nze Beginselstrijd. 'Wij hebben den strijd niet, tegen vleesch en bloed. Ef 6:12. die zich waarlijk een christen weet. van strijd.Maar «iet ieder kent den d e n machtigen vijand, zielen kunnen, in navolging van [ewasen van de worstelingen tegen ch. Dat vleesch kan zóo benauwen'! gaa'fde geesten onder de christenheid, hoOgere vlucht zich trachten op te weten er van, hoe het vleesch, nog van de zonde. d. i. hét gewone, la- jsclie bestaan gedurig een beletsel is christen. 0111 zich naar begeerte té -lot den waren, geestelijken strijd, sch houdt die vluch't zóo tegen! En kristenen, die zich waarlijk als chris- baarde. bleef verschoond van de a 'spottaal der wereldsche menschen? le wereld niet laten! in dab opzicht is er dus strijd te over. vergist' u. waarneer ge den strijd tot- telingen beperkt; tegen dat vleesch' ereld'. D e strijd gaat tegen nog nachten; tegen nog geheel andere vij- i die vijanden moeten we kennen. flj [meitisché sojdaten, dié Paulus van' renster welgewapend zag aantreden „e, hadden den strijd te voeren tegen enschens hunsgelijken; tegen wezens '"elfde menscheüjk bestaan; tegen n bloed. ij zegt Paulus in geestelijke toe hebben den strijd' niet tegen vleesch Wij moeten niet ineenen. dat we et menschen te doen hebben, onsgc- rt wezens van ons zwak, aardsch fare dat het geval we zouden in inrusting het nog kunnen proboeren, vijand op te trekken, een! wij hebben den strijd'tegen bc.o- itien. D e strijd gaat tegen vnach- achter de vleeschelijke en mensche- 5 tan der s staan. n.l. tegen-den Booze. i behoeven we de geestelijke wapen- Onze strijd gaat niet maar tegen O.nize strijd is een beginsel- er wij voor den dag komen met nuan- jnize richting; voor Gemeenteraad, Kamer, dan strijden we niet tiaar aneii, maar voor beginselen. Dan is ifzoozeer de toeleg den persoon des fers te -vcirdringen;* maar juist om >sel door het onze te vervangen, on des tegenstanders kan misschien 'en bezatten en als persoon voor ons rekkelijkheid hebben, temibus echter moet de persoon* weg- igen we niet rekenen met „vleesch maar moet het beginsel den door gen daarom in den tegenstander als Us meiisoh, niet een vijand zien, die, - wat het wil, verpletterd, vernietigd 'kien. O neen! een rechtgeaard ch.'is- AKf",5 bidden voor den vijand en God keken, dat hem de oogen geopend prden voor Dien. die ook des vlee- SIjdes bloeds deelachtig geworden- is. geaard strijder- zal ook arbeiden aan fudenis en elke gelegenheid aangrij- Iden tegenstander te winnen voor 511 ink rijk. Ijn beginsel verfoeien we. Dat achten ps Di- 'nemen we, wanneer hij Jaar- Christus en het „christelijke" niet 'olftiaojiaif. En de beginselen der Re- •andmcrken we als uit den Booze. [n Booze en zijn beginsel kampvech- egenover de Revolutie plaatsen we lelie,; pe iioodlg dienen we dan die begvn- pennen. Het beginsel der tegenstanders Ijpen beginsel. Satan's listen, werken t en daartegenover de grondgedach- apenen, die de Schrift ons biedt, t onze dagen nu de verborgene (les ongelcots de fundamenten onder- de grondzuilen omver willen haten kennis gebiedend eisch, moeien we Jen naspeuren, moeten we er diep ple van doordrongen worden, dat onze strijd een beginselstrijd is. Nog t e veel staren we ons blind' op per soonlijke tegenstanders. We rekenen nog veel te veel alleen met menschen eu nog te weinig met den vijand: den Booze. En daarom worde dit woord' wel ter harte genomen: Wij lïsbben den strijd niet tegen vleesch en bloed. Dan wallen menseheüjke toegenegenheid' of persoonlijke afkeer weg. Dan treden Satan's machten als d e te genstanders nader voor oogen. Dan worden we genoopt, den strijd niet te onderschatten. Dan komt het heftig karakter 'van den strijd beter aan het' licht. Dan beseffen we, dat liet gaattegen den geest der eeuw; tegen de zonde en hare vrucht. 'En dan zal de behoefte aan de geestelijke wa penrusting Gods te meer levendig Worden. DE OPERA-SUBSIDIE. De Nederlander zegt niet te be grijpen waarom van anti-revolutionaiire zijde .dien Minister van Onderwijs steeds verweten wordt, dat hij de subsidie vow de Nationale Op ©rit hoeft aangevraagd. Wel begrijpen wij dat en waarcim een deel Van rechts tegen dat subsidié 'in verzet komt. Ook begrijpen wij ze-er wel, dat menschen die nimmer dén gete- de opera gezoen hebben zich daarvan eene voorstelling maken, die ben leid( tot scherpe voroordeeling van die kuiisl- uiti'ng, Daar djeize Itet ongxiOiorloofd ach ten zulk ecne uitvoering bij te wonen, ils liet ook. zoo good als onmogelijk hen van de onjuisthoiidl .huijner vooTstelliing te oveirtuiigen. Mot hén hierover te rede twisten, leidt tot .niéts. Maar er zijn, onder alle partijen in den lande, behalve, naar ltet schijnt, onder dé anli-revotubio-naire groepen, ernstige mannen, die precies of donzieilfden grond slag staan als ovengenoemde groep, doch in eene opvoering van een go-ede opera È'éen kwaad zien. integencteci .meencn da(, beyoröiering ook van die kunst eer ton goede dan ten kwade w-rkt voor de, volksontwikkeling. Zij vinden het alleen jammer, dat uitteraard tootiee'lui (voerin gen tot enkele ptósen moeten bepénkt blijven; maar keuren wat in "rich zelf goed is niet af". Ook hel feit dat.de Opera op Z o.n d a g voorstellingen geeft- en daarop zelfs in hoofdza&lc- drijft is voor de redactie geen l>ezwaar. ,,Ts, zoo vraagt, zij. 'Ie Minis Ier van' Onderwijs een minder beslis'. Christen, of minder op de boogie van wat in deze sis geoorloofd mag ge Mén? Of mag uit de publieke kas worden uitgegeven slechts voor dalgcne. waartegen geen mensch eenig bezwaar heeft? Waar moge het zijn, dat ltet 'gevènr van een to-oneelstuk op Zondag niet overeen te htengen is met zéker artikel van een ontwerp op de Zondagsrust. Maar gfiat de homógenileat van ;een- ka binet zoo ver, dat zeifs een wetsvoorstel ontzien moet worden, waarvan, liet, wei zoo. goed als zeker is, dat ltet. ntet. <n den vorm, waarin ltet. is voorgedragen tot wel zal worden verlteven? Moet de Minister daaryoor wijken, ook dan wan neer liij weet. dat, wordt, op zjjn aan vraag niet terstond beslist, de zaak izelve waarom hel gaat. te! niet gaal?" 'Onzerzijds witten wij literop ritlien ant woorden dal de Ne d e rl ah/le r blijk baar van overtuiging is verandi'^d. Immers toen op 15 Febr. 1919 een in zender vroeg hoe het mogelijk was, dat een drietal Chr. Historische afigevaaprh>- den kandén stemmen voor e>eh subsidie aan de Nationale Opera, h-tteTveJ ü0'k op Zondag voorstellingen worden gegeven, antwoordde hel blad: „Bij de Opera-kwestie is h'e>t geven van voorste-llngen op Zondag niet ter sprake giok'omen. Ware dat, wel geschied, dan ■zouden de voorstanders van kunstbe vordering waarschijnlijk den Minister die' vraag gesteld hebben, o-f aan ltet verleen en van subsidte dé voorwaard© vair niet spelen op Zondag zc-u wordep verbonden. Dal de twee Chr.-bist., die voor het subsidie stemden e-n pieirsnon- Iijk de opera weinig en stellig niet op den Zondag plegen te bezoeken, met dal spelen op Zondag bekend warm, rijvel waarschijnlijk, althans niet vast. Wol is ons bekend, dat een hunner van plan was voor ltet padvindie-rssubstoiiie te stemmen doch', toen hij even voor 'die stemming v< rn amda t op Zon dag wed strijden plaats hadden, ond'C-r die hand dien Minister gevraagd heeft of dit bij lïe't verleene-n van suEs'ikide niet kon worden tegengegaan en dat op de ont- k'ennLng daarvan hij nikt voor, maar tegen heeft gestemd.': Op 15 Febr. 1919 wordt dus als van zelfsprekend verondersteld, dat die Chr. Historische afgevaardigden t e g. c n de subsidlie zouden hebben gestemd indien zij geweten haddien dat. op Zondag voorstellingen werden gegeven. Maar waarom rich dan verwonderd1 dat, antirevolutionairen don Minister verwijten dot hij een subsidie aanvraagt terwijl ltet. hem bekend is dat op Zon dag gespeeld wo'rd>.? Het komt ons Voor dat de N e ct,e r- lander riteer -consequent zijn ge weest indien .zij zich ditmaal' piet naast maar tegenover den JVEi' uister had geplaatst. Uit de Pers WAAK MOET EET HEEN? De N o d! ©r 1 a1 n d o r schrijft: Naar aanleiding1 van ons artikel: Ge meentelijke zorgen, in ons blad yan Za terdag l-l. ontvingen wij con paar brie ven van in dé hoogste mate, on (butste be" lastingschuMigen, die zeggen niet te we ten' hoe zij aan het gold moeten komen om de schrikbarend verhoogde beteislin gen te betelen. Een daarvan is uit Rot terdam, waar ltet, percentage van de ge meentebelasting voor de hoogste inko mens de 00 pet- naidleri, -of reed's bereikt heeft. Daarbij vergeleken ite Den Haag met zijn 12 pet. voo-r de ho ogs to inkomen0' nog gelukkig. Maar z'al ltet zoo blijven? Dal, is zeer de vraag voor wiie weet dat er in werkdiédiénkringcn alwéér stemmen opgaan voor nieuwe looneischen en dat die zelfs met zekeren nadruk worden gesteld door hen van wie mon méér b'e- gri'p van liet alge m e'© n .beïang zq*u mogen veirondorsteiL'm. Wjj zéggen er voor het oogonblik niet, m'oer van, omdat wij hoop Itebb'&n, dat er nog wel c-en oogmbhk 'ten nuchtere bezinning ko men za-1. Maar wat wij ter zake van de loonsbeweging z'ten gebeuren is niet eeer geschikt om die hoop te versterken. Nog pas hebbende Staten van Zuid Hol land een voorstel verworpen door do communisten ingediend en door sociaailr demokraten gesteund, om aan ltet ge- li e e 1 o personeel der provinciie een va- cantic-toeslag te geven van 5 pet-, dat wil dus zeggen van den laagst- tot den lioogstbezoldigdo. Ongetwijfeïd een voor stel dat op» gelijkheiiid! aanstuurt, maar waarvan de bclastingschuLdige, die ock in de kosten dier provinciale- huishou ding moet bijdragen, z'iph wel mag af vragen welk? gelijkheiid' het scltept tus- sc.hen hem dte deze dbnaUle ontvangt, en diengeen dteh'aar betaten moet, In-Noord. Holland, is men nog verder gegaan; als wc ons ntet vergissen gaat daar een soo-rigsiijk voorstel van Ged. Staten uit, en hooft mon er boyenditen bij bepaald dial cio toeslag om de vijf jaar hat dubbel© zal bedragen: inplaals -van een biim"n- landsche, kunnen de ambtenaren dan een tjuilenlandJsch? reis op hun pro gram zetten Nu vinden wij reizen zeer ontwikke lend, ook voor ambtenaren en beambten» maar nog beier its het den menschen te loeren dal solidariLit niét. hterin bestaat dat men van den ander zooveel mogelijk trekt-, maar clat men, de nooden dor sa menleving kennend, zijn aanspraken op een deel van het goed dier samenleving matigt.. Want wat d'e een in die ruimte ontvangt, wellicht omdat hij in diens-t i? van een ~p u- b 1 i e k - r e c h t, o r 1 i j k I i' c ha a m, dat moet die ander betalen .uit. Wiens in komsten dat publiiek-rsc.hlelijk lichaam laven moot. De beambten, en ook de le den di:or lichamen vergelen diat al te ge makkelijk. Dezer dagen heeft een so- cüaahdemöcraat,. nog wel' een Rotter- dammar, die toch' eenig© voorzichtigheid had moeten gefleerd hebben in do Zuid-Hollandsche Stalen wederom nieu we looneischen aangekondigd, en staats ambtenaren zijn bij den Minister van BünnenliandÊChe Zaken op a.ud'ënli© ge weest om opnieuw een toeslagvan een maand salaris 1° vragen-, vanwege den nood d'er tijden. Die soms blijkt, uit de behoefte aan ©en gramophoon zoo- als ons dezer dagen met. aanwijzing van naam en adres werd medegedeeld ten aanzien van een Haagsche tramboambf.e, d'ie daaraan zijn extra.-loon be steedde Nu kan men op zulke gevallten geen algemeene conclusies bouwen (dat weten wij wel) maar men vrage zicfl eic-ns af, hoe de burger, d'ie at maar beta len moet. en die géén boom heeft on? aan te schudden, zich moei gevoelen ais hii tegelijk zijn beladingen drie- of vief- maal booger ztet worden dan w een vol rig jaar waren Wij voorspehen dat 'd'eze. opdrijving van Iconen op de hevigste reactie zol uit- loopen. eenvoudig omdat, die gemeenten, ©n ook het Rijk. ien slotte niet meer zul len kunnen betalen. Dan zat allerlei werkelijk noodig gemeentelijk werk moeten worden nagelaten, en gaan wij £en '.periode tegemoet van verslapping op velerlei gebied. Zóó doorgaan kan het niet langer; 'men zal bij de eerste de beste verkiezing zien dat. het kiezers corps er in zijn meerderheid genoeg van heeft om te worden beschouwd als de kip die geplukt moet en- maar steeds geplukt kan worden. DE 8-URIGE WERKDAG. Onlangs gaf „Patrimonium" een beschou wing. over -de verhoogde loonen en den ver korten werktijd. Wij ontkenen daaraan het volgende: Tegen allerlei onjuiste voorstellingen, tegen ,allerlei verkeerde beginselen moet worden ge streden. Maar de eenzijdigheids waarmede sommi gen, ook in Christelijke kringen, over deze dingen spreken, kan nooit iets goeds tengevol ge hebben. Wel. kan dit tot" meerdere verbitte ring leiden. Het wordt hier en daar ook gewoonte, om over den 8-urendag te spreken als over iets heel ongelukkigs. Toevallig heeft men eens een arbeider onltmoet, die zeide met zij,tl ledigen lijd -geen raad' te weten. Ook liet teenemend drankgebruik wordt aangehaald als en* bewijs, dat de arbeiders die „hooge" loonen en dien korten arbeidstijd niet waard zijn. Nu zijn wij niet blindt voor de moeilijkheden, •waarmede thans de invoering van den 8-uren dag gepaard gaa't. Het ware ook ons iie/er geweest, indien de 'invoering had' kunnen ge schieden in een niet door den oorlog geteis terde en verarmde wereld. Maar op zichzelf is de 8-urendag een groot goed. dat ook niet aa:i de arbeiders mocht worden onthouden, wil men, dat zij allengs op hooger peil zullen Komen. Elke overgangspe riode heeft haar moeilijkheden. Er- moeten •wel .eens forsche maatregelen wórden genomen als de situatie daarvoor gunstig is, en de traagheid, om tot hervormingen te kotpen, door 'schokkende gebeurtenissen, als bijv. een oorlog, is overwonnen. Aan de teohniek nu de taak om de productie, voor zoover deze ■beïnvloed wordt door de machine, hooger op •te voeren. En aan ons allen de 'aak. om te zorgen, dat er in den arbeidstijd ook werkebjk toegewijden arbeid wordt verricht. In oe •1 e n g t e van den arbeidsdag moet het. blij kens de ervaring, niet "worden gezocht. Het toenemend drankmisbruik is een ia- droevig verschijnsel. Maar. hebben zij hier'in de 'eerste plaats -recht van spreken, die verre blijven van de beweging der drankbestrijders? Zij. die hun wijn. hun advocaat en hun likeurtje niet willen opoifefeu? Nu moet die toeneming niet in de eerste .plaats op rekening' van den achturendag woi - den geschreven. Dat is eenvoudig dwaasheid. De vermeerdering van het gebruik is in* de eerste plaats het gevolg van de afschaffing der rants O' e n e c r i n g. Van vermeerdering kan men dan ook slechts spreken, wanneer •men het heden vergelijkt «let de laatste oor logsjaren. Twintig jaren geleden, toen ie ar beidsdagen langer waren, werd er waarlijk niet minder gedronken! Toch moet erkend, dat er arbeiders zijn, die misbruik maken van den meerderen vrijen tijd. Het is een kleine minderheid'. al •moge het absolute getal vrij groot zijn. Ook hier de moeilijkheid van de overgangsperiode. In 1912 hadden wij een onderhoud' met een groot-ondernemer in het buitenland, die toen needs jaren den achturendag in zijn bedrijf «iet 1(300 arbeiders kende. Aanvankelijk zag hij ook vele nadeelen. Zelfs had hij een tijdlang roud- geloopen met de gedachte om er een eind aan te maken. Maar allengs kwam er verbetering Het vereenigingslcven ontwikkelde zich meer en meer. Het gezinsleven paste zich beter aan. Leeszalen werden gesticht en drukker bezocht En na eetiige jaren zag de fabrikant de goedé gevolgen al meer. Zoo ga het ook mi- Wij hebben hier een positieve taak te verrichten. De drankwetgeving moet voel strenger worden- Ir. de Gemeenteraden moet voor verbod van drankverkoop op Zaterdag en Zondag worden geijverd;. En vooral ook moet de gelegenheid tot ontwikkeling en verheffen de ontspanning -al meer iworden geboden. Dat alles is een werk van opvoeding, dat niet in enkele maanden zal voltooid zijn. Bo venal grijpe de Christelijke actie de kansen, welke dPor den achturendag worden geboden? Het werk der. evangelisatie moet wor.rir, N gebreid. Onze Christelijke arbeüaers moc-'-.i daarbij steun verieenen. Zij mogen ïuc' ui; ..ui tend opgaan iu den sociateu ari>:'id in eii v eu zin, hoe uiterst gewichtig die ook -zih moge. Eindelijk worde bedacht, dat nog,,zeer ve»e sociale toestanden' om verbetering roepen. Er wordit, wat men ook terecht zegge over hooge loonen van sommige groepen, nog veel g e-- riek geleden. En het streven naar vorlioo- ging van de algemeene welvaart, naar econo misch herslei. zal order 's Heeren zegen dan het best gelukken, wanneer ook ernstig ge poogd word' om bevrediging te schenken aan hetgeen leeft onder de arbeiders, die ijveren, voor een meer .volwaardige positie in het be drijfsleven. GOEBKOOFE F.BJ DURE TIJDEN. Dat was ©en tijd cm naar to verlang©rf, voor de huismoeders van nu! Als dié eens terug kwam, dan waaou we allen Ineen-s kpilalist, konden we in overvloed en «weelde leven. Waarschijn lijk zou 't ©chler niet lange dagen du ren Maar g'oedkcop dat het wast We hoekte ien de tijd omstreeks 1459. In oude boeken is ©r van te- lezen,. maar 't is ffoen lectuur voor huismoe ders mot ftToole gezinnen. Dto zouden al te jaloersch wordent Ook afbeeldingen, oude opschriften enz. herin neren ons aan die dbgeii van vroeger- Zoo', is in d« Noordor-muur van dé( prachtige St., Jans-Kerk te 's-Hertogen- bosch nog een steen te zien, waarop een' man staat, die een pof met grauwe erw ten omschopt. Z'n vrouw heeft h©m dit eenvoudig, maar degelijk middh'gmaaf pas gebracht. Djóch manlief erwten beneden z'n stands Metselaars en timmerlieden schijnen toen ook al veel pretenties gehad te heb ben. Althans Alart van Ha meel beet sma lend z'n vrouw toe: „Is dat nu ko-st voor, een man, die daags een braspenning verdient?" En een braspenning was zes en een kwart cent! Wie dat nu verdiende, zou Iiouscti geen grauwe erwten als middagmaal1 versmaden." Zou hem voor z'n Jeege maag ©?n ko ningsmaal lijken. flMaar hel, was toen een heet wat goedl- lcoopere tijd dan thans. Voor een stuiver kocht men drie pond boter! Een kip kostte 1 stuiver en eert vette -fazant twee. 'Ook in de 15de eeuw was het cd koop leven. Het gebrekkige vorkeer tusschen 'de landen onderling en het gemis van afzetgebieden voor de overtollige" panpdUo ten maakten, dat men vooral in ov»r. vJioedüge jaren ware koopjes kon doen. Als voorbe-ellid daarvan geven we hefc volgen die. gedicht uit "t jaar 1463, dat in1 een ouden Utrechte cd n almanak is op genomen; De Grootmachtige God, die 't, al heeft •in Zijn macht, En alle dingen regeert door Ziine Gpjpëttiiike. kracht. Had in 't jaar veertienhonctoixl1 en drie en zestig De tonden van UI.récht, God crevr- dat dit ifl'eer zioo geschié, Van al tos zoo vervuld, dat nten tereolfderliid) Kocht binnen Utrecht's, wal, dit wel gelovig rijt (1) Een mud wijt (2), rogge, garst ©n haver i Een kwarto (3) wijn, die sommigen het hoofd de-^d d-arivm, Mitsgaders daartoe ook oen vette jong kapoen (4) Een ton appels, vow die za had van doen Dézje zeven perceeien kon men te dier tijd halen 'Op een Zalurdag, mits daar vom* to betalen Een kleine som me van -dertig stuivers en één,- Da{, was voor 'd"arme Uien e^n bli i dschap on «rem n Voorwaar, oen gulden lijd. ve reel ©kW bij nu. Natuurlijk waren dto loonen er mee. in overeenstemming Echter kon Alart van Ilameel voor één daggeld bijna 4 pond botor koopen. En dat «uilen in den tegen'woord"gen liirl stol Ito' oren 5 pel van de arbeiders Runnen beweren.. t) ei doof het wél; 2) tarwe; 4) haan. 3) liter»; >anoor de Jeugd. ü£l vend Begraven. XVI. jgen,tig dagen, en wij hebben v-oor- .rgdques. I-tot voorjaar nnet zijn knop- kon{; zijn warme zonneslm- ele' windjes. Het voorjaar, Jacques, |na een korten "tijd van lijden de i de hul zaïl «openen en ons die vrij geven, ons en allen, die ons lief •ar zijn. Nog negentig dagen, Jac- isscMen minder en wij zullen paid in het dal kunnen nedierdia- ons 'lief "tehuis liig.t!" ;ig dagen, grootvader! Het is een bge tijd!" zeide Jacques, „de he- "l diat zij reeds voorhij waren!" rilen evenals de vorige voorbijgaan hoe meer moed wij ze tegemoe't "te sneller zullen zij voorbij zijn", pe de grootvader. „Wij moeten denken, om den ;tijd' door werk ;en; want zonder twijfel doet wenk .neller voorbij gaan." giaaxne willen werken", zeide j„maar wij zijn geuoodzaakit een 'jl van den dag zonder licht door in, om onze olie to sparen, en kaal dn donker wc Ve'et!" z.cdde zijn grootvader. „Wij: zijn zoowat in denzeltoten toestond als de arme blinden, zelfs zij wie ten velerlei ar beid te verrichten, en zoo goed, dat het ons dikwijls verbaast. Laat ons trachten hen na te volgen." Jacques nam dezen wenk ter harte, en beproefde in donker .zijn stroovlechten te vervolgen. In hét begin gelukte het niet best, maar naarmate hij 't meer deed, ging •hot beter; en hij bemerkte al snel, diat het gevoel tot op oen ze kor e hoogte, de plaats van H gedicht kan vervangen. Hij oefende zich vlijtag, on kwam zoo veel vooruit, dat hij na een paar dagen even netjes en vlug in donker alls 'hij lamplicht kon vlechten; hij klaagde nu-, veel miincOer over het ge brek aan licht, dat hem vroeger veroor deelde tot luiheid en verdrietigheid. I-Iet Kerstfeest kwam; maar voor de arme gevangenen was deze dag géén dag van vreugde, maar eerder van verdriet. Zij wenschten moer dan ooit, dat zij thuis waren, 'te midden van hén, die ze Hef had den en van wie zij reeds zoo lang waren gescheiden. Mochten zij hopen, om het ge zegende Kerstfeest ooit weder met hen ite vieren? En nu kwam er weder -eene miieuwe smart, dié Jacques met angst vervuilde. Het was, dat zijn grootvader zich sedert twee •dagen minder goed gevoelde don gewoon lijk en Maagkto over vreeselijke pijn in ztijne léden. Jacques bemerkte iCKKk. 'dat grootvaders voeten gezwollen waren, en hij wend door een groeten angst aangegre pen, wanneer hij er aan dacht, dat zijn grootvader eens ernstig ziek zou wiorden, misschien sterven, voor hij uit zijn .gevan genschap zou kunnen worden verlost. De grootvader scheen met. dezelfde vrees vervuld -te zijn. Den geheel én dag was hij stil en in gedachten,en slechts tegen d'cn avond ontwaakte hij uit zijn droomerigen toestand. „Waarom as ons hart zoo zwaar en onze geest zoo treurig?" zeide hij. „Hebben wij eenig recht om over ons lot te morren en te klagen, wannéér wij 'denken aan den 'Heiland', die voor de redding der wereld, den bit tersten kelik van smart .gedronken hééft? Wat ds ons lijden, met het Zijné v rgeleken? Wij hebben een dak hoven ons, een plaats waar wij kunnen wonen, maar de Zoon van God had niets, waar Hij iheb hoofd kon ned'erleggen. De menschen kunnen ons misschien vergeten; maar Je zus, de .Heiland, werd dóór hen vervolgd, gehoond' en bespot, ja, zelfs ter dood' ge bracht! Neen, Jacques, wij hebben geen recht om ongeduldig en treurig te zijn! Wij moeten God danken en prijzen, dat Hij ons tot héden bewaakt en beschermd heeft." „Ik wil noch morren, noch klagen, grootvader; alles wil ak verdragen, dat God ons zendt, wanneer Hij mij, slechts den hitters!en kelk der smart wil 'bespa ren!" zeide Jacques. „En welke is die Jacques?" „Wanneer gij ernstig ziek zoud/t worden, grootvader. Ik zou u niet kunnen zien •lijden." „Mijn lief kind", zeide de oude man glim lachend, „hoe bitter deze kelk u ook moge toeschijnen, gij moet u toch voorbereiden, hem aan uwe lippen te brengen. Ik ben oud; mijn lichaam as zwak; God kan mij ieder oogenblik tot Zioh roepen. En waar om zou i'k vreezen, de gezegende rust in te gaan? Ilk heb slechts één ivensch dié is, om u, voor .ik sterf, in de armen van uwen vader te zien.,Wanneer die wensch vervuld ware, zou ik gewillig sterven. Maar gesteld, dat God! mij tot zich nam, voor wij in het dal lerugkeeren, zoo heb ik dijt vertrouwen in u dat gij mijn verlies zonder vrees of wanhoop zul't dragen. Zeg mij, mijn zoon, wat ben Ik nu voor u? Niets dap een last, een kéten, 'die gij medesleept, die gij slechts, door uwé liefde voor mij kunt dragen. Gij zijt hier slechts nuttig; en alles wat ik kan doen, is u goeden raad ge van. Wat verbast gij dan dn mij? Neon, Jacques; wees niet bevreesd voor eene' ge beurtenis, dié i ede ren dag kan plaats heb ben. Eh waarom zorgen vóór den tijdi?.Ik ben nog niét zoo zwak, of wij kunnen als te voren nog lioop koesteren. Uwe Biefderij- ke zorg voor mij, en voorzichtigheid var •mijn kant, kunnen mijne gezondheid nog lékken 'tot liet voorjaar, en ik geloof, dat ik nog éénmaal voor ik sterf, het frissche groen der bosschen en velden zal mogen zien." Jacques was weinig door dé woorden van zijnen grootvader getroost; want hij weende stil, en bleef ter neer geriagen. Zijn grootvader zag, dat hij iéts nieuws •moest bedenken, en het treurige onderwerp afbrekende, zeide hij op vertrouwolijkcn toon: „Jacques, daar valt nSij iets in. Geslekl, dat. wij eens trachtten kaas van de geiten melk te maken? ITebt gij daaraan wefl eens gedacht?" De grootvader kon niet op een beter plan gekomen zijn. Zoodra Jacques zag, dat .liij zich door iets kon nuttig maken, vergal hij a.l fret andera, en greep gaarne het denk beeld aan, dat men voor hem opperde. „Dat is waarlijk.een heerlijke ©edacbtn, grootvader, en ik aall er morgen dadelijk medé beginnen." Den volgenden dag begon hij té werken. Hij verzamelde de melk in een aarden vat, en deed er een weinig azijn bij, om haar gauwer te doen stremmen. Toen hij er <te kaas uithaalde, zag deze er zoo smakelijk uit, dat het hem deed watertanden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5