HASTA. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. IS e y. e A o n rant v e r s c ii ij n t ii a e I ij k sbehalve o p 'L o n- e ii F e e s t d a e ti. A B 0 i i E M E I T Woensdag 13 Juli 1887, N°. 162 ADVERTENTIES!: Uitgevers: Gebroeders Muré. y->-„ -V..43 met 54 van de 65 en met 58 van de ^kozp*1 Voor Leiden, per 3 maanden 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per $uimiier 10 Cent. Van 1regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10. Bureel: Kcheepinakerssteeg 6. 201» Jaargang. Stiids-Berichten. Inenting tegen betaling BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente LEIDEN brengen ler algemeene kennis dat op Donderdag 1* .lull a. s. des namiddags tusschen 2 ert 3 uren in hel Elisabethsliof aan de Oude Vest gelegen heid wordt gegeven om le worden ingeënt mei animale vaccinestof, tegen betaling van f 1 per persoon. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester, E. KIST, Secrelaris. STADSNIEUWS. VERSLAG van den toestand der gemeente Leiden over het jaar 1886 door burgemeester en wethouders aan den gemeenteraad in 1887 aangeboden. (vervolg). Militaire vereenigingen en inrichtingen. De Leidsche studenten-scherpschuttersver- eoniging Pro Patrio telde 171 leden. Gere geld worden er Vrijdags te Katwijk schiet oefeningen gebonden. De eorpsschutters be haalden te Utrecht een len en 2en prijs voor het vaandel en ook leden verwierven vaak op concoursen personeele prijzen. De le luitenant der infanterie, de heer J. M. Obreen, leidde de oefeningen. Het ledental der Leideche Scherpechuttere- vereeniging blijft achteruitgaan. Evenwel ver- keeren wapens en kas in goeden staat. De veieeniging van onderofficieren der dd. schutterij Pugno pro Patria neemt in bloei toe en telt thans 32 leden. De vereeniging van gepentioneerde onder officieren en minderen van het Nederlandsche leger, afdeeling Leiden, telde 27 leden, waar onder 13 ouderofficieren en 14 minderen. De contributie bedroeg f 1 en f 0.50. Op 1 Januari 1887 waren er alhier 4 bescher mers, 124 donateurs en 14 donatrices. Het Te Huis voor Militairen heeft een beter pand voor deze inrichting gehuurd aan den Vliet en mag zich in een voortdurend bezoek verheugen. In 1886 werden er 3148 bezoeken afgelegd, voor het meerendeel door infanteristen. De inrichting is alle avonden van de week geopend, Zondags reeds van 12 uren 's middags af. De vereeniging het Metalen Kruis telde op 31 December 1886, 14 leden, 17 eereleden- donateurs en 15 eereleden. De jaarlijksche feestviering werd verplaatst van Februari naar Augustus met het oog op den hoogen leeftijd der leden. Van het Invaliedenhuit bedroegen de kos ten f21,614.476. In het Invaliedenhuis werden gedurende het jaar 1885 verpleegd: 1 verminkte nit de koloniën, 2 verminkten uit den strijd tegen België, 64 infirmen en 1 kostganger voor rekening van het rijk, te zamen 68 man. Op 17 Juni 1886 was de sterkte 55 man. De toestand van de Kweekechool voor Zee vaart kan in alle opzichten gunstig genoemd worden. Hoewel eerst het roodvonk en later de mazelen te Leiden epidemisch heerschten, werd geen der jongens door een dier ziekten aangetast. Dat het aantal leerlingen dit jaar iets klei ner is moet worden toegeschreven aan de strengere eischen voor de toelating als ge volg van eene mindere behoefte aan jongens, nu het getal schepelingen bij de zeemacht nagenoeg voltallig is. Van de 848 jongens die zich aanmelden werden 580 afgekeurd of afgewezen, zoodat slechts 268 werden aangenomen. In het vorige jaar bedroeg dit 420. Met 1 April werden van de sterkte ad 475 204 en met 1 October 120 jongens naar de opleidingsschepen overgeplaatst. Bij de kweekschool zijn thans geplaatst: twee luitenants ter zee 2e klasse, een officier van gezondheid le klasse, 13 onderofficieren, 13 korporaals en 16 mindere schepelingen, onder bevel van een luitenant ter zeelekl., die tevens directeur der kweekschool is. Als burgerpersonen zijn nog aan de inrichting verbonden: een catechiseermeester, een haar snijder en scheerder, een schoenmaker en een kleermaker. De vereeniging tot instandhouding en be vordering van den bloei der kweekschool voor zeevaart telt in Leiden 80 leden. Ten aanzien van de afdeeling Leiden van den anti dienstvervangingebond zijn geene bi- zonderheden mede te declen. Het aantal leden is door vertrek en overlijden niet on belangrijk verminderd. Kerkelijke zaken. In het aantal kerkgebouwen en predikanten en geestelijken der onderscheidene gezindten is in 1886 geen verandering gekomen. De afdeeling Leiden van den Nederland- schen Proteetantenbond verkeert in bloeienden toestandhet ledental, rairn 400, neemt voortdurend toe. Het aantal dames aan de Zondagschool werkzaam bleef onveranderd en in het aantal kinderen was eene kleine ver meerdering waar te nemen. De afdeeling Leiden van het Nederlandech Zendelinggenootschap verkeert na eene aan winst van leden ten vorige jare, in besten digen bloei en gaat voort met hare pogin gen den kring verder uit te breiden. Het getal contribueerende leden van het Hulpgenootschap wordt jaarlijksch minder. Het Java-comité, afdeeling Leiden, bestaat nit 35 leden, die tegen contributie van f 2 per jaar het „Geïllustreerd Zendingsblad" ontvaDgen en uit een lOOtal leden die door bijdragen de zending steunen. De afdeeling Leiden van het Nederlandech Bijbelgenootschap. Het aantal leden bedroeg 55 en dat der begunstigers 66. 2400 bijbels werden uit het depót geleverd. Hiervan vrerut'i 1578 voor minderen prijs of gratis uitgedeeld. Wordt vervolgd OKHUYSEN. De aangekondigde reeks voorstellingen van den heer Okhuysen met zijn Fantas tisch Illusionistisch Mechanisch Theater werd gisteravond geopend met eene voorstelling in de bovenzaal der Stadsgehoorzaal. Reeds aanstonds bij het binnentreden der zaal valt ons het bizonder nette tooneelfront op dat met de eenvoudige maar even smaakvolle drapeering daarneven aan het zaaltje een bizonder gezellig aanzien geeft. Daar begint, na eene inleiding van het orkestje, de heer Okhuysen zijne werkzaam heden altijd even kalmmaar ook altijd even zeker. Eene serie van prachtige doe ken, die door Drummonds kalklicht achter gekleurde ramen, verschillend gekleurd wor den, komt na het ophalen van het gordijn te voorschijn. Schitterend in heerlijke licht effecten, terwijl overigens de geheele zaal in duister is gehuld, volgen die doeken elkander op en we moeten bekennen dat 't werk „fantastisch en illusionistisch" is wat we voor ons zien. „Het paleis der toover- godin Pari-Banou" met fonteinen, Najaden en feeëriënopgeluisterd door Electrische kleurspelingen, vormde een waardig slot aan deze reeks. De tweede afdeeling is echter als kunst werk naar onze meening het schoonst. De lange reeks doeken, door een Hollandschen meester geschilderd geven ons wat kleur, opvatting en perspectief betreft iets waarlijk meesterlijks te zien. De doeken doen ons een unr lang land- zee- en stadsgezichten zien uit alle werelddeelen terwijl zich daar vóór figuren bewegen, nu grappig, dan weêr ernstig, maar in elk geval bizonder onderhoudendniet voor kinderen alleen maar wel degelijk voor volwassenen. Toe passelijke muziek, vroolijke piano-en viool muziek bij vroolijke onderwerpen, kerkor- gelmuziek bij kerkgezichten en processiën geeft aan het geheel mede een indruk die ons vaak de werkelijkheid en de omgeving doet vergeten. Na deze heerlijke afdeeling volgen de prachtvolle kristal Diamant-Tableaux waar we o. a. „het geboortefeest van Doornroosje", „de begrafenis van Sneeuwwitje" en „Assche- poester naar het bal" te zien krijgenwaar de personen schitteren van edelgesteenten en rijke toiletten. „Neêrlands hoop", de beeltenis van onze toekomstige koningin hopen we, sloot deze reeks. We onderschrijven en herhalen gaarne wat andere bladen vóór ons van deze kunstavon den hebben gezegd, dat ze zijn leerrijk en ontwikkelenden in de hoogste mate onder houdend. Van harte wensehen we den heer Okhuysen gedurende deze week volle zalen toe. Het zal hier gedurende de kermis, die den 25en dezer zal worden ingeluid, weêr niet ontbreken aan gelegenheden om zich op de meest uiteenloopende manieren dol te ver maken. Behalve de enorme hoeveelheden zoet en zuur, meelklompjes en meelklompen gebakken in boter of olie of in een vloeibare massa, waarvan de naam gevormd wordt door samenkoppeling van die beide woorden, be halve wafelen en wafeltjes en groote vierkante klompen bruin deeg, waarop de vaardige hand van een lid van het edele koekenbakkersgilde FEUILLETON. 69). Beiden waren geheel aan de werkelijkheid ontrukt; zij had zich voor hem geplaatst en bespiedde met verrukking zijne trekken die werden bezield door hare gedachten en bespiegelingen. Reeds had de schemer plaats gemaakt voor het duister, reeds was er licht ontsto ken, als hij nog steeds met gretigheid het door Ada geschrevene doorlas. Doodsche stilte heerschte in het vertrek, hun beider geest scheen te verwijlen in sfeeren van idealisme die met de kunst zoo harmonisch, met dat verheven waas omtogen de wereld rondom doen vergeten. Felix staarde haar nu aan met eerbied, met ontzag; zijn mond plooide zich met een zoeten glimlach, hij maakte, als het ware zich zelve onbewust van die daad, eene snelle beweging om hare hand te vat ten daar gleed het manuscript op den grond terwijl hij in zijne aanschouwing nog ver- gonken was, eenige bladen van het werk vielen nog terug en zeer langzaam sloeg het blad terug waarop in groote sierlijke letters te lezen stond „Hasta". „Dat, die zijt gij, Ada Van Breesteghe?" Die vraag kwam afgebroken van zijne lip pen alsof hij van dat antwoord alles ver wachtte voor zijne toekomst; zoo bleef hij haar verschrikt en bleek aanstaren. Lang zaam welde in zijn oog een groote traan die echter dat oog niet ontrolde, maar pa relend door de oogleden omvat bleef. „Die ben ik" antwoordde Ada voor zich heen en als werktuigelijk boog ze zich na der tot hem over. „O!" hernam Felix, „ge hadt gelijk toen ge me zeide dat ik het belichaamde proza niet voor goed aan mijne zijde mocht ke tenen, maar mag ik de vrouw aan mij ver binden diedie door het schrijven van „Neania", van een werk dat zooveel invloed kan uitoefenen op ontvankelijke gemoederen, invloed ten goede, maar ook wellicht ten kwade. Ge hebt gewoekerd met uwe talen ten, uwe taal en rede weet ge in overwel digenden vorm weêr te geven." „Uwe werken" vervolgde hij, „gebonden in fijnen, stekeligen band, hebt ge onder het lezend publiek geslingerd, begrijpende hoe ge hier en daar scheuren zoudt aan brengen in het schitterend opperkleed, dat aldus opengereten de onoogelijke onderklee- ding niet langer zon bedekt houdeit; wel wetende dat ge lange tongen treffen zoudt en maskers afrukken van schijnschoone ge zichten. Veel slechtheid en verdorvenheid hebt ge geschilderd, maar ge hebt dat hier en daar gedaan alsof er niets goeds, niets edels of reins om ons heen was en alleen gij zelf „O neen" zoo weerde Ada dit laatste ge zegde af, „ik heb gefaald; ik heb mij ge bukt en gekromd onder leed en wroeging, ik heb mijne schnld in geheel haren om vang gevoeld. Maar toen ik Neania schreef was ik nog bijna een kind; men prikkelde mijne ijdelheid en ik schreef voort onder de goedkeurende en aanmoedigende blikken en woorden van personen wier oordeel ik op hoogen prijs stelde. Toch huiverde ik wan neer ik telkens mijn werk opnieuw zag aan gekondigd een werk dat ik niet onder reine oogen had mogen brengen; maar na den dood van mijn vader werd ik verbit terd op het lot dat ik mij verbeeldde alleen tegen mij hard te zijnen ik ben hier gekomen, vergeef het mijtoeu ik u reeds lang lief hadtoen ik niet meer buiten u konhoewel ik wist dat ge verloofd waart. Ziedaar wie en wat ik ben." „Nadat ge wist dat ik verloofd was" her haalde hij werktuigelijk. „O, maar geloof me" antwoordde ze plechtig, „wanneer ik begrepen had dat uwe verloofde u meer aan 't harte lag, ik had niet zoo gehandeld." Lang staarde hij haar in de oogen voor dat zijne armen hare gestalte vast omsloten. „Ada, lief kind, toekomstige vrouw verstaat ge wat dat zeggen wil Ada?" Zij legde hare hand op zijn voorhoofd en bleef hem een oogenblik aanstaren voor zij sprak: „Door onze vereenigde talenten zul len wij zooveel goeds trachten te stichten als in onze macht ligt; maar wij zullen elkaar helpen en daartoe aanzetten niet waar?" Irene nam spoedig zoozeer in beterschap toe dat Ada er toe over te halen was de zorg voor dat lieve persoontje aan anderen over te laten. Spoedig was Felix Van Holmsteyn ont heven van eene gedachte die hem reeds lang had bezwaard en verontrust. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1887 | | pagina 1