Dagblad voor Leiden en Omstreken.
BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278
BINNENLAND.
EEN VERWOEST LEVEN
ABONNEMENTSPRIJS
IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
PEK KWARTAAL f 2.50
PER WEEK f 0.19
FRANCO PER POST PER KWARTAAL f 2.90
Iste JAARGANG- - ZATERDAG ME! 1920. - No. 26
ADVERTENTIEPRIJS
PER GEWONE REGEL f0.22Va
DES ZATERDAGS f 0.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF,
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
80 woorden 50 centZaterdags 75 cent.
bij Tooruitbetaling.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
God, de Schepper.
„In -den beginne schiep God den hemel
en de aarde."
Ongetwijfeld een woord van groote be-
teekenis.
Met dit eerste Bijbelwoord staat of valt
heel de christelijke wereld- en levensbe
schouwing.
Is wat hier in Gen. I gezegd wordt de
waarheid, zijn hemel en aarde door
God geschapen, dan volgt daaruit ook dat
Ilij 'het is die alles bestuurt en onderhoudt
en regeert, dat Hij heerscht over alles, en.
dat geen levensterrein aan Zijne heer
schappij kan worden onttrokken.
En is het omgekeerde waar, is het juist
■vat door de ongeloovige wetenschap wordt
geleerd, dat hemel en aarde niet zijn ge
schapen door een almachtig God, maar
dat alles een product is van natuurlijke
ontwikkeling, clan moet daaruit ook nood
zakelijk volgen dat niet de goddelijke
ordinantiën, maar de menschelijke rede
de bron is van alle gezag.
In dit woord ligt dus al dadelijk de an
tithese, de groote tegenstelling besloten.
Men heeft indertijd in allen ernst be
weerd, dat de antithese door Dr. Kuyper
wa s uitgevonden.
Grooter dwaasheid is zeker zelden ge
debiteerd.
Neen, de antithese is niet uitgevonden
en kan evenmin worden weggenomen.
De antithese, de tegenstelling tusschen
hen die in een almachtig God gelooven
en hen die den Schepper van hemel en
aarde loochenen is er en~zal blijven zoo
lang' er menschen zijn, en die tegenstel
ling zal zijne werking doen gevoelen ook
dn het publieke leven.
Wel kan die schetslijn voor een wijle
uit het oog worden verloren en kan men
trachten haar weg te doezelen, maar zij
blijft niettemin bestaan.
Altijd w-eer dringt zich op den voor
grond de vraag hoe wij staan tegenover
het eerste Bijbelwoord.
Loochenen wij de waarheid daarvan,
erkennen wij niet een almachtig God ais
Schepper van hemel en aarde dan volgt
daaruit vanzelf dat wij met dien Schep
per ook niet kunnen en •willen rekenen.
iDat wij bij de opvoeding van onze kin
deren niet vragen naar Zijnen wfl, dat
«vij ten opzichte van het maatschappelijk
vraagstuk met Zijne ordinantiën geen
rekening houden.
Dan wordt de mensch beschouwd als
een oppermachtig wezen, als zijn eigen
wbtgever en koning en dan wordt ook bij
het bestuur van den*Staat naar Gods or
dinantiën niet gevraagd.
De grond van alle gezagsoefening is dan
weggevallen.
Wanneer de mensch niet is van Gods
geslacht en wanneer hij niet ericent ver
antwoording schuldig te zijn aan Hem die
deze aarde niet alleen tschiep maar ook on
derhoudt en regeert, dan is ei* ook geen
redelijke grond, waarom de eene mensch
over den ander gezag zou uitoefenen.
Dan hebben zij gelijk, die, wanneer zij
daarvoor kans zien, alle banden verbre
ken en na het het: geen God, ook onmid-
-dellijk laten volgen: geen Meester.
In zooverre- slaat de Soc. Democratie
sterk tegenover het liberalisme.
De vrijzinnigheid meent bij het bestuur
van den Staat, God te kunnen uitschake
len.
De godsdienst moge dan misschien nog
goed zijn voor de binnenkamer, in school,
in maatschappij en staat, behoeft daarme
de geen rekening te worden gehouden.
Hierbij sluit zich de theorie van de
Sociaal-democi-atie aan. Ook in dit stelsel
is voor een almachtig God geen plaats.
Alles, ook de geestelijke verschijnselen,
wordt uit stoffelijke oorzaken verklaard.
Het maatschappelijk leven wordt niet be-
heerscht door den godsdienst, neen, de
godsdienst is een product van de stoffelij
ke omstandigheden.
Zoo komt men er toe om met Bebel te
verklaren: niet God schiep den mensch
naar Zijn beeld, maar de mensch
schiep zich een Gbd naar zijn beeld en
zijn gelijkenis.
Er worden in onze dagen wanhopige po
gingen aangewend om de christelijke ar
beiders in te lijven bij het roode leger. De
schoonste voorspieglingen worden gedaan,
om hen te verstrikken en hen te bewe
gen zich te scharen onder de roode banier.
Ook voor Christenen, inzonderheid
voor belijders van den Christus, zoo heet
het dan is daar een plaats, en niet zoh
weinigen hebben zich reeds door do
schoonschijnende redeneeringen laten
misleiden.
Eti toch is het voor ieder die om zich
ziet duidelijk, dat er voor den Christen
geen plaats is in het Soc. Democratische
leger.
Dat wordt duidelijk zoodra wij letten op
de socialistische levenspractijk, op de
levensuitingen en op het levensbeginsel.
Men kan heel lang en mooi redeneeren,
maar op de pertinente vraag: erkent de
Soc. Democratie, dat hemel en aarde door
den almachtigen God zijn geschapen, möet
het antwoord ontkennend luiden. Alle
verdere redeneering is dan overbodig.
Want immers, wanneer wij wèl de waar
heid van dit goddelijk woord van heeler
harte belijden dan laat dat woord ons
ook nooit meer los.
Dan moeten wij daarmede rekenen in
on3 gezinsleven en bij de opvoeding van
onze kinderen in huis en school.
Ons maatschappelijk leven wordt dan
door dat woord belieerscht. Patroons noch
arbeiders kunnen er dan aan ontkomen
om de goddelijke ordinantiën te erkennen
én toe te passen.
En o'ók in het politieke leven, bij de
vraag hoe ons land moet worden gere
geerd, kunnen, .wij dan dien God niet uit
schakelen.
Daarom is het zoo noodig dat wij ons
telkens weer stellen voor deze cardinale,
allesbeheerschende vraag: gelooven wij
waarlijk in den Schepper van hemel en
aarde, erkennen wij Hem ten volle als
onzen God en Koning?
Indien ja, dan zullen wij ook gevoelen
onze groote verantwoordelijkheid. Onze
verantwoordelijkheid ten opzichte van de
regeering des lands, onze verantwoorde
lijkheid ten opzichte van de groote maat
schappelijke vragen, hetzij dan als patroon
of arbeider.
Maar tevens, wordt het dan ook licht
om ons heen.
Schijnt nu in het sociale leven vaak
alles even donker en duister te zijn, is
er in het politlieke leven veel dat ons den
moed dreigt te benemen, wij kunnen
niettemin vol vertrouwen onzen weg gaan.
Immers wij weten het dan: diezelfde
God die hemel en .aarde schiep, is het
ook die ten slotte het roer in handen
houdt.
Zijn raad zal bestaan.
Hij zal al Zijn welbehagen doen.
STADSNIEUWS.
Hulp voor het Duitschs kind.
Dinsdag 4 Mei zullen uw geld en
uwe hulp gevraagd worden voor het
noodlijdende Duitsche kind. Wij doen
een dringend! beroep op uwe medewer
king. In verschillende streken van
Duitschland is het broodrantsoen weer
verminderd. In tal van steden is voer
de kinderen boven het jaar bijna geen
melk beschikbaar; slechts om de paair
dagen oen bekertje, met water verdund.
Totdat de nieuwe oogst is binnenge
haald zullen er zware tijden komen
vcór menig gezin, bovenal voor menig
kinderleven, door den nood dezer jaren
toch reedis zoo verzwakt Men bedenke,
wat deze dingen zeggen willen; men
bedenke, hoeveio maanden deze ellen
de reeds drukt als een zware, altijd
zwaarder wordende last; men bedenke,
dat hel hier kindieren geldt, jongens
en meisjes, die ook naar geluk en le
vensvreugde verlangen, gelijk do dnz -;
men bedenke. welvoorzi en ons
k'einc landje is.'Wij verwachten.' dat
gij ons helpen wilt. Het is het eenige,
dat wij doen kunnen- lher en daar een
kind van den dood redden, een klein
'beetje blijheid brengen in jonge ver
zwakte leventjes.
Dinsdag zal uw geld gevraagd wor
den en lijsten zullen worden aangebo
den. Kleeren zijn ons welkom, n ouwe
en oude; levensmiddelen ook Huisves
ting \oor Duitsche kinderen bovenal,
men bedenke zich eens, of men niet tii-
öelijk een kleine gast kan herbergen.
Het Comité wil dan helpen, als het noo-
di'iQ" is. met kleeren en scjioenen en geld.
Wii rekenen op uwe medewerking.
Prof. 'dr. K._H. Roessingh, voorzitter:
Mej. A. van Wensen, se cd-, B reestraat
81; de heer E- W. Wichers Rollanctet,
pënninem.; Mevr. G. C. Kanteijn—v. a-
Haas. 2do secr.', ds. W. Th. Boissevain;
Mej. D. Coeberglv. Mevr M. Kranlz—
Kassner; de heer .1 v. d. Heijden: Mevr.
Methor si—Srnits; dr P. J. M. Niemer;
Mevr. |\f. Nieuwen Ihi's—UeixküM O lil
den band; dr. Noaclr Prof. dr. N. Plï-
Tondelennrof. dr. G. T. Th terry: mevr.
J. Schnkkinsr—Metelerkafnp: de heer J-
P. A. van Wceren, kolonel der infan
terie.
Uit 'de buitengemeenten: de heer P-
E. Viorvant Tukker, Leiderdorp); dr.
•T. Hengevekl Zoeterwoudc Mevr. M.
Zaalberg—Hamel, Oegsf.geesf: dé lieer
H. 9. Prijtink. SassfAhëinv Mevr. N-
HoHverdaJent,ink. Voorscholen; Mevr.
Leem hard fi—Tanpenbciek. ffoo'rdwijk;
Mevr. Sebötvink, Warmond-
Hercf.enWnflSsaroenkomst.
Gisterenavond werd vanwege de
Leffdlsche {Christelijke 'Oranje.-Vereeni-
ging in de Oosterkerk alhier een open
bare vergadering gehouden ter gelegen
heid van den verjaardag van H. K- II.
Prinses JuKana.
Het kerkgebouw was zeer goed bezet.
Te ongeveer kwart over acht ojopnde
de heer De Lange, 2e .voorzitter der
vereenjging het samenzijn, las Psalm
103 voor en liet daarna liet eerste en
derde vers van Psalm 46 zingen.
In zijn openingswoord riep de lieer
De Lange -de vergadering een hartelijk
welkom toe. en sprak daarna tot Ds.
Thomas, le Voorzitter der Oranjeveree-
niging die na zijn ernstige ongesteld
heid weer voor het eerst, aanwezig was.
evenwel nog niet in staat, om de leiding
ter-hand te nemen. Spreker hoopte clat
Ds. Thomas spoedig weer als voorzitter'
der vereenigiiig zal kunnen optreden-
Vervolgens wees spr. op den toestand
in het gewone loven en zeide dat het
bestuur dier Oranjevereeniging tot de
overtuiging komt. dat de vereeniiging
meer en meer propaganda moet maken
voor de Chr. beginselen tegenover de
propaganda d'ie door dé sooilalisten
wordt gevoerd- Wij moeten toonen dat
er duizenden en duizenden in ons land
zijn d»e dankbaar zijn, dat wij nog een
vorstin met oranjebloed bezitten en dat.
wij onze hoop vestigen voor de toe
komst op de prinses-
1 Mei zal den dag zijn voor de socia
listen, maar 30 April zal den dag zijn
voor dat d'eel van ons volk dat trouw
wit blijven aan hot vorstenhuis der.
Oranjes. Spr. wekte allen op tot beaoek
van een door de Oranjevereeniging op
23 Mei a- s. té houden bijeenkomst in
Pniël.
Nadat de heer De Lange in gebed was
voorgegaan, verkreeg Ds. II. J. Kouwcn-
hoven het woord die op interessante
en duidelijke wijze de diensten toeken
de die de verschillende oranjevorsten
in dén loop van ecuwen voor ons volk
hadden verricht.
Hij toekende daarbij Oranje als een
symbool van Vrede, Vreugde en Recht.
Hij ging na hoe de-Oranjes steeds ons
volk uit de ellende naar voorspoed
brachten en zefde: zouden we dan diit
willen en kunnen vergelen?Daarom wa
ren wij heden in vreugde en blijdschap
den geboortedag van hét vorstelijk
kind de -jóngste, de eenigste spruit
van Oranje.
Na Ds. Kouwenlïoven trad! Ds. M. J.
Punselie op. Hij zette het standpunt
uiteen dat de Christenen hebben in te
nemen tegenover de socialen van de
zen tijd. en toonde klaar en duidelijk
dal dé beschuldigingen van de Roode
zijde dat Christelijk het symbool is van
conservatisme (van den dood) en Oran
je het symbool i3 van fnuikende mach
ten ©enenmale ongegrond ziin.
Juist Ls 't het Chr geloof dat den menscb
vernieuwt en hel is onder Gods Heili
gen Geest de Bijbel die den mensch
steeds tot vernieuwing des levens en
opwekking des geest es aanspoort.
Ds. Kouwenlïoven beëindigde dé sa
menkomst met gebed.
Ten slotte werd door den aanwezigen
het Wilhelmus van Nassau we aangehe
ven. waarvan 2 coupletten in feestelijke
opgewektheid werden gezongen.
Het bestuur had voor «zeer aangena
me muzikale afwisseling zorg gedra
gen.
Een koor ziong on zéér schoon e wii ze
óenige Lederen die met groote stilte
"werden aangehoord. Ook' de solo-zang
en hef vioolspel en ten slotte nog do or
gelmuziek trokken in hun verschillen
de toongeaftrdhefd zeer de aandacht
va.n de aanwezigen en gaven genotvolle
afwisseling. De bijeenkomst mocht uit
nemend slagen!
Gemeenteraad.
Door den heer Sijtsma is voorgesteld
de aftrek voor noodzakelijk levensonder
houd in de verordening op den H. O. te
bepalen op f G00 voor ongehuwden, f 800
voor .gehuwden en voorts een aftrek van
f 75 voor ieder kind.
Verder zijn door ditzelfde Raadslid
amendementen voorgesteld op de verorde
ning Havengeld" en op het voorstel inza
ke de jaarwedderegeling van de ambte
naren, (staat D.).
De heeren heeren Heemskerk, Bisschop
en van Tol hebben Ven amendement voor
gesteld op staat C.
Burgemeester en Wethouders der gemeen
te Leiden lieblben tot deurwaarder der Directe
Belastingen alhier benoemd, de heer A. Baa n.
Stadstminerwerf. Telefoon No. 127.
Geopend van 9—12 en 's middags van 2—5 uur.
's Zaterdags van 9—12 uur.
30 April 1920.
1 kalkbrander. 23 grondwerkers. 16 op
perlieden. 3 betonwerkers. 2 ijzervlech-
ters. 1 cementwerker. 1 stucadoor.
1 fundeëririgswerker. 1 bleekerskneckt. 1
aanbouwer. 1 voor staander. 4 bankwer
kers. 1 klinker. 1 electricier.. 3 bus-
senmakers. 1 instrumentmaker. 6 wol
kammer, 1 afvaisorteerdcr. 1 wever.
1 spinner. 4 katoendrukkers. 3 banket-
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 1 Mei '20.
Het ligt in ons voornemen' vanaf dezg
plaats op ongeregelde tijden hes zoeklicht
te laten schijnen.
Personen en toesbanden, al naar 't ge
valt een oogenblik .onder de lamp te ne
men.
Vandaag is 't 1 Mei.
De dag waarop onze roóde broederen elk
jaar worden opgeroepen om te s'takfn en
te demonstreeren. De leiders die «telkens
een nieuwe leuze moeten bedenken hebben
uitgevonden dat 't ditmaal moet zijn: Inter
nationale broederschap en Socialisatie.
Wel predikt men den k 1 a scs e nsl rij d
en zingt: we hebben lang genoég bemind,
we willen eindelijk haten, wel deinst
men niet terug voor een gewelddadige r e-
v o J u t i e, voor bloed en tranen*
maar dat hindert niet.
Als de heeren wijzen, dan zullen de be
wuste arbeiders" wel prijzen.
En al weten ze niet wa'fc met socialisatie
bedoeld wordt, daarom kunnen ze d'r toch
wel voor demonstreeren? Wat Z9 dan ook
doen. Daarvoor zijn zV immers bewust"?
En als 't afgeloopen os dan haalt „Heb
Volk' een oud cliché uit;-de zetkast en lezen
we weer zooiets van „een- overweldigende
manifestatie, uitdrukking van den vasten!
wil-onzer klasse."
Wie was t ook weer die beweerde dat de
wereld bedrogen wil zijn?
OBSERVATOR.
bakkers. 7 broodbakkers. 7 slagers.
1 bierbottelaarsknechT. 97 sigarenmakérs.
2 s'igarensorteerders. 1 stripper. 2 ta
baksbewerkers. 1 kistjesplakker. 1 clek-
sorieerder. 1 magazijnknecht. 1 kruide-
niersËediende. 1 winkelbediende. 4 loop
knechten. 4 koetsiers. 1 chauiieur.
3 bloemisten. 1 schipper. 2 motorschrp-
pers.1 nachtwaker. 56 losse werklieden,
V r 0 u w e n: 5 Breisters (hu:0. i Vas-
pelaarsier. 1 werkster, enz.
Kolen uit Duitsohiand.
De correspondent te Dusseldorf van het
„Handelsblad" seint:
Over de mogelijkheid van den toekom-
stigen kolenuitvoVr 'uit het Rulirgebied
naar Nederland en andere neutraio sta
ten verneem ik van welingelichte zijde, dab
de besprekingen, die hierover met de En
tente gevoerd worden, nog niet zijn geëin
digd. Het bericht echter, dat de stopzet
ting van de verzending naar Nederland
zeer spoedig te venvachten is, is echter
niet in overeenstemmng met de feiten. De
rijksregeering meent, dat bij de tegenwoor
dige resultaten van de kolenproductie "de
eischen van Frankrijk in'zooverre vervuld
zullen kunnen worden, dat maandelijks
1.4 miliioen ion geleverd kan worden
Indien de vernooging van de kolenproduc
tie aanhoudt en er geen storingen in het
vervoer komen, verwacht men niet alleen
het binnenland van voldoende kolen te
kunnen voorzien, maar ook aan Nederland
de tot nu toe overeengekomen hoeveelhe
den te «kunnen blijven leveren. Deze ver
wachting wordt echter totaal to niet ga-
daan, wanneer volgens de bepalingen om
trent het gebruik der OpperSilezische ko
len Duitschland daar eerst in 5de of 6de
plaats aan de beurt komt.
De hoeveelheid kolen, die Duitschland
daardoor minder zou krijgen, moeten dan
natuurlijk uit het Ruhrgebied komen.
Voorloopig wordt de verzending naar
Nederland op den ouden voet voortgezet.
In Berlijn heeft men den indruk gekregen,
dat vooral Frankrijk het met de regeling
der koiènvoorziening door het Rulirgebied,
voor zoover het de verzending r.aat neu
trale staten betreft, eens zal zijn.
FEUILLETON.
dear HUGO KINGMANS.
(Nadruk verboden.)
25)
Naar het dorpje, naar de boerderij van
den jongen Sinke, waar was een eenvou
dig slaapkamertje van den eersten knecht
Jan Bolmcr, die steeds in gedaclitep ver
keerde in de stad, waar moest zijn het
meisje, dat hij pog steeds liefhad*
HOOFDSTUK XIX.
Door de stille avondlucht heeft de groote
klok van. de Oostertoren haar klingelend
carillon doen hooren. Daarop waren elf
slagen gevolgd.
Het wordt wat minder druk op straat.
1 Twee mannelijke personen loopen door
de hoofdstraten, in druk gesprek gewik
keld.
Het is Horringa met een helper. Een
helper, die staande is gehouden op het
hellend vlak der zonde, dat voert tot eeuwig
verderf; die het zondepad heeft vaarwel
gezegd en nu onder leiding van hem, die
het middel in Gods hand is geweest, om
hem te voeren naar de beproefde paden
des geloofs, bestriidt de v.reeselijke zonde
dei; ontucht. L
Het -is de Middernaclitzendeling Horrin
ga en de medisch student Jan Bqer, die
dwalen op de straten, om terug te brengen
het verlorene, het afgedwaalde, om in te
grijpen als het moet.
Zoo nu en dan slaan zij een steeg in, om
op een ander hoofdpunt terecht te komen.
Het is op dezen avond, dat plots de stu
dent den Middernachtzendèling bij den
arm grijpt, heftig, zoo onverwachts, en
schijnbaar ongemotiveerd, dat Horringa
bijna een kreet slaakt.
Zooeven is hem een meisje gepasseerd.
Horringa heeft zijn vorscliend oog op haar
geslagen, maar het is te donker om iets
te onderscheiden.
Op hetzelfde moment voelt de Midder
nachtzendeling een ruk aan zijn arm,
draait zich naar zijn metgezel en vraagt,
star-verwonderd
„Wat is er?"
„Ga mee terug. Ik ken haar. Het is...
het is... de vermiste Marie Lokkerse!"
„Wat!"
Het klinkt als een schreeuw in de ver
laten straat.
Op haar schreden -keeren zij terug, de
zijtseeg uit, naar de hoofdstraat, waar nog
verschillende mensclion loopen.
Op een electrische tram stapt een
meisje. Horringa loopt harder; zwaait
met de artn; de conducteur op het ach te r-
balcon ziet het niet; tjingelende rijdt de
tram door.
Staande in het volle licht kijkt het
meisje naar achteren.
De beide middernaclltzendelingen staan
stil, in het licht van de electrische lamp,
die hangt in hel midden van de straat.
Horringa kijkt den student aan, die nu
met volle overtuiging zegt: „Dat is nu
Marie Lokkerse!"
De ervaren Horringa weet niets, maar
hij weet genoeg.
Hij weet, dat Marië Lokkerse heeft ge
kozen het pad der zonde.
Aan het doel van hun wandeling den
ken zij niet meer. Horringa steekt een
versche sigaar op, omdat hij dan beter kan
nadenken, naar hij altijd zegt. Want nu
moet er wat gebeuren, al weet hij nog niet
precies, hoe of wat.
„Het meisje leeft, heeft niet den dood ge
zocht. Het moet ergens wonen. Uitgezocht
moet waar.
Maar hoe? De politie onmiddellijk op
de hoogte stellen? Haar de heele zaak in
handen geven? Of niets zeggen en zélf het
onderzoek leiden, het meisje trachten te
spreken en terug te brengen. Wat moeten
we doen1?"
ITet zijn allemaal korte zinnen en vra
gen, die Ilorringa op bedaehtzamen toon
uit.
Maar er moet een definitief antwoord
op al die vragen volgen. Dat beseft hij
maar al te goed. Vanavond moet hij nog
beslist hebben wat te doen. En Jan Boer
moet hem daarbij helpen. Hij alleen kent
Marie Lokkerse.
Peinzend loopt Horringa verder. De stu
dent zegt niets. Hij kent den Middernacht-
zendeling nu al. Het is beter in zulke om
standigheden te zwijgen.
Zij bereiken de woning van Horringa,
welbekend aan den student, die vaak de
vriendelijke bewoners heeft bezocht na
dien gedenkwaardigen avond, die een
ommekeer in zijn leven heeft gebracht.
Horringa heeft zijn plan gereed.
„Ik zal morgenocli-tend den hoofdcom
missaris opzoeken", zegt hij, „hem vertel
len, wat ons is wedervaren. Dan zal ik
hem vragen, alléén te mogen handelen,
wat hij wel zal goedvinden. Het zal de
eerste keer niet zijn, dat mij zooiets wordt
toegestaan. De politie moet hier maar
buiten blijven. Als ik haar noodig heb, is
het tijd genoeg. En dan. mijnheer Boer,
moeten we er nu avond aan avond op uit,
man. Ik kan je niet missen. We zullen
haar weer wel eens ontmoeten, is te ho
pen. Dat is het eenige middel. Je keurt het
natuurlijk goed, nietwaar?''
Jan Boer knikt toestemmend, terwijl
zijn gedachten vertoeven in B.. bij de we-
duwe Lokkerse, die liij zoo goed kent eu
die in de verste verte niet kon vermoeden,
wat leven haar dochter leidt.
De heer Horringa raadt zijn gedachten.
„Ja, 't is vreeselijk", zegt hij, „wanneer,
een kind op het slechte pad is. Ik heb eens
een vrome moeder hooren zeggen: „Ik
breng mijn kind liever op het kerkhof, dan
haar te weten op het breede pad des le
vens." Dat kan ik mij zoo goed indenken.
Wie weet, wat dit arme schaap al heeft
ondervonden hier in deze stad."
Op zijn stille, eenzame kamer terugge
komen, is er Eén die ziet, dat de student
knielt.
Hij dankt God, dat Hij hem heeft terug
gehouden van het pad, waarop de Mid
dernaclitzendeling zooeven heeft gedoeld.
Maar het is geen Farizeeërsbede: „ITeere,
ik dank U, dat ik niet ben als zij", want
zijn dank gaat over in een innig gebed
voor I.et arme, afgedwaalde meisj uit cIa
plaa'.s zijner inwoning.
HOOFDSTUK XX.
Het is aan den avond van den volgen
den dag. dat baas-Sinke het hulppostkan
toor inloopt, om te zien. of er iets voor
hem is, daar des avonds de post op ho(
dorpje niet wordt bezorgd.
iVLo.fvit J