
Overtuigd van Uw belangstelling in bo
vengenoemd streven, heeft do Commissie
de eer zich tot U te weflden met het ver
zoek, in stoffelijken vorm van Uw sympa-
te doen blijken.
Zij merkt daarbij beleefd op, dat het in
hare bedoeling ligt ditmaal de uitstallin
gen niet door kunstvoorwerpen te bekro
nen, doch door diploma's, welke door des
kundigen buiten Leiden woonachtig zul
len worden toegekend.
Behalve drukwerk, annonces en dergelij
ke vergt juist 't verblijf der beoordeelaars
belangrijke financieele offers, zoodat de
Commissie de hoop uitspreekt, dat ruime
geldelijke steun haar zorg moge verlich
ten.
Do Commissie is als volgt samenge
steld: W. van der Laan, Hooge Rijndijk
26, voorzitter, H. N, Arnold, Breestraat
77, secretaris, A. J. Binnendijk, Breestraat
156, H. Buurman, Nieuwstraat 51, G. J.
van Deene, Breestraat 12, Joh. Dekker,
Haarlemmörstraat 232, J,. den Duijn,
Apothekersdijk 31, C. Kort, Breestraat
121, Jac. Krol, Haarlemmerstraat 144, H.
M. Pierrot, Maarsmansteeg 14, P. Spaa
Jr. Breestraat 114, P. J. van der Zanden
Jr. Diefsteeg 17, leden.
Men meldt van hier aan het „Vader
land"
Ds. Fortg\?ns te Lage Zwaluwe en de ker-
keraad der Ned. Herv. Gem. alhier, staan
voor een moeilijk geval. Deze predikant
toch nam geruimen tijd geleden een bei'oep
naar hier aan, maar trachtte tevergeefs
een hem passende woning te krijgbn. Daar
om heeft hij den kerkeraad verzocht hem
zijn woord terug te geven. Over dit ver
zoek nu zal de kerkeraad in zijn a s. Sept.-
vergadering een beslissing nemen.
Op 1 September a.s. zullen 40 jaren
zijn verstreken sedert de heer P. H. van
der Pogh, thans administrateur, waar
nemend directeur van liet Academisch
Ziekenhuis, bij deze Universitaire instelling
in dienstbetrekking trad.
De heer N. Loman alhier slaagdo te
's-Gravenhage voor het examen Fransch
L. O.
Door de firma Eduard IJdo wordt per
advertentie in het nummer van heden een
oproep gedaan aan on^e lezers, hun namen
en adressen ten zijnen kantore te contro
leeren voor do nieuwe uitgave van Lei
den's Adresboek. Wij ondersteunen deze
oproep gaarne! Het is van het grootste be
lang dat wanneer straks het nieuwe adres
boek verschijnt het zoo volledig mogelijk
is, en voor ieder die het noodig heeft
en wie heeft dat op zijn tijd niet be
trouwbaar is.
Wie van onze lezers nog verzuimde op
gave te doen van zijn naam en juiste adres,
hij doe het nog heden.
Vooral vereonigihgen en corporalie's
"mogen niet achterblijven.
Waar de uitgever kosten noch moeite
spaart, het nieuwe adresboek zoo volledig
mogelijk uit te voeren, daar heeft hij recht
op de medewerking der gansche burgerij.
De opgravingen in het Kopsche veld
bij Ubbergen onder leiding van dr. Hol-
werda, den directeur van het Rijksmu
seum van Oudheden alhier ondernomen,
hebben ditmaal weer tot zeer werkwaardi-
ge uitkomsten geleid.
Men weet, hoe hier reeds in vooraf
gaande campagnes een kolossale verster
king was ontdekt, een ringwal uit de eer
ste jaren onzer jaartelling. Reeds hadden
de vondsten van Romeinsch aardewerk in
deze versterking gevonden de dateering
ervan vastgesteld en aanleiding gegeven
tot het zeer gegronde vermoeden dat men
hier den Batavenburcht gevonden- had,
volgens Tacitis' verhaal in het jaar 70
verwoest.
Dit jaar Werd binnen dezen ringwal ge
graven en wel langs den vroeger geconsta-
teerden met steenen geplaveiden weg die
den gehoelen aanleg doorsnijdt. Toont
reeds dio ringwal zelf duidelijk zijn in-
heemsche karakter, in tegenstelling met
de door de Romeinen gebouwde militaire
nederzettingen, nog duidelijker haast
spreekt het uit de overblijfselen daar bin
nen gevonden. Aan dien weg toch vond
men de sporen van een aantal betrekke
lijk kleine vierkante gebouwen vrij onre
gelmatig naast en zelfs voor elkaar heen
gelegen en afgewisseld met een groot aan
tal afvalgaten. overblijfselen yan oude
mesthoopen klaarblijkelijk.
Sommige van die vierkante gebouwtjes,
waarin men zonder twijfel woningen heeft
te herkennen, zijn nog afzonderlijk door
een kring van palen omgeven geweest.
Kortom het ie een beeld van een onre
gelmatig aangelegd dorpje, hetwelk men
daar binnen dien ringwal gevonden heeft,
een vrij primitieve aanleg, juist iets voor
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 18 Augustus 1920.
In het „Volk" van gisteravond werd
mijn aandacht getrokken door een schrij
ven van den secretaris der Haagsche afdee-
ling der S. D. A. P.
Een der „leiders" dus.
Hij heeft het over den brief van Paulua
aan de gemeente te Laodicea. En nog wel
over een bekenden regel uit dieu brief
oie volgens den schrijver aldus zou luiden:
..Ach dat ge heet waart, maar ge zijt
koud."
„Kom toch lui, zegt hij aan het slot
laat die heerlijke verzuch
ting van den ouden Paulus, niet
van toepassing-zijn op onze Haagsche ka
meraden.
Ik heb dadelijk mijn Bijbel gegrepen om
,deze bekende regel" te zoeken. Maar het
lukte niet.
En de „brief van Paulus aan de ge
meente te Laodicea" vond ik al evenmin.
Zoodat ik tot de conclusie kom dat er,
o f een socialistische bijbel bestaat o f dat
deze 'roode leider, hoe ontwikkeld overigens
ook noch van den Bijbel noch van „de
oude Paulus" ook maar iets afweet.
Een bewijs hoe hoog het woord van God
bij de socialisten in eere is.
OBSERVATOR.
een meer barbaarsche bovolking.
Interessant is het contrast van dezca
aanleg en het karakter van de vondsten
daarbinnen gedaan. Zal geen ter zaua
kundige er meer aan denken den aanleg
aan Romeinen toe te schrijven, de ge
bruiksvoorwerpen, welke zijn bewoners
hebben gehad, zijn in hoofdzaak Ro
meinsch Vooral de afvalgaten hebben do
fragmenten van zulke voorwerpen, in do
eerste plaats van aardewerk opgeleverd.
En ook op zichzelf zijn deze iuteressaut.
Sommige afvalgaten leverden fragmenten
op uit den tijd van Drusus, stukken van
het alleroudste Romeinscho aardewerk dat
in ons Noord-Europa wordt aangetrof
fen, zelfs zijn. er fragmenten bij zoo
oud als ze nog niet in Nijmegen gevonden
werden. Andere gaten bevatten stukken,
uit den tijd omstreeks den Batavonop-
stand; zelfs is er één gat gevonden, waar
in een aantal gave stukken van verschil
lend aardewerk juist uit de jaren om
streeks dien opstand in den grond weggo-
stopt. Alle andere vondsten varieeren tus
schen deze beide eindpunten.
Zoo vertoonen ons dus deze opgravin
gen ons inheemsc'i Batavenvolk nog op
zijn eigen primitieve wijze binnen zijn
ringwal in eenvoudige woonplaatsen ge
vestigd, doch reeds in het bezit van de
gebruikrvoorwerpen der Romeinsche cul
tuur. Dat verder ook voor de kennis dor,
ontwikkeling van het Rometnsche aarde
werk zeer belangrijke nieuwe gegevens
werden verkregen, spreekt na het bovea-
staando vanzelf.
Deze opgravingen hier, evenals nog op
andere punten van den Nijmeegscben bo
dem, gaan uit van het fonds der Nodcrland-
sche Anthropologische vereeniging; dat
reeds op tal van andere belangrijke plaat
sen voor onze oudste geschiedenis, in sa
menwerking met het genoemde Rijksmu
seum alhier werkzaam is geweest.
Het Indonesisch Verbond voor Stu
deerenden alhier, is er in geslaagd een
veelbelovend congres voor te bereiden, dat
23, 24,-25 en 26 dezer zal woeden gehouden.
Als congresplaats is voor die dagen afge
huurd liet conferentieterrein van den Zen
dingsstudie-Raad te Lunterén, met'hoofd-
gJjouvv, eetzaalgebouw en vier logiesge
bouwen.
Als sprekers zulleji optreden: Maandag
avond de heer P. A. J. Mooyen, over Hin
doekunst, cultuur en Jong-Indië. Dinsdag-
FEUILLETON.
Langs donkere wegen.
85)
„Hij heeft een hulpprediker noodig Mau
rice een werkzaam, plichtmatig man
en ik. denk, dat gij daar juist geschikt voor
zoudt zijn."
Mary staarde in het vuur, en zag zoo
doende den blik niet, dien Maurice haar
toewierp; maar Janet zag dien en 'beefde.
„En wie heeft u gezegd, dat ik bereid zou
•zijn mijn werk hier te staken?" zei'de hij,
met een stem, die zijn vrouw ontzettend
"in dje ooren klonk, zoo verontwaardigd was
ztf. Voor dieze ééne maal vergat zij haar
gewone takt en mengde zich eensklaps in
het gesprek.
„O, spréék niet zóó tot haar, Maurice",
ze'ide zij, en trad zoodoende als verdedig
ster van Mary op; „gij weet niet 'hoe goed;
zij is, en hoe zij slechts aanons allen
'denkt. Als gij u niét om uws zelfs wil
wilt ontzien, als gij wilt voortgaan u lang
zamerhand tie dooden door in deze vreese-
ïijlte plaats te wonen, laat u tenminste
overhalen haar te verlaten ter wille van
uwe kinderen."
Maurice was evnrooeid en prikkelbaar, en
tflt verzoek maakte hem boos.
^Altijd de oude geschiedenis!" en hij
sprak op hartstoohtelijken too A„Waarom
brengt gij (mij altijd in verzoeking Janet,
juist als i)k zwak ben? De kinderen al
tijd de kindenen!"
„Maar moet ge niet in de eerste plaats
voor hen zorgen!" antwoordde zij, bijna
weenend, maar toch haar eindje vasthou
dend. Waarom was Marie zoo stil? Had
zij niets -te zeggen?
„Neen, zij nemen niet de eerste plaats ibij
in!" schreeuwde hij haar toé; want hij was
zeer hartstochtelijk, hoewel hij zich ge
woonlijk wist te beheerschen. „Zou ik ooit
getrouwd zijn, als fk dat had gedacht? als
ik geloofd had dat mijne vrouw en kinde
ren struikelblokken voor mij zouden zijn?"
„Hoor hem eens," Mary!" riep zijn vrouw
op bitteren toon uit. „Hij verstoot mij; hij
■zegt dat ik, "zijne vrouw en zijn onschuldige
kinderen niets voor hem zijn."
Maar hij viel haar in de rede en bracht
haar door een blik tot zwijgen. „Neen Ja-
net, dat heb ilc niet gezegd. .Waarom zegt
gij zulke dingen en bedroefd mij daardoor?
Gij hebt ongelijk. Het welzijn mijner kinde
ren is mij het dierbaarst op aarde. Maar
heb ik geen andere kinderen? ben ik niet
aan mijn gemeente gebonden door een
band, even heilig en bindend als die trouw
belofte? Waarom zou ik mij van haar los-
rifkken, al vraagt de eenige vrouw, die i-k
liiefh'eb het mij Moeten wij het kwade
(doen, opd&t hef goede ar wt*
Janet?"
Een stroom van tegenstrijdige gevoelens
vloog over het gelaat van Janet; woede
over dit verzet tegien haar wil; wanhoop
over zijn verblindheid, hartstochtelijke lief
de voor den man, die haar wil overiieersdh-
te, vereering voor de zedelijke kracht, die
ongeschokt bleief, ondanks al haar redenee
ringen.
„Mary, spreek tegen hem!" smeekte zij.
„Ilk kan niet9 meer zeggen. Gij hoort zelve,
hoe hij zich telgen mij keert hoe hij mijn
angst voor hem en "de kinderen als een on
gerechte zaak met voeten treedt. Maurice,
ik zal zorgen, dat gij nooit weer-tot -mij
kunt zeggen, dat ik u in verzoeking breng;
ik zal zelfs niet klagen, al zouden al de'kin
deren één voor één sterven."
„Janet, lieveling." 'Maar voor de eerste
maal gedurende hun huwelijksleven wend
de zij zich af van de haar toegestoken hand
en verliet het vertrek. Maurice zag zijn zus
ter ontsteld aan. Zóó Had zij nog nooit te
voren- gehandeld nog nooit te voren.
Wlas hij te ver gegaan? Had «zijn boosheid
haar hart gebroken? Was zij dan, ondanks
al haar gebreken niet de oprechtste teeder-
ste vrouw?
„Ga naar haar toe," fluisterde Mary; „nie
mand dan gij kunt haar troosten. Morgen,
als wiR bedaard zijn, zullen wij hier eens
weer over spreken."
MOOFDSTUiK XXVI.
,Dus, Mary, dit is het plan, dat gij en Ja-
net höbt beraamd om mijne rust te verSto-
rein?M
Het rustige tijdje, dat zij samen alleen
zouden zijn, was den volgenden dag reeds
gekomen. Broeder en zuster waren samen
op een hunner eindelooze rondten gegaan,
en 'hadden juist hun werk voor dien dag
aan liet andere einde der wijk. Ny. ligt er
müfdden in de stad in het drukke, woeli
ge middelpunt een zeer stille buurt.
Men komt er plotseling in, uit het ge
woel en het voortdurend geraas van rijtui
gen. Hier is het stil en men kan er spreken
en verstaan worden, cn het oog ontwaart
een klein stukje van den hemel. Maurioe
en zijne zuster hadden hier al een half uur
op en neer geloopen. De weinige voorbij
gangers letten niet. op hen, misschien leid
de men uit hunne gebogen hoofden cn ern
stige gezichten af, dat zij geliefden, waren.
Geliefden! Welk een onbegrijpelijk ding
voor en man van zaken op helderen lich
ten dag!
Mary had gesproken en Mauricè geluis
terd. Hij had haar niets verteld van den
vreesolijken; nacht, dien hij gehad had,
van de wilde smart van Janet, toen hij
naar boven vos gegaan, om haat* te troos
ten; van h'et lange, treurige gesprek, dat zij
1 samen hadden gevoerd dit alles was de"
echtgenoot van Janet heilig geweest. ..Ver
tel mij nu eens alles, wnt u druk't", bad hij
tot haar gezegd; maar zelfs, toen hij dit
zeide was het of de stortvloed van gelach-
ten in haar scheen te stollen. De tijd was
vooibij, dat zij hem alles kon vertellen. Van
nu aan moest er ééne zaak zijn. waarover
zij niet kon sprekeir een geheim gevoel
van wroeging over de smart eener vrouw,
deed rich reeds bij den aanvang gevoelen.
Eindelijk zwegen zij; maar terwijl Janet
sliep, lag Maurice met open oogen in do
duisternis na te denken over hare woor
den. Had hij ten slotte toch ongelijk? Was
hij eigenzinnig? Zag hij verkeerd in wat
zijn plicht was? Kon het mogelijk zijn, dat
de beide vrouwen gelijk hadden? Was de
tijd gekomen, waarop rijn Meester hem
zou roepen, om in een stiller hoekje van
Zijn wijngaard te werken? Was hij on
trouw in zijn werk geweest, dat hij nu ver
oordeeld werd oan „die weinige schapen i«
de woestijn te voeden?"
Als zij eens gelijk hadden en zijne krach
ten hem begaven, hem geheel begaven? eni
toen, want hij was niet roekeloos in zulke
'dingen, onderzocht hij zichzelf, als ware Rijl
zijn eigen patiënt geweest. Zijne stem wa«
den laatst en. tijd zwakker geworden; meafl
dan eens had Mr. Denoon tot hem gespro-
ken en hem aangeraden zich toch wat tQ
onteiaq en rtist te nemen.
fWordt vervolgd), j