NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
ASROHHEMEBT:
AQVEETEiTIEii
Bnreel: Sctieennsakerssteeg 6.
Zaterdag 24 Augustus 1889, M". 199. 203. .laargang.
Uitgevers: Urebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
B e i, e Cour a tal verschijnt dadelijks, behalve «p Zo n- en Feestdagen.
Vooi Leiden per 3 maanden1.25.
Franco door het gebeele rijker maanden 1.60.
Prijs per föuiiiHier 1(5 (Ynt.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meera 0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, contant, zonder rabat, per regel 0.10.
OFFICIEELS BERICHTEN.
Bij kon. besluit is goedgekeurd dat de
burgemeester van Linne, J. H.'Meuwissen,
is benoemd tot secretaris dier gemeente.
Bij beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is W. F. C. Greebe,
te 's Gmvenhage, met ingang van 1 Sep
tember 1889 benoemd tot opzichter bij
's rijks museum te Amsterdam.
De kapitein der mariniers H. B. Stenfert,
uit Oost-Iudië in Nederiaud teruggekeerd,
is ter beschikking van den commandant van
het korps mariniers gesteld.
In de gister gehouden zitting van de
tweede kamer kwam na de heer Van Hou
ten de heer De Beaufort aan 't woord. Hij
wees er óp dat het onzeker is of niet nader
een ontweip zal worden ingediend, aantas
tende den aard of het karakter der open
bare school, daar èn de heer Mackay èn de
heer K-euchenius vroeger dat karakter gods
dienstloos hebben genoemd. Spreker be
strijdt bet subsidiestelsel, waarbij geeu
waarborg bestaat voor goed bijzonder ou
derwijs en wijst op den groolen druk van
het ontwerp voor vele gemeenten.
De beer Schaepman verklaarde dat de
redevoeringen bewijzen dat men wel is voor
bereid. Ten stelligste ontkent hij, dat de
scholen in Limburg en Noord-Brabnut Ka
tholieke scholen zijn. Er ontbreekt het
religieus karakter dat wij verlangen: wij
willen onze kinderen Katholiek maken in
hart en nieren. Bovendien, wij willen geen
dkankelijkkeid van gemeentebesturen, maar
vrije scholen. Wel degelijk is het ontwerp
roor Katholieken aannemelijk. Spreker kwam
ook nog op tegen de onderscheiding tos-
«chen leekeu en geestelijken. De Katholie
ken schatten leekenonderwijs zeer hoog en
ruller, leekenouderwijzers niet aan de deur
zetten. In strijd met den beer Van Hou
ten zal spreker elke poging om den school
strijd te beëindigen, zonder het beginsel prijs
te geven, steunen.
De heer Van der Feltz betoogde dat het
ontwerp nadeelig zal zijn voor de gehalte
van het openbaar onderwijs en dat, door
toegeving aan de eischen van kerkelijke
zijde, de schoolstrijd niet geëindigd zal
zijn.
De heer Gleichman, conciliant gezind,
wenscht meer waarborgen in het belaDg van
bet openbaar onderwijs. Hij vraagt perti
nent of de regeering aan verdere eischen
der anti-revolutionairen zal toegeven Zoo
ja, dan zou bij tegen zijn.
Ter naturalisatie is o. m. aan de
tweede kamer voorgedragen de beer F. C.
Nannings, landbouwer te Wonbrugge.
Aan een in het Ned. Tijdschr. voor
Geneesk. opgenomeu staat van opgaven, be
treffende de sterfte en de geboorten in
eenige groote gemeenten in de maand Juni
1889, is het volgende ontleend:
Het totaal der overledenen (met levenloos
aangegevenen) bedroeg te Amsterdam 876,
te Arnhem 119, te Dordrecht 56, te 's Gra-
veiihage 266, te Groningen 102, te Haar
lem 166, te 's Hertogenbosch 43, te Leeu
warden 50, te Leiden 89, te Maastricht 59,
te Rotterdam 535 en te Utrecht 164.
De verhouding der overledenen lot 1000
inwoners in een jaar was te Amsterdam
26,3, te Arnhem 29.5, te Dordrecht 21.4
te 's Hage 21.1, te Groningen 22.1, te
Haarlem 39.7, te 's Bosch 19.6, te Leeu
warden 20.5, te Leiden 23.3, te Maastricht
22.8, te Rotterdam 32.9 en te Utrecht
23.9.
Het aantal geborenen (met levenloos aan-
gegevenen) bedroeg: te Amsterdam 1117,
te Arnhem 137, te Dordrecht 114, te
's Hage 437, te Groningen 128, te Haarlem
149, te 's Bosch 75, te Leeuwarden 60,
te Leiden 134, te Maastricht 107, te Rot
terdam 618 en te Utrecht 268,
Men schrijft aan de Standaard:
De overname van den Rijn- en Centraal-
spoorweg houdt veler gedachten bezig. Het
personeel richt met gespannen verwachting
het oog op de pers, of soms deze ook na
dere berichten mocht brengen omtrent de
toekomst; niet uit vrees van in minder
gunstige positie te zullen komen, o neen!
juist het tegendeel is waar. Het gros van
de ambtenaren zal zeker, wanneer eenmaal
de Staatscourant ons het feit zal mededee-
len, in de eerste plaats den tegenwoordigen
minister van waterstaat enz. voor deze daad
erkentelijk zijn,
De promotie van do officieren der
infanterie van het leger in Ned.-Indië, welke
de vorige jaren zeer traag was, tracht dit
jaar hare schade in te halen. Reeds zijn
er in de eerste 6 maanden 40 luitenants
tot kapitein bevorderd. Gemiddeld zijn zij
14£ jaar officier.
Blijkens een telegram van den gou
verneur-generaal van Nederland8ch-Indie van
21 Augustus 1889, wordt de gonvernements
koffieoogst op Java voor dit jaar thans ge
raamd op 540.000 pikols.
Uit particuliere berichten blijkt dat zich
te Batavia gevallen van cholera voordoen.
Van de mariniers zijn reeds 5 aan die ziekte
bezweken, en van hen eenigen, die zich eerst
sedert 14 dagen in Oost-Indië bevonden.
[Nieuws.)
Voor het kantongerecht te 's Graven-
hage werd gisteren behandeld de veel be
sproken bekeuring van eene vrouw, bediende
in tene kiosk van mejuffrouw W. te Scheve-
ningen, wegens het schenken van sterken
drank, in eene hoeveelheid van minder dan
twee liters, zonder vergunning.
Met het oog op de belangstelling, welke
deze zaak getrokken heeft, deelen wij haar
eenigszins uitvoerig mede.
Op Maandag den 22 Juli jl. 's namiddags
ten 3J ure, kwam een persoon, zich later
bekend makende als onder-inspecteur bij de
politie te 's Gravenhagc, aan de kiosk, staande
aan den rijweg van Scneveningen naar Den
Haag, ter hoogte van het hotel Garni, en
vroeg aan bovenbedoelde vrouw een glaasje
cognac. Hij kreeg evenwel volgens den
onder-inspecteur ten antwoord: „Cognac
heb ik niet maar wel jenever, doch daar
staat een spion doelende op een in de
nabijheid gepasporteerden agent van politie
kom maar achter de kiosk dan zal ik je
wat geven."
Alvorens de behandeling der zaak ver
volgd wordt verklaard de onder-inspecteur
in zijn proces-verbaal verzuimd te hebben
melding te maken, dat hij gezegd heeft tot
de vrouw: „het is van daag zulk koud
weer dat een mensch wel een beetje hebben
moet." (Inderdaad was het op den bewuslen
dag akelig koud en guur weer.)
Op de vraag van den voorzitterwat tot
deze bekeuring aanleiding heeft gegeven,
antwoordt de politie-ambtenaar dat hem door
een hoofdagent was medegedeeld, dat het
vermoeden bestond dat er in de kiosk sterken
drank zouder vergunning werd geschonken
aan het badpersoneel, terwijl er op koude
dagen ook veel andere menscken kwamen.
Op de vraag aan den inspecteur: of de
vrouw dadelijk bereid was om sterken drank
te schenken, antwoordt deze ontkennend.
Zij had eerst gezegd „ik heb geen cognac",
en toen hij daarna om jenever vroeg, zeg
gende „het is van daag zulk koud weêr dat
een mensch een beetje hebben moet", heeft
de vroaw gezegd: „ik heb wel allebei
(cognac en jenever) maar daar staat een
spion; loop maar even om (om de kiosk)
dan zal ik je wel een beetje geven."
Achter de kiosk is toeri den politieambte
naar een glaasje cognac gegeven, waarvoor
bij 20 centen betaald heeft. Toen is proces
verbaal opgemaakt, een onderzoek ingesteld
en in de kiosk nog een aangebroken flesch
cognac gevonden.
De beklaagde gaf een eenigszins ander
verhaal van de toedracht. Er is haar twee
malen om cognac gevraagd door den inspec
teur en, naar zij meent, driemalen om je
never. Zij had eerst gezegd geen van beide
te hebben maar eindelijk uit medelijden,
omdat het zoo koud was, een glaasje cogDac
geschonken waarvoor zij 20 centen heeft
ontvangen. Nooit werd door haar sterke
draDk geschonken, en de cognac in de kiosk
gevonden was voor eene logde van mejuffrouw
W. de eigenaresse van het gebouwtje
die op raad van den dokter na het baden
een weinig cognac moest gebruiken.
De ambtenaar van het O. M. leidde zijn
requisitoir in met er op te wijzen dat reeds
herhaalde malen was waargenomen dat aan
het badpersoneel sterke drank werd geschon
ken op plaatsen, waar dit niet geoorloofd
was; vandaar een onderzoek op last van
de bevoegde autoriteiten. Aan deze zaak
is door de couranten zekere ruchtbaarheid
gegeven, doch door de dagbladen is de zaak
anders voorgesteld dan zij heeft plaats gehad
en wel alles zoodanig geschetst alsof er
provocatie van de zijde der politie-ambte-
naars is gepleegd. Ware de bekeuring ge-
FJËUIL L ETON.
DE EAST.
Naar het Duitsch, door
LOUISE.
9.)
Geesje streek plotseling met de hand over
de wang: hij had haar gekust!
„Neen, neen!" stamelde zij. „Ik moet
'etug, ik moet weder naar de tent."
„Zoo, moet ge dat!" Er was een
spottende uitdrukking op zijn gelaat, terwijl
'•ju blikken schenen te zeggenGij zijt
®ijn zeker eigendom, en zijn arm haar
Vaster omsloot.
„Ik wil er uit 1 Ik haat u 1" riep het
angstige meisje.
Toen zij vrij kwam, stootte zij een luiden
*'eet uit. De koetsier zag om en zei:
„Waarheen?" Jack richtte zich op om
■net hem te spreken.
Daar verzamelde Geesje al haar moed,
nam haar kleederen bijeen en vloog als een
bal uit de slede op een grooteu hoop
samengepakte sneeuw. Zij was dadelijk
weêr op de been en mat met de oogen den
afstand tusschen haar en de tent.
Achter haar schreeuwde en schold de
opzichter. Zij lachte eo knikte hem toe en
liep zoo hard zij kon over den gladden
weg den dichten drom van menschen te
gemoet.
Uit de deur van de tent trad met groote
schreden Heinrich Klefecker. Hij liep met
stijve knieën, alsof hij door het natte zand
waadde. Zijn hoofd hing op zijn borst en
zijn gelaat was vaalbleek. Dat plompe
wijf, dat onophoudelijk tegen hem sprak,
was de roode Griet. Zij wees op haar, dat
zag Geesje, maar zij begreep den spottenden
hoon niet, die haar stompe trekken ver
levendigde.
„Gij ziet er boos uit, Hein! zeide zij,
toen hij zonder spreken op haar toetrad en
haar hij den arm greep. Zij trok haar doek
recht en ging verward voort: „Zullen wij
nog niet naar huis gaan."
„Het is meer dan tijd!" Zijn vorschende
blik was als een bedreiging.
„Ge kijkt mij aan alsof ge mij in lang
niet gezien nadt," zeide Geesje met een
poging om te schertsen, en streelde half
bevreesd zijn groote koude hand, dat hij
een oogenblik als in gedachte toeliet. Toen
sloeg hij haar plotseling hard en heftig
naar beneden. Zij week verschrikt achteruit
en hield de geslagen hand omhoog iu het
licht van een lantaarn. Een smartelijke
verwondering lag in de bedroefde oogen,
haar roode lipjes beefden als van een
kind, dat op het punt is om in schreien
uit te barsten. Zulk een klein teer
handje, Mijnheer Jack had het daareven
nog gekust en bewonderd en Heinrich
sloeg het!
Het medelijden met zich zelve werd
plotseling zoo groot, dat zij begon te
snikken en tot zich zelve mompelde van
haar jeugd, haar verlatenheid, den verloren
Zondag, den ijskoudeu wind en haar koude
voeten.
Hij zag echter niet om, scheen het niet
eens te weten, dat zij naast hem ging.
Eens gleed zij in een wagenspoor uit, dat
scheen hem uit zijn mijmering te wekken.
Hij hielp haar weêr op de been en hield
haar arm in den zijne, toen ze verder
gingen.
Het luide kloppen van zijn hart sprak
van inwendigeu strijdzijn oogen waren
droog en glanzend als het ijs. Op zijn
magere kaken brandde een vreemde gloed.
Menigmaal zag hij haar doordringend aaD,
en opende den mond, alsof hij iets vragen
wilde, schudde echter alleen het hoofd en
zuchtte: „Arm, lief dametjeI Arm, lief
dametje!"
Zij dacht, dat hij haar daarmede iels
vleijends wilde zeggen en was reeds half
getroost. Zij leunde zich tegen hem aan.
Hij liet het zwijgend toe. Overtuigd, dat
zij de overwinning zou behalen, zeide zij
vroolijk„Weet ge, Hein, dat ik uit
een slede gesprongen ben, die in vollen
vaart was?"
Hij werd dadelijk weder koel, liet baar
hand los en antwoordde
„Ik weet het."
Na eenige oogenblikken voegde hij er
bij: „Waarom deedt ge dat?"
„Omdat ik niet wilde, dat ge zoudt
wachten."
„Waarom zijt ge dan eerst meê-
gegaan
„Och, het was zoo'n mooie slede met
tijgervellen; zoo iets had ik nog nooit
gezien."
[Wordt vervolgd)