MANUELA,
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
ey>e Co 11 rau t v e r se h Ij 211 t da e S ij k she ii si 1 v e o p 'Lin- e ti Veest,da<r em.
Prijs per luinmer I» Cent.
AOVERTEHTIF.R:
Bureel: Meheepmakerssteeg 6
Vrijdag 11 Novfinibsr 1.887L0. 265. 2oi>- jaargang.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
ABOJHEBfJEIT:
Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden
Van 16 regels 0.90.
Elke regel meer t 0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabatper regel 0.10.
In Mei van 't volgende jaar zal te
Bologna, in Italië, Ier gelegenheid van de
vieriüg van het 8ste eeuwfeest der univer
siteit, een internationale tentoonstelling van
oude en moderne muziekinstrumenten, mu
ziekwerken der oude en latere toondichters,
in een woord van al 't geen strekken kan
tot opheldering van de ontwikkeling der
muziek, de verbeteringen der instrumenten
tot uitbreiding onzer kennis ten aanzien
harer geschiedenis, enz. enzgehouden wor
den. Aan de tentoonstellingscommissie heeft
de koning 500,000 lire ter beschikking ge
steld. Tot voorzitter dezer commissie is be
noemd maestro Verdi.
Bij den uitgever W. Cremer te Den
Haag is ter perse, om 15 "November a. s.
te verschijnen, een nieuw werk, getiteld:
„Schaatsenrijden", door mr. J. Van But-
tingha Wichers, le secretaris van het Neder-
landsch Schaatsenrijdersbond.
Behalve een geschiedkundig overzicht van
het schaatsenrijden, waarin achtereenvolgens
het sneeuwschoenloopeu bij de Noordsche
volken in vroegereu tijd, het gebruik van
beenen schaatsen en het ijsvermaak met ijze
ren schaatsen, van af de 14de eeuw tot
heden ten dage, zeer uitvoerig behandeld
worden, bevat dit werk eene handleiding
voor hen die zich in het kunst- of hard
rijden wenschen te bekwamen, reglementen
voor hard- en scboonrijderijen, beschrijvin
gen voor het aanleggen van kunstmatige ijs
banen, opgave van reddingstoestellen, enz. enz.
Het werk is versierd met een honderdtal
kleine en ongeveer twintig groote en uit
slaande platen, geDomeu naar zeer zeldzame
kopergravures en zwarte-kunst-prenten uit
de 16de, 17de en 18de eeuw.
De Academie van Wetenschappen te
Berlijn heeft in bare zitting van 3 dezer,
prof. Van Beneden, uit Luik, en prof. Buys
Ballot, uit Utrecht, tot hare correspondee-
rende leden benoemd.
OFFICIEELS BERICHTEN.
Door Z M. is benoemd bij het wapen der
cav., bij het 2de reg. huzaren, tot luit.-kol.,
de majoor F. De Bas, van het corps.
Door Z. M. is aan P. A. Derks, op
zijn verzoek, eervol ontslag verleend als
burgemeester van Havelte.
Door Z. M. is aan P. H. Heynen,
met ingang van 1 Jan. 1888, op zijn ver
zoek eervol ontslag verleend als leeraar aan
de rijks hoogere burgerschool te 's Hertogen
bosch.
Aan de Delfttche Ct. wordt opgemerkt
dat aan bet recht om te zijn kiezer van de
leden der tweede kamer van de staten-
geueraaivoor de provinciale staten en voor
den gemeenteraad, volgens de nieuwe kieswet
onder anderen verbonden is de voorwaarde,
dat de aanslagen in de grondbelasting en
personeele belasting ten volle voldaan zijn.
Zonder die betaling van den geheelen aanslag
kunnen derhalve de belastingschuldigen geen
kiesrecht uitoefenen.
Indien er één land in ons werelddeel
is, dat de belangstelling van koopman en
industriëel verdient, dan is het voorzeker
Spanje. Langzamerhand en stap voor stap
teruggedrongen door de Engelschen en Duit-
scbers moet het aan 't Nederlandsche koop-
manshart wel eenigzins zwaar vallen te moe
ten denken „de millioenen bij millioene»
die dat land afwerpt, worden door Engel
schen en Duitschers ingezwolgen." 't Is
een feit, dat tal van onze artikelen, van
onze /oortbrengselenvan datge.ie wat ons
kleine Nederland levert, door vreemde ka
nalen naar Spanje wordt vervoerd, en daar
ter markt gebracht. 't Is ook een feit
en wij zouden dit door meer dan één voor
beeld kunnen staven, dat Hollandsche koop
lieden met den echten handelsgeest bezield,
naar Spanje togen en door eigen ondervin
ding en onderzoek geleid, hun omzet van
honderden guldens 's jaars in duizenden zagen
overgaan.
Met het oog op de internationale tentoon
stelling, die in April a. s. te Barcelona zal
worden gehouden, neemt de ondergeteekende
als daartoe aangewezen voor Nederland door
den president van den algemeenen raad der
tentoonstelling, den heer Francisco de P.
Ruis y Taulet eD bij schrijven van den se
cretaris den heer Juan B. Euganez dato 28
Oct '87 de vrijheid zich tot alle kooplieden,
nijveren en fabrikanten, enz. te wenden ten
einde 'hen aan te sporen om gebruik te ma-
«TAngNIECWtl.
De commissie voor de volksbijeenkom
sten hield gisteravond de tweede bijeenkomst
in de Stads-gehoorzaal alhier. Als spreker
trad voor het eerst op de heer mr. L. H.
J. Lamberts Hurrelbrinck met „Eene Lim-
burgsche Novelle" en „De Zaterdagsche
markt te Leiden". Wij voor ons achten
het opnemen van den neer Hurrelbrinck in
de rij der sprekers bepaald eene aanwinst.
En van die meening was ook het zeer tal
rijk opgekomen publiek. Bij sprekers no
velle, boeiend voor zich zelve en boeiend
voorgedragen, kou men, zooals men dat noemt,
een speld hooren vallenen stormachtige
toejuichingen waren zijn deel toen het ver
haal geëindigd was.
Na de pauze schetste spreker de Zater
dagsche markt te Leiden, met kooners, ver-
koopers, nieuwsgierigen en den spreker van
den avond gestoffeerd. Zooals we zeiden
geen wonder wanneer de bezoekers van de
volksbijeenkomsten naar dezen spreker spoedig
terugverlangen.
In de plaats van den heer Smit, in
leven boekhouder bij de diaconie alhier, is
benoemd de heer W. Biersteker, adsistent-
boekhouder.
Een Hollandsch-Amerikaansch blad dat
zelfs het bier als volksdrank niet gunt,
schrijft het volgende:
„De 313de jaardag van het ontzet van
Leiden werd den 13den dezer in die stad
ook weder feestelijk gevierd. De optocht was
vooral schoon. Aan 1800 vrouwen werd brood
en haring verstrekt en aan 1600 mannen
bier en tabak. Wat men ook voor de ar
mere klassen doet of niet, men schijnt er op
uit te zijn, dat ze toch blijven drinken.
Geen probater middel voor velen hunner,
om dan ook arm te sterven."
m /.IliR, LETTEREN EN KUNST.
Sterfdag (1862) van Jacob Geel.
Het Grand Théütre te Amsterdam is
niet groot genoeg om allen die The Mikado
willen zien toegang te verschaffen.
De heeren Van Lier hebben daarom be
sloten Zondag e. k. de operette te doen
vertoonen bij dag en bij avond. De dag
voorstelling begint te 2 uur, om te half vijf
te eindigen.
FEUILLETON.
OF DE WRAAK EENER EDELE VROUW.
81).
„Graaf Arthur Frenk, markies van Mont-
barrymet wien zij van kindsbeen af ver
loofd is, zal naar Engeland terugkeeren om
haar te trouwen. Dit alles is slechts een
familieovereenkomst. Hij is onmetelijk rijk
en zij bezit een zeldzame schoonheidwat
wil men meer. En weet ge welwat ze
mij ondanks dat alles, pas onlangs gezegd
heeft?"
„Hoe zou ik dat weten, daar ik hoegenaamd
geen toovenaar ben 1"
„Wij waren samen op een soirée, en
toen ik bij die gelegenheid het chapiter op
hare gelukkige toekomst bracht, antwoordde
zij afgetrokken, dat de gelukkigste dagen
haars levens die waren geweest, welke zij in
Ierland had doorgebracht. Ik wil daarmede
nu geenszins zeggen, dat jij met die dagen
in eenig verband stondt! Maar apropos,
wat is er toch van je origineele onover-
treffelijken bediende geworden?"
„Wel, hij is nog altijd bij mij, die brave
Laudy. Het zal hem werkelijk een eer zijn,
dat je naar hem gevraagd hebt. Kom oiij
morgen eens opzoeken. Ik heb je veel mede
te deelen en ook die goede Laudy zal er zich
in verheugenje weer te zien
„Cecilia, ik heb een paar woorden met
je te sprekenzeide graaf Aiusleigh tot
zijne dochter.
Het was na afloop van de opera en het
bal, dat zij dien avond bezocht hadden.
Beiden waren zoo even in hunne elegante
woning, hel paleis, 't welk lord Emil Rosegg
in de stad bad, teruggekeerd.
Dit hotel werd eigenlijk alleen maar door
de gemalin van lord Emil, een nicht van
graaf Ainsleighgedurende het „season"
bewoond, want lord Emil kwam maar uiterst
zelden naar Londen. Graaf Ainsleigh echter,
die de middelen niet bezat om een eigen
huis, overeenkomstig zijn stand, te heb
ben pleegde gewoonlijk het grootste ge
deelte van het jaar de gast van zijn nicht
te zijn.
Verrast keek lady Cecilia bij deze uit-
noodiging haars vaders op. Het was half
vijf in den morgenzeer zeker een ongewone
tijd voor een onderhoud.
Niettemin volgde zij zonder tegenspreken
haar vader naar de bibliotheek, waarheen
hij haar voorging. Nadat hij de gaspitten
aangestoken had, schoof hij zijn dochter
een zetel toe. Verwonderd nam zij daarop
plaats; een gesprek, 'twelk met zulk een
ernst werd aangekondigd om vijf uur 's mor
gens, wat kon dat te beduiden hebben?
„Cecilia," begon de vader, zonder eeuige
inleiding, „weet je wel, dat graaf Frenk op
weg hierheen is en dat hij hoogstens binnen
een week hier zal wezen?"
„Papa!"
Bijna klonk het woord als een kreet van
schrik, die aan hare lippen ontsnapte. Zwij
gend bleef zij zitten, bepieuwd wat hij haar
nog verder te zeggen zon hebben.
„Nu, nu, mijn kind, er bestaat geen de
minste aanleiding voor jeom zoo verschrikt
op te zien. Men zou haast zeggen, dat ik
je de aankomst van 't een of ander gedrocht,
in plaats van den man, wiens gemalin je
worden znlt, aankondigde. Gister ontving
ik een brief van hem. Hij is op het oogen-
blik te Parijs en zal zooals ik u zeide, over
een week hier aankomen. Wil je den brief
soms lezen?"
ken van de tentoonstelling te Barcelona om
aldaar ons vaderland niet bij andere landen
te doen achterstaan.
Overtuigd als hij isdat zeer zeker Neder
land een goed figuur kan makennieuwe
bronnen voor onzen handel en onze nijver
heid kunnen worden geopend, de innerlijke
kracht en energie van ons volk naar waarde
zal kannen worden geschat enz. enz. doet
hij een beroep op geheel Nederlandop al
zijne landgenooten om te toonen wat
„het kleinood uit wier en dras geweld"
kan.
Beleefd verzoekt ondergeteekende derhalve
al degenendie inlichtingen af wat ook ver
langen zich tot hem te wenden en zulks liefst
zoo spoedig mogelijk.
Amsterdam8 Nov. '87
G. J. A. Cocq v. Delwijnen.
v. h. Comité der Tentoonstelling,
pres. de Rnis y Taulet,
seer. Juan B. Euganez.
De kolonel H. F. Alings, ihans op
non-activiteit, zal, naar wij vernemen, be
noemd worden tot commandant van het 6e
reg. infant., ter vervanging van kolonel A.
Pompe, die pensioen heeft aangevraagd.
(N. R. C.)
De heer Willink Keijen beantwoordt
in een schrijven aan het Tad. de opmer
king, door vele bladen gemaakt, dat zijne
wijze van optreden afkeuring verdiende. Hij
verklaart niet vooruit geweten te hebben,
dat zijn optreden in Amsterdam voor een
grootendeels socialistisch publiek zou zijn.
De vooraf ingewonnen inlichtingen hadden
hem een ander gehoor doen verwachten. Dat
de heer Ketjen zich niet voor de tweede
maal aan den zelfden steen wil stooten, be
wijst de laatste zinsnede uit zijn brief:
„Mochten er vereenigingen zijn, die inlich
tingen op de beschuldigingen in mijn „open
brief" verlangen, zoo ben ik tot het geven
hiervan nog gaarne bereid, dan echter
in besloten of afgebakenden kring".
Een paar baldadige leegloopers te 's Gra-
venhage wisten eergisteren n ets beters te
doen dan het instrument van een orgel
draaier vol water te gieten, waardoor de
arme drommel in de onmogelijkheid gebracht
werd dien dag verder den kost te verdienen.
Hij reikte haar dien over en zij vatte
hem aan, zonder een enkelen blik op haren
vader te werpen. Een lichte blos lag er op
hare wangen, en toen zij het schrijven tot
het einde toe gelezen had, verfrommelde zij
het, in gedachten verzonken, tusschen hare
slanke vingers.
Haar vader zag haar aan met een uit
drukking van nieuwsgierigheid; want deze
alleen was het, die zijne trekken weer
spiegelden, en geenszins angst, geenszins
bezorgdheid voor de gevoelens van zijn
kind. Deze man met zijn grijze oogen en
de cynische lijnen om den mond, kon
eigenlijk een der gelukkigste stervelingen
genoemd worden. Hij had in zijn leven
nooit een wezen lief gehadbuiten zich
zeivenen gedurende enkele maanden een
vrouw, die hij verloren had. Hij haatte
ook niemand, om de eenvoudige reden, dat
zulk een gevoel hem te veel inspanning
zou gekost hebben. Hij was beleefd tegen
een ieder en liet zich door niets uit zijne
gelijkmoedigheid brengen.
Én nu, terwijl hij niets meer bezat, had
hij gemeend niets beters te kunnen doen,
dan van lord Emil Rosegg's rijkdommen te
profiteeren, van wiens genade hij dan ook
geheel en al afhing. Wordt vervolgd.)