NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Prijs per Nummer 10 Cent. Bureel: Scheepmakerssteeg 6. Zaterdag 26 April 1890. N°. 98. Uitgevers: Gebroeders Muré. ees' lak :erei e. als nstr ten. den Ileze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMENT: Voor Leiden, per 8 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. ADVERTENTIE N: Van I6 regeisf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingenk contantzonder rabatper regel 0.10. 204. Jaargang. Stads-Berichtei». VOORZITTER van den Gemeente- pgï ,j van Leiden; ezien art. 31 der wet van 4 Juli 1850 Mad n°. 37)zooals die is gewijzigd ,rt. Vü der additioneele artikelen van Irondwet; r. lengt ter algetneene kennis dat ue lijs- j-.der kiezers van leden van de Tweede n f Her, de Provinciale Staten en den Qe- RI3E mteraad op heden zijn gesloten, opnieuw •j geplakt en gedurende acht dagen op de ml retarie dezer gemeente vooi een ieder inzage nedergelegd. insordt deze door plaatsing in de Leid- I jfe tyurant afgekondigd. 4 De Voorzitter voornoemd, l DE KANTER. Liiden, den 25 April 1891. beschrijving van het patentrecht en de personeele belasting voor het dienst- jaar 1890/91. JtARGEMEESTER en WETHOUDERS vin LEIDEN 'gen ter algemeene kennis, naar aanleiding van ontvangen besluit van den Commissaris des Ko- in de provincie Zuid-Ilolland, van den 29eD rt j\., Provinciaalblad n®. 28, houdende eenige Jingen len aanzien der beschrijving van bet uitrecht voor het dienstjaar 1890/91, alsmede aanleiding van een gelijk besluit, van dezelfde tekenipgProvinciaalblad n°. 27, betrekkelijk beschrijving der personeele belasting voor het itjaar 1890/91; t op den ts,cn Mei eerstkomende een aanvang rorden gemaakt met de beschrijving der palent- fw-jgligen, bedoeld bij n®. 37-.40 van tabel n®* U* de slijters, tappers, kroeg- en koHiehuishou- waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen 3 en rondgebracht, en na verloop van drie dagen, i wcge den ontvanger der directe belastingen i reQu worden afgehaald, en wordt dien patent- tigen herinnerd de bepaling van art. 2 der Wet len 24,len April 1843 Staatsblad n°. 16), dal an beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij 'lelft van hunnen aanslag over het dienstjaar r/9t hebben voldaan, en nadat het verschuldigde het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezui- j waarvan zal moeien blijken, alvorens de akten patent aan hen kunnen worden afgegeven; dat Wramogelijk hunne aanslagbiljetten zullen worden rgd, en de pat ent bladen in gereedheid gebracht, ijl die dadelijk moeten worden afgehaald it, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij abel n°. 16 der Wet van den 22»t« April 1852 itl blad n°. 61), houdende wijzigingen en uit gingen van de ordonnantie op bet recht van t, van den 2l*tcn Mei 1819 (Staatsblad u°. de tijd der uitgifte van de door de patentplich- in te vullen verklaringen van aangifte, voor jare 1890/91wordt vastgesteld op den 8sten aanst., en dat de wederinzamelingtegen reQu, den ontvanger of zijn gemachtigde geleekend, dagen na de uitgifte zal geschieden jt de registers der patentplichtigen uiterlijk op 3tsten Mei aanstaande zullen worden gesloten, en la dien tijd volstrekt geene vei klaringen zullen en aangenomen urdende ieder patentplichlige bij deze herinnerd art. 18 der Wet op het recht van patent, van 21»ten Mei 1819 (Staatsblad n°. 34), inhoudende: zij, die bij bet aanbieden of bezorgen der ver ingen van aangifte, of ook bij bet terughalen die, mochten zijn voorbijgegaanzich niet mogen »pen op een of ander begaan verzuim, maar gendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat hij »de Wet gevorderde aangiften, verklaringen aanvragen, welke ter invulling aan bet kantoor den ontvanger der directe belastingen verkrijg- zijn, door »hen in persoon of door hunne lachtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij 11. aalden tiid, ter "zeiver plaatse moeten worden Oiltficnd 3 da oor ie). ol r of dam lame ad, i ideri snede art. 37 der gemelde wet, in verband met 7 der Wet vnn 15 Aoril 1886 (S/W. n®. 64) Wet van 15 April 1886 (S/W. n®. 64) lende: »de aan het recht van patent onderhevige tonen, welke, na den afloop van den tijdtot het "der aangifte bepaald, bevonden zullen worden niet, of door valsche, onnauwkeurige ofonvol- ige opgave, niet behoorlijk van hunne verplich- 'oor ten aanzien dier aangiften te hebben gekwe- zullen telken reize, wanneer hun verzuim of feeding wordt ontdekt, vervallen in eene boete kn hoogste 400 gulden" met betrekking tot de schippers, scliuitenvoer- in de tabel n°. 16 der Wet van den kt, 229ten April 1852 (Staatsblad n°. 61) voorkomende, de eigenaars, vaste huurders en andere vaste gebrui kers van binnenvaartuigen, gehouden zijn om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal wor den gevaceerd in een der vertrekken van het Raadhuis, van 1 Mei eerstkomende tot uiterlijk den 16den Mei daaraanvolgende, des namiddags van 1 tot 3 uren, de Zondagen uitgezonderd, voor zooverre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; zij worden tevens uitgenoodigdcm de meetbrieven hunner vaartuigenmits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al die inlichtingen te geven, die van hen hetrekkelijk de vaartuigen zullen worden gevorderd, terwijl er na den 16dcn Mei voor meld geene verklaringen meer worden aangenomen en de nalatigen, bij ontdekking, zullen beloopen de boete, bepaald bij artikel 37 der Wet van 21 Mei 1819 (Staatsblad n°. 34), hiervoren omschreven; dat voorts alle patentplichtigen, bij tabel n°. 7 der wel van den 16dcQ Juni 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels enz., hnnne waren in heibergen, hui zen, kamers of op openbare markten en kermissen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes, en alle handel drijvende en als hooplieden te be lasten personen, welke hunne waren ten verkoop, hetzij in 't klein, betzij in 't groot, te water of te land met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n®. 15 genoemd voor zooverre al die patentplichtigen in de algemeene beschrijving voor 1890/91 moeten worden begrepen, gehouden zijn zich gedurende de maand Mei, ter hekoming van hun palent, aan te melden in een der vertrekken van het Raadhuis, des middags van 1 tot 3 uren, de Zon- en Feestdagen uitgezonderdzul lende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijnzich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien dat ook op den 8en Mei aanstaande een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der belas ting op het personeel voor het dienstjaar 1890/91. Zij, die bij het bezorgen der biljetten of ook bij het terughalen daarvan zijn overgeslagenmogen zich in geen geval beroepen op zoodanig verzuim, maar zijn integendeel gehonden om de vereisebte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handtcekcning te bekrachtigen. Ingeval iemand verklaart niet te kunnen schrijven zal de ontvanger of zijn gemachtigde, desgevraagd, de invulling in zijn naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kunnen eischen^ve r rich ten, met vermelding der redenen waarom en zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemachtigde, in tegen woordigheid van een derden persoon en met en benevens dezenworden getcekendna vooraf gaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in be trekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in hel algemeen, behooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Hun echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die waarin zij hun verblijf hebbenzal het vrijstaan de aangifte voor allenmits alsdan voor elke ge meente afzonderlijk ter plaatsing hunner woning of van hun veiblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door den zelfden belastingschuldige in verschillende gemeenten wordfn gehoudenzal hij in elk van deze het aldaar gehouden wordende aantal behooren aan te geven. Voorts worden belanghebbenden in bet bijzondej aandachtig gemaakt op hunne verplichting om in- en m/wonende dienstboden der eerste en de in- en m/wonende dienstmeisjes der vierde klasse, die op 1 Mei 1890 reeds den leeftijd van 15 jaren zullen hebben bereikt in de belasting aan te geven en op de wijziging welke: vooreerst eene der vrijstellingen van vrouwelijke bediendenbij art. 5 van de Wet van den 9den April 1869 (Staatsblad n®. 59) heeft ondergaan, zijnde daarbij bepaald dat de belasting niet is verschuldigd wegens »De eenige vrouwelijke bediende, overigens naar »de eerste, derde of vierde klasse belastbaar, in »dicnst van den belastingplichtige, welke geene andere »bedienden houdt en vier of meer eigen of aange- »howde kinderen, kindskinderen of pupillen bij zich »heeft inwonendie op den eersten Mei des jaars «waarover de belasting loopt jonger dan eenentwin- »tig jaren zijn." ten andere in de twee eerste paragraphen van art. 27 der Wet van den 29sten Maart 1833 (Staatsblad n°. 4) bij art. 7 derzelfde Wet. van 1869 zijn ge bracht, ten opzichte van het in gebruik nemen van een perceel na den 15den Mei of het verlaten daarvan in den loop van het dienstjaar en ingeval van over lijden. Voorts worden belanghebbenden herinnerd aan de verplichting om bij bezwaarschriften zoo wat patent als personeele belasting betreft over Ie leggen een duplicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents bij den ontvanger der directe belastingen verkrijgbaar. Eindelijk worden de ingezetenen verwittigd, dat tot tegensrhatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: JOHANNES CORNELIS RIJK, WILLEM ANTHONIE VAN LITH, ABRAHAM BOEKWIJT. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 25 April 1890. LEIDEM, 25 April. Door de commissie voor de artsexa mens zijn in hare heden alhier gehouden zitting voor het eerste gedeelte van dat examen toegelaten: mejufvrouw A. S. C. H. Hooikaas en de heer H. W. A. M. Nuyens. Bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is aan E. O. A. Ten Siethoff, met ingang van l Mei 1890, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als adsieteut voor de pathologische anatomie bij de rijks universiteit alhier. Tot leden der commissie belast met het afnemen der eindexamens van de hoo- gere burgerscholen in Noord-Holland (te Alkmaar te houden) zijn benoemd de heeren dr. B. J. Goossens en dr. A. E. J. Hol- werda, leeraren aan de hoogere burgerschool alhier. De Leidsche studenten-wielrijdersver- eeniging //De raddraaier" zal iu Mei een wegwedstrijd houden. Gedurende het 1ste kwartaal 1890 werden het rijks museum van oudheden door 672, bet rijks ethnographisch museum door 87 en het rijks kabinet van prenten en pleisterbeelden door 37 personen be zocht. Anno 1700. In de twee daaraan voor afgaande jaren was alles door den langdurigen en harden winter van 1698 zéér duur ge worden, doch het jaar 1700 was wederom gez gend; boom en veldvruchteu waren er menigvuldig; de zee bracht ook het hare op, en in de maand Mei werden er te Katwijk aan Zee, op éénen dag 160,000 schelvisschen gevangen. Het weeshuis te Leiden, alwaar toen 500 kinderen verpleegd werden, werd voor één gulden een geheelen dag met visch gespijzigd. Zitting van <lc arrondissements rechtbank te 's Gravenhngo van 24 April. [let is jammer dat Emile Zola niet eens Scheveningen bezoekt, en daar de toestanden bestudeert. Aan het kurhaus moet hij niet wezen, daar zou een aangenaam canseur, als Damas, stof in overvloed vinden. Maar Zoia dient daar, zoo als hij elders maar al te veel doet, eens een bezoek aan de nederigen der aarde te brengen, en dan zal hij in de hofjes en visschersbuurten stof genoeg vinden voor réalistische roman». Hij zal dan nog daaren boven in de gelegenheid gesteld worden peunescbetsen te maken, die men dames en kinderen iu handen kon geven. Daar is stof voor een nieuwe editie van het dierlijke in den mensch, of la Béte hnmaine II naar de natuur geschetst. Zola kan wijzen op het feit, dat de bonden dikwerf de bokkepruik op hebben, zonder dat men er reden voor kan geven. In zoo'n geval ziet men dikwerf twee bullebijters uit de deuren van eeri paar aangrenzende woningen schieten, die plotse ling voor elkander blijven staan, een koit gebrom aanheffen, waarop onmiddellijk een verwoed hondengevecht ontstaat. Ouder de menschelijke bewoners van Sche veningen, die te midden der beschaving vaak nog zoo weinig van de beschaving hebben overgenomen, is dat opzetten van de bokke pruik een alledaagsch verschijnsel, en dan handelen zij niet veel wijzer dan de vier- votters. Bij de viervoeters is de rechtspraak gemakkelijk door middel van de honden zweep. Bij la Béte humaine gaat het anders toe, en is den rechter de vervelende ondankbare taak opgedragen om te onde:zoeken, in hoe verre de beklaagde schuld heeft in een zuivere tweebeeDige bullebijterskwestie, een vraagstuk waaraan Salomo's wijsheid en Job's geduld nog te kort komen. Een Scheveningsche vrouw heeft in haar beurt en met haar buren ruzie gehadeen feit, dat wel met eiken tik van den seconde slinger op Scheveningen zal plaats hebben. Zij heeft daarover de bokkepruik op, even als een bullebijter, die in geen tijd op straat is geweest. In dat hum ur geeft zij een kind te drinken, haar buurman kou.t ook de deur uit en kijkt baar aan ffwat mot je", roept de vrouw in plat Scheveningsch en het antwoord in even plat dialect is, ^wat is het zoop" Helaas wij hebben geen woordenboek om dat Scheveningsch in goed Hollaudsch te vertolken, maar dat moet een erg gezegde zijn geweest. De vrouw krijgt in haar gemoed hetzelfde gevoel, als de hond die uit zijn humeur is, en plotseling een anderen viervoeter tegen over zich ziet. Buurman wordt aangevlogen, met een ketel naar het hoofd gesmeten, er wordt klompenslaag uitgedeeld, de beide partijen zetten daarna den strijd voort met de handen, tot dat het den man begint te vervelen en hij daarna den strijd begint roet zijn beenen, waardoor hij een groot voordeel op de vrouw heeft, die niet zoo goed kan schoppen, om dat haar rokken haar daarin zoo hindere.D. Geen dame kan goed tegen schoppen, al is het ook een Scheveningsche, vandaar dat de vrouw spoedig het onderspit delfde. De officier van justitie eischte tegen dezen damesschopper 7 dagen gevangenis straf. Ook het strand is stellig veelal de kamp plaats waar menige ruzie uitloopt op hand tastelijkheden. Een huisbaasje kwam bij zijn huurder, om achterstallige huurpenningen. De huur der kon of wilde het niet geven, waarop onmiddellijk het gevecht begon en de huurder over vischmanden werd gesmeten. Aan de rechtbank vertelt men den man, dat da wet verbiedt aldus de quitantie te presenteeren, waarop beklaagde zegt dat bij betaald werd met de uitdrukking (/oode schurk." Als anderen als getuigen optreden, en verklaren, dat er niet gescholden is, dan zegt hij dat die allemaal vrienden van den persoon zijn, die nolens volens over de vischmanden vloog. En als nu de president zegt, wat zouden die menscheu er aan heb ben te liegen, dan haalt hij het voorbeeld van den ,/grooten meester" aan, die ook zoo vele vijanden had, waarop dadelijk een ongenadige berisping van den president volgt. Als dat niet helpt, gaat hij een sprookje van moeder de Gans opdisschen en vertelt, dat er zoo'n tal van vischmanden schade loos over het strand liggen, dat men er over valt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1890 | | pagina 1