NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. A80iüEE?lEffiT: Vrijdag 15 Februari 1889. M°. 39, 202e jaargang. Uitgevers: Gebroeders Muré. BIMENLANDSCHE BERICHTEN. Onschuldig Veroordeeld. w. w. s. 81 i e o ii ra ui verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Vooi Leiden, per 3 maandenf 1.25, Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Siiisiiiiier 10 Cent, ADVERTENTIE fê: Van 16 regels 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10. Bureel: Scheepinakersstee°: 6. LEIDEN14 Februari. Op de gisteravond drukbezochte ver gadering van het Leidsch studentencorps werd door den president kennis gegeven dat een brief van dankbetuiging was ontvangen, voor het rouwbeklag en den krans vanwege bet corps aan de famielje Rauweuhoff aan geboden. De „Feestklanken" eene compo sitie door den heer J. O. H. Mann aan bet Leidsch studentencorps opgedragen, was onder dankbetuiging namens het corps door bet collegium aanvaard. Hierna stelde de president voor om op den eersten Maart aan het feestdiner nog uit te noodigen den rector magnificus, prof. dr. J. M. Van Bemmelen, en den burge meester onzer gemeente, den edelachtbaren beer L. M. De Laat de Kanter. Evenals het voorstel om aan alle professoren een toe gangskaart aan te bieden voor alle feesten op den eersten en tweeden Maart a. s. bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het studentencorps te houden, werd dat plan met applaus goedgekeurd. Nog werd be sloten dat het corpsdiuer op 2 Maart a. s te honden plaats zal hebben in de stadsge hoorzaal, tegen een bouillonkaart van acht gulden, en geleverd zal worden door deu heer Wijtenburg op bet Steenschuur alhier. Ten slotte deelde de voorzitter mede dat, aangezien de beschikbare ruimte te klein is, geeue gasten van corpsleden tot de opvoering van het .tuk, dat door een Leidsch student geschreven, kunnen worden toegelaten maar dat eenige dagen later de gasten in de gelegenheid zullen worden gesteld met dat stuk kennis te maken. UITZIEK, LETTEREN ES KUNST. De tweede Kunstbeschouwing. Gisteravond had in de voorzaal van de stadsgehoorzaal alhier de tweede kunst beschouwing plaats in dit seizoen, ingericht zooals men weet door de heeren P. J. Nies ten en T, W. Ou verkerk alhier. In de, zooals gewoonlijk bij deze kunstbeschou wingen, gezellig ingerichte salon, was tegen den opstand aan de wanden eene schooue portefeuille goed belicht ten toon gesteld, aan bovengenoemde heeren afgestaan door het Haagsche genootschap Pulchri Studio. Niettegenstaande het ongunstige weder en de concnrrentie met den stadsschouwburg was het bezoek druk te noemen, een bewijs dat, hoewel nog lang niet van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt zooals men dat wenschen zou in 't belang van de kunst, dergelijke kunstbeschouwingen reden van bestaan hebben. Er was wederom van alles wat, behalve van de grootste meesters in de kunst. Toch waren heel wal schoone aquarellen uit de portefeuille gekomen. Beginnen we met een paar allerliefste miniatuurtjes van "Van der Laan dan wordt ons oog weldra in die zelfde buurt getrokken door een uitmuntend stukje van Ferdinand Lintz, een wachtend paaid met melkBlede voor eene woning, in de sneeuw. Van Dekker kon ons de vrouwe figuur ook goed bevallen, beter dan het molenpad in die buurt van Fles. Allerliefst en juist geteekend is weêr „aan den Kra- lingschen plas" van J. H. Doeleman. Ook van Jan Vroolijk zijn er een paar uitmun tende nummers, evenals het vlechtend meisje van Schmidt C'rans en het drassig land met koeien van Wolbers. Zeer knap gedaan is de IJsbaan van Le Comte. Trouwens deze artist heeft hier onderscheidene nummers hijgedragen die uitstekend kunneu genoemd worden, zoohIs het groote aan dc overzijde, de kloeke boe- rewoning van terzijde gezien eu die ons beter kan bevallen dan He twee bijdragen van Van de Weele, naar dezelfde school en veel beter dan die van Gerard Muller in dit genre. Het uitmunteud geteekende boschrijk landschap met koeien en water, van Willem Oppenoorth komt ons wel wat erg blauw voor, vooral naast de Van Waning, de goed getinte bedrijvige handelskade. Van tloynck van Papendrecht was er een knappe aquarel en van J. M. Ten Kate eveneens een we bedoelen „de in 't kerkportaal wachtenden op den doopeling. De stillevens vau Hermiue Van der llaas kunnen ons om hunne juistheid van toon zeer bevallen. Het kinderkopje (of kop mogen we wel zeggen) van Pruys Van der Hoeven is knap gedaan, lippen en oogen zijn naar onze meeriiug wat al te sprekeud; overigens doet de kleur 't goed. Het moedertje aan 't strand van Elchanon Verveer, en de kop van Van der Velde zijn evenzeer der be schouwing waard, zooals ook 't kind in den tafelstoel van Frits Jansen. De dorpsstraat van Gerard Muller lijkt ons goed geteekend, doch hier en daar zeer vreemd van tinten. De duinpan in die buurt van Van Ooster zee beviel ons beter. Nog waren er een uitmuntende vrouwe figuur van M. Van Aken, eeD 'paar num mers van Vogel, bloemen van Van Ho- gendorp, peuteekeningen vau Boelofs en een zeer goede teekening van Schipperus. Een kloek stuk vau Nakken, uitvoerig ge teekend en goed van kleur, een nummer van Floris Verster, een van Hugenholtz, van Veder, van Bastert, enz. Er was dus heel wat te zien en te ge nieten en het welslagen van deze kunstbe schouwingen, dat onze stadgenooteu aan den ijver van de heeren Ouwerkerk en Niesten te danken hebben, moge voor een volgend jaar voor die heeren een spoorslag zijn om dezelfde moeite wederom op zich te nemen en voor onze stadgenooten eene opwekking om die pogingen te steunen. Wat de Leidsche kunstbeschouwingen be treft dus tot deu volgenden winter. Inhoud van aflev. 1—3 van het Tijd schrift van het Kon. Nederl. Aardrijkste. Genootschap. Jaargang 1889. Het eiland Urk, benevens eenige algemeene beschouwingen over de geologie van Neder land, door K. Martin. Eenige opmerkingen naar aanleiding van het artikel des heeren K. Martin, door Dr. J. Lorió. Nogmaals de grens tusschen het gebied van Nederland en dat der North Borneo Company, door W. F. Versteeg. Een nieuw werk over China, door F. G. Kramp. Mededeelingen aangaande het wetenschap pelijk onderzoek der Key-eilanden en van het eiland Flores. Brief van v. d. Keilen over Gambos en zijne bewoners, medegedeeld door P. J. Veth. Schrijven van Dr. H. F. C. Ten Kate aan de Redactie. Het hooger ouderwijs in aardrijkskunde, door Prof. Dr. C. M. Kan. Opgaven van werken en kaarten in Neder land uitgegeven in 1888, van aardrijkskundige artikelen in tijdschriften, catalogussen enz. OFFICIEELS BERICHTEN. Door Z. M. is aan mr. W. A. P. Ver kerk Pistorius, hoofddirecteur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen bij het depart, van financiën, vergunning ver leend tot het aannemen en dragen der onderscheidingsteekenen van commandeur met de Ster („du nombre extraordinaire") van de orde van Karei III, hem door H, M. de koningin-regentes van SpaDje geschonken. Door Z. M. iB B. J. Hulshof Hzu. benoemd tot burgemeester der gemeente Schijudel. Door Z. M. is aan den concierge in het lokaal van het ministerie van financiën te 's Graveuhage, W. L. Van Bijlevelt, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend, be houdens aanspraak op pensioen, en aan H. R. Kneifer, mede op zijn verzoek, als bode bij het depart, van financiën; zijn benoemd: tot concierge in het lokaal van bovengemeld ministerie, D. J. Heuff, thans bode aldaar, tot bode bij hetzelfde departement, G. J. Bekkenkamp, rijkstolgaarder op wachtgeld, thans belast met het toezicht van rijkswege in het Haagsche boach, en G. W. Oolbek- kink, thans hnlpbode bij de tweede kamer der staten-generaal. Door Z. M. is bepaald, dat de adel borsten le k1. H. G. Leembruggen, A. J. Loke en G. J. J. Verdam, in hunne tegen woordige ancienneteit zullen worden her steld, wanneer zij, na voldaan te hebben aan de eischen gesteld in art. 2 der wet van 6 April 1871 Stiln°. 35), eventueel zullen bevorderd worden. Door Z. M. is de heer E. J. De Kuyper erkend en toegelaten als consul van Monaco te Rotterdam. Zooals gebruikelijk is, zal ook dit jaar weder door den minister van buiten- landsche zaken op 19 Februari, ter eere van den verjaardag van Z. M. den koning, aau de leden van het corps diplomatique een diner worden aangeboden. De minister van marine brengt ter kennis van belanghebbenden dat in dit jaar geen examen zal worden gehouden tot toe- FEULLL ETON. VRIJ VERTAALD UIT HET ENGKLSCH, 187). Daar aan 't strand, omgeven van alles wat rijkdom en weelde haar konden aan bieden, bracht zij 't overige van dezen voor haar zoo noodlottigen zomer door. De namen van Gerald Fortes en Danton Moultrie werden nooit door haar genoemd. Zij was gewillig en dankbaar. Zij sprak slechts weinig en schreide niet, maar haar bleek gezichtje had een uitdrukking, die Ellen, zoo dikwijls zij haar aanzag, door 't hart ging. Ellen wist zeer goeddat haar arme nicht 't hart brak om den man die haar verlaten had. »Mijn arm kind," zeide zij eens, toen zij met Lilia aan 't venster zat en op 't zeevlak staarde. „Mijn arm kind, wilt ge niet beproeven met oom en mij gelukkig te zijn? Wij houden zooveel van u, leef om onzentwil." Een weemoedig lachje speelde om Lilia's bleeke lippen toen zij antwoordde „Ik wil wel, Ellen, maar ik kan niet. Ik ben geen heldin, ik kan 't ongeluk niet waardig dragen zoo als gij. Ik was nooit sterk, zooals gij weet, en zelfs onder de gunstigste omstandigheden zou ik niet lang geleefd hebben." in de afzonderingen van Beach-Hall hadden zij zich geheel van de wereld terug getrokken; een enkele bezoeker drong van tijd tot tijd tot hen door en dit was Robert Leith. Hij kwam dikwijls op Beaeh-llall dineeren en een paar uren op 't terras doorbrengen. Philip Harmon heette hem steeds hartelijk welkom. De zwaar moedige vóór zijn tijd oud geworden man had een hartelijke genegenheid opgevat voor den jongen rechtsgeleerde. Ook Lilia's bleek gezicht werd steeds een weinig vroolijker als Robert kwam. En Ellen ja, Ellen betoonde steeds dezelfde onverschilligheid in de tegenwoordigheid van Leith. Haar manier van doen tegen hem was misschien nog een weinig kouder dan vroeger. Zij behan delde hem met de meest alledaagsche be leefdheid. Kwetste hem haar trotsch gedrag? Hij had zijn bloed voor haar vergoten werd hij boos over hare steeds toenemende koelheid? Volstrekt niet; hij wijdde zich slechts aau Philip Harmon en de arme Lilia en liet Ellen aau zich zelf over. Zij had den afstand tusschen hen beiden vast gesteld en hij deed mets om dien te ver minderen. „Mr. Leith bevalt mij wel," merkte Lilia op, toen zij eens in de schaduw der hoornen in haar ziekestoel zat en Ellen zich naast haar bevond, „'t Doel mij goed hem aan te zien eu hem te hooren spreken hij is zoo sterk en mannelijkzoo vast van karakter en toch' zoo zachtzinnig. Men zou hem zijn leven kunneu toevertrouwen. Oom Philip mag hem ook graag lijden en gij behandeld hem zoo verschrikkelijk uit de hoogte, 't Verwondert mijdat hij niet boos wordt, 't Loopt zoo in 't oogdat gij hem hier niet gaarne ziet." Ellen was juist bezig een trotsche pauw wat voedsel toe te werpen. Eerst toen zij daarmede klaar waswendde zij zich tot Lilia: „Ik zou wel een monster van ondank baarheid moeten zijnals ik iets tegen zijne bezoeken had in te brengeu. Hij heeft zijn leven in gevaar gesteld, om mij van dienst te zijn. 't Is nog niet zoo lang geleden, dat hij om mijnentwil ernstig ver wond geworden is. Papa en ik zijn in hooge mate zijne schuldenaars. Om de geheele wereld zou ik Diet willen, dat hij zich bij ons niet welkom voelde. In den grond schijnt 't echter dat hij mijniet ik hem uit de hoogte behandel." „Ellen, lieve Ellen, ik dacht dat hij u misschien liefhad. Gij behoort tot de vrouwen, die bij alle mannen op 't eerste gezicht hartstocht opwekken." „Wat heeft u zoo iets dwaas doen den ken?" autwoordde Ellen, nu geheel koel geworden. „Gij verkeert in een dwaling. Eens, al heel lang geleden, heeft hij zich verbeeld mij lief te hebbenmaar toen was hij nog heel jong, na dien tijd is hij niet alleen ouder, maar ook verstandiger ge worden. Neen, ik kan u verzekeren, dat papa de eenige magneet is, die hem hier heen trekt." De warme zomer maakte plaats voor een kouden herfst, en ondanks de liefderijkste zorg, die haar omgaf, verergerde zich Lilia's toestand en haar zwakheid nam zichtbaar toe. De doktoren bevalen haar een zeereis aan en een oponthoud in 't zui den van Frankrijk. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1889 | | pagina 1