w n NJEUVVS* EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. ïvl& C o II r a fi t verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. A38i9BEffiEIBT: Prijs per Siuraiiier 10 Cent-, ADVERTEHTIEfê: Bureel: Scheepmakerssteeg 6. Vrijdag 26 April 1889. - N#. 98. Uitgevers: Gebroeders Huré. Het uur der Vergelding. Ve j Ktw IITgr j •N; F (JVJ l <~.ïj cbe Coir Vooi Leiden, per 3 maanden Franco door het geheele rijk, per 3 maanden I 1.25, 1.00. Van 16 regelsƒ0.90. Elke regel meer s 0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10. 203. Jaargang. LEIDEN, 25 April. De sedert kort bekend geworden schilderij van Jan Steen onlangs door den beer C. J. Leembruggen aan onze gemeente geschonken is heden op het Stedelijk Museum in de Lakenhal alhier opgehangen, op de groote zaal tegenover Lucas van Leyden, waar het doek van hedeu af ter bezichtiging is gesteld. Het onlangs door ons uitvoerig be sproken nieuwe vaandel van de Leidsche dilettantenclub, vervaardigd in de fabriek van de firma Van Oven te 's Gravenhage, zal in eene feestbijeenkomst op Maandag avond a. s. in het lokaal Epbraïm feestelijk worden onthuld. MIJ£IEK, LETTEREN EN KUNST. Leidsche Zangvereeniging. Slechts eenige jaren voor zijn dood dichtte de nobele Felix Mendelssohn Bartholdy zijn „Elias"; een der schoonste werken, waarvan echter schepping en repetition onder weinig opwekkende omstandigheden plaats vonden. Groot was niettemin het succes van de eeiste opvoering van dit schoone oratorium te Birmingham. Dit was tijdens zijn leven; hoevele malen ook in ons vaderland na zijn dood (1847) „Elias" werd uitge voerd zal wel niemand wagen na te reke nen. En telkens en telkens wêer bij iedere uitvoering, worden nieuwe schoonhe den ontdekt. En zoo ook gister. Het werk, in twee afdeelingen, werd in studie genomen door de Leidsche Zangver- eeniging, onder directie van den heer Wil lem Van Iperen, die hier eerst sedert een drietal jaren werkt en uitvoeringen geeft. Was de vorige uitvoering, en ook de aller eerste, gewijd aan de nieuwere Fransche kunst, ditmail zijn de krachten eens beproefd aan een Duitsch standaardwerk, aan een oratorium. Als solisten traden op tnej. W. Gips, sopraan, uit Dordrecht, tnej. K. Gripekoven, alt, uit Leiden, de heer B. J. De Goey, tenor, uit Leiden en de heer Joh. Mes- schaert, bas, uit Amsterdam. Het orkest bestond uit leden van het strijkorkest van de kapel van hel 4de regiment infanterie en eenige heeren dilettanten. De piano begeleiding was aan den heer J. Wijsman, uit Amsterdam, opgedragen. De tekst van het oratorium „uach Worten des alten Testaments" raag zeer zeker bij de muziek liefhebbers als bekend worden beschouwd. De Zangvereeniging trad wederom op voor eene volle zaal; een bewijs dat de vorige concerten op de juiste waarde zijn geschat. Zeer wijselijk heeft de heer Vau Iperen zijn orkest niet te machtig genomeu, rekening houdende met zijn niet al te groot koor. En ook ons past het hiermede bij onze be oordeeling rekening te houden. Hierdoor kwamen de onderscheidene partijen in de koren meer tot hun recht dan zeer zeker anders het geval zou zijn geweest. Kwam ons bij de ouverture het orkest ietwat dl te zwak voor we geraakten daaraan weldra gewoon. Reeds bij de in leiding waren we in de gelegenheid het schoone, machtige basorgaan van den heer Messchaert, als „Elias", te bewonderen, ter wijl het: Hilf Herr! Willst du uns denn gar vertilgen voor de koren eene uitmuntende eutiée mag worden genoemd. In n°. 2 werd door het koor het: Herr, höre unser Gebet! wat zwak ingezet, doch zeer goed volgde het schoon: ZioD streckt ihre Haude aus, voor twee stemmen. In n°. 3, Recitativ und Arie van Obadja, klonk ons de stem van den heer De Goey wel wat mat; of liever wel wat afgemat. Eene opmerking die we-voor dezen avond, wat de tenor-partij betreft, over 't geheel moeten laten gelden. Het koor van het volk op deze aria volgende werd zeer schoon gezongenvooral het Deun ich der Herr dein Gott. Ook het daarop volgende dubbel-quartet werd over 't geheel zeer goed gezongen. De partij van „der Engel" werd door mej. Gripekoven zeer goed wêergegeven. Als „die Wittwe" bewonderden we de nog altijd tchoone en krachtige stem van mej. Gips en zeer schoon klonk wêer van den heer Messchaert Gieb mir her deinen Sonn en verder, het zegevierende: Siehe da, dein Sohu lebetl Het koor u°. 9: Wohl dem, der den Herrn fürchtel, is lang niet gemakkelijk en gaf dan ook in den aanvang wat moeilijkhedenlater klaarde dit echter op. Du bist's, Elias, du bist's der Israel verwirrt! werd daarna door het koor uitstekend aan gepakt en gezongen. Hetzelfde mag ook gelden voor Da wollen wir sehen, ob Gott der Herrist! voor het koor, na de schoone solo van Elias. Zeer schoon klonk daarna ook van Elias het: Rufet lauter! Den Er ist ja Gott! doch het koor van Baaipriesters Gieb uns Antwort, Baall werd ongelijk ingezet en was ook aan 't eind niet vlekkeloos. - Nu komt naar onze meening wel hel schoonste deel van de eerste afdeeling, waarin solisten en koor wedijverden om iets waarlijk schoons te leveren; en daarin achten wij hen volkomen geslaagd. Begin nen we met de schoone en prachtig gezon gen aria: Herr, Gott Abrahams, Isaaks und Israels! voor den heer Messchaert en het heerlijke quartet der solisten Wirf dein Anliegen auf den Herrn. Ook de aria n°. 17 voor Elias werd heer lijk gezongen en mej. Gripekoven zong het: Weh ihnen, dass sie vor mir weichen! zeer schoon; een klein vlekje op 't woordje Liigen uitgezonderd. Heerlijk werden nu door den heer Messchaert de achtereenvol gende soli gezongen en het slotkoor van deze afdeeling werd door de koren even eens verdienstelijk ten gehoore gebracht. De tweede afdeeling bood wederom vele moeilijkheden, die echter grootendeels zeer naar behooren werden overwonnen. De be geleiding van do goed gezongen begin-aria was lang niet vlekkeloos. Het daarop vol gend koor Fürchte dich nicht, spricht unser Gott, werd schoon weergegeven. N°. 25 was voor Obadja naar onze meening het minst ge lukkig oogenblik vau dezeu avond. Over heerlijk klonk daarna, met uitstekende be geleiding, de aria van Elias: Es ist genug! So nimui nun, Herr, meine Seele; Lang niet kwaad klonk daarna het terzet van engelen en lief daarna van het koor FEUILLETON. 30). Maar neen, zij was alleen, de deur was gesloten, het moest een spel van haar ver beelding zijn. Weer deed een geluid haar opschrikkenmaar ditmaal was het een zacht kloppen op haar deur. Het minste geluid scheen in het oogenblik der mis dadige een naderend onheil toe. Het kloppen werd herhaald, en met wankelende schreden ging zij de deur openen en vreesde een nieuw gevaar te zien. Maar neen, het was slechts de kamenier die bin nen trad. jvZij4 ge ziek, mevrouw?" Al de moed keerde in de schoone weduwe terugen kalm antwoordde zij „Ziek nu juist niet, maar ik heb verschrik kelijke hoofdpiju." Het meisje had natuurlijk ook van den vreeselijken toestand gehoord en had deel genomen aan het algemeen onderzoek door huis en tuin. *Kijk nu eens, ik heb dit gevouden op het terras. Eerst heb ik het aan miss Ada laten zienmaar die had er geen kennis aan." Met deze woorden reikte de kamenier aan hare meesteres een gebroken gouden medaillon over, dat kunstig bewerkt en met diamanten omzet was. Er stonden twee letters in gegraveerd H. C. Mrs. Bance bekeek het oplettend bij het licht van de lamp. „Ik heb er geen kennis aan, Mary," was haar autwoord, „en kan niet begrijpen wie het verloren kan hebbenwant niemand onzer huisgenooten draagt een naam die met H. C. begint. Wat wil je met dat 3ieraud doen?" „Als u het niet weet, mevrouw, wil ik het dan maar aan mr. Lawrence geven, die zal misschien den eigenaar weten te viudeu." „Ja, dat is het beste," antwoordde de weduwe, en de kamenier verwijderde zich. Toen bleef inrs. Bance lang in diep gepeins staan. Dit toeval had haar tot nadeukeu gestemd, en het ontwijfelbaar vermoeden kwam bij haar op, dat dit sieraad in een of andere betrekking moest staan tot het geheimzinnige bezoek van heden avond. Zij kon die gedachte niet Siehe, der Hüter Israel's schlaft noch schlummert nicht; De aria Sei stille dem Herrn, und warte auf ihn werd door mej. Gripekoven zeer verdienste lijk gezongen, eu zeer goed klonk daarop van het koor Wer bis an das Ende beharrt, der wird selig; waarbij echter de instrumenten niet gelijk bleven. Het uiterst moeilijke koor n°. 34 werd niettegenstaande die moeilijkheden vrij goed gezongen en werkelijk schoon en vol was daarna het koor met solo. De arioso van Elias gaf daarna nog een doorslaand bewijs van het talent des heeren Messchaett; zeer schoon klonk ons ook het quartet daarna en flink het Blotkoor. Waren er vlekjes aan te wijzen in de uitvoering er was veel meer schoons waardoor ze rijkelijk werden bedekt. De koren zijn met zorg en volharding ingestu deerd en men vergete hierbij niet dat de mannenkoren voor het leeuwendeel uit nog jeugdige, doch zeer hoopvolle krachten bestaan. Het orkest kwam ons nu en dan wel wat eigenwijs voor; een volkomen gehoorzamen aan den dirigeerstok zij voortaan den strijkinstrumenten waarlijk wel aanbe volen. Ten slotte den ijverigen directeur, den heer Willem Van Iperen een woord van lof voor zijn onvermoeid streven; de schoone krans, hem door eene schoone koriste namens het koor aangeboden, zij hem een bewijs hoe zijn ijver bij de zijnen wordt gewaardeerd. OFFICIEELE BERICHTEN. Bij kon. besluit is J. Nuhout van der Veen, te Alkmaar, met ingang van 15 Mei, opnieuw benoemd tot schoolopziener in het arrondissement Alkmaar zijn, met ingang van 1 Mei, bevorderd tot off. van gez. lste kl. bij de zeemacht, de off. van gez. 2de kl. dr. H. G. Ringe ling, J. A. Portengen eu W. W. Van der Vegt. ziju, met ingang van 1 October a. s.in hunnen rang overgeplaatst10. bij het wapen der inf. en wel bij het 5de reg. van dat wapen, de kapt. A. R. Kraijenhoff van de van zich afzetten, te meer daar het ge broken medaillon juist gevonden was op de plaats waar Lilly was gezien. Den geheelen nacht lag zij wakker en maakte zich allerlei voorstellingen hoe het met die verschijning was overeen te brengen, maar niets kwam haar waarschijnlijk voor. Toch moest het er mee in verband staan. Vergeefs noemde zij de namen van het geheele dienstpersoneelzoowel mannen als vrouwen, maar niet een H. C. was er bij. Ook was het sieraad te kostbaar oin door een kamenier of dienstmeid gedragen te worden, en dat een man het medaillon zou verloren hebbenwas nog onmogelijker. Toen de morgen aanbrakwas het geval nog niet in haar geest tot verduidelijking gekomen. ELFDE HOOFDSTUK. TWEE LETTEES. Intusschen hadden mr. Lawrence en Robert Walton het huis veriaten en zich naar mr. Chelton begeven, om hem het geheimzinnige nachtelijke voorval mede te deelen. Mr. Chelton was namelijk een der bekwaamste speurhonden der geheime politie, wien de zaak van mr. Lawrence was opgedragen. De detective hoorde het verhaal van den bankier oplettend aan en sprak toen. „Als ik op mijn jarenlange ervaring afga, dan ben ik overtuigd, dat ik den sleutel van dit geheim reeds heb gevouden. Aan die geestverschijning hecht ik niet het minste geloof, veeleer ben ik geneigd in die geheele gebeurtenis een poging tot diefstal te zien. Het meisje, dat voor spook gespeeld heeft, moet sprekend op uw gestorven dochter gelijkenen men heeft haar gebezigd om uw bediende schrik aan te jagen, hetgeen maar al te goed gelukt is. De portier heeft in zijn angst de deur opengelaten, daarvan hebben de dieven gebruik gemaakt uw huis binneu te sluipen. Die poging is nu evenwel mislukt, maar de overtuiging, dat het meisje haar spokeurol voortreffelijk gespeeld heeft, zal hem toch wel een nieuwe poging doen wagen. Ik ben overtuigd dat deze poging tot diefstal in nauw verband moet staan tot den lijkenroof in uw familiegraf." Mr. Lawrence zag den spreker ver baasd aan. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1889 | | pagina 1