nze Beginselstrijd.
'Wij hebben den strijd niet, tegen
vleesch en bloed. Ef 6:12.
die zich waarlijk een christen weet.
van strijd.Maar «iet ieder kent den
d e n machtigen vijand,
zielen kunnen, in navolging van
[ewasen van de worstelingen tegen
ch. Dat vleesch kan zóo benauwen'!
gaa'fde geesten onder de christenheid,
hoOgere vlucht zich trachten op te
weten er van, hoe het vleesch, nog
van de zonde. d. i. hét gewone, la-
jsclie bestaan gedurig een beletsel is
christen. 0111 zich naar begeerte té
-lot den waren, geestelijken strijd,
sch houdt die vluch't zóo tegen! En
kristenen, die zich waarlijk als chris-
baarde. bleef verschoond van de
a 'spottaal der wereldsche menschen?
le wereld niet laten!
in dab opzicht is er dus strijd te over.
vergist' u. waarneer ge den strijd tot-
telingen beperkt; tegen dat vleesch'
ereld'. D e strijd gaat tegen nog
nachten; tegen nog geheel andere vij-
i die vijanden moeten we kennen.
flj [meitisché sojdaten, dié Paulus van'
renster welgewapend zag aantreden
„e, hadden den strijd te voeren tegen
enschens hunsgelijken; tegen wezens
'"elfde menscheüjk bestaan; tegen
n bloed.
ij zegt Paulus in geestelijke toe
hebben den strijd' niet tegen vleesch
Wij moeten niet ineenen. dat we
et menschen te doen hebben, onsgc-
rt wezens van ons zwak, aardsch
fare dat het geval we zouden in
inrusting het nog kunnen proboeren,
vijand op te trekken,
een! wij hebben den strijd'tegen bc.o-
itien. D e strijd gaat tegen vnach-
achter de vleeschelijke en mensche-
5 tan der s staan. n.l. tegen-den Booze.
i behoeven we de geestelijke wapen-
Onze strijd gaat niet maar tegen
O.nize strijd is een beginsel-
er wij voor den dag komen met nuan-
jnize richting; voor Gemeenteraad,
Kamer, dan strijden we niet tiaar
aneii, maar voor beginselen. Dan is
ifzoozeer de toeleg den persoon des
fers te -vcirdringen;* maar juist om
>sel door het onze te vervangen,
on des tegenstanders kan misschien
'en bezatten en als persoon voor ons
rekkelijkheid hebben,
temibus echter moet de persoon* weg-
igen we niet rekenen met „vleesch
maar moet het beginsel den door
gen daarom in den tegenstander als
Us meiisoh, niet een vijand zien, die,
- wat het wil, verpletterd, vernietigd
'kien. O neen! een rechtgeaard ch.'is-
AKf",5 bidden voor den vijand en God
keken, dat hem de oogen geopend
prden voor Dien. die ook des vlee-
SIjdes bloeds deelachtig geworden- is.
geaard strijder- zal ook arbeiden aan
fudenis en elke gelegenheid aangrij-
Iden tegenstander te winnen voor
511 ink rijk.
Ijn beginsel verfoeien we. Dat achten
ps Di- 'nemen we, wanneer hij Jaar-
Christus en het „christelijke" niet
'olftiaojiaif. En de beginselen der Re-
•andmcrken we als uit den Booze.
[n Booze en zijn beginsel kampvech-
egenover de Revolutie plaatsen we
lelie,;
pe iioodlg dienen we dan die begvn-
pennen. Het beginsel der tegenstanders
Ijpen beginsel. Satan's listen, werken
t en daartegenover de grondgedach-
apenen, die de Schrift ons biedt,
t onze dagen nu de verborgene
(les ongelcots de fundamenten onder-
de grondzuilen omver willen haten
kennis gebiedend eisch, moeien we
Jen naspeuren, moeten we er diep
ple
van doordrongen worden, dat onze strijd een
beginselstrijd is.
Nog t e veel staren we ons blind' op per
soonlijke tegenstanders. We rekenen nog veel
te veel alleen met menschen eu nog te weinig
met den vijand: den Booze. En daarom
worde dit woord' wel ter harte genomen:
Wij lïsbben den strijd niet tegen vleesch en
bloed.
Dan wallen menseheüjke toegenegenheid' of
persoonlijke afkeer weg.
Dan treden Satan's machten als d e te
genstanders nader voor oogen.
Dan worden we genoopt, den strijd niet te
onderschatten.
Dan komt het heftig karakter 'van den
strijd beter aan het' licht.
Dan beseffen we, dat liet gaattegen den
geest der eeuw; tegen de zonde en hare vrucht.
'En dan zal de behoefte aan de geestelijke wa
penrusting Gods te meer levendig Worden.
DE OPERA-SUBSIDIE.
De Nederlander zegt niet te be
grijpen waarom van anti-revolutionaiire
zijde .dien Minister van Onderwijs steeds
verweten wordt, dat hij de subsidie vow
de Nationale Op ©rit hoeft aangevraagd.
Wel begrijpen wij dat en waarcim
een deel Van rechts tegen dat subsidié
'in verzet komt. Ook begrijpen wij ze-er
wel, dat menschen die nimmer dén gete-
de opera gezoen hebben zich daarvan
eene voorstelling maken, die ben leid(
tot scherpe voroordeeling van die kuiisl-
uiti'ng, Daar djeize Itet ongxiOiorloofd ach
ten zulk ecne uitvoering bij te wonen,
ils liet ook. zoo good als onmogelijk hen
van de onjuisthoiidl .huijner vooTstelliing
te oveirtuiigen. Mot hén hierover te rede
twisten, leidt tot .niéts.
Maar er zijn, onder alle partijen in den
lande, behalve, naar ltet schijnt, onder
dé anli-revotubio-naire groepen, ernstige
mannen, die precies of donzieilfden grond
slag staan als ovengenoemde groep, doch
in eene opvoering van een go-ede opera
È'éen kwaad zien. integencteci .meencn
da(, beyoröiering ook van die kunst eer
ton goede dan ten kwade w-rkt voor de,
volksontwikkeling. Zij vinden het alleen
jammer, dat uitteraard tootiee'lui (voerin
gen tot enkele ptósen moeten bepénkt
blijven; maar keuren wat in "rich zelf
goed is niet af".
Ook hel feit dat.de Opera op Z o.n d a g
voorstellingen geeft- en daarop zelfs in
hoofdza&lc- drijft is voor de redactie geen
l>ezwaar.
,,Ts, zoo vraagt, zij. 'Ie Minis Ier van'
Onderwijs een minder beslis'. Christen,
of minder op de boogie van wat in deze
sis geoorloofd mag ge Mén? Of mag uit
de publieke kas worden uitgegeven
slechts voor dalgcne. waartegen geen
mensch eenig bezwaar heeft?
Waar moge het zijn, dat ltet 'gevènr
van een to-oneelstuk op Zondag niet
overeen te htengen is met zéker artikel
van een ontwerp op de Zondagsrust.
Maar gfiat de homógenileat van ;een- ka
binet zoo ver, dat zeifs een wetsvoorstel
ontzien moet worden, waarvan, liet, wei
zoo. goed als zeker is, dat ltet. ntet. <n
den vorm, waarin ltet. is voorgedragen
tot wel zal worden verlteven? Moet de
Minister daaryoor wijken, ook dan wan
neer liij weet. dat, wordt, op zjjn aan
vraag niet terstond beslist, de zaak izelve
waarom hel gaat. te! niet gaal?"
'Onzerzijds witten wij literop ritlien ant
woorden dal de Ne d e rl ah/le r blijk
baar van overtuiging is verandi'^d.
Immers toen op 15 Febr. 1919 een in
zender vroeg hoe het mogelijk was, dat
een drietal Chr. Historische afigevaaprh>-
den kandén stemmen voor e>eh subsidie
aan de Nationale Opera, h-tteTveJ ü0'k op
Zondag voorstellingen worden gegeven,
antwoordde hel blad:
„Bij de Opera-kwestie is h'e>t geven van
voorste-llngen op Zondag niet ter sprake
giok'omen. Ware dat, wel geschied, dan
■zouden de voorstanders van kunstbe
vordering waarschijnlijk den Minister
die' vraag gesteld hebben, o-f aan ltet
verleen en van subsidte dé voorwaard©
vair niet spelen op Zondag zc-u wordep
verbonden. Dal de twee Chr.-bist., die
voor het subsidie stemden e-n pieirsnon-
Iijk de opera weinig en stellig niet op
den Zondag plegen te bezoeken, met dal
spelen op Zondag bekend warm, rijvel
waarschijnlijk, althans niet vast. Wol is
ons bekend, dat een hunner van plan
was voor ltet padvindie-rssubstoiiie te
stemmen doch', toen hij even voor 'die
stemming v< rn amda t op Zon dag wed
strijden plaats hadden, ond'C-r die hand
dien Minister gevraagd heeft of dit bij
lïe't verleene-n van suEs'ikide niet kon
worden tegengegaan en dat op de ont-
k'ennLng daarvan hij nikt voor, maar
tegen heeft gestemd.':
Op 15 Febr. 1919 wordt dus als van
zelfsprekend verondersteld, dat die Chr.
Historische afgevaardigden t e g. c n de
subsidlie zouden hebben gestemd indien
zij geweten haddien dat. op Zondag
voorstellingen werden gegeven.
Maar waarom rich dan verwonderd1
dat, antirevolutionairen don Minister
verwijten dot hij een subsidie aanvraagt
terwijl ltet. hem bekend is dat op Zon
dag gespeeld wo'rd>.?
Het komt ons Voor dat de N e ct,e r-
lander riteer -consequent zijn ge
weest indien .zij zich ditmaal' piet
naast maar tegenover den JVEi'
uister had geplaatst.
Uit de Pers
WAAK MOET EET HEEN?
De N o d! ©r 1 a1 n d o r schrijft:
Naar aanleiding1 van ons artikel: Ge
meentelijke zorgen, in ons blad yan Za
terdag l-l. ontvingen wij con paar brie
ven van in dé hoogste mate, on (butste be"
lastingschuMigen, die zeggen niet te we
ten' hoe zij aan het gold moeten komen
om de schrikbarend verhoogde beteislin
gen te betelen. Een daarvan is uit Rot
terdam, waar ltet, percentage van de ge
meentebelasting voor de hoogste inko
mens de 00 pet- naidleri, -of reed's bereikt
heeft. Daarbij vergeleken ite Den Haag
met zijn 12 pet. voo-r de ho ogs to inkomen0'
nog gelukkig. Maar z'al ltet zoo blijven?
Dal, is zeer de vraag voor wiie weet dat
er in werkdiédiénkringcn alwéér stemmen
opgaan voor nieuwe looneischen en dat
die zelfs met zekeren nadruk worden
gesteld door hen van wie mon méér b'e-
gri'p van liet alge m e'© n .beïang zq*u
mogen veirondorsteiL'm. Wjj zéggen er
voor het oogonblik niet, m'oer van, omdat
wij hoop Itebb'&n, dat er nog wel c-en
oogmbhk 'ten nuchtere bezinning ko
men za-1. Maar wat wij ter zake van de
loonsbeweging z'ten gebeuren is niet
eeer geschikt om die hoop te versterken.
Nog pas hebbende Staten van Zuid Hol
land een voorstel verworpen door do
communisten ingediend en door sociaailr
demokraten gesteund, om aan ltet ge-
li e e 1 o personeel der provinciie een va-
cantic-toeslag te geven van 5 pet-, dat
wil dus zeggen van den laagst- tot den
lioogstbezoldigdo. Ongetwijfeïd een voor
stel dat op» gelijkheiiid! aanstuurt, maar
waarvan de bclastingschuLdige, die ock
in de kosten dier provinciale- huishou
ding moet bijdragen, z'iph wel mag af
vragen welk? gelijkheiid' het scltept tus-
sc.hen hem dte deze dbnaUle ontvangt, en
diengeen dteh'aar betaten moet, In-Noord.
Holland, is men nog verder gegaan; als
wc ons ntet vergissen gaat daar een
soo-rigsiijk voorstel van Ged. Staten uit,
en hooft mon er boyenditen bij bepaald
dial cio toeslag om de vijf jaar hat dubbel©
zal bedragen: inplaals -van een biim"n-
landsche, kunnen de ambtenaren dan
een tjuilenlandJsch? reis op hun pro
gram zetten
Nu vinden wij reizen zeer ontwikke
lend, ook voor ambtenaren en beambten»
maar nog beier its het den menschen te
loeren dal solidariLit niét. hterin bestaat
dat men van den ander zooveel mogelijk
trekt-, maar clat men, de nooden dor sa
menleving kennend, zijn aanspraken op
een deel van het goed dier samenleving
matigt.. Want wat d'e een in die ruimte
ontvangt, wellicht omdat hij
in diens-t i? van een ~p u-
b 1 i e k - r e c h t, o r 1 i j k I i' c ha a m,
dat moet die ander betalen .uit. Wiens in
komsten dat publiiek-rsc.hlelijk lichaam
laven moot. De beambten, en ook de le
den di:or lichamen vergelen diat al te ge
makkelijk. Dezer dagen heeft een so-
cüaahdemöcraat,. nog wel' een Rotter-
dammar, die toch' eenig© voorzichtigheid
had moeten gefleerd hebben in do
Zuid-Hollandsche Stalen wederom nieu
we looneischen aangekondigd, en staats
ambtenaren zijn bij den Minister van
BünnenliandÊChe Zaken op a.ud'ënli© ge
weest om opnieuw een toeslagvan een
maand salaris 1° vragen-, vanwege den
nood d'er tijden. Die soms blijkt, uit de
behoefte aan ©en gramophoon zoo-
als ons dezer dagen met. aanwijzing van
naam en adres werd medegedeeld ten
aanzien van een Haagsche tramboambf.e,
d'ie daaraan zijn extra.-loon be
steedde Nu kan men op zulke gevallten
geen algemeene conclusies bouwen (dat
weten wij wel) maar men vrage zicfl
eic-ns af, hoe de burger, d'ie at maar beta
len moet. en die géén boom heeft on?
aan te schudden, zich moei gevoelen ais
hii tegelijk zijn beladingen drie- of vief-
maal booger ztet worden dan w een vol
rig jaar waren
Wij voorspehen dat 'd'eze. opdrijving
van Iconen op de hevigste reactie zol uit-
loopen. eenvoudig omdat, die gemeenten,
©n ook het Rijk. ien slotte niet meer zul
len kunnen betalen. Dan zat allerlei
werkelijk noodig gemeentelijk werk
moeten worden nagelaten, en gaan wij
£en '.periode tegemoet van verslapping
op velerlei gebied. Zóó doorgaan kan
het niet langer; 'men zal bij de eerste de
beste verkiezing zien dat. het kiezers
corps er in zijn meerderheid genoeg van
heeft om te worden beschouwd als de
kip die geplukt moet en- maar steeds
geplukt kan worden.
DE 8-URIGE WERKDAG.
Onlangs gaf „Patrimonium" een beschou
wing. over -de verhoogde loonen en den ver
korten werktijd.
Wij ontkenen daaraan het volgende:
Tegen allerlei onjuiste voorstellingen, tegen
,allerlei verkeerde beginselen moet worden ge
streden.
Maar de eenzijdigheids waarmede sommi
gen, ook in Christelijke kringen, over deze
dingen spreken, kan nooit iets goeds tengevol
ge hebben. Wel. kan dit tot" meerdere verbitte
ring leiden.
Het wordt hier en daar ook gewoonte, om
over den 8-urendag te spreken als over iets
heel ongelukkigs. Toevallig heeft men eens een
arbeider onltmoet, die zeide met zij,tl ledigen
lijd -geen raad' te weten. Ook liet teenemend
drankgebruik wordt aangehaald als en* bewijs,
dat de arbeiders die „hooge" loonen en dien
korten arbeidstijd niet waard zijn.
Nu zijn wij niet blindt voor de moeilijkheden,
•waarmede thans de invoering van den 8-uren
dag gepaard gaa't. Het ware ook ons iie/er
geweest, indien de 'invoering had' kunnen ge
schieden in een niet door den oorlog geteis
terde en verarmde wereld.
Maar op zichzelf is de 8-urendag een groot
goed. dat ook niet aa:i de arbeiders mocht
worden onthouden, wil men, dat zij allengs op
hooger peil zullen Komen. Elke overgangspe
riode heeft haar moeilijkheden. Er- moeten
•wel .eens forsche maatregelen wórden genomen
als de situatie daarvoor gunstig is, en de
traagheid, om tot hervormingen te kotpen,
door 'schokkende gebeurtenissen, als bijv. een
oorlog, is overwonnen. Aan de teohniek nu
de taak om de productie, voor zoover deze
■beïnvloed wordt door de machine, hooger op
•te voeren. En aan ons allen de 'aak. om te
zorgen, dat er in den arbeidstijd ook werkebjk
toegewijden arbeid wordt verricht. In oe
•1 e n g t e van den arbeidsdag moet het. blij
kens de ervaring, niet "worden gezocht.
Het toenemend drankmisbruik is een ia-
droevig verschijnsel. Maar. hebben zij hier'in
de 'eerste plaats -recht van spreken, die verre
blijven van de beweging der drankbestrijders?
Zij. die hun wijn. hun advocaat en hun likeurtje
niet willen opoifefeu?
Nu moet die toeneming niet in de eerste
.plaats op rekening' van den achturendag woi -
den geschreven. Dat is eenvoudig dwaasheid.
De vermeerdering van het gebruik is in* de
eerste plaats het gevolg van de afschaffing der
rants O' e n e c r i n g. Van vermeerdering
kan men dan ook slechts spreken, wanneer
•men het heden vergelijkt «let de laatste oor
logsjaren. Twintig jaren geleden, toen ie ar
beidsdagen langer waren, werd er waarlijk
niet minder gedronken!
Toch moet erkend, dat er arbeiders zijn, die
misbruik maken van den meerderen vrijen tijd.
Het is een kleine minderheid'. al
•moge het absolute getal vrij groot zijn. Ook
hier de moeilijkheid van de overgangsperiode.
In 1912 hadden wij een onderhoud' met een
groot-ondernemer in het buitenland, die toen
needs jaren den achturendag in zijn bedrijf «iet
1(300 arbeiders kende. Aanvankelijk zag hij ook
vele nadeelen. Zelfs had hij een tijdlang roud-
geloopen met de gedachte om er een eind aan
te maken. Maar allengs kwam er verbetering
Het vereenigingslcven ontwikkelde zich meer
en meer. Het gezinsleven paste zich beter aan.
Leeszalen werden gesticht en drukker bezocht
En na eetiige jaren zag de fabrikant de goedé
gevolgen al meer.
Zoo ga het ook mi-
Wij hebben hier een positieve taak
te verrichten. De drankwetgeving moet voel
strenger worden- Ir. de Gemeenteraden moet
voor verbod van drankverkoop op Zaterdag en
Zondag worden geijverd;. En vooral ook moet
de gelegenheid tot ontwikkeling en verheffen
de ontspanning -al meer iworden geboden. Dat
alles is een werk van opvoeding, dat
niet in enkele maanden zal voltooid zijn. Bo
venal grijpe de Christelijke actie de kansen,
welke dPor den achturendag worden geboden?
Het werk der. evangelisatie moet wor.rir, N
gebreid. Onze Christelijke arbeüaers moc-'-.i
daarbij steun verieenen. Zij mogen ïuc' ui; ..ui
tend opgaan iu den sociateu ari>:'id in eii v eu
zin, hoe uiterst gewichtig die ook -zih moge.
Eindelijk worde bedacht, dat nog,,zeer ve»e
sociale toestanden' om verbetering roepen. Er
wordit, wat men ook terecht zegge over hooge
loonen van sommige groepen, nog veel g e--
riek geleden. En het streven naar vorlioo-
ging van de algemeene welvaart, naar econo
misch herslei. zal order 's Heeren zegen dan
het best gelukken, wanneer ook ernstig ge
poogd word' om bevrediging te schenken aan
hetgeen leeft onder de arbeiders, die ijveren,
voor een meer .volwaardige positie in het be
drijfsleven.
GOEBKOOFE F.BJ DURE TIJDEN.
Dat was ©en tijd cm naar to verlang©rf,
voor de huismoeders van nu!
Als dié eens terug kwam, dan waaou
we allen Ineen-s kpilalist, konden we in
overvloed en «weelde leven. Waarschijn
lijk zou 't ©chler niet lange dagen du
ren
Maar g'oedkcop dat het wast
We hoekte ien de tijd omstreeks 1459.
In oude boeken is ©r van te- lezen,.
maar 't is ffoen lectuur voor huismoe
ders mot ftToole gezinnen. Dto zouden
al te jaloersch wordent
Ook afbeeldingen, oude opschriften
enz. herin neren ons aan die dbgeii
van vroeger-
Zoo', is in d« Noordor-muur van dé(
prachtige St., Jans-Kerk te 's-Hertogen-
bosch nog een steen te zien, waarop een'
man staat, die een pof met grauwe erw
ten omschopt. Z'n vrouw heeft h©m dit
eenvoudig, maar degelijk middh'gmaaf
pas gebracht. Djóch manlief erwten
beneden z'n stands
Metselaars en timmerlieden schijnen
toen ook al veel pretenties gehad te heb
ben.
Althans Alart van Ha meel beet sma
lend z'n vrouw toe: „Is dat nu ko-st voor,
een man, die daags een braspenning
verdient?"
En een braspenning was zes en
een kwart cent!
Wie dat nu verdiende, zou Iiouscti
geen grauwe erwten als middagmaal1
versmaden."
Zou hem voor z'n Jeege maag ©?n ko
ningsmaal lijken.
flMaar hel, was toen een heet wat goedl-
lcoopere tijd dan thans.
Voor een stuiver kocht men drie pond
boter! Een kip kostte 1 stuiver en eert
vette -fazant twee.
'Ook in de 15de eeuw was het cd koop
leven. Het gebrekkige vorkeer tusschen
'de landen onderling en het gemis van
afzetgebieden voor de overtollige" panpdUo
ten maakten, dat men vooral in ov»r.
vJioedüge jaren ware koopjes kon doen.
Als voorbe-ellid daarvan geven we hefc
volgen die. gedicht uit "t jaar 1463, dat in1
een ouden Utrechte cd n almanak is op
genomen;
De Grootmachtige God, die 't, al heeft
•in Zijn macht,
En alle dingen regeert door Ziine
Gpjpëttiiike. kracht.
Had in 't jaar veertienhonctoixl1 en
drie en zestig
De tonden van UI.récht, God crevr-
dat dit ifl'eer zioo geschié,
Van al tos zoo vervuld, dat nten
tereolfderliid)
Kocht binnen Utrecht's, wal, dit wel
gelovig rijt (1)
Een mud wijt (2), rogge, garst ©n
haver i
Een kwarto (3) wijn, die sommigen
het hoofd de-^d d-arivm,
Mitsgaders daartoe ook oen vette
jong kapoen (4)
Een ton appels, vow die za had van
doen
Dézje zeven perceeien kon men te
dier tijd halen
'Op een Zalurdag, mits daar vom* to
betalen
Een kleine som me van -dertig stuivers
en één,-
Da{, was voor 'd"arme Uien e^n
bli i dschap on «rem n
Voorwaar, oen gulden lijd. ve reel ©kW
bij nu. Natuurlijk waren dto loonen er
mee. in overeenstemming
Echter kon Alart van Ilameel voor
één daggeld bijna 4 pond botor koopen.
En dat «uilen in den tegen'woord"gen
liirl stol Ito' oren 5 pel van de arbeiders
Runnen beweren..
t) ei doof het wél; 2) tarwe;
4) haan.
3) liter»;
>anoor de Jeugd.
ü£l
vend Begraven.
XVI.
jgen,tig dagen, en wij hebben v-oor-
.rgdques. I-tot voorjaar nnet zijn knop-
kon{;
zijn warme zonneslm-
ele' windjes. Het voorjaar, Jacques,
|na een korten "tijd van lijden de
i de hul zaïl «openen en ons die vrij
geven, ons en allen, die ons lief
•ar zijn. Nog negentig dagen, Jac-
isscMen minder en wij zullen
paid in het dal kunnen nedierdia-
ons 'lief "tehuis liig.t!"
;ig dagen, grootvader! Het is een
bge tijd!" zeide Jacques, „de he-
"l diat zij reeds voorhij waren!"
rilen evenals de vorige voorbijgaan
hoe meer moed wij ze tegemoe't
"te sneller zullen zij voorbij zijn",
pe de grootvader. „Wij moeten
denken, om den ;tijd' door werk
;en; want zonder twijfel doet wenk
.neller voorbij gaan."
giaaxne willen werken", zeide
j„maar wij zijn geuoodzaakit een
'jl van den dag zonder licht door
in, om onze olie to sparen, en
kaal dn donker wc
Ve'et!" z.cdde zijn grootvader. „Wij:
zijn zoowat in denzeltoten toestond als de
arme blinden, zelfs zij wie ten velerlei ar
beid te verrichten, en zoo goed, dat het ons
dikwijls verbaast. Laat ons trachten hen
na te volgen."
Jacques nam dezen wenk ter harte, en
beproefde in donker .zijn stroovlechten te
vervolgen. In hét begin gelukte het niet
best, maar naarmate hij 't meer deed, ging
•hot beter; en hij bemerkte al snel, diat het
gevoel tot op oen ze kor e hoogte, de plaats
van H gedicht kan vervangen. Hij oefende
zich vlijtag, on kwam zoo veel vooruit, dat
hij na een paar dagen even netjes en vlug
in donker alls 'hij lamplicht kon vlechten;
hij klaagde nu-, veel miincOer over het ge
brek aan licht, dat hem vroeger veroor
deelde tot luiheid en verdrietigheid.
I-Iet Kerstfeest kwam; maar voor de
arme gevangenen was deze dag géén dag
van vreugde, maar eerder van verdriet.
Zij wenschten moer dan ooit, dat zij thuis
waren, 'te midden van hén, die ze Hef had
den en van wie zij reeds zoo lang waren
gescheiden. Mochten zij hopen, om het ge
zegende Kerstfeest ooit weder met hen
ite vieren?
En nu kwam er weder -eene miieuwe
smart, dié Jacques met angst vervuilde. Het
was, dat zijn grootvader zich sedert twee
•dagen minder goed gevoelde don gewoon
lijk en Maagkto over vreeselijke pijn in
ztijne léden. Jacques bemerkte iCKKk. 'dat
grootvaders voeten gezwollen waren, en
hij wend door een groeten angst aangegre
pen, wanneer hij er aan dacht, dat zijn
grootvader eens ernstig ziek zou wiorden,
misschien sterven, voor hij uit zijn .gevan
genschap zou kunnen worden verlost.
De grootvader scheen met. dezelfde vrees
vervuld -te zijn. Den geheel én dag was hij
stil en in gedachten,en slechts tegen d'cn
avond ontwaakte hij uit zijn droomerigen
toestand.
„Waarom as ons hart zoo zwaar en onze
geest zoo treurig?" zeide hij. „Hebben wij
eenig recht om over ons lot te morren en
te klagen, wannéér wij 'denken aan den
'Heiland', die voor de redding der wereld,
den bit tersten kelik van smart .gedronken
hééft? Wat ds ons lijden, met het Zijné
v rgeleken? Wij hebben een dak hoven
ons, een plaats waar wij kunnen wonen,
maar de Zoon van God had niets, waar Hij
iheb hoofd kon ned'erleggen. De menschen
kunnen ons misschien vergeten; maar Je
zus, de .Heiland, werd dóór hen vervolgd,
gehoond' en bespot, ja, zelfs ter dood' ge
bracht! Neen, Jacques, wij hebben geen
recht om ongeduldig en treurig te zijn! Wij
moeten God danken en prijzen, dat Hij ons
tot héden bewaakt en beschermd heeft."
„Ik wil noch morren, noch klagen,
grootvader; alles wil ak verdragen, dat
God ons zendt, wanneer Hij mij, slechts
den hitters!en kelk der smart wil 'bespa
ren!" zeide Jacques.
„En welke is die Jacques?"
„Wanneer gij ernstig ziek zoud/t worden,
grootvader. Ik zou u niet kunnen zien
•lijden."
„Mijn lief kind", zeide de oude man glim
lachend, „hoe bitter deze kelk u ook moge
toeschijnen, gij moet u toch voorbereiden,
hem aan uwe lippen te brengen. Ik ben
oud; mijn lichaam as zwak; God kan mij
ieder oogenblik tot Zioh roepen. En waar
om zou i'k vreezen, de gezegende rust in
te gaan? Ilk heb slechts één ivensch dié
is, om u, voor .ik sterf, in de armen van
uwen vader te zien.,Wanneer die wensch
vervuld ware, zou ik gewillig sterven.
Maar gesteld, dat God! mij tot zich nam,
voor wij in het dal lerugkeeren, zoo heb ik
dijt vertrouwen in u dat gij mijn verlies
zonder vrees of wanhoop zul't dragen. Zeg
mij, mijn zoon, wat ben Ik nu voor u? Niets
dap een last, een kéten, 'die gij medesleept,
die gij slechts, door uwé liefde voor mij
kunt dragen. Gij zijt hier slechts nuttig;
en alles wat ik kan doen, is u goeden raad
ge van. Wat verbast gij dan dn mij? Neon,
Jacques; wees niet bevreesd voor eene' ge
beurtenis, dié i ede ren dag kan plaats heb
ben. Eh waarom zorgen vóór den tijdi?.Ik
ben nog niét zoo zwak, of wij kunnen als
te voren nog lioop koesteren. Uwe Biefderij-
ke zorg voor mij, en voorzichtigheid var
•mijn kant, kunnen mijne gezondheid nog
lékken 'tot liet voorjaar, en ik geloof, dat
ik nog éénmaal voor ik sterf, het frissche
groen der bosschen en velden zal mogen
zien."
Jacques was weinig door dé woorden
van zijnen grootvader getroost; want hij
weende stil, en bleef ter neer geriagen.
Zijn grootvader zag, dat hij iéts nieuws
•moest bedenken, en het treurige onderwerp
afbrekende, zeide hij op vertrouwolijkcn
toon:
„Jacques, daar valt nSij iets in. Geslekl,
dat. wij eens trachtten kaas van de geiten
melk te maken? ITebt gij daaraan wefl eens
gedacht?"
De grootvader kon niet op een beter plan
gekomen zijn. Zoodra Jacques zag, dat .liij
zich door iets kon nuttig maken, vergal hij
a.l fret andera, en greep gaarne het denk
beeld aan, dat men voor hem opperde.
„Dat is waarlijk.een heerlijke ©edacbtn,
grootvader, en ik aall er morgen dadelijk
medé beginnen."
Den volgenden dag begon hij té werken.
Hij verzamelde de melk in een aarden vat,
en deed er een weinig azijn bij, om haar
gauwer te doen stremmen. Toen hij er <te
kaas uithaalde, zag deze er zoo smakelijk
uit, dat het hem deed watertanden.
(Wordt vervolgd).