i NIKl'WS- K ADVERT NTIEBLAI) VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. ABO ?J HEME fêT: Donderdag 20 December 1888. N\ 300. Uitgevers: Gebroeders Muré. Onschuldig Veroordeeld. tw *3 0 foil ra n i verschijnt dadelijks* behalve op Zoii- en Feestdagen. Vooi Leidenper 3 maandenI.W. Franco door liet goheele. rijk, per ,'i maanden 1.60. Prijs per \munier 10 I rut. ÏDi' JaitrgnnK. AOVEft TENTIEN: Van 1ti repelsf O.WO. Elke repel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dtenstaanbiedinpeni contantzonder rabatper regel 0.10. Bureel: Nciieopniakerssteeg 6. Aan de geabonneerde!! op de Han delingen en Ingekomen Stukken van den Gemeenteraad zijn de nos. 250 - 200 der Ingekomen Stukken ver zonden. LË1DES', 10 December. It u rge rza ngHchoo I. De Burgerzangschool van het departement Leiden der maatschappij tot Nut van t Al gemeen heeft gister wederom een avond doorleefd waarop ze roem mag dragen. De stampvolle zaal en de even volle gaanderij bewezen dat de burgerzangschool hareu naam gestand doet, dat naar die zangschool de burgerij in den ruimsteu zin genomen, hare kinderen heensluurt om hen voor dat te vaak verwaarloosde gedeelte hunner opvoeding toe te vertrouwen aan drie onderwijzers die op dit gebied reeds lang hunne sporen heb ben verdiend. Daar zateu ze, te half acht, in lange reien opgesteld, die frissche opgewekte meisjes- en jongensgezichtjes, waaraan de moederhand te herkennen was en waarheen het ouderoog zoo trots heeublikte. Daar was we derom de ijverige commissie op haar post op de gereserveerde zitplaatsen vóór het orkest, den tijd verdeelende tusschen hel houden vau eeu waakzaam oog op al dat lieve, levendige goedje achter hen en het verkleumen op de minst benijdenswaardige zitplaatsen vau de geheele zaai. Bij zóóveel poëzie werd bij ons toch het prozaïsch ver langen wakker naar een kloek tochtscherm voor de deur naast het orkest. Dat eeue commissie zich moê ijvert kan niet genoeg worden gewaardeerd, dat ze zich verkouden ijvert mag niet worden verlangd. Maar keereu we ons van dit proza af om ons te wenden naar de poëzie gelegen in 't zien en hooren van zóóveel vertegenwoor digers van 't opkomend geslacht, voor wie de wereld oog open ligt, met haar lief en leed. Gisleiavond vflerd alleen 't lief gesmaakt. Of is hij niet lief, de aanblik van die kleinste kleinen van de Ie klasse A die daar naar boven op 't orkest zijn gestormd, eeu eer biedwaardige hoogte voor al die hummels. Daar geeft de heer C. B. Duijster Jr. de commaudant dier kleine garde, hel teekeD en uit al die kinderkeeltjes komen de handige solfèges van den heer Duijster, zuiver eu maatvast tot ons, gevolgd door twee liedjes van Catharina van Rennes, „Dat komt er van!" en „Marschiiedje." „We willen voor 't vaderlaud gaan strijden, En voor 't Oranjehuis" klonk 't flink uit die jongenskeeltjes; nu, we hopen 't, als 't noodig mocht zijn, en we rekeneu er op. De eerste klasse B kwam onder den heer B. H. Taylor op. We moeten zeggen, die eerste klasse B bevalt ons altijd maar best. De uitmuntend doorwerkte solièges van den onderwijzer werden flink en met veel kleur teu gehoore gebracht; daar zit melodie in die dingen. Het Avondliedje" en „Kermis", eveneens van den lieer Taylor, werden aller liefst uitgevoerd. We komen hooger op; de tweede klasse, onder den heer A. J. Wetrens eveneens met oefeningen in solfèges. Ditmaal zijn ze van Worp. We achten de Kerslcau tale van Catb. Van Rennes, boe allerliefst van compositie op de meeste plaatsen, niet 't best geschikt voor deze klasse. De bezetting is er niet voldoende voor; 't komt ver deeld als de klasse bij dit uummer w. rdt te veel op iedere stem aan, en koristen welen bij ondervinding, dat niet altijd iedere stem er dón is in een koor. Vaudóór dan ook wellicht, dat de uitvoering hier en daar mat was en bet nummer op onderscheidene plaatsen niet tot zijn recht kwam. Men ga toch ouk op de burgerzangscliool niet meê met de verderfelijke gewoonte van vele muziekonderwijzers hier ter stede om de leerlingen voor eene openbare les nummers in studie te geven die voor hunne krachten juitt iets te hoog gaan, waardoor vaak bij 't hooge klimmen iets, wal we bier niet noemen zullen, bloot komt. Volgt nu de derde klasse, eveneeus onder den beer Wetreus, die 't overige gedeelte van den avond onvermoeid den dirigeerstaf blijft hantcercn. Goed uitgevoerde oefeningen in solfèges van Bertaiotti eu daarna bet „Vijfde Scbeppingalied" (woorden van J. J. L. Ten Ijiate) van Richard Hol. Schoon en kloek klonk ons 'k „Ai wat adem heeft, love den Heer! Al wat zingen kan, zinge zijn eer!" We komen al hooger eu hooger; de vierde klasse, met Veni Domine, van Men delssohn, met begeleiding van orgel door den heer Duyster. Het geheel klonk plech tig en bleef uitmuntend van loon. Het mag met het allerliefste „Nachtlied" van Hiller ouder de schoonste nummers van den avond gerekend worden. In de pauze was 'tjonge goedje dan ai gruwelijk - ondeugend en de leden der com missie hadden handen vol werk. Maar ze tullen 'tons wel willen toegeveu dat ze 't achteraf, met alle kindervrienden, dol prettig vonden dat die meisjes en jongens toonden dat ze niet alleen flink kunnen zingen, maar ook smakelijk ravotten. Maar 't was tóch goed dal de heeien nu en dan eens een boos gezicht maakten. Na de pauze, toen alles natuurlijk weer op zijn pootjes terecht was gekomen, beklom onder applaus, de president der commissie de heer W. P. Wolters, die altijd iets nut- tigs op grappigen toon te vertellen weet, het orkest, om met een inleidend woord, waarin hij den aftredenden commissaris, den heer S. B, Vos dank zegde voor zijn ijverige medewerking en diens plaatsvervanger, den heer dr. F. A. Jentink, als in de commissie aoo geheel op zijne plaats, aanbeval, verslag uit te brengen over het afgeloopen jaar. De school blijft bloeien en van gemeentebestuur, departement en burgerij ondervindt ze ge- waardeerdeu steun. Het ouderwijs vau de drie heereu onderwijzers draagt, zooals trou wens dezen avond bleek, de beste vruchten. Spreker verzocht bel publiek, zoo straks vóór 't heengaan, met het dameskoor, het volkslied aan te heffen en gaf nu kennis van de volgende bevorderingen der leer lingen. Bevorderd van de le klasse A. naar de le klasse B: Meisjes. J. Coebergh, A. Jongmans, E. Secreve, C. Van Lith, D. Gubbi, G. Hagen, M. Rijk, E. Ouweleen, A. De Vries, Marianne De Koning, H. Hamcrsma, Margo Van Leeuwen, I. K. S. Oppelaar, C. De Houdt, M, Groen, A. Kosters, M. Splinter, E. Van der Nat, H. Pronk, 11. Horróe. Jongens. M. Filippo, L. Muijzert, J. Maijer, A. Binnendijk, A. Roelofs Heyr- inans, P. Brzmmer, Marios Slot, W. Duyser, J. Fles, J. Van Leeuwen, P. Meerburg, B. Lindeman, J. Groen, E. Abspoel, J. Van 't Hooft, D. Poelman, W. Jongmans, J. Boekwijt, Johan Affourtit, Johan De Vries, A. Groen, A. Duyser, D. Pander, N. Wannee. Van de le klasse B naar de 2e klasse: Meisjes. J. Van der Made, J. Spaargaren, M. Ruigrok, C. Verhoog, W. Muyzert, H. Meysing, E. Hamcrsma, L Zantvoort, D. J. Neusink, M. Raar, S. Oleff, A. Hoek, S. Splinter, G. Van der Kloot, D. Heyrmans, A. Lens, M. Couturier, C. Coutuiier, G. Japikse, S. Roetering, M. Taverne, R. Rod- bard, A. Peltenburg, J. Fles. Jongens. P. Van der Made, J. Meysing, C. M. Meerburg, J. De Koning. B. j. De Kouing, F. Gubbi, A. J. Kroon, M. J. N. Spaargaren, J. Dekker. Van de 2e klasse naar de 3e klasse: Meisjes. J. Van 't Hooft, J. Filippo, J. De Wilde, J. Engels, J. Oleff, L. Den llouter, M. Ephraïui, M. J. Poelman, J. M. Van der Harst, W. G. Dee, J. H. Harmsen, B. J. Van Driesten, A. A. H. Visser, T. Bor- gerding, M. Caron, G. Harmsen, H. Wil- iemson, E. Oleff, M. Fles, II. J. Franchimon. Jongens. J. A. Eigeman, M. J. E. Bos, J. Oppelaar, W. Ridderhof, 11. S. De Roode, P. De Haas, J. Duyster, J. Van der Made, F. De Qraaff, H. J. Labree. Van de 3e klasse uaar de 4e klasse: Meisjes. C. M. Ruigrok, M. Van derJagt, N. Oostveen, J. Bos, C. Kroon, M. De Tombe, C. Van Reenen, E. Koolhaalder, C. Sijtsma. Die mededeeling werd met uitbundig ap plaus begroet. Vóór de toespraak van den voorzitter dient nog te worden melding ge maakt van twee allerliefste nummertjes van Hiller, door de vierde klasse terstond na de pauze gezongen, 't Waren: „Viel tauseud Bltimlein auf der Au" en „Liiftcben, daa den Hain umsausclt." Beide nummers werden uitmuntend teu gehoore gebracht en vooral de uilvoering van bet canon verdient veel lof. Na de mededeelingen van den voorzitter werd de aandacht gevraagd voor het glans punt van den avond, voor een nummer met evenveel warmte door de vierde klasse (da meskoor) gezongen als door het publiek toe gejuicht. Het allerliefste, echt Fransche en bevallige nummer is getiteld: „Lez lutins, d' après les danses de Goldmark" van Van Lamperen. Het uummer was met veel kleur inge- FEUILLK F ON. VRIJ VERTAALD UIT HET ENGKLSCH, VAN w. w. 148). Ellen nam nu den tweeden brief ter baud, er sprak niets dan vertwijfeling uit. Harmon had aanzoek gedaan om Agnes band en op bevel haars vadersdie niets van Fortes weten wilde, moest zij het aannemen. De toekomst scheen hopeloos, baar hart zou breken, meende zij. Een andere brief luidde: „Gij zegt dat ik mij zeiven getrouw moet zijn en met vastheid optreden Philip Harmon openhartig bekennen, dat mijn hart u toebehoort. Ik durf niet. Mijn vader beeft al zijne hoop in de toe komst op dit huwelijk gebouwd, en ik ken bem te goed, om hem openlijk te durven weerstaan. O geliefde, teeder geliefde, vergeef mijik moet u vaarwel zeggen." Nog een half dozijn brieven waren vol van vertwijfelende gedachten; duidelijk toonden zij aan hoe zwak van karakter Agnes Ferrol was, en hoe oubekwaam om zichin welke richting ookte verzetten. Een brief, een dag vóór haar huwelijk ge schreven, bevatte een vaarwel «oor eeuwig aan Gerald Fortes en smeekte hem zich niet weer op haar weg te vertoonen. Nu volgde een lange poole in de briefwisseling en de volgende brief der nu gehuwde Agnes dateerde uit Amerika, ja, nit 't zelfde huis, waarin zich nu hare dochter bevond. Ellen wierp een schuwen blik om zich heenals vreesde zijdat de geest harer moeder achter haar stond en met haar in 't geel geworden papier zag. De hand op 't hart drukkend, ging zij voort met lezen. Agnes Ferrol, de gade van Philip Har mon dc moeder vau zijn kindwendde zich na eeu tweejarig tijdsverloop op de volgende wijze tot Gerald Fortes: „Gij kwelt en vervolgt mij zonder er barmen Ik kan 'l niet dragen. Als gij mij ooit een weinig hebt liefgehad, als gij mij nog eenige achting toedraagtdan smeek ik ustaak uwe bezoeken in ons huis, eu volg mij ook niet bij mijne vrienden, waut daardoor wordt mijn goeden naam iD verdenking gebracht. Den vorigen avond bij inevr. Warren spraakt gij op eene onverantwoordelijke wijze tot mij. Ben ik niet rampzalig genoeg, wilt gij mij waan zinnig maken! Op mijne knieën smeek ik u, nader mij niet weer, spreek niet meer tot mij. Ik kan u niet ontvluchten, ik heb niemand die mij tegen uwe vervol gingen beschermen kan. Wees toch groot moedig! De wereld is zoo groot, zoek ergens anders roem en rijkdom. Ga been en Hat mij uw gelast nooit weerzien. Ik ben 't leven moe eu zou gelukkig zijn sis ik 't van mij kon werpen. Eene vrouw, die uoch hasr uian, noch haar kind lief kan hebbenis een monsterdat geen recht beeft om te bestaat). Ik doe een beroep op nwe mannelijke goedheid, martel mij niet langer. Ik kan niet voor u uit den weg gaanu niet mijden zoolang gij hier zijl, Philip vertrouwt u en zonder argwaan ziet hij u zijn huis betreden; gij maakt mijn toestand onverdragelijk en ik durf 't bem niet klagen." In bittere smart voelde Ellen 't bloed uasr hare wangen stijgen. 't Volgende schrijven bevatte deze regelen: „De maat van mijne ellende en ver nedering is tot aan den rand toe vol. Ik heb de regels gelezen, die gij mij gisteren in de komedie in de haud gedrukt hebt. God weet, dat ik nooit dacbt eens zoo laag te zullen zinken. Gij verlangt, dat ik het huis van mijn echtgenoot, mijn kind en de wereld, die zoo al geen geluk, dan toch aanzien en achting biedt, za! verlaten om met u te vluchteD. Neen, neen, duizend maal neen, ik ben wel zwak en ellendig, maar ik ben niet misdadig; ik wil Philip alles zeggen." Ellen baalde verlicht adem. De volgende brief echter drukte haar zooveel te zwaarder. Zij las: „Gij hebt gezegevierd. 't Noodlot is sterker dan ik. Vaarwel vrede, hoop en eer. Vaarwel echtgenoot, kind en huiselijke haard." Stii! Daar werd eene deur geopend en opschrikkend luisterde Ellen. Er lieten zich schreden hooren in den gang. Snel greep 't meisje 't boek en de brieven. Waar kon zij haar schat verbergen? Zij ijlde naar 't Japansche kastje en verborg alles in een geheim vak. Hare hsnd raakte nog de veer aan die 't sloottoen de deur open ging en mevr. Maitland op den drempel stond. (Wordt vtrvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1888 | | pagina 1