NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Woensdag 19 September 1888. - N". 222. 202° Jaargang. Uitgevers: Gebroeders Muré. Onschnldig Veroordeeld. ile/.r Coiirunt verschijnt dadelijks* behalve op Zon- en Feestdagen. AB'OHIEMENT: Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.fiO. Prijs per Nummer 10 4'ent. AOVERTEMTIEN: Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Sdieepmakerssteeg 6. Stads-Bericht en. Vrijwillige oefening in den wapenhandel. De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN, Gezien de beschikking van Z.E. den Mi nister van Oorlog, in dato 13 Augustus II., lie en Vile afd., Generale Staf en Militie en Schutterij n". 87; Breugt ter algemeene kennis dat, iu plaat sen, daar Infanterie of Vesting-artillerie in garnizoen ligt aan jongelingen van 17 jaren tot aan den militieplichtigen leeftijd, die lich daartoe bij den commandeerenden offi cier aanmelden, gelegenheid zal worden gegeven om bij de korpsen Infanterie en Vesting-artillerie kosteloos onderwijs te ontvangen in den Wapenhandel en, voor zooveel de Vesting-artillerie betreft, ook in de bediening van het geschat dat aan de deelneming daaraanvoor hen bij de latere vervulling van hunnen militie- dienst, belangrijke voordeeleu verbonden zijn; dat de aanmelding jaarlijks vóór 1 Oc tober moet geschieden, onder overlegging iw eeue geboorteakte of een extract uit het geboorteregister, alsmede van een certificaat ros goed gedrag, afgegeven door den Bur gemeester van de gemeente, waar de jonge ling woont en dat nadere inlichtingen dien aangaande, dagelijks tusschen 10-4 uren zijn te ver krijgen ter Gemeente-Secretarie (afd. Nat. Militie). En geschiedt hiervan openbare kennisge ving door plaatsing in de Leideche Courant. De Burgemeester voornoemd; DE KANTER. Leiden, 15 September 1888. luentiug tegen betaling. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN brengen ter algemeene kennis dat op Donderdag 20 September c. k. des namiddags van 2 tot 3 uren in het Elisabethshof aan de Oude Vest, gelegen heid wordt gegeven tot inenting tegen betaling van fl.per persoon. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, den 18 September 1888. UXIVJKS1TEIT. Overdracht Rectoraat. In het groot-auditorium van het aka- demiegebouw alhier droeg hedenmiddag te twee uur de aftredende rector-magnificus prof. dr. S. S. Rosenstein het rectoraat over aan zijn opvolger prof. dr. J. M. Van Bern- melen. Bij deze gelegenheid deed de eerst genoemde hooggeleerde verslag van de lot gevallen van de Leidsche hoogeschool over het afgeloopen jaar. Geen lange rede kunt ge verwachten, aldus begon de redenaar zijn verslag, nu deze plechtigheid niet naar vrije keuze doch volgens wettelijke verplichting, plaats heeft, waarop de gebeurtenissen ten opzichte van de hoogeschool worden opgesomd, 't Is dus voor den rector-magnificus niet een dies nataliedoch een dies falalie geworden. Toch begroette spreker ook in deze plech tigheid eene gelegenheid oiu belangstelling te toonen in al wat de akademie en hare belangen betreft. Tot voor vijf weken scheen nog het ver slag zonder vermelding van rampen voor de hoogeschool te zullen kunnen worden gege ven. Echter kwam onverwacht de treurmare van het overlijden van mr. Simon Vissering, curator van deze akademie. Vissering is tot de hoogste waardigheid geklommen en heeft aan de studeerende jongelingschap een steeds meer gewaardeerd studieboek geschonken, getiteld Handboek der practisehe staathuis houdkunde. In 1882 werd de overledene curator en 't waren zijne groote matigheid en voorzichtige levenswijze die den man, met zijne zwakke gezondheid, nog zóóvele jaren voor de Leidsche hoogeschool hebben gespaard. „Ik kan hem niet voldoende naar waarde schetsen" eindigde spreker, „maar ik meen de tolk te zijn van allen wanneer ik hier ver klaar dat ons vaderland in Vissering een zijner grootste burgers verloren heeft, de akademie een zijner grootste vrienden en dat zijne nagedachtenis in eere zal blijven." In den rei der hoogleeraren ontbreekt gelukkig niemand. Wét heeft de ongesteld heid van den hooggeleerden De Vries etnigen tijd viees doen ontstaan, doch de noodige langdurige rust heeft den werkzamen hoog leeraar weêr aan de hoogeschool terugge geven. (applaus.) Overigens was er alleen reden tot blijd schap, vooral ook door de vermeerdering van het aantal der hoogleeraren. De 13e October 1887 was een vreugdedag voor den hoogleeraar Buys en voor ieder die met hem zijn 25 jarig hoogleeraarschap heeft gevierd. Bologna maakte den geleerden Tiele tot laureatus, eene benoeming die de geheele hoogeschool lot luister verstrekt. Behoort de beroemde Donders niet tot onze hooge school, de senaat van Leiden zond hem bij zijn 70sten verjaardag een adres van geluk- wensching; de hoogeschool van Leiden had recht en plicht daar te zijn. Op den lleD Januari werd op het akademisch ziekenhuis een borstbeeld ont huld van den outslapen hoogleeraar Simon Thomas. Is de gelijkenis der trekken in dit beeld al niet bizonder groot, de piëteit van zijne vereerders verdient onzen eerbied. Werd de medische faculteit één hoogleeraar rijker (prof. Siegenbeek van Ileukelom), voor de oude geschiedenis en de antiquiteiten bleef de leerstoel nog onbezet. In den heer dr. Nijkamp werd de hooge school een privaat-docent rijker. Zeer zeker zal 't moeilijk zijn merkte spreker op eene uitgebreide praktijk met de studie van een bizonder vak te vereenigen, doch des te grooter zal de verdienste zijn wanneer de nieuwbenoemde daarin zal blijken te slagen en spreker twijfelt hieraan niet. Ingeschreven waren in het afgeloopen jaar 718 studenten, volgens den almanak 953. Voor 't eerst werden ingeschreven 159, tegen 179 in het vorige jaar; aldus een teruggang van 20. Toch blijft voor de studie in de rechtswetenschap en in de geneeskunde de toevloed steeds grooter. Studeerden in 1879 te Leiden 191 ingeschrevenen in de medi- cijueu, iu 1887 was dat aantal tot 385 aangegroeid. Te Utrecht bedroeg die aan groeiing van 113 tot i 62, te Amsterdam van 212 tot 394. Deze aangroeiing bedroeg voor de vier hoogescholen van 725 in 1879 tot 1307 in 1887, dus bijna eene verdub beling in acht jaren. In Duitschlaud doet zich dit verschijnsel zelfs nog iets sterker voor. De ware oor zaak van den vermeerderenden lust tot het bekleeden van geleerde beroepen is nog niet opgespoord kunnen worden, maar zeker is 't dat het een der meest bedenkelijke ver schijnselen is. Nederland heeft nog wel de koloniën waar zich de behoefte aan genees kundigen doet gevoelen, doch spoedig zal ook dóór die behoefte zich niet meer doen gevoelen. Door dezen aauboudenden toevloed tot de geleerde beroepen wordt de baan geëffend tot het gevaarlijkste wat men zich bedenken kan, tot een geleerd proletariaat, waarbij men behoeften doet kennen, waaraan nooit zal kunnen worden voldaan. 't Is aan de bevoegde macht om dien toevloed te stuiten, door de poorten die tot de hoogeschool toegang geven niet te wijd open te zetten. De invoering van da wet die de verbreeding van die toegangs wegen heeft bevolen was niet een faute, doch een crime. Om tot de studie voor het artsexamen te worden toegelaten moet het niet voldoende zijn het litterarisch mathematisch examen te hebben afgelegd, of van de vierde klasse van het gymnasium te komen. Wanneer alleen zij tot de hoogste klasse van het gymnasium werden bevorderd die zich dat door hunne kundig heden hadden waardig gemaakt en niet het voortsukkelen van klasse tot klasse werd geduld, zou ook déér tot verbetering in dit opzicht worden meegewerkt. De uitslag van de artsexamens was niet in evenredigheid met de door de adspiranten betoonde vlijt, en velen hebben door gebrek aan eerste voorbereiding nimmer het ware genot van de studie gesmaakt. „Weg met iedere andere voorbereiding', aldus besloot spreker dit belangrijk gedeelte van zijn verslag „dan die op gymnasium of hoogere burgerschool.' Ontegenzeggelijk zou dan het aantal ingeschrevenen af, hun ge halte toenemen. Het getal der promoties was iets minder dan in het vorige jaar waarschijnlijk is dit aan toeval te wijten. Door den dood verloor de hoogeschool vier studenten in de genees kunde, de heeren Van SpronseD, Schatte- kerke, Jelle De Hoop en Meiske. Twee waren reed6 candidaat, een bereidde zich voor het artsexamen voor. Bizonder genoegen deed 't spreker dat de duur van den groentijd aanzienlijk ver kort was; daarmee is in zekeren zin in zijn geest gehandeld. Hij persoonlijk wenschte den groentijd geheel verdwenen; het is eene instelling die zich heeft overleefd, vooral FEUILLETON. VRIJ VERTAALD UIT HET ENGELSCH, van w. w. s. 84). Toen Ellen bij de piano kwam, zette ttn langharige professor in de muziek zich 'oor het kostbare instrument neder om haar gelang te accompagneeren. Ellen atond d*at, aller blikken op zich gevestigd 'etend, toch rustig en onbewegelijk in de bonding eener vorstin. Zij zong eene be kende melodie met woorden van Tennyson, ®aar alleen haar voordracht verleende aan bet stuk iets dramatischzelfs iets tragisch dat misschien nooit een der toehoorders er 'roeger in ontdekt had. Doodelijke stilte beerschte in de volle zaal. «Vreeselijk op effect," fluisterde Bella Rijders tegen Leith, „zou ze misschien op "e planken geweest zijn?" «Miss Grey, ge moest mij het genoegen ™0e», ons nog op een enkel lied te ver gasten," klonk de heldere stem van den gastheer. Ellen sloeg het verzoek niet af. Een schaar bewonderaars drong, geheel onnoodig, bij haar aan om den wensch des gastheers te vervullen. Zij zong nu een Duitsch lied, vol smeltende sentimentaliteit. Toen zij eindelijk zich van de piano en van den stortvloed van complimenten kon ver wijderen en door de zaal ging, bleef haar blik rusten op het ernstige gezicht raD Robert Leith. Zij zag, dat hij iets wilde zeggen, en liet daarom haar waaier vallen. Terwijl hij zich boog om dien op te rapen, fluisterde zij hem toe: „Hier niet, ginds in die kamer, ik zal u zoo gauw mogelijk volgen." Tot zijn geluk had een der vele bewon deraars van het rijke weeuwtje, een gesprek met haar aangeknoopt. Onopgemerkt trad Leith door de aaogewezene deur in de bibliotheek, in welk vertrek zich geen mensch bevond en waarin het geruisch der zaal slechts gedempt werd gehoord. Een korte poos behoefde hij daar slechts te vertoeven voordat de schitterende Ellen in al haar glans voor hem stond. Zij trad hem te gernoet en zei hartelijk: „Bob, zijt gij het, zijt gij het werkelijk?" „Ja, ik ben het, miss Dufart." Zij legde de hand, tot teeken van voor zichtigheid, op hare kersroode lippen en riep bijna angstig uit: „Neen, neen! Niet die naam, dieu naam haat ik, ik ben thans miss Grey." Zij stond onder een kroonlamp en in dat scherpe licht kwam hare prachtige ge stalte zoo heerlijk uit tegen den donkeren achtergrond van het tapijtbehang eener ge- slotene porlière. „Ik kon mij niet laDger Dufart noemen," zoo ging ze voort, „en ook den naam mijns vaders kon ik niet aannemendit ging mijne kracht te boven. Ik moest mijn brood verdienen. Val me dus niet hard." „Ik? De hemel beware mij. Misschien wilt ge wel zoo goed zijnmij te zeggen waar ge al dien tijd zijt geweest, nadat gij ons zoo meedoogenloos hard hadt verlaten, en mijne zuster door weggaan zoo bitter bedroefd hadt gemaakt." „Ik heb miss Edith voor lang reeds ge schreven," antwoordde Ellen, terwijl het blanke voorhoofd zich even plooide, „en bij den brief een som gelds ingesloten, die ik haar schuldig was voor onderhoud en verpleging. Heeft zij dit schrijven niet ontvangen?" „Ja," zeide Robert, terwijl hij het meisje ernstig aanzag, „Edith ontving een kort briefje zonder eenig bericht omtrent den toestand en de woonplaats der schrijf ster. Het waren slechts een paar vorme lijke volzinnen en eene som geldsdie ge reed9 zoudt hebben terug ontvangen, als die arme Edith uw adres reeds geweten had. Om het zoo zacht mogelijk te maken, moet ik erkennen dat gij, miss Grey, uwe vrienden zeer onvriendelijk be jegend hebt." Met het hoofd min of meer gebogen, verontschuldigde Ellen zich„Welk nut zou het gehad hebben, zoo ik mis9 Edith hadde geschreven, dat ik mij eenzaam, on gelukkig, verlaten gevoelde, dat het leven mij hard- en onverdragelijk toescheen? Ik had immers daardoor alleen zorgen en verdriet veroorzaakt aan uwe lieve zuster." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1888 | | pagina 1