Dagblad voor Leiden en Omstreken. BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278 BINNENLAND. EEN VERWOEST LEVEN ABONNEMENTSPRIJS IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN PEK KWARTAAL f 2.50 PER WEEK f 0.19 FRANCO PER POST PER KWARTAAL f 2.90 Iste JAARGANG- - ZATERDAG ME! 1920. - No. 26 ADVERTENTIEPRIJS PER GEWONE REGEL f0.22Va DES ZATERDAGS f 0.30 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF, KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 80 woorden 50 centZaterdags 75 cent. bij Tooruitbetaling. Dit nummer bestaat uit twee bladen God, de Schepper. „In -den beginne schiep God den hemel en de aarde." Ongetwijfeld een woord van groote be- teekenis. Met dit eerste Bijbelwoord staat of valt heel de christelijke wereld- en levensbe schouwing. Is wat hier in Gen. I gezegd wordt de waarheid, zijn hemel en aarde door God geschapen, dan volgt daaruit ook dat Ilij 'het is die alles bestuurt en onderhoudt en regeert, dat Hij heerscht over alles, en. dat geen levensterrein aan Zijne heer schappij kan worden onttrokken. En is het omgekeerde waar, is het juist ■vat door de ongeloovige wetenschap wordt geleerd, dat hemel en aarde niet zijn ge schapen door een almachtig God, maar dat alles een product is van natuurlijke ontwikkeling, clan moet daaruit ook nood zakelijk volgen dat niet de goddelijke ordinantiën, maar de menschelijke rede de bron is van alle gezag. In dit woord ligt dus al dadelijk de an tithese, de groote tegenstelling besloten. Men heeft indertijd in allen ernst be weerd, dat de antithese door Dr. Kuyper wa s uitgevonden. Grooter dwaasheid is zeker zelden ge debiteerd. Neen, de antithese is niet uitgevonden en kan evenmin worden weggenomen. De antithese, de tegenstelling tusschen hen die in een almachtig God gelooven en hen die den Schepper van hemel en aarde loochenen is er en~zal blijven zoo lang' er menschen zijn, en die tegenstel ling zal zijne werking doen gevoelen ook dn het publieke leven. Wel kan die schetslijn voor een wijle uit het oog worden verloren en kan men trachten haar weg te doezelen, maar zij blijft niettemin bestaan. Altijd w-eer dringt zich op den voor grond de vraag hoe wij staan tegenover het eerste Bijbelwoord. Loochenen wij de waarheid daarvan, erkennen wij niet een almachtig God ais Schepper van hemel en aarde dan volgt daaruit vanzelf dat wij met dien Schep per ook niet kunnen en •willen rekenen. iDat wij bij de opvoeding van onze kin deren niet vragen naar Zijnen wfl, dat «vij ten opzichte van het maatschappelijk vraagstuk met Zijne ordinantiën geen rekening houden. Dan wordt de mensch beschouwd als een oppermachtig wezen, als zijn eigen wbtgever en koning en dan wordt ook bij het bestuur van den*Staat naar Gods or dinantiën niet gevraagd. De grond van alle gezagsoefening is dan weggevallen. Wanneer de mensch niet is van Gods geslacht en wanneer hij niet ericent ver antwoording schuldig te zijn aan Hem die deze aarde niet alleen tschiep maar ook on derhoudt en regeert, dan is ei* ook geen redelijke grond, waarom de eene mensch over den ander gezag zou uitoefenen. Dan hebben zij gelijk, die, wanneer zij daarvoor kans zien, alle banden verbre ken en na het het: geen God, ook onmid- -dellijk laten volgen: geen Meester. In zooverre- slaat de Soc. Democratie sterk tegenover het liberalisme. De vrijzinnigheid meent bij het bestuur van den Staat, God te kunnen uitschake len. De godsdienst moge dan misschien nog goed zijn voor de binnenkamer, in school, in maatschappij en staat, behoeft daarme de geen rekening te worden gehouden. Hierbij sluit zich de theorie van de Sociaal-democi-atie aan. Ook in dit stelsel is voor een almachtig God geen plaats. Alles, ook de geestelijke verschijnselen, wordt uit stoffelijke oorzaken verklaard. Het maatschappelijk leven wordt niet be- heerscht door den godsdienst, neen, de godsdienst is een product van de stoffelij ke omstandigheden. Zoo komt men er toe om met Bebel te verklaren: niet God schiep den mensch naar Zijn beeld, maar de mensch schiep zich een Gbd naar zijn beeld en zijn gelijkenis. Er worden in onze dagen wanhopige po gingen aangewend om de christelijke ar beiders in te lijven bij het roode leger. De schoonste voorspieglingen worden gedaan, om hen te verstrikken en hen te bewe gen zich te scharen onder de roode banier. Ook voor Christenen, inzonderheid voor belijders van den Christus, zoo heet het dan is daar een plaats, en niet zoh weinigen hebben zich reeds door do schoonschijnende redeneeringen laten misleiden. Eti toch is het voor ieder die om zich ziet duidelijk, dat er voor den Christen geen plaats is in het Soc. Democratische leger. Dat wordt duidelijk zoodra wij letten op de socialistische levenspractijk, op de levensuitingen en op het levensbeginsel. Men kan heel lang en mooi redeneeren, maar op de pertinente vraag: erkent de Soc. Democratie, dat hemel en aarde door den almachtigen God zijn geschapen, möet het antwoord ontkennend luiden. Alle verdere redeneering is dan overbodig. Want immers, wanneer wij wèl de waar heid van dit goddelijk woord van heeler harte belijden dan laat dat woord ons ook nooit meer los. Dan moeten wij daarmede rekenen in on3 gezinsleven en bij de opvoeding van onze kinderen in huis en school. Ons maatschappelijk leven wordt dan door dat woord belieerscht. Patroons noch arbeiders kunnen er dan aan ontkomen om de goddelijke ordinantiën te erkennen én toe te passen. En o'ók in het politieke leven, bij de vraag hoe ons land moet worden gere geerd, kunnen, .wij dan dien God niet uit schakelen. Daarom is het zoo noodig dat wij ons telkens weer stellen voor deze cardinale, allesbeheerschende vraag: gelooven wij waarlijk in den Schepper van hemel en aarde, erkennen wij Hem ten volle als onzen God en Koning? Indien ja, dan zullen wij ook gevoelen onze groote verantwoordelijkheid. Onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de regeering des lands, onze verantwoorde lijkheid ten opzichte van de groote maat schappelijke vragen, hetzij dan als patroon of arbeider. Maar tevens, wordt het dan ook licht om ons heen. Schijnt nu in het sociale leven vaak alles even donker en duister te zijn, is er in het politlieke leven veel dat ons den moed dreigt te benemen, wij kunnen niettemin vol vertrouwen onzen weg gaan. Immers wij weten het dan: diezelfde God die hemel en .aarde schiep, is het ook die ten slotte het roer in handen houdt. Zijn raad zal bestaan. Hij zal al Zijn welbehagen doen. STADSNIEUWS. Hulp voor het Duitschs kind. Dinsdag 4 Mei zullen uw geld en uwe hulp gevraagd worden voor het noodlijdende Duitsche kind. Wij doen een dringend! beroep op uwe medewer king. In verschillende streken van Duitschland is het broodrantsoen weer verminderd. In tal van steden is voer de kinderen boven het jaar bijna geen melk beschikbaar; slechts om de paair dagen oen bekertje, met water verdund. Totdat de nieuwe oogst is binnenge haald zullen er zware tijden komen vcór menig gezin, bovenal voor menig kinderleven, door den nood dezer jaren toch reedis zoo verzwakt Men bedenke, wat deze dingen zeggen willen; men bedenke, hoeveio maanden deze ellen de reeds drukt als een zware, altijd zwaarder wordende last; men bedenke, dat hel hier kindieren geldt, jongens en meisjes, die ook naar geluk en le vensvreugde verlangen, gelijk do dnz -; men bedenke. welvoorzi en ons k'einc landje is.'Wij verwachten.' dat gij ons helpen wilt. Het is het eenige, dat wij doen kunnen- lher en daar een kind van den dood redden, een klein 'beetje blijheid brengen in jonge ver zwakte leventjes. Dinsdag zal uw geld gevraagd wor den en lijsten zullen worden aangebo den. Kleeren zijn ons welkom, n ouwe en oude; levensmiddelen ook Huisves ting \oor Duitsche kinderen bovenal, men bedenke zich eens, of men niet tii- öelijk een kleine gast kan herbergen. Het Comité wil dan helpen, als het noo- di'iQ" is. met kleeren en scjioenen en geld. Wii rekenen op uwe medewerking. Prof. 'dr. K._H. Roessingh, voorzitter: Mej. A. van Wensen, se cd-, B reestraat 81; de heer E- W. Wichers Rollanctet, pënninem.; Mevr. G. C. Kanteijn—v. a- Haas. 2do secr.', ds. W. Th. Boissevain; Mej. D. Coeberglv. Mevr M. Kranlz— Kassner; de heer .1 v. d. Heijden: Mevr. Methor si—Srnits; dr P. J. M. Niemer; Mevr. |\f. Nieuwen Ihi's—UeixküM O lil den band; dr. Noaclr Prof. dr. N. Plï- Tondelennrof. dr. G. T. Th terry: mevr. J. Schnkkinsr—Metelerkafnp: de heer J- P. A. van Wceren, kolonel der infan terie. Uit 'de buitengemeenten: de heer P- E. Viorvant Tukker, Leiderdorp); dr. •T. Hengevekl Zoeterwoudc Mevr. M. Zaalberg—Hamel, Oegsf.geesf: dé lieer H. 9. Prijtink. SassfAhëinv Mevr. N- HoHverdaJent,ink. Voorscholen; Mevr. Leem hard fi—Tanpenbciek. ffoo'rdwijk; Mevr. Sebötvink, Warmond- Hercf.enWnflSsaroenkomst. Gisterenavond werd vanwege de Leffdlsche {Christelijke 'Oranje.-Vereeni- ging in de Oosterkerk alhier een open bare vergadering gehouden ter gelegen heid van den verjaardag van H. K- II. Prinses JuKana. Het kerkgebouw was zeer goed bezet. Te ongeveer kwart over acht ojopnde de heer De Lange, 2e .voorzitter der vereenjging het samenzijn, las Psalm 103 voor en liet daarna liet eerste en derde vers van Psalm 46 zingen. In zijn openingswoord riep de lieer De Lange -de vergadering een hartelijk welkom toe. en sprak daarna tot Ds. Thomas, le Voorzitter der Oranjeveree- niging die na zijn ernstige ongesteld heid weer voor het eerst, aanwezig was. evenwel nog niet in staat, om de leiding ter-hand te nemen. Spreker hoopte clat Ds. Thomas spoedig weer als voorzitter' der vereenigiiig zal kunnen optreden- Vervolgens wees spr. op den toestand in het gewone loven en zeide dat het bestuur dier Oranjevereeniging tot de overtuiging komt. dat de vereeniiging meer en meer propaganda moet maken voor de Chr. beginselen tegenover de propaganda d'ie door dé sooilalisten wordt gevoerd- Wij moeten toonen dat er duizenden en duizenden in ons land zijn d»e dankbaar zijn, dat wij nog een vorstin met oranjebloed bezitten en dat. wij onze hoop vestigen voor de toe komst op de prinses- 1 Mei zal den dag zijn voor de socia listen, maar 30 April zal den dag zijn voor dat d'eel van ons volk dat trouw wit blijven aan hot vorstenhuis der. Oranjes. Spr. wekte allen op tot beaoek van een door de Oranjevereeniging op 23 Mei a- s. té houden bijeenkomst in Pniël. Nadat de heer De Lange in gebed was voorgegaan, verkreeg Ds. II. J. Kouwcn- hoven het woord die op interessante en duidelijke wijze de diensten toeken de die de verschillende oranjevorsten in dén loop van ecuwen voor ons volk hadden verricht. Hij toekende daarbij Oranje als een symbool van Vrede, Vreugde en Recht. Hij ging na hoe de-Oranjes steeds ons volk uit de ellende naar voorspoed brachten en zefde: zouden we dan diit willen en kunnen vergelen?Daarom wa ren wij heden in vreugde en blijdschap den geboortedag van hét vorstelijk kind de -jóngste, de eenigste spruit van Oranje. Na Ds. Kouwenlïoven trad! Ds. M. J. Punselie op. Hij zette het standpunt uiteen dat de Christenen hebben in te nemen tegenover de socialen van de zen tijd. en toonde klaar en duidelijk dal dé beschuldigingen van de Roode zijde dat Christelijk het symbool is van conservatisme (van den dood) en Oran je het symbool i3 van fnuikende mach ten ©enenmale ongegrond ziin. Juist Ls 't het Chr geloof dat den menscb vernieuwt en hel is onder Gods Heili gen Geest de Bijbel die den mensch steeds tot vernieuwing des levens en opwekking des geest es aanspoort. Ds. Kouwenlïoven beëindigde dé sa menkomst met gebed. Ten slotte werd door den aanwezigen het Wilhelmus van Nassau we aangehe ven. waarvan 2 coupletten in feestelijke opgewektheid werden gezongen. Het bestuur had voor «zeer aangena me muzikale afwisseling zorg gedra gen. Een koor ziong on zéér schoon e wii ze óenige Lederen die met groote stilte "werden aangehoord. Ook' de solo-zang en hef vioolspel en ten slotte nog do or gelmuziek trokken in hun verschillen de toongeaftrdhefd zeer de aandacht va.n de aanwezigen en gaven genotvolle afwisseling. De bijeenkomst mocht uit nemend slagen! Gemeenteraad. Door den heer Sijtsma is voorgesteld de aftrek voor noodzakelijk levensonder houd in de verordening op den H. O. te bepalen op f G00 voor ongehuwden, f 800 voor .gehuwden en voorts een aftrek van f 75 voor ieder kind. Verder zijn door ditzelfde Raadslid amendementen voorgesteld op de verorde ning Havengeld" en op het voorstel inza ke de jaarwedderegeling van de ambte naren, (staat D.). De heeren heeren Heemskerk, Bisschop en van Tol hebben Ven amendement voor gesteld op staat C. Burgemeester en Wethouders der gemeen te Leiden lieblben tot deurwaarder der Directe Belastingen alhier benoemd, de heer A. Baa n. Stadstminerwerf. Telefoon No. 127. Geopend van 9—12 en 's middags van 2—5 uur. 's Zaterdags van 9—12 uur. 30 April 1920. 1 kalkbrander. 23 grondwerkers. 16 op perlieden. 3 betonwerkers. 2 ijzervlech- ters. 1 cementwerker. 1 stucadoor. 1 fundeëririgswerker. 1 bleekerskneckt. 1 aanbouwer. 1 voor staander. 4 bankwer kers. 1 klinker. 1 electricier.. 3 bus- senmakers. 1 instrumentmaker. 6 wol kammer, 1 afvaisorteerdcr. 1 wever. 1 spinner. 4 katoendrukkers. 3 banket- Aan het Zoeklicht. Leiden, 1 Mei '20. Het ligt in ons voornemen' vanaf dezg plaats op ongeregelde tijden hes zoeklicht te laten schijnen. Personen en toesbanden, al naar 't ge valt een oogenblik .onder de lamp te ne men. Vandaag is 't 1 Mei. De dag waarop onze roóde broederen elk jaar worden opgeroepen om te s'takfn en te demonstreeren. De leiders die «telkens een nieuwe leuze moeten bedenken hebben uitgevonden dat 't ditmaal moet zijn: Inter nationale broederschap en Socialisatie. Wel predikt men den k 1 a scs e nsl rij d en zingt: we hebben lang genoég bemind, we willen eindelijk haten, wel deinst men niet terug voor een gewelddadige r e- v o J u t i e, voor bloed en tranen* maar dat hindert niet. Als de heeren wijzen, dan zullen de be wuste arbeiders" wel prijzen. En al weten ze niet wa'fc met socialisatie bedoeld wordt, daarom kunnen ze d'r toch wel voor demonstreeren? Wat Z9 dan ook doen. Daarvoor zijn zV immers bewust"? En als 't afgeloopen os dan haalt „Heb Volk' een oud cliché uit;-de zetkast en lezen we weer zooiets van „een- overweldigende manifestatie, uitdrukking van den vasten! wil-onzer klasse." Wie was t ook weer die beweerde dat de wereld bedrogen wil zijn? OBSERVATOR. bakkers. 7 broodbakkers. 7 slagers. 1 bierbottelaarsknechT. 97 sigarenmakérs. 2 s'igarensorteerders. 1 stripper. 2 ta baksbewerkers. 1 kistjesplakker. 1 clek- sorieerder. 1 magazijnknecht. 1 kruide- niersËediende. 1 winkelbediende. 4 loop knechten. 4 koetsiers. 1 chauiieur. 3 bloemisten. 1 schipper. 2 motorschrp- pers.1 nachtwaker. 56 losse werklieden, V r 0 u w e n: 5 Breisters (hu:0. i Vas- pelaarsier. 1 werkster, enz. Kolen uit Duitsohiand. De correspondent te Dusseldorf van het „Handelsblad" seint: Over de mogelijkheid van den toekom- stigen kolenuitvoVr 'uit het Rulirgebied naar Nederland en andere neutraio sta ten verneem ik van welingelichte zijde, dab de besprekingen, die hierover met de En tente gevoerd worden, nog niet zijn geëin digd. Het bericht echter, dat de stopzet ting van de verzending naar Nederland zeer spoedig te venvachten is, is echter niet in overeenstemmng met de feiten. De rijksregeering meent, dat bij de tegenwoor dige resultaten van de kolenproductie "de eischen van Frankrijk in'zooverre vervuld zullen kunnen worden, dat maandelijks 1.4 miliioen ion geleverd kan worden Indien de vernooging van de kolenproduc tie aanhoudt en er geen storingen in het vervoer komen, verwacht men niet alleen het binnenland van voldoende kolen te kunnen voorzien, maar ook aan Nederland de tot nu toe overeengekomen hoeveelhe den te «kunnen blijven leveren. Deze ver wachting wordt echter totaal to niet ga- daan, wanneer volgens de bepalingen om trent het gebruik der OpperSilezische ko len Duitschland daar eerst in 5de of 6de plaats aan de beurt komt. De hoeveelheid kolen, die Duitschland daardoor minder zou krijgen, moeten dan natuurlijk uit het Ruhrgebied komen. Voorloopig wordt de verzending naar Nederland op den ouden voet voortgezet. In Berlijn heeft men den indruk gekregen, dat vooral Frankrijk het met de regeling der koiènvoorziening door het Rulirgebied, voor zoover het de verzending r.aat neu trale staten betreft, eens zal zijn. FEUILLETON. dear HUGO KINGMANS. (Nadruk verboden.) 25) Naar het dorpje, naar de boerderij van den jongen Sinke, waar was een eenvou dig slaapkamertje van den eersten knecht Jan Bolmcr, die steeds in gedaclitep ver keerde in de stad, waar moest zijn het meisje, dat hij pog steeds liefhad* HOOFDSTUK XIX. Door de stille avondlucht heeft de groote klok van. de Oostertoren haar klingelend carillon doen hooren. Daarop waren elf slagen gevolgd. Het wordt wat minder druk op straat. 1 Twee mannelijke personen loopen door de hoofdstraten, in druk gesprek gewik keld. Het is Horringa met een helper. Een helper, die staande is gehouden op het hellend vlak der zonde, dat voert tot eeuwig verderf; die het zondepad heeft vaarwel gezegd en nu onder leiding van hem, die het middel in Gods hand is geweest, om hem te voeren naar de beproefde paden des geloofs, bestriidt de v.reeselijke zonde dei; ontucht. L Het -is de Middernaclitzendeling Horrin ga en de medisch student Jan Bqer, die dwalen op de straten, om terug te brengen het verlorene, het afgedwaalde, om in te grijpen als het moet. Zoo nu en dan slaan zij een steeg in, om op een ander hoofdpunt terecht te komen. Het is op dezen avond, dat plots de stu dent den Middernachtzendèling bij den arm grijpt, heftig, zoo onverwachts, en schijnbaar ongemotiveerd, dat Horringa bijna een kreet slaakt. Zooeven is hem een meisje gepasseerd. Horringa heeft zijn vorscliend oog op haar geslagen, maar het is te donker om iets te onderscheiden. Op hetzelfde moment voelt de Midder nachtzendeling een ruk aan zijn arm, draait zich naar zijn metgezel en vraagt, star-verwonderd „Wat is er?" „Ga mee terug. Ik ken haar. Het is... het is... de vermiste Marie Lokkerse!" „Wat!" Het klinkt als een schreeuw in de ver laten straat. Op haar schreden -keeren zij terug, de zijtseeg uit, naar de hoofdstraat, waar nog verschillende mensclion loopen. Op een electrische tram stapt een meisje. Horringa loopt harder; zwaait met de artn; de conducteur op het ach te r- balcon ziet het niet; tjingelende rijdt de tram door. Staande in het volle licht kijkt het meisje naar achteren. De beide middernaclltzendelingen staan stil, in het licht van de electrische lamp, die hangt in hel midden van de straat. Horringa kijkt den student aan, die nu met volle overtuiging zegt: „Dat is nu Marie Lokkerse!" De ervaren Horringa weet niets, maar hij weet genoeg. Hij weet, dat Marië Lokkerse heeft ge kozen het pad der zonde. Aan het doel van hun wandeling den ken zij niet meer. Horringa steekt een versche sigaar op, omdat hij dan beter kan nadenken, naar hij altijd zegt. Want nu moet er wat gebeuren, al weet hij nog niet precies, hoe of wat. „Het meisje leeft, heeft niet den dood ge zocht. Het moet ergens wonen. Uitgezocht moet waar. Maar hoe? De politie onmiddellijk op de hoogte stellen? Haar de heele zaak in handen geven? Of niets zeggen en zélf het onderzoek leiden, het meisje trachten te spreken en terug te brengen. Wat moeten we doen1?" ITet zijn allemaal korte zinnen en vra gen, die Ilorringa op bedaehtzamen toon uit. Maar er moet een definitief antwoord op al die vragen volgen. Dat beseft hij maar al te goed. Vanavond moet hij nog beslist hebben wat te doen. En Jan Boer moet hem daarbij helpen. Hij alleen kent Marie Lokkerse. Peinzend loopt Horringa verder. De stu dent zegt niets. Hij kent den Middernacht- zendeling nu al. Het is beter in zulke om standigheden te zwijgen. Zij bereiken de woning van Horringa, welbekend aan den student, die vaak de vriendelijke bewoners heeft bezocht na dien gedenkwaardigen avond, die een ommekeer in zijn leven heeft gebracht. Horringa heeft zijn plan gereed. „Ik zal morgenocli-tend den hoofdcom missaris opzoeken", zegt hij, „hem vertel len, wat ons is wedervaren. Dan zal ik hem vragen, alléén te mogen handelen, wat hij wel zal goedvinden. Het zal de eerste keer niet zijn, dat mij zooiets wordt toegestaan. De politie moet hier maar buiten blijven. Als ik haar noodig heb, is het tijd genoeg. En dan. mijnheer Boer, moeten we er nu avond aan avond op uit, man. Ik kan je niet missen. We zullen haar weer wel eens ontmoeten, is te ho pen. Dat is het eenige middel. Je keurt het natuurlijk goed, nietwaar?'' Jan Boer knikt toestemmend, terwijl zijn gedachten vertoeven in B.. bij de we- duwe Lokkerse, die liij zoo goed kent eu die in de verste verte niet kon vermoeden, wat leven haar dochter leidt. De heer Horringa raadt zijn gedachten. „Ja, 't is vreeselijk", zegt hij, „wanneer, een kind op het slechte pad is. Ik heb eens een vrome moeder hooren zeggen: „Ik breng mijn kind liever op het kerkhof, dan haar te weten op het breede pad des le vens." Dat kan ik mij zoo goed indenken. Wie weet, wat dit arme schaap al heeft ondervonden hier in deze stad." Op zijn stille, eenzame kamer terugge komen, is er Eén die ziet, dat de student knielt. Hij dankt God, dat Hij hem heeft terug gehouden van het pad, waarop de Mid dernaclitzendeling zooeven heeft gedoeld. Maar het is geen Farizeeërsbede: „ITeere, ik dank U, dat ik niet ben als zij", want zijn dank gaat over in een innig gebed voor I.et arme, afgedwaalde meisj uit cIa plaa'.s zijner inwoning. HOOFDSTUK XX. Het is aan den avond van den volgen den dag. dat baas-Sinke het hulppostkan toor inloopt, om te zien. of er iets voor hem is, daar des avonds de post op ho( dorpje niet wordt bezorgd. iVLo.fvit J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 1