reed© Blad.
Zaterdag 3 Juli 1920.
Het doodvonnis geteekend.
Denk aan onze jongens.
Laat niet varen.
De Heere zal het voor mii voleinden;
uwe goedertierenheid. Heere. is in
eeuwigheid; laat niét varen de wer
ken uwer handen!
Psalm 138:8^
komt in de Heilige Schrift de
aohle naar voren, dat de Heere
a hls rus I en kan in het vol looide,
ij. armzalige menschon. «-ijn al te
dig voldaan met het- P'agmcnlari
at faalt ons menigmaal aan kracht
ilent om eon opgezette-taak tot den
loe rif te werken, en don laten wij
werk half afgedaan liggen.
i den Heere onzen God komt zulk
kraciilverspilling niet voor, maar
bereikt altijd het doel. dat Hij zieh
meet af gesteld heeft.
>0 leidt Hij de schepping door vele
iddingen heen haar -voleinding in
Nieuw Jeruzalem tegemoet. Zoo
S t hi) de menschhoid langzaam rijpen
r den grootcn dag des oosstcs. en
woord oogst vertolkt immens ook
{gedachte van het voldragcne.
n zoo laat Hij het eens begonnen
adewerk in ons hart evenmin varen,
ir schenkt ons vrijmoedigheid' om
edig tc belijden; „De Heere zal het
mij voleinden1."
g i spreekt uit dit woord een kalme
ifzeker(lheid des geloofs. die ons tot
srëchheid verwekt.
j genadeweg is niet altoos even o f-
3 en het schijnt soms wel alsof ons
Hoof feller bestreden wordt naarmate
dieper in het koninkrijk -der heme-
doo'dlngtn.
tij worden niet slechts, -geschokt
r de wankelingen van ons eigen
ze hart dal meermalen alle vastheid
t, doch staan ook bloot aan de aan
hingen des.Boozen. die yeelmaals
'heflig zii,ii dat, zelfs een Simon Pe
er tijdelijk onder bezweek,
liet geer; onuitsprekelijk voorrecht
;ulke uren van onszelven te mogen
en om op te blikken lot -Hem, in
ns hand de eens gesponnen draad
mer afknapt, en dan te mogen ver -
wen, dat. wat er ook gebeure en
r wat diepten wij ook heen moeten
n, clo lleere het voor ons. voleinden
iLüsschen sluit deze verzekerdheid
geloofs der ootmoed niet buiten,
cwis. er zijn onheilig» Héden bij
alle teedere godsvrucht gemist
dt.
et een vermetelheid, die voor hen
vreezen. betuigen zij aan elkeen
het wil hooren. dat er geen afval
lie.ligen mogelijk is; dal wie eens
enadigd werd van zijn zaligheid vol
len zeker is. aan welke zonde hij
ook schultkg make-, en dat niemand
uit de hand van Chris l us kan ruk-
en zij niet. verloren zullen gaan in
eeuwigheid.
i'ie voelt niet dat aldus de waarhei'd
fe misbruikt wordt als een schikt,
daardoor gedekt, in de -zonde to
a?
e psalmist gelijkt zelfs van verre
t op deze roekeloozen, in wier ruwe
id de gouden beloften dies Heeren
t voegen.
och }vaar hij in den aanhef van den
it met volle zekerheid zingt: ,-De
ge zal het voor mij voleinden'", daar
n wij hem aan het slot van hetzelfde
■s op de knieën om in heéiige vreeze
bid'don: „Laat. niét varen de werken
er handen!"
rolkomen gerustheid, ja, want God
jelrouw.
)iepe afhankelijkheid tevens, want
zijn zoo ziwak.
leze twee moeten samengaan in het
t der gelcovigen -evenals in €len
st: aan de gewisheid dat de Heere
t halverwege in zijn werk bliift sle-
Ken. moet tfüdi steeds paren ïïet oot
moedige gebod, dat Hij het werk zijner
handen niet late varen-
Groote gedachten mogep wij hebben
van den lleere, onzen God.
Maar kleine gedachten moeten wij
omtrent ons zeiven koesteren. e
Wie roemt in Gods trouw, betuigende
dat Hij die een goed werk iin ons begon
nen heeft, dit voleindigen zal tot op den
dia.ff van Jezus Christus, buige al roe
mend de knieën, opdat de -roem uit-
loope in een gobod: „Laat niet'varen de
werken uwer handen!"
En vraagt iemand nu op welken
grond wij mogen gelooven dat de Heere
hot voor ons voleinden zal, en op wel
ken grend wij mogen bidden dat Hij de
werken zijner handen niet lale varen-
dan antwoordt de psalmist met de be
tuiging, cf o -zijn belijdenis der verze
kerdheid verbindt met zijn ootmoed go
bede: „Uwe goedertierenheid, Heere,
is in eeuwigheid-!''
Dit w-oord is die schakel, d'ie vereenigt
wat elkaar, op het eerste gezicht schijnt
buiten te sluiten: het rusten in .Gods
trouw, die niet zal ?/lafe.n totdat. w"j in
het vlekkeloos witte kleed voor 's Hee-
ren aangezicht staan, en anderzijds de
lie'lige vreeze. die ons het „Laat niet
varen" op de lippen legt-
Eeuwige ontferming. Altoos-durende
genade. Nooit bezwijkende trouw,
ziedaar een -grond om op te steunen en
tevens om op te pleiten," ziedaar een
grond waarop verzekerdheid en afhan
kelijkheid elkander ontmoeten om
voortaan onafscheidelijk in het hart van
Gods kind verbonden le blijven.
Ce nieuwe Onderwijswet.
iNaar aanleiding va» de aanneming
van de wet op diet L. O. door de Tweede
Kamer, schrijft de Standaard:
Het lijdt geen twijfel, of deze verblijdende
uitslag is voor een groot deel te danken aan de
met zeldzame bekwaamheid gevoerde verded-1-
f)mg door den -Minister van Ónderwijs. Van
hem kan ge.ziegd worden, dat hij een -Minister is
die zijn vak verstaat. Wij hebben liet optreden,
van den Ministar «iet st-ceds kuimen toejuichen,
maar dit verhindert ons niet om eere te geven
wlcn eere toekomt en ook onzr^ijds een woord
van hulde te -brengen aan dezen bewindsman»
wien het trouwens aam krachtige hulp uit. ie
Reohterzijde, ook van Antirev. zijde, van de
heeren van der Molen en Rutgers," niet heeft
ontbroken.
Onze bezwaren tegen deze wet hebben wij
niet onder stoelen of banken gestoken. En wij
zullen er op terug moeten koenen als wij onze
positie tegenover deze wet bepalen en onzer
zijds den plicht teekenen. die onzen Christe-
lijken Scholen door deze "wet naar onze mee
ning wordt opgelegd.
Maar in -weerwil van die beswaren valt het
ors niet mbei'lijk te erik'eraten, dat er een
Toote zaak voor liet Bijzonder Onderwijs is
tot stand gekomen.
Aam den geldeüjken druk komt een einde.
De voorstander van -het Christelijk Onder-
vijs is als gelijkberechtigd burger van den
Staat erkend.
-Hier -past dank voor wat verkregen werd
Dank ook aan de mannen, die aan dezen ar
beid' hun. krachten- gaven. Dank 'bovenal aan
om-zen God-.
Maar wij mogen hierbij nifct -blijven staan.
Een nieuwe, breede weg wordt voor het
Christelijk Onderwijs geopend.
Daar blinkt ons op dien weg veel goeds te
gen. maar düar dreigen ook gevaren. Er is
Jicht, maai- ook schaduw.
E» beiden moeten- wij willen zien.
Opdat ook later op dezen dag der gelijkstel
ling als een goede dag voor ons Christelijk
Onderwijs en dus voor ons volk mag worden
teruggezien^
Onze Rotterdammer schrijft om:
Met een gevoel van iranre dankbaarheid
boeken wij dezen uitslag. Aan het wijs beleid
van Minister de Visser niet 't minst is het te
danken dat d'it resultaat werd bereikt. Hij be-
heorschte de materie met zoo groot meester
schap, ontwikkelde een zoo sterk oratorisch en
taktisch talent, dat alle gevaren werden ver
meden.
't Is waar, dat ons ideaal met deze regeling
niet volledig is verwezenlijkt; bij de grond
wetsherziening werd niet bet „de vrije school
régel, de openbare uitzondering" in top gebe-
schen en werd; de financieel e gelijkstelling uit
gangspunt.
oil aio financieele gelijkstelling moest we
derom meer dan èèn concessie worden gedaan.
Het karakter van een compromis brengt dit roet
2ich en tot Minister de Visser mag daarover
fieen verwijt worden gericht. Zeker, een prte-
Voor de Jeugd.
Levend Begraven.
XIII.
)p dat oogenblik vernam Jacques -de re-
n vain haar vrees. Een vreeslijk gehuil
id gehoord; het scheen juist boven hun
ofd te zijn.
,De wolven! de wolven!" riep hij.
-Stil mijn kind! Wees heel stil, tracht
anchette ook tot bedanen te bx-engen",
ide de grootvader, terwijl hij zich haastte
geit een handvol zout te geven. „Het
lijnt werkelijk of er wolven boven ons
ofd zijn; dus moeten wij op onze hoede
n!"
Hoezeer Blanchette ook van zout hield,
keerde kïj slechts even haar kop om,
gon toen weer te beven en teekenen van
fees te toonen, terwijl het vreeselijke ge-
ül zich opnieuw liet hooren, dat zich met
Kchenpoozen herhaalde.
-,HetNzijn zonder twijfel wolven!" zeide
i grootvader, met gedempte stem. „Hoe ge-
kkig, dat onze deur en ons venster weder
Q ingesneeuwd! Wanneer dat niet ge-
urd was, zouden die dieren spoedig den
K? tot ons gevonden hebben!"
-Zijn wij nu veilig, grootvader?" vroeg
fc^ues angstig.
'k hoop liet, maar wij moeten ons o-p
cipteele non-possumus-póliHelt beeft meer be
koorlijks voor bet gemoed-, maar wil men prac-
tisch resultaat bereiken, dan moet met dc
partijverhoudingen rekening} worden gehouden
en dienen wederzijdsche offers te worden ge
bracht,
-Dat «teer offers werden gebracht dan ons
principe gedoogde, kunnen wij niet inzien en
warme hulde brengen wij aan den eersten be
windsman van'onderwijs, die het Christelijk
onderwijs door zijn daad t#n zeerste aan zich
.verplichtte.
Van zelf wijlt onze aandacht ook bij onze
oude helden Kuyper en Lobman. De Visser
maait, wat zij hebben gezaaid» Wij verheugen
ons dat zij dit schoone moment mogen bele
ven en- worde hun tevensavond nog daarin
gekroond, dat zij iets van den rijken oogst,
dien dit nieuw gebeuren bréngen kan, mogen
.aanschouwen.
Woensdag 30 Juni, de dag waarop de wet
op bet L. O. werd aangenomen, was, zegt het
Hbld'., een merkwaaicige dag.
Mcrkwaardi t voor den minister wien het
gege-.en mocht zijn. een zoo belangrijke wet
tot stand te brengen en wien ook wij onzen
gelukwensch en or,ze hulde niet willen o-rt-
li ouden voor de hupsch-e, bekwame en strikt
lojyale wijze waarop hij zijn taak heeft opgevat.
Merkwaardig zeker in Ihooge mate voor den
lieer Lobman, wien het gegeven was, mede te
werken tot het voleindigen van- dat, waarvoor
hij heel zijn politieke leben had gestreden.
En merkwaardig eveneerts voor de rechter
zijde, die haar doel de volkomen financieele
geüjkstelfcg van het bijzondere en het open
bare onderwijs bereikt zag, niet in een
stormwind', niet in een donderbui, maar in het
zachte 'brtiesje van een pacificatie.
'Maar voor de linkerzijde van de Kamer,
voor zooveel daar nog vrienden zitten van dc'
©pertbare school, was het een dies a t e r."
een slechte dag.
Wij hebben reeds bij de Grondwetsherzie
ning den moord op de openbare school gecon
stateerd; d'ie is !t o e n gepleegd, niet nu.
bij tfit ontwerp dat slechts het gevolg was
van wat toen is geschied.
Maar andere» zijn -de ©ogen berst thans
open -Vïgaan (misschien omicf-at ze destijds de
ooge» liever sliif dicht hielden). En menigeen
die toen beweerde: het loopt zoo'n vaart niet,
of zelfs: de opeisbare school wordt verstevigd
in positie, erkent <nu: Het is met de openbare
school gedaan.
Dat is het ook. i
Natuurlijk niet van lieden op morgen.
Maar het doodvonnis van de openbare
school is geteekend.
Ze zal sterven.
Niet doordien dit of dat artfkel van de wet-
De Visser zus of zoo is geredigeerd (als men
sommige laat-tol-inzicht-gekomenen nu hoort
of leest, dan zou men wanen dat het bestaau
dier school afhankelijk is van het arribulantis-
-me der hoofden of van de mogelijkheid om de
leerlingen te differenteeren naar hun sociaal
nülieu).
Maar iw e 1 doordien het oprichten van
particuliere neutrale scholen n-u zoo gemak
kelijk en vpedkoop is gemaakt, doordien een
groot deel der ouders aikeerig is geworden van
den geest -die een allengs grooter deel der
openbare onderwijzers is gaan, 'bezielen eu
doordie» vele-ouders meer te Zeggen willen
hebben over de school en het onderwijs- dan in
het openbare onderwijs, waar hun invloed ge
lijk nul is en, door de ouderscommassies. nog
slechts zeer gering zal worden.
Het welruimen, door de financieele gelijk
stelling, van. elk pecuniair 'beletsel vrv>r het
oprichten en in stand houden eener bijzondere
school, e» (het verlangen van
vele ouders naar een and'er
slag o m d e r w ij ze r s d a n „de
r o o d e n" en naar meer zeggingschap over
de school ziedaar de redenen waarom het
doodvonnis van de opet&are school is getee
kend.
En waarom het, Woensdag 30 Juni 1920,
voor allen, die aam die school eenmaal ge
hecht waren, een dies ater is ge
weest"
Voor onze vrouwen.
De verkiezing te Leiden, die grootendeels
door liet optreden van de vrouwen behcerscht
werd heeft meer i:i zeer bijzonderen zin de
aandacht gevestigd op het Vrouwenkiesrecht
en alles wat daarmee samenhang.
Zoo schreef b.v. Mevr. W-ibaut, een socialis
tische dame, in Het Volk een artikel
waarin zij er op wees, dat het belangrijkste
van erti verkiezing als nu in Leiden gehouden
werd. niet is de uitslag-
Er is, zegt zij, ook nog zooiets als de pro-
pagartea van een verkiezingscampagne.
Em Vöör <fe vrouwen is het groote voordeel
van het verkregen kiesrecht, dat mi voor 't
eerst de intense propaganda, <tie in ztiMce tij
den- gemaakt wordt, ook haar lever» dat tot
hiertoe ontroerd Heef door iedere politieke
emotie, in beweging moet brengen. Dat alle
'krachten hiervoor moeten worden ingespan
nen. Denkt iemaod, dat, als we 't vfouwen-
kiesreoht niet hadden, er 'bij de verkiezings
campagne in Ahaastricht een spreekster daar
heen zou getrokken zijn. zooals nu ook in
Leiden zal gebeuren, die dag in, dag uit de
vrouwen opzoekt in hun vergeten wonijgenv
haar toe zou spreken tot in steg-jfen en slopper,
dat onze propagandisten zich zóo speciaal
zouden bezig houden met de opvoeding en
ontwikkeling eter vrouwen!? Neen, er werd
vroeger wel eens een enkele vergadering voor
de vrouwen gehouden in een verkiezingstijd,
maar dat was uitzondering. Er was immers
zooveel direct werk te ijpen voor- de kiezers-
Bovendien; de massa d;r vrouwen te krijgen,
het leek toch een bopelooze geschiedenis- En
nu is het heilijte imceten gekomen, en het ge
beurt! Zie, dat is voor ons de gr#-ote beteeke-
nis va» het vrouwenkiesrecht, -Het Jicht wordt
gebracht in de duistere hoeken va» het vrou
wenleven) en al blijft menig gordijntje neer
hangen, overal zij» ree-en, waardoor toch ons
licht binnendringen zak Vélen zullen ook nu
nog de oogen sluiten, maar toch. wie zal zeg
gen voor hoevelen deze tijd het begin zal zijn
van toenadering tot de roodem al moge dit
eerst later blijken.
O, 't is een prachtig iets dit vrouwenkies
recht, om de propaganda, die onder de massa
der vrouwen wordt gemaakt!
Wij zullen, zoo eindigt Mevr. W. haar be
toog, de vrouwen dwingen naar ons te luis
teren;"
Het citaat is wat lang, maar wij meenden
toch goed te doen oi» te late» uitkomen wat
er van socialist^ch-e zijde gedaan en ge-lacht
wordt.
Men wil trachten het licht, het roodc licht
va het socialisme, te brengen" in- het vrouwen
leven; e» niet alleen kantoor en werkplaats,
maar ook de intiemste huiskamer met dat licht,
dat heel de geestelijke en stoffelijke wereld op
ee» verkeerde wijze leert zien, vervullen.
Laten we er niet ligt over denken.
Het zou dwaas zijn de» vijand te onder
schatten-
Onze vrouwen wacht een moeilijke, tijd.
Hei leven is vooral in deze dagen in vele
opzichten zoolang.
De huiselijke zorgen zijn vaak zoo groot.
De vraag: wat zullen wij eten en wat zullen
wij drinken en hoe zullen wij ons Woeden,
faaiti vele vrouwe» «ooit los, van- den morgen
tot de» avoind-
Veler leven is één tobben en zorgen;
En als dan het socialisme komt met zij»
weliswaar bedriegelijke, maar toóh schoon
schijnende beloften, dan is het gevaar zoo
groot, dat menige vrouw zich laat betooveren
en zich teneinde raad- werpt in de armen van
het socalisme.
Daarom zijn twee dincten- noodig.
Wij moeten in de eerste plaats toonen. too
nen door onze daden, dat liet Christen
dom van beteekenis is en rijke beloften heef',
«iet alleen voor het toekomends, maar ook
voor liet tegenwoordige leven.
Niet alleen uit bet prate n, maar
vooral ook uit de daden van de Chris-
tusbclijders, moet de meerderheid van het
Christendom blijken.
En daarnaast is het onze roeping de Christe
lijke beginselen uit te dragen naar buiten; de
sloppen en de stegen te vervullen met het licht
van he: Woord Gods.
De (Metaalbewerker schrijft
over de socialistea-kweckerij onder de jeugd,
in de moderne vakbeweging oan. het volgende:
(Het N-V.V. heeft op de 10e algemeens ver
gadering besloten voor de jeugd-organisatis
een. subsidie tc verleeuen van f 10-000.
Deze jeugd-organisatie wordt gevormd door
zeüstandige jeugd-groepen en de adspira»ten-
groepen der bij het N-V.V. aan:(cslo4en 'vak
bonden.
Het bestuur van deze centrale wordt als
volgt samengesteld: vier leden aan te wijzen
door het bessuur van de N. V. V.; twee leden
aan le wijzen door het bestuur van
volgt samenges'.eld: vier leden, aan ie wijzen
door deu Jeugdraad.
Ia de verschillende plaatsen worden centrales
of jeugdgroepen gesticht. Het bestuur dier
plaatselijke centrales of jeugdgroepen wordt
samengesteld door de ter plaatse gevestigds
atoeelingen van vakbonden en S. D. A. P.
Een veertiendaagsch orgaan zal worden uit
gegeven.
Bij de gevoerde discussie, alle aanwezigen
waren het er niet over eents, dat de „moderne"
vakbeweging zich speciaal rhoclii veler"-' :v r
het kweeken van socialisten, bleek \\J air.
lijk, hoewel „Het Volk" versla® ten dezen >p-
zichte. speciaal wat de vooczi ut over ui; ram
gezegd heeft, zesr vaag is, dat slechts doel is
de jeugd, -qeorganiseerd' in de „moderne" vak
beweging. op te kweeken tot goede leden van
de S. D. A. P.
Jensch. vertegenwoordiger van den Schil-
dersgezellenbond, wilde den o u der s
(vrijheid laten bij de opvoe
ding hunner kinderen. Me»
ntag-d'e kinderen niet zon-<
der toestemming der ouders
onder s o c i a a 1-d e m oi c r a f i s c h e
leiding brengen.
Nathans, vertegertwoordicier der Spoorweg-*
vereeniging, ontraadde samenwerking met de
S. D. A. P. voor deze zaak. Men moet geen
yoedsel geven aau bet praatje, dat het N. V. V.
een bijwagen van de S. D. A. P. is. Dit zou
de eenheid der- vakbeweging in den weg staaa
Diamant, vertegenwoordiger van de» A. N.
D. B. verdedigde een krachtig lm hcurd nemen
van de ontwikkeling der jeugd. Onze tegen
standers kennen bet belang dezer zaak heel
g-oed. Spr. begrijpt- -liet standpunt van Nathans
jviet recht. De aid. Amsterdam van zijn ver-
eeniging heeft juist gisteren voor haar jonge
leden aansluiting bij de beslaande Jecgd-Cen-
trale gevraagd Mten moet ook verder kijken
dan het directe vakbelang.
De Voorzitter antwoordde op de geopperde
bezwaren. „Wat nu de sanrenwking met de
S. D. A. P. betreft, $ij werken nu reeds s.imcni
met die partij voor allerlei zaken, ook voor de
jeugdorganisatie".
Het voorstel van het bestuur werd oever-»
anderd goedgekeurd.
,Met de aanneming van dit
.voorstel is dus beslist, dat
de g e h e e 1 e „m o <1 e r e" vak!) e-
weging zich geeft om hunne
jeugd ledeu onder speciale
bearbeiding te stellen van
de sociaal-democratische be
ginselen-.
(Hoewel we reois voorheen meermalen bij
verschillende gelegenheden ernstig hebben ge
waarschuwd tegen het gevaar, dat onze jon
gens dreigde in de jeugdorganisaties der
„moderne" vakbeweging, is er u-u no? te meer
aanleiding toe.
Zonder toestemming der ouders zullen de
jongens worden gebracht onder sociaal
democratische leiding.
De jongens zien daarvan meermalen het ge-
yaar niet, de ouders weten meermalen Het.
dat hun jongens in die kringen verdwaald
raken.
Op ons rust de plicht de jongens op dit ge
vaar te wijzen, hen. onder onze speciale bear
beiding te nemen. Hu» ouders moeien wij in
lichten over het gevaar dat dreigt en met hur.
hulp onze jongens in onze organisa
tie brenger*"
Wat hier gezegd wordt heeft onze volkomen
instemming.
Alleen willen wij cr nog opvijzen dat te
zorg voor de jongens- en wij voege» er toe
ook voor de meisjes, ons allen betreft.
Allen moeten wij de Ghr. vakbeweging»
ook in dit opzicht, steunen.
Naklanken.
Wij lezen in de Rotterdammer:
Leiden was het type van het spannende
district.
Onder het Ministerie-Kuyper, na het ster
ven van Van Kempan, in 1912, werd Lei
den verloren met 2087 op De Vlugt tegen
2076 op den anti-revolutionair De Lange.
In 1905 Leiden verloren met 2910 op De
Vlugt tegen 2707 op den anti-revolutionair
Dr. den Hou ter.
In 1913 Leiden verloren met 3539 op Mr.
Heeres tegen 3447 op den anti-revolution air
Mr. Brief.
Zoo dobberde de Sleutelstad op en neer
en in den gemeenteraad toekende zich die
spannende verhouding af. Het stond aldus:
16 rechts tegen 15 liïïks.
Maar ziet, na den strijd van Woensdag
werd het verrassend veel gunstiger: 19
rechts tegen 12 links.
Het vrouwelijk kiezerscorps leverde ook
hier voor de Christelijke partijen een aan
merkelijke winst op.
Voorbarig zou het zijn uit dit enkele ex
periment tot eene algemeene conclusie te
besluiten, vooral niet, omdat het hier en
in Maastricht steden betreft en onze zorg
voor de politieljschuwheid der plattelands
vrouw veel grooter is dan die der stedelij
ke bevolking.
Niettemin leer en deze uitslagen wel, hoe
bij noeste bearbeiding van het vrouwelijk
kiezerscorps het perspectief zich voor de
Christelijke partijen niét verdonkert.
De onverdroten propaganda onder de
Christen-vrouwen, moet in de komende
maanden nummer één op ons program
zijn."
een aanval voorbereiden was liet ant
woord.
„Spreek echter zacht, en houd Blanchette
bedaard, want haar blaten zou ons ver
raden."
De geit scheen nu zelf te begrijpen, dat
ieder geluid het gevaar .vergrootte; want
hoewel zij nog vreeselijk beefde, liet zij
geen geluid meer hooren, kroop dicht te
gen Jacïjues aan, en hield zich heel stil.
De grootvader zette zich naast den knaap,,
cn legde zijn hand op diens schouder; ter
wijl hij met een ernstig gezicht, maar moe
dig hart het gevaar afwachtte.
Het gehuil der wolven liet zich eenige
maleis hooren, en eenmaal zóó hevig, dat
Jacques dacht, dat zijn laaptste uur gesla-
ge had.
„Zij graven een weg door de sneeuw",
fluisterde hij tot zijnen grootvader. „Zij
zullen zich een weg banen en on9 aan stuk
ken scheuren!"
„Niet zoo dadelijk, mijn zoon", hernam
de grootvader; „dat gaat niet zoo snel! Deze
wolven zwerven door de bergen, omdat
waarschijnlijk de oppervlakte der sneeuw
bevroren is; maar het is niet waarschijn
lijk, dat zij lang zullen blijven, want bij
koud weder gaan zij meestal naar de
vlakte en in de buurt der dorpen. Ik geloof,
dat het slechts een toeval is, dat hen- boven
ons hoofd gebracht heeft. Zij zullen mis
schien een gems vervolgd en haar hier
gedood hebben, en staan er nu bij te hui
len."
„Maar wanneer zij nu eens kwamen,
grootvader als zij zich eens door het dak
een weg baanden! Wat Jan?"
„Ik geloof niet, dat zulks gebeuren zal",
antwoordde de grootvader, ana ar wanneer
het gebeurt, moeten wij ons verdedigen.
Wij hebben onze messen, den bijl, de hooi
vork, en den pook. Doch wanneer zij ons
bestaan al zouden ontdekken-, zou het nog
zeer moeilijk voor hen zijn door het dak
te breken, het ra,am te vinden, of het luik
van den schoorsteen te rukken. Daarom
is het een geluk voor ons, dat je tunnel
door den storm is ingestort, en het raam
opnieuw ingesneeuwd is door de sneeuw
jacht. Wij mogen Cod wel danken, dat Hij
ons zoo beschermd heeft.."
Jacques schudde treurig het hoofd. „Gij
-hebt gelijk, grootvader", zeide hij; „God
heeft ons beschermd: maar tegelijkertijd
geloof ik, dat onze gevangenschap moeilij
ker te dragen is dan ooit. De winter is
juist begonnen; de koude zal toenemen;.en
daarbij zullen wij ooit deze hut kunnen
verlaten?"
„Twijfelt gij aan, Gods goedb&id en ge
nade?" zeide zijn grootvader. „Heeft Hij
ons tot heden niet beschermd; moeten wij
Hem daarom niet vertrouwen? Schaam u,
Jacques! Wat er ook gebeure God moet
onze toevlucht blijven!"
Jacques scheen wat opgewekter te zijn,
toen de geit -klagend geblaat liet hooren,
en. dadelijk werd het. gehuil der wolven
met verdubbelde woede vernomen.
De knaap verbleekte, en zelfs het gelaat
van den grootvader veranderde.
„Er is geen twijfel meer", zeide hij, „het
geblaat van Blanchette heeft ons verraden,
en wij moeten ons op een strijd voorberei
den. Hoor! hóe gretig zij bezig zijn de
sneeuw -weg te werpen! Zij zullen trachten
door het dak te komen, maar zij zullen
ondervinden dat wij geen lafaards zijn!
Gauw, steek de lamp aan, Jacques; wij
moeten daarheen, waar zij denken door te
breken. Moed, mijn zoon! Het dak is vrij
sterk, cn daarbij hebben wij wapens om
ons. te verdedigen; en als de npod komt,
kunnen wij steeds terugtrekken van de
keuken naar het melkhuis en van daar
naar den stal van de eene verschansing
naar de andere. Maak nu licht, Jacques.
Licht moeten wij hebben!"
De knaap, hoewel eerst zeer bevreesd,
verzamelde wejd-ra al zijn moed en hiastte
zich, zijnen grootvader te gehoorzamen. De
lamp scheen op het lage gedeelte van het
dak, zooefcit zij konden zien op welk ge
deelte de wolven wilden inbreken.
„Haal nu den bijl", zeide de grootvader,
„en ik zal de vork hemen."
Jacques gehoorzaamde. Zijn- grootvader
nam de hooivork en Jacques vatte den steel
vanr den bijl met beide handen. Zoo ston
den zij» en verwachtten den doodelijken
aanval, die naar alle waarschijnlijkheid
niet lang meer zou uitblijven, want het
gehuil der wolven kwam al nader en.na
der, en zij konden duidelijk net krabben
cn schrappen van hunne pooten in de
sneeuw hooren. De oude man wierp een
blik op zijnen kleinzoon, maar had alle
reden tevreden tc zijn over diens moed.
Jacques gaf geen téeken van angst.
Bravo, mijn zoon!" zeide de grootvader!
„Wij kunnen hen nu afwachten."
Zij wachtten eenigen tijd.
Nader en nader kwam het gahuil der
-roofgierige wolven, en weldra hoorde men
ook hun snuiven en brommen.
.,Zij zijn niet hier", zeide hij haastig „het
komt mij voor, dat zij precies boven het
melkhuis zijn. Laat ons eens zien, Jac
ques"
Jacques nam de lamp, en zij traden hot
melkhuis binnen. Blanchette volgde hen
tot de deur, maar daar bleef zij staan, gaf
teekenen van de grootste vrees* en wilde
den drempel niet over.
„Het is zoo, én Blanchette bevestigd mijn
vermoeden", zeido grootvader. „Hoort ge
wel, dat men het leven dat zij maken, hier
duidelijker verneemt dan in de keuken?
(Wordt vervolgd).