ATLU W.K- ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. ABÖIHEDE i T: Prijs per Miiasssier 10 {'«at. Zaterdag 23 November 1889. N\ 276, Uitgevers: Gebroeders Muré. ihA B e i e u r a ti v c r s c li if n t d a e 1 ij k sbehalve op Z o n- e n Feestdagen. Voo! Leidenper 3 maanden 1.2a. franco door het geheele rijk, er 3 maanden 1.60. ADVERTENTIE i: Van 16 regels0.90. Elke regel meert 0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, 4 contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Ncheepmakerssteeg 6. t03e Jaargang. Stads-fieri ch ten. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN brengen Ier algemeene kennis dal door L. P. VAN DER ZON, wonende le Zoe- terwoude, en J. J. I1EEKE en H. J. BA REN ÜSE, beiden wonende te Leiden, ver zoekschriften zijn ingediend om vergunning voor den kleinhandel in sterken drank, resp. in de perceelen Koornbrugsteeg 4Lange- grachl O en Koppenliinksteeg 1. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 22 November 1889. LEBDEN, 22 November. Dr. Ten Brink op 't Nut. In de groote zaal van het departements gebouw van de Maatschappij tot nut van 't algemeen trad gisteravond vpor de leden dier maatschappij en hunne dames op de- heer dr. J. Ten Brink, hoogleeraar aan onze universiteit en een onzer meest onder houdende uutslezers. Onderhoudend was hij ook nu weêr in de hoogste mate. Spreker zou de stof voor deze lezing ontleenen aan eeu parabel, zuo- als meu in de 18de eeuw deze vergelijkin gen noemde. Er was eens eeu hovenier die een hof vol welig bloeiende vruclitboo- men bezat; van vader op zoon ging steeds het eigendom over, totdat op het eind dezer eeuw de laatste erfgenaam, nadat hij de geheele wijze van bemesting en bebouwing had veranderd, niet meer tevreden was met deu hof, ouidat deze geene vruchten meer opbracht. Spreker lss onlangs in de „Revue des arts et des lettres" een artikel van een Neder- landscb kunstenaar, die daarin beweerde dat de nieuwe Nederlandsche kunst, de nieuwe Nederlandsche letteren bier in 't bizonder eerst van belang waren geworden toen eeni ge beeren spreker noemde ze A. B. en C., maar hij noemde ook Multatuii dien ouden boel eens baddert omver geworpen. Dit mag niet onbeantwoord blijven, en die beantwoording dient in 't publiek te geschieden; daarom was spreker er meê hierheen gekomen. Met gaat niet aan zulk een verbeven standpunt in te nemen tegen over het zeer vele goede in de kunst van deze eeuw. Zij, die dit doen, begaan eene ontzaglijk kinderachtige fout. Immers, men kan de traditie, die in eene natie heerscbt niet afbreken, men kan niet zeggenhier begint een geheel nieuw leven. De kunst is niet voortgebracht door toeval; voor haar ontstaan en hare ontwikkeling heersehen wetten, die niet kunnen worden over treden. MeD kan wel eene evolutie, niet eene revolutie in de kunst verwekken. De ont wikkeling eener letterkunde kan niet anders vertoonen dan een nationaal karakter en wel onder zeer eigenaardige vormen. De letter kunde zal Nederlandsch zijn, of ze zal niet zijn. Het Nederlandsche volk is als't ware de auteur van zijn eigen land. Men heeft dus dien duur gewonnen bodem lief en het volk zal zich altijd in eene bepaalde richting ontwikkelen. We zijn van Qermaanschan bloede; meu- schen van de praktijk dus, denkende over nuttige dingen. Hier is geen plaats voor idealen, maar bet plan om practisch te zien wat noodig is. Ook de kunst zal dus zoo zijn; laag bij den grond, llooge vlucht, het heldendicht, epos moet men van de Neder landers niet verwachten. Maar een en ander diende bewezen te worden; en spreker maakte zich gereed dit te doeu door grepen uit onze letterkundige ge schiedenis. In. de middeleeuwen dan werd door alle volken uit dezelfde stof het dieren epos, de dierfabel vertaald. Maar door geen volk werd dit gedaan zooals door 't onze. Alle bizonderheden in onze vertalingen zijn echt nationaal, zooals ook door onze geheele humoristische literatuur heen gesproken wordt over eten en drinken. En spreker gaf ons eenige trekjes uit den Reinaart de Vos, bet oudste dierenverhaal waarin de eigeulijke geest dezer dichtsoort het zuiverste is bewaard gebleven. Boerten en grappen, hoewel toen nog vaak plat, waren echt Nederlandsch in onze middeleeuwsche literatuur. Eenige daarvan werden ons op grappige wijze door spreker geschetst. Alleen de opsomming der personen in één dier verhalen voorkomend, wijst reeds op den geest dier vertelseis, b. v.Schuifman, een schobbejaknog een schobbejak, een doove vrouw en de zoon en de dochter van het lijkhuis. Het zijn historische, echt patriottische ge wrochten. Doch als Nederland meer tot rust komt van de twisten van allerlei aard, dan komt ook de kern van onze Nederlandsche kunst voor den dag. Dan komt de rijke koop man Roemer Vissclier met zijne zinne- poppen met bijschriften; Visscher van wien Spiegliel zong: Zijn drempel werd gesleten Van schilders, kunstenaars, van zangers en [poëten. Toen, in de J6e eeuw, was er hel platte nog ruimschoots in te vinden. Docli de 17de eeuw kwam, de groote lijd van het kleine gemeenebesttoen we met zoo weinig mensclien zoo veel groote dingen deden. De portretten van Eraus Hals doen ons o. a. in dien tijd een blik slaanhet portret van jonkheer Ramp, den schutter, met den hazewind aan de eene, de vrouw aan de andere zijde en.... „Leve de trouw" er boven. Dat is echt nationaal. En ziet men de schuttersmaaltijden en regenten stukken, den kloeken schutter met het roode gezicht, in de eene hand den beker in de andere een eetbaar stuk, dan zien we daarin dat men ook gezond kon zijn, bij genot. Maar in de netste kringen, in den fatsoenlijksten toon bleef 't nog steeds de grove boert waaruit de humoristische kunst met levenslust te voorschijn trad. Omdat alles in ouze gedachte te ver werken was eeue vrij lange pauze noodig. En die genoten we dan ook. Toen spreker het gestoelte wederom betrad, waren we van het grovere tot liet fijnere in de kunst, en vooral in de letterkunde, gekomen. Toch bleef Joost Van den Vondel het echt Nederlandsch karakter behouden. We hebben in onze taal slechts één herderszang van belang, en die is van Vondel, het Leeuwendalers Landspel. Maar die is dan ook weêr zoo geheel Nederlandsch gedacht en prachtig bewerkt. Maar overigens staat Vondel hier ter zijde. In Justus Van Effen hebben we weder de echt Nederlandsche hoert; nemen we slechts de beschrijving van de geschiedenis van Kobus en Agnietje, waarin de liefde der jongelui uit de lagere standen op de daad is betrapt en beschreven. Hier is de Nederlandsche kunst wederom een stap verder gegaan. In Sara Burgerhart van Wolf en Deken, door spreker nu vier jaren geleden op deze plaats zoo volkomen be handeld, vinden we mede een stuk echt vaderlandsche kunst. En ook iD deze eeuw heeft Nederland evenzeer het recht de brieven van adeldom hoog te houden. Zie het werken van mr. Jacob Van Lennep, met zijn kostelijke boert. Al wat hij maakt is daghelder, klaar als kristal; alles begrijpt ge. Kennen we niet zijne grappige spraakkunst en de vader landsche geschiedenis in beelden. Hebben we niet zijn echt Nederlandsch-boertige „Aan mijn kleinzoon" en het als lid van de Tweede Kamer geschreven „Gedicht over de Tweede Kamer," waarin hij o. a. waar hij in eene vervelende zitting de lieve zon door de ruiten ziet schijnen, zegt: Och lieve lente, uw stomme taal Was mij veel aangenamer Dan 't schoonst discours dal immer klonk In deze Tweede Kamer. Naast hem vinden we Staring; wat hij schieef was muziek. Bogaers, met zijne deftige fraaie gedichten, maar die ook knap een laimig gedicht kon maken, b. v. het overbekende gedicht van Truitje. En Hil- debrand, de onsteifelijke Beets met zijn Camera Obscura. Daarin ligt bijna alleen reeds het bewijs voor wat spreker heden avond heeft willen zeggen. Wie kent niet de famieljes Stastok en Kegge, het diaconie- huismannetje en andere, stukken die waar lijk in het buitenland mogen gelezen worden. Maar ook uit zijne gedichten kennen we den beminnelijken Beets als echt Nederlandsch. Zie, dat is kunst; en zéé zal ze zijn, of ze zal niet zijn. En de gedichten van deu schoolmeester (Van de Linde) en van nog een Leidsch student, Piet Paaltjes met zijne drie stu dentjes. Daar zou onze Huygens om gi- lachen, daar zou onze Bredero om geschud hebben. Alles is hier in 't grappige gehou den, en toch is het onderwerp van belang. De hoogste levensernst verbonden met deze echt nationale kunst. Dal leerde ook en met hem wilde spreker besluiten dat leerde ook Petrus Augustus De Génestet, die zong tot aan zijn dood. In alles ziet hij zonneschijn; zonneschijn in het hart, hij die toch immers zoo diep geslagen was. Allen kennen we van hem „Een kruis met rozen." Ik draag het kruis, sprak hij, maar ik zie de rozen die er om heen geslingerd zijn. „Boven mijn hoofd" schreef hij Boven mijn hoofd aan zijden draad Slingert het zwaard al heen en weder, 'tMoel vallen vallen, vroeg of laat! Het trilt, het velt mij neder. Doch om mijn hoofd ook ruischt een stem, Te midden van al mijn vreezen, Die mij gebiedt met zachte klem, Toch niet bezorgd te wezen. En zie eens „Het haantje van den toren" hoe aangrijpend schoon. Daarin wordt niet gejammerd; het is zoo echt menschelijk, en toch zoo wezenlijk vroom. En wanneer eenmaal „de lieve Levenslust" het wenden van het haantje niet meer behoefde bracht haar een zwarte koets naar Buiten iu de rust. Een jonge man, geknakt van rouw, een kleene vriendenschaar Volgde en hun ziele volgde meê! de aandoenelijke baar; Naar 't Haantje van den toren keek, met droeven glimlach, één 't Blonk in de blauwe lucht en wees naar 't zoele Zuiden heen. Neen, volkomen heeft spreker bewezen, dat in den oud-vaderlandschen hof nog heerlijke vruchten rijpen; dat de grond Diet behoeft omgewoeld of op andere wijze be handeld, dat die vruchten blijven en zullen blijven echt-Nederlandsch. En voor dat warme pleidooi heeft professor Ten Brink den dank van zijn gehoor van gisteravond, den dank van alle vaderlanders verdiend. Door de staatscommissie voor de arts examens is in hare heden alhier gehouden zitting tot arts bevorderd de heer J. D. Enderlé. Door de Leidsche studentenafdeeling van het Nederlandsch Tooueelverbond zal op Vrijdag 29 dezer des avonds te halfacht eene gastvoorstelling worden gegeven. Opgevoerd zullen worden: le. „Een partij piket", tooneelspel in één bedrijf van Fouruier en Meyer; 2e. „Archeologen" oorspronkelijk blijspel in twee bedrijven, en 3e. „Op het postkantoor", dramatische schets in één bedrijf, van Gerard Keller. Op de laatst gehouden ledenvergade ring der Studentenafdeeling van het Neder landsch Tooneelverbond werd de heer Th. B. Pleyte tot eerelid benoemd. Op Woensdag 27 November a. 8. zal het Leidsche Studenten-muziekgezelschap „Sempre Crescendo" des avonds ten acht ure in het Nntsgebonw een huishoudelijk concert geven. Bij de veiling van penningen en munten door de firma Frederik Muller Co. te Amsterdam werd o. a. voor een gouden penning op Leiden's ontzet f 144 besteed. Tal van redenen ziin er om te meenen dat een geschenk uit den winkel van de firma Sanders C°. op den Nieuwen Rijn N°. 44, een uitmuntend St, Nicolaaseadean kan zijn. Immers valt dit feest in een tijd van het jaar waarin de vele gelegenheden om 's avonds uit le gaan, waarin komedie, opera of concert u nopen nog meer werk van liet toilet te maken dan gewoonlijk. En in toiletartikelen is liet magazijn van den heer Sanders verbazsud gesorteerd. Paifu- meriën en eau de Cologne in de fijnste soorten worden er in groote hoeveelheden gevonden doch ook voor het kapsel vindt men er tal van benoodigdheden. Maar toch ook de huid wil in 't al gemeen in den winter meer verzorgd worden dan 's zomers. De huid is gevoeliger en vaak beschermt de handschoen niet voldoende. In die gevallen heeft de firma Sanders en C°. eene zeldzame keuze toilet- en huishoud- zeepen ter uwer beschikking. Wie den winkel dus eenmaal is biiinengelredeu, komt er on getwijfeld met nuttige geschenken voor zich zelf eu anderen weder uit. Voor zich zelfl Ja waarlijk hoevelen zijn er, niet, die iets werkelijk noodig hebben, maar die 't, wat we noemen, „uitzingen" tot het groote feest, St. Nicolaas en die op dien dag zichzelf verrassen met dat hoog- noodige. Wat blieft up Nooit voorkomen? Ga eens in deu winkel van de firma G. J. Van der Burgh, in de Maarsmanssteeg n°. 19 en vraag eens of 't daar niet onophoudelijk voorkomt. Maar daarvoor moet men dan ook vooral in een winkel van dergelijke artikelen zijn. Het Hollandsche volk is practisch bovenal; dat heeft 't in deu strijd legende elementen wel moeten leeren. En tot dit practische behoort ook de goede gewoonte van vele vaders en moeders, die reeds maan den te voren, wanneer hunne kinderen glacé of andeie handschoenen noodig hebben, zeggenwacht maar lieve, weldra is 't St. Nicolaas en dan weet je nog niet wat er komt. We gaan dan misschien wel eens in den winkel van Van der Burgh zien. En jawel; tegen dien tijd ontvangt de firma ook een bezoek van ma en een degelijk cadeau wordt gekocht. Eerst wanneer 't kind ouder is geworden begrijpt het dat pa er al razend goedkoop is afgekomen; en als 't kind zelf pa of ma geworden is, komt haar of hem wéér geheel het practische van de historie voor den geest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1889 | | pagina 1