NIEUWS- EN ADVERTKNTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Weie Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Prijs per Nummer 10 Cent.
Zaterdag 5 April 1890. N°. 81.
ADVERTENTIE N:
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Berich ten.
Jacht en Visscherij.
De Wilddief.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25,
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60,
203e Jaargang.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingena contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Tweede Zitting van den Militieraad
BURGEMEESTER EK WETHOUDERS TAK LEIDEN
Gezien de artt. 86 en 92 der wet van 19 Aug, 1861
rekkelijk de nationale militie [Staatsblad n°. 72)
ïlet op de missive van den Luitenant-Kolonel,
Tjudant des Konings i. b. d.Militie-Commissaris
het 3de district der provincie Znidholland;
f Brengen ter algem. kennis: dat de tweede zitting van
Militieraad voor deze gemeente wordt gehouden in een
vertrekken van het Raadhuisop Maandag den
en Dinsdag den 15den April 1890, op eerst-
giuielden dag des middags te twaalf urentot
het doen van uitspraak omtrent alle
In de eerste zitting niet afgedane za-
t ken, op laatstgemelden dag des voormiddags te elf
'toen, tot het doen van uitspraak om
trent hen, die als plaatsvervanger of
Bk nummerverwisselaar verlangen op
j ie treden; voorts, dat tot het opmaken der daar-
(ehairlw'ereischte bewijsstukken, van heden af, ter Secre
tie dezer gemeente, van des voormiddags tien tot
les namiddags vier urenZon- en feestdagen uit-
UiiZOrU,mlworc^ gevaceerfh welke gelegenheid de
__Jjelanghebheudcn worden vermaand zich te nutte te
Tiakendaar aan den loteling, die reeds bij de mi-
!*Jie is ingelijfd, overeenkomstig het bepaalde hij ari.
(O der bovenaangehaalde wet, door den Koning niet
7.20tav\ h\ bijzondere gevallen het stellen van een plaats-
8.25'ervanger kan worden vergund.
0.25, Eindelijk wordt, ter voorkoming van misverstand,
11.25
12
2.25
3.25
4.
5.SO
7.25
9.25
ertrev
>orscI
iar.
UlllUCIIJb nuiui ivi g - ---
og opgemerkt dat de loteling, omtrent wien de Militie-
lad in zijne eerste zitting reeds uitspraak
eeft gedaanWIET in de tweede zitting
hoeft te verschijnen, ten ware hij daarin een plaats-
ervanger of een nummerverwisse-
lar mocht willen voorstellen.
En wordt deze door aanplakkingen door plaatsing in
Leidsche Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
llBIH4 April 1890. DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
De BURGEMEESTER vari LEIDEN herin
fl aan hen, die zich voor hel aanslaande
loen 1890/91 in het bezil wenschen le zien
Jacht- en Vischaktcn, of wel van
kostelooze vergunning lot uiloefening der
mcherijdal de blanco verzoekschriften ter
Vkoming daarvan gratis verkn gbaar zijn
Gemeentesecretarie, alwaar zij, behoor-
ingevuld en onderteekend, vóór den
"wen April a. s. moeten terugbezorgd
11 .'25
i.ai
3.45
6.21
7.55
10.11
zijn, ten einde aan den Commissaris des Ko
nings in deze provincie te worden ingezonden.
Tevens wordt aan belanghebbenden herin
nerd dat blanco verzoekschriften tot het be
komen van buitengewone machtiging tot liet
verdrijven van schadelijk gevogelte met pistool
schoten, het schieten van konijnen en ander
schadelijk gedierte en het visschen als hel wa
ter met ijs bedekt is, mede gratis ter Ge
meente-Secretarie ter invulling verkrijgbaar
zijn gesteld.
De Burgemeester voornoemd
DE KANTER.
Leiden, den 27 Maart 1890.
LEIDEN, A April.
Aan een vijftigtal mannen van rang
en aanzien, oud-kweekelingen der Leidsche
hoogeschooi is een omzendbrief gericht,
waarbij zij worden oitgeuoodigd, mede te
willen werken tot de oprichting van een
Leidsch Universiteitsfonds. De circulaire is
van den volgenden inhcud:
«De ondergeteekenden, allen boogleeraren
aan de rij ks-ixu iv ersiteit te Leiden, komen
tot u met het verzoek, inzage te willen
nemen van de volgende regelen en deze ern
stig te overwegen. Wij twijfelen niet of uwe
liefde voor Neerlands oudste hoogeschooi
zal u, zoo u dit slechts eenigszius mogelijk
is, doen besluiten met ons mede te werken
ter verwezenlijking van een plan dat, naar
onze ernstige overtuiging, den bloei dier
hoogeschooi in hooge mate zal kunnen be
vorderen.
«Ofschoon wij dankbaar erkennen, dat in
de laatste jaren niet weinig in het belang
onzer universiteit is gedaan, valt het naar
ons oordeel toch niet te loochenen, dat haar
toestand door de invoering der wet op het
H. O. in sommige opzichten minder gun
stig is geworden. Wij willen thans slechts
op dit eene wijzende opheffing van het
oude academie-fonds, zonder dat daarvoor
iets anders in de plaats is gekomen. Dat
fonds stelde de universiteit in staat, in ge
val van gebleken behoeften, buitengewone
uitgaven te doen boven de sommen, bij de
begrootiug toegestaan. Werden b. v. be
langrijke boekverzamelingen geveild, dan
maakte het fonds het mogelijk, dat werken
vau waarde werden aaugeschaft, die anders
niet konden worden gekocht, en zoo terstond
te handelen zonder dat verhooging der door
het rijk toegestane gelden behoefde te wor
den aangevraagd; iets waartoe dikwijls, zou
de gunstige gelegenheid niet onherroepelijk
voorbijgaan, geen tijd beschikbaar was.
«Dut fonds werd echter in 1878 opge
heven, en de nadeelige gevolgen zijn niet
uitgebleven. ThaDs moet men zich geheel
binnen de grenzen der begrooting houden,
en deze zijn in vele gevallen niet ruim ge
noeg, hetgeen wel te begrijpen is, waar de
staat moet voorzien in het onderhoud van
drie universiteiten, die alle gelijke aan
spraken doen gelden, en waar de weten
schap aanhoudend nieuwe eischen stelt en
moet stellen. Menigmaal is dit uitgesproken
te Utrecht en nu onlangs te Amsterdam is
de hand reeds aan de ploeg geslagen, en
zijn of worden fondsen in het belang der
daar gevestigde universiteiten bijeenge
bracht.
«Iets dergelijks pogeo ook wij te doen
door de oprichting voor te bereiden vau
eene universiteitsstichting, van welke het
ontwerp der statuten u hierbij wordt toege
zonden. Zooals gij daaruit zult zien, beoogen
wij eene stichting, die in den ruimsten zin
van het woord den bloei der Leidsche uni
versiteit zal zoeken te bevorderen. Geenszins
om den staat het werk uit te handen te
nemen wenschen wij de bijeenbrenging van
dit fonds, maar om nevens dezen werkzaam
te zijn in het belang der geliefde Alma
Mater, op de wijze zooals dit door art. 9
der hierbij gevoegde ontwerp-statuten wordt
aangewezen. Dit artikel is met opzet zoo
ruim mogelijk gesteld, opdat rekening zal
kunnen worden gehouden met de steeds
wassende eischen der wetenschap. Het zal
natuurlijk van het bedrag der bijeen te
brengen sommen afhangen, in hoeverre da
delijk veel nut zal knnnen worden gesticht;
mocht het gelukken, al aanstonds een niet
onbeduidend kapitaal bijeen te brengen, dan
kan terstond krachtig worden opgetreden.
«Als eerste bijdrage voor het op te ricb-
teu fonds is eene som beschikbaar gesteld,
die nu reeds f 1500 bedraagt, en die onder
zekere omstandigheden tot f 3000 kan stijgen.
De eenige voorwaarden, door den gever ge
steld, zijn: het oplichten van een fouds als
boven is vermeld, het reserveeren van een
gedeelte der inkomsten tot kapitaal-vorming,
en bet bijeenbrengen van eene som van min
stens f 12.000 door anderen, die in den bloei
der universiteit belang stellen. Hij noodigde
de voorzitters der facnlteiten uit, met hem
de voorbereidende stappen te doe,D tot het
oprichten van het fonds; en gaarne hebben
dezen aan dat verzoek voldaan.
«Samen wenden wij ons thans ook tot
u, wiens belangstelling in onze Alma Mater
ons bekend is, met beleefde uitnoodiging
met ons mede te werken tot het vestigen
der stichting en het bijeenbrengen van het
daarvoor gevorderde kapitaal. Dezelfde uit
noodiging is door ons gericht tot eenige
andere mannen van naam en invloed, wier
namen in het ingesloten biljet zijn vermeld.
Mocht gij met ons willen medewerken in
den geest der ontworpen statuten, dan ver
zoeken wij u ons daarvan, zoo mogelijk vd<5r
15 April a. s. kennis te willen geven aan
het adres van prof. dr. J. M. Van Bemmelen
te Leiden.
«Wij znllen alsdan aan uwe goedkeuring
eene circulaire onderwerpen, door hen die
met ons instemmen onderteekend, en be
stemd om te worden toegezonden aan allen,
van wien men mag verwachten, dat zij der
Leidsche hoogeschooi warm genegen zijn, en
met name aan oud-studenten en studenten.
Ten slotte zal, met medewerking der stich
ters, het reglement voorgoed worden vast
gesteld en tot de oprichting van het acade
miefonds worden overgegaan.
«Wij zouden wenschen dit alles zdd spoe
dig te knnnen verrichten, dat wij in staat
mochten zijn de stichting in Juni a. s. in
het leven te roepen, bij gelegenheid der
viering van het lustrum der hoogeschooi,
als een schoon geschenk van het laatste
decennium der XlXe eeuw aan volgende
academische geslachten."
«Leiden, April 1890."
(is geteekeud) dr. J. M, Van Bem
melen, dr. D. Doyer, dr. M. J. De
Goeje, mr. P. A. Van der Lith, dr.
C. P. Tiele, mr. W. Van der
Vlagt.
In de ontwerp-statuten, bij den brief ge
voegd, wordt de te stichten vereeniging ge
doopt Leidsch Universiteits fonds, op welks
hoofd in een der grootboeken der Ned. staats-
EEU1LLETON.
een verhaal
üit den tijd van Graaf Jan II.
71.)
Vertrek!
ij nsbur,
»De inborst van mijn vader en van mijn
'•^feeder schijnt ge zeer slecht te kennen,
verstezei de jonkvrouw fier. Nooit
illen zij gedoogen, dat Agnes VanNnorlig
et iemand beneden haar afkomst en
[er stand een echtverbintenis zal sluiten,
'ever zouden zij eeuwig uw gevangenen
lijven".
«Maar zondt gij ook zoo wreed zijn, dat
l de liefde versmaaddet van een man, die
a Jli Rch, al is hij bij geboorte ook niet van
Jdel, wegens zijn heldendaden toch een
ma" ma® noemen> ïan een maü> d'e
gdagl aanWdt en die zijn leven voor nw geluk
i. iijP" kunnen opofferei? Zoudt gij zoo
'eedt kunnen zijn, schoone maagd P" vroeg
de Gentenaar, die zich geenszins liet af
schrikken.
«Mijn onherroepelijk antwoord is, dat ook
Agnes Van Noortig haar plicht kent, zoodat
zij nooit datgene, wat zij aan de eere
van haar geslacht schuldig is, zal
vergeten".
«Als mijn edelmoedige vijandiu meende
ik u te moeten hoogachtenmaar volgens
uw juist gevoerde taal heb ik mij deerlijk
vergist".
«Uw honende taal behoef ik niet te
hooren, al ben ik ook uw gevangene.
Laat mij dos heengaan, of ik zal u moeten
verachten", zei de jonkvrouw met veront
waardigd fonkelende blikken. Teven rukte
zij haar hand los en zij vlood benen, zonder
dat de Gentenaar, dien haar fierheid ver
blufte, haar durfde stuiten.
De Gentenaar bleef nog even geknield;
maar weldra sprong hij woedend op en
zijn toornig fonkelend oog volgde de
jonkvrouw, die, als vluchtte zij geenszins,
fier kasteelwaarts stapte. Eindelijk riep
Adolf: «Ha! uw trots zal ik weten te
fnuiken; gij zult weldra ondervinden, dat
Adolf de Gentenaar zich niet straffeloos
laat beleedigen. Bij St. Bavol Agnes Van
Noortig zal mijn gade moeten worden, of ik
verdelg haar met haar trotsch geslacht,
zoodat dan geheel Holland nog eeuwen
lang van des Gentenaars wrake zal ge
tuigen".
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
«Geef mij nu maar eens een kan uit het
Delftsch Roosje, Griet I" zei de hospes uit
den Vogelzang, terwijl hij met zijn mouw
het zweet van zijn gelaat wischte. «Het
kan vandaag een pintje lijden. Foei, foei, ik
ben doodmoedel"
«Jawel!" riep Jaspers weerhelft met de
handen in haar zijden. «Volgens ge
woonte hebt gij maar gepraat en gedron
ken, terwijl ik de gasten naliep en ze
bediende".
«Zoo?... Verlangt gij misschien naar
mijn dood, Griet?" vroeg de hospes.
«Zie maar eens: Aan elk mijner haren
hangt mij een zweetdruppel. Als dat reeds
van het praten en van het drinken alleen
komt, wat zou bet dan wel worden, als ik
nog eens werkte?"
«Ja, jal lui zweet is dra gereed. Ook
zult gij spoedig-ügenoeg in uw vet smoren.
Steek, zooals ik, de handen flink uit
de mouwen en je baik zal weldra
slinken".
«Hoor eens, wijfje!" zei de hospes
luchtjes. «Over mijn trots, over mijn
hoogsL achtbaren buik, moest gij maar
zwijgen, als ik zoo lang en schraal was
geweest, als gij zijt, zou mij zelfs een
smoordronken kerel nog niet voor achtbaar
hebben gehouden".
«Op mijn gestalte hebt gij ook altijd
wat aan te merken. Maar zeg eens? Wie
zou bet werk doen, als ik ook eens zulk
een gemeste gans was, als gij zijt?"
«Maar gij kwaakt als een eend, terwijl
ge mij van dorst laat versmachten".
«Daar, eeuwige nathals 1" riep de waardin
nu eenigszins boos, terwijl zij een kan bier
bij haar man neerzette. «Een vat bier
zult gij nog in uw graf meenemen".
«Wel zeker, schatjel Maar wie kan
er nu nog kloppen? Ga eens kijken,
Griet I"
«Jawel 1 als het maar geen kwaad volk
is", mompelde de vrouw.
«Wees maar niet bang, schatjel Hij,
die u vandaag steelt, brengt u morgen
terug".
Wordt vervolgd.)