NIEUWS- EN ADVERT! NTIEBLAl) VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
?;)eze Courant verschil ut da» el ij ks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Zaterdag 18 Augustus 1888. Nf°. 195, 202'. Jaargang,
AOVÊRTEMTIEN:
Bureel: Seheepinakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BIMENLANDSCHE BERICHTEN.
Onschuldig Veroordeeld.
w. w. s.
ABOHHEfslENT:
Voor Leiden, per 8 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 8 maanden 1.60.
Prijs per Summer 10 tent.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingenik contant, zonder rabat, per regel 0.10.
qiXIKH, LETTEREN EN KCW6T.
132 muziekvereenigingen met 5784
leden hebben tot heden concerten gegeten
in den tuin van de Brusselsche tentoonstel
ling. Op 't laatst van September zal een
monsterfeest plaats hebben, waaraan al de
imiekvereenigingen, die tot dien tijd op de
tentoonstelling geweest zijn, zullen deelnemen.
OFFICIEELE BERICHTEN.
Door Z. M. is aan den heer J. H. A.
Van Daalen, advocaat generaal bij het hof
ran justitie in de kolonie Curapao, vergun
ning verleend lot het aannemen van het
ordeteeken 3e kl. van het Borstbeeld van
den Bevrijder, hem door den president der
Vereeuigde Staten van Venezuela geschonken.
Door Z. M. is, met ingang van 1
Sept. e. k., benoemd tot leeraar aan de rijks
hoogere burgerschool te Leeuwarden, M. J.
Vies, te Zntphen.
Door Z. M. zijn met ingang van den
len Sept. a. s. bevorderd tot off. v. gez. Ie
II. bij de zeemacht de oif. v. gez. 2e kl.
i, W. Pulle en B. N. Bersina.
Door Z. M. is, met ingang van 1
Sept. 1888, aan S. A. Cramer, te Utrecht,
eervol ontslag verleend als tijdelijk adsistent
bij 's rijks veeartsenijschool aldaar, wegens
zijne benoeming tot prosector anatomes,
tevens custos der kabinetten aan die school.
Door Z. M. is aan G. Teney ontslag
verleend als burgemeester van Noorbeek.
De heer E. W. W. Dinckgreve, be
noemd consul te Rangoon, is in die hoeda
nigheid door de Britsche regeering erkend.
Ingevolge machtiging des kouings wordt
Zr. Ms. opleidingsschip Anna Paulowna, met
1 Oct. a. s. uit dienst gesteld en de kapt.
ter lee W. A. Arriens, met dien datum,
eervol van het bevel over dien bodem ont
heven.
Onder het hoofd: Ministerie van
Koloniën" bevat de Staatscourant het vol
gende
Reeds terstond bij haar optreden zag Zijner
Uajesteits regeering zich genoodzaakt te
overwegen, wie in de plaats van denweldra
aftredenden gouverneur-generaal als 's konings
vertegenwoordiger tot het voeren van het
bestuur over 's rijks overzeesche bezittingen
in Azië zoude moeten worden voorgedragen.
Het heeft den koning behaagd tot gou
verneur-generaal van Nederlandsch-Indië te
benoemen den heer mr, C. Pijnacker Hordijk,
oud-minister van binnenlandsche zaken en
HDs commissaris in Drente. e
De heer mr. Pijnacker Hordijk, den aan
zijn staatsambt verbondenen eed in 's konings
handen afgelegd hebbende, zal nu op Vrij
dag den 24sten Augustus 1888 den vader-
landschen grond verlatenmet het voorne
men van zich op den 30sten daaraanvolgende
op het stoomschip Sumatra, van de maat
schappij Nederland, te Marseille voor de
reis naar Batavia, ter aanvaarding zijner
hooge waardigheid in Nederlandsch-lndië, in
te schepen.
De oudergeteekende geeft hiervan langs
dezen weg aan het Nederlandsche volk kennis,
opdat ieder, zulks verlangende en al of
niet daartoe opgewekt of voorgegaan door
de leeraars, priesters en geestelijken der
verschillende Nederlandsche Christelijke of
andere godsdienstige gezindheden, gelegenheid
hebbe, aan zijne plichtmatige smeekingen
voor den koning en HDs huis en regeering,
ook de bede toe te voegen, dat de reis van
den gouverneur-generaal mr. C. Pijnacker
Hordijk en zijn gezin voorspoedig, en zijn
bestuur door God gezegendIndië tot heil,
Nederland tot roem eo den koning der ko
ningen tot verheerlijking zij.
De Minister van Koloniën,
Keuchenius.
Bij den dienst van den waterstaat en
de burgerlijke openbare werken in Ned.-
Indië kunnen worden geplaatst: 1°. eenige
adspirant-ingenieurs; en 2°. eenige opzichters
der 3e klasse.
Zij, die voor plaatsing in aanmerking
wenschen te komen, behooren zich, binnen
ééue maand na de dagteekening van deze
bekendmaking, bij gezegeld adres te wenden
tot het departement van koloniën.
De oud-minister van oorlog en oud
president van den Anti-Dienstvervangings-
bond, graaf Vau Limburg Stirum, heeft in
een schrijven aan de staatscommissie tot het
aanwijzen van grondslagen voor de beste
krijgsregeling in Nederland, in afschrift
ook gezonden aan Z. M. den koning, de
ministers, de leden van den raad van state
en van de staten-generaal, de noodzake
lijkheid eener verbetering van de samenstel
ling en het gehalte van het leger nog eens
uiteengezet en vooral zijn meeuing omtrent
de hoofdzaak van de krijgsregeling die
der aanvulling na 1870 onveranderd
gebleven, doen uitkomen. Zij is kortelijk
aan te duiden aldns: de band tusschen
volk en leger moet zoo sterk mogelijk wor
den gemaakt, en dit doel is niet, zelfs van
verre, anders te naderen dan door het mo
derne beginsel van den persoonlijken dienst
plicht te aanvaarden. (Fad.)
„Men moet de meuschen nemen zooals
zij zijn", aldus ving de proc.-generaal bij
het gerechtshof te 's Gravenhage eergisterocb-
tend zijn requisitoir aan, en het meereudeel der
menschen, vooral van de minder ontwik
kelden, is geneigd meer vertrouwen te stellen
in z. g. wonderdokters dan in werkelijke
geneesheeren. Dit bleek ook op de terecht
zitting van eergisteren, waar een koopman
moest verschijnen, beklaagd van oplichterij.
Wel had de Rotterdamsche rechtbank hem
vrijgesproken, doelt het O. M. bij die recht
bank had daartegen appèl aaugeteekend.
Bekl. was te Gouda, door eene vrouw,
die door toevallige omstandigheden van zijn
„wonderdadige geneeskracht" had gehoord,
aangezocht om eens naar haar mau te
komen zien, die sedert jaren door eene
rheumatische ziekte aan zijn stoel gekluisterd
was. Natuurlijk was de koopman-dokter
bereid te komen. Hij betastte, volgens
de getuigenverklaring van moeder en dochter
de pijnlijke lichaamsdeelen en verklaarde
genezing als zeker, mits men er maar geld
voor over had. Nu de arme vrouw, eene
besteedster, die voor man en vijf kinderen
het brood moest verdienen, had er geld voor
over, al was het dan geen f 300, zooals
de wonderdoctor gekscherend? vroeg. .Voor
25 gulden, in twee termijnen te betalen,
zou de genezing geschieden. Eenige krui
den enz. werden in een flesch gedaan, deze
gevuld met moutwijn, en wanneer de man
daarmede gewreven werd, zou hij in 3 weken
wandelen als de beste. Van de voorge
spiegelde genezing kwam niets, en de teleur
gestelde vrouw, die bij gebrek aan meer
bekl. reeds f 6 had ter hand gesteld, met
belofte den volgenden dag nog f 6.50 te
betalen, en na de wandeling nog f 12.50
deed aangifte van de zaak bij de politiel
Bekl, stond voor de rechtbank te Rotter
dam terecht doch word vrijgesproken, tegen
welk vrijsprekend vonnis het O. M. bij die
rechtbank in appél kwam.
Bekl. betoogde dat hij geen genezing had
beloofd, geen pijnlijke lichaamsdeelen had
betast, en zich niet voor geneeskundige had
uitgegeven. Hij had gezegd koopman in
kruiden en pillen te zijn en ook alleen
kruiden verkocht, zich weliswaar f 6 laten
betalen voor eene waarde van 20 centen,
maar hij was koopman en mocht vragen
zooveel hem goeddacht.
Dit nu was het O. M. niet geheel met
hem eens. Uit de getuigenverklaring leidde
de proc-gen. af dat bekl. zich had schul
dig gemaakt aan bedriegelijke oplich
ting voor een dergelijk feit en onbevoegd
uitoefenen van de geneeskunst was hij door
de rechtbank te Leiden reeds eenmaal ver
oordeeld tot 18 maanden en vorderde
vernietiging van het vrijsprekend vonnis
der rechtbank te Rotterdam en veroordeeling
tot 3 maanden gevangenisstraf.
Z. K. H. prins Albert van Pruisen
heeft, alvorens gistermiddag Scbeveningen
te verlaten, aan den directeur van hel
Oranje-Hotel, den heer J. C. M.Gaarlandt,
zijne hooge tevredenheid te kennen gegeven
over de uitnemende zorgen, gedurende H Ds.
verblijf aldaar betoond.
Als blijk van waardeering begiftigde de
prins hem een gouden dasspeld, omzet van
diamanten. De maitre-d'hotel en de chef de
cuisine werden mede door Z. K. H. met een
gouden dasspeld, in 't midden van welke
een parel prijkt, vereerd. Het badpersoneel
en de politie ontvingen van den prins gelde
lijke gratificatiën.
H. K. H. prinses Albert schonk aan de
oudste dochter vau den badmeester, den
heer W. Hogervorst, een kostbare broche.
HH. KK. BH. en hunne zonen zijn
gisterenmiddag, na vier weken te Schevenin-
geu te hebben vertoefd, met gevolg per
Rijnspoor van 5.2 naar Duitschland terug-
FEU1LLETON.
VRIJ VERTAALD UIT HET ENGELSCH,
VAN
62).
Zijn gelaatskleur was geelbruin en zijn
regelmatige trekken, als uit steen gehouwen
Wenden diepen ernst. Nog nooit had
Ellen een gezicht gezienwaarop zooveel
'eretand en wilskracht te lezen stonden.
Het was een man, die blijkbaar niet wist
'ea aarzelen of deinzen.
Onwillekeurig had Ellen een oogenblik
'tand gehouden en toen zij haar weg ver-
'olgdetrok het ruischen van haar kleed
®jn aandacht. Zij was juist op het meest
werlichte gedeelte der trap en het gaslicht
tacheen haar bloeiend gelaathaar donkere
Jfpi, baar lieven mond. De rechter
'°itee bleef op eens staan, als door toover-
ischt aan zijn plaats gekluisterd. Zijn
gezicht onderging eene algeheele verandering,
'ijne bruine wangen verbleekten. Hij zag
schoone meisje aan, alsof hij op een
Medusahoofd staarde, welks aanblik de
macht bezat om hem te versteenen.
En Ellen? zij gevoelde zich verlegen, op
zulk eene wijze te worden aangestaard door
den deftigsten mandien ze ooit had
geziendoor een mandien bovendien in
betrekking stond tot Danton Moultrie en
den kolonel Dufart. Onder dien indruk
bleef ze zelf ook staanslechts een oogen
blik en zag naar den man beneden. Een
eigenaardig gevoel deed elke zenuw trillen,
wijder openden zich hare oogen en booger
gloed kleurde hare wangen. Wat zag die
man toch voor buitengewoons in deze ver
schijning, dat hij haar op zulk eene wijze
bleef aanstaren? Dikwijls hadden mannen-
oogen zich tot haar gewend, bewonderend
of nieuwsgierig of met levendige belang
stelling, maar nooit op zulk een vreemd
soortige, angslige wijze.
Dit alles duurde slechts een oogwenk.
Gerald Fortes, de sterke man en onbuig
zame rechter, die altijd zich zelf gelijk was
gebleven, strekte de hand in de lucht, als
wilde hij iets onzichtbaars vastgrijpen, en
op een toon, dien Ellen zeker levenslang
niet vergeten zougilde hij uit„O God I"
en stortte ter aarde.
Ellen kon niet zeggen, hoe zij op dat
oogenblik de trap was afgekomen en de
deur had bereikt. De zwarte bediende ijlde
zijn meester ter hulp en op hetzelfde oogen
blik weerklonk zijn hulpgeroep door het
gansche huis. Welke waren Ellen's
gedachten?
Zij had Gerald Fortes gezien en op
haar gezicht was die sterke man bewuste
loos neergezonken. Hoe vreemd! boe
vreemd toch
Zij snelde, om uit de nabijheid van dat
huis te komennaar het modemagazijn
terug. Het was reeds Iaat geworden en
madame kon zeer lastig wezen. Onderweg
dacht Ellen aan de beide Fortesaan de
steeds toenemende vriendelijkheid van de
dochter en aan het onbegrijpelijke voorval
met den rechterzij ijlde in die gedachten
langs de spiegelgladde wegenzonder dat
zelfs te bemerken. Rechts en links gingen
rijtuigen Joor de drukke straten en on
nauwkeurig uitwijkende, kwam zij in aan
raking met den kop van een paard en
verloor in der haast baar pakje kant, toen
een krachtige vuist haar greep en buiten
gevaar bracht.
„Mijn pakje met kant! Mijn pakje met
kant!" riep zij uit, alsof alleen hare ge
dachte daarbij waren bepaald geweest en
zij niet vermoedde aan welk gevaar zij daar
ontkomen was. De hand, die haar gered
had, raapte, toen het rijtuig voorbij was,
ook het bedoelde pakje op en reikte het
haar over.
„Ik dank u!" zei het meisje, nu voor
de eerste maal naar haar redder ziende.
Het was een forsch gebouwd man in on
berispelijk nette kleeding. De donkere
baard, die zoo wel paste bij dat bruine
gelaat, bedekte nagenoeg de geslotene
lippenen aanhoudende studie had een
paar diepe lijnen gegrift in het anders zoo
jeugdig gezicht. Dit was de eenige ver
andering. Zelfs aan het andere einde der
wereld zou Ellen dit gezicht hebben her
kend. Even als andere beelden uit het
verledene, bracht heden het noodlot bem
op Ellens pad. Zij toonde niet hem te
herkennen en hij, van zijn kant, evenmin
haar. Had hij dan dat lieve, schalksche
gezichtje vergeten van haar, die hem zooveel
zieleleed had aangedaan? Als twee wild
vreemden zagen zij elkander aan, daarna
nam Roberth Leith zijn hoed af, zooals hij
voor elke dame, oud of jong, vreemde of
bekende, zou gedaan hebben en ging
zijns weegs.
(Wordt vervolgd.)