NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. A S 0 PJ M E IR E T Donderdag 27 Januari 1887, N". 22 Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BREID EENS EERLOOZEN. 1»le Courant verschijnt dadelijks, behalve op 'Lon- en Feestdagen. Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.OO. Prijs per Mummer 10 t ent. ADVERTENTIES: Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingenik contantzonder rabatper regel 0.10. Bureel: Scheepinakerssteeg 6. 200a Jaargang. Stads-Berichten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN brengen ter kennis van belanghebben den, dat ingevolge art. 2 der verordening, re gelende de invordering der plaatselijke directe belasting op de honden, ieder houder vaneen ol meer honden, die aan die belasting onder hevig zijn, verplicht is daarvan jaarlijks vóór of op 31" Januari a. s. bij den Gemeenle ont vanger aangifte te doen, door inlegering van een behoorlijk ingevuld en door den aangever onderleekend biljet en dat bedoelde inschrij- vingsbiljellen voor het diensljaar 1887 koste loos ten kantore van den Gemeente-ontvanger verkrijgbaar zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester E. KIST, Secretaris. Leiden, 6 Januari 1887. 8TAD81VIEDWI. Door Z. M. zijn benoemd tot militair lid van den militieraad voor het district Leiden: C. Bloem, majoor, en tot plaats vervanger W. J. Arriëus, kapitein, beiden bij het 4de regiment infanterie, alhier in garnizoen. De eerste luitenant J. H. Klijnsma van het 3de regiment infanterie te Vlissingen is op zijn verzoek overgeplaatst bij het 4de regiment infanterie alhier. De heer P. J. Meerburg, telegrafist le klasse ten kantore Leiden is met ingang van den lsten Februari in dienst gesteld bij het vereenigd post- en telegraafkantoor Koog-Zaandijk. Het Studenten-muziekgezelschap „C-Dur" zal op Vrijdag 4 Febroari a. s. eene uitvoe ring geven in de Stadsgehoorzaal ten voor- deele der algemeene Leidsche armen. Nu zoo langzamerhand het oude ge bouw van het oude mannen- en vrouwenhuis op de Heerengracht door de slopende hand verdwijnt komt van daarachter als Phenix uit zijne asche een nieuw gebouw te voor schijn. Het gebouw, onder leiding van den bouwmeester W. C. Mulder opgetrokken, ziet er alleraardigst uit terwijl de achterzijde in de Langestraat een eenvoudig maar net front met bordesje vertoont. Aan de voor zijde van het gebouw is aan iedere zijde der deur boven de vensters een fries van Fran- schen steen aangebracht afkomstig uit het atelier van de beeldhouwers Van den Bossche en Crevels. De composities der beide friezen hebben, wat de groote lijnen betreft, het zelfde karakter verkregen, om aan de eischen der symmetrie te voldoen. Echter is door ver andering der details eene aangename afwisse ling aan de voorstellingen gegeven. Het midden van elk fries wordt gevormd door eene groep van ideale figuren, die de Wel dadigheid, de Barmhartigheid, de Rust, de Rechtzinnigheid, de Dankbaarheid, enz. symbolisch voorstellen. Aan beide zijden van deze middengroepen zijn de oudjes geschaard, die aan de Wel dadigheid en de Barmhartigheid hulde komen brengen. De houding der symbolische figuren is ernstig en waardig; in tegenstelling daar mede maakt het realisme, waarmede de be jaarde lieden behandeld zijn, een goed effect. Aan de zijde der Heerengracht zal nog eene directeurswoning worden aangebracht evenals het gebouw zelf in rooden steen en zandsteen opgetrokken. De ouoogelijk muren ter linkerzijde (rechts komt de directeurs woning) zullen door eene halfsteensmuur aan het oog worden onttrokken terwijl daarna voor het geheel plantsoen zal worden aange legd dat door eeD ijzer hek van de straat zal worden gescheiden. Ongetwijfeld zal het geheel er uitmuntend uitzien en tot de fraaiheid van de Heeren gracht veel bijbrengen. UNIVERSITEIT. Hedenmiddag hield de heer dr. Hector Treub, onlaDgs benoemd tot hoogleeraar in de verloskunde en vronwenziekte aan de Leidsche hoogeschoolzijne redevoering bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt. Een groot aantal belangstellenden, curato ren, professoren, doctoren, studenten en andere hoorders waren in het groot audito rium der academie bijeengekomen. Tot onderwerp dezer redevoering was door spreker gekozen: „De verdiensten der Neder landers op het gebied van de bekkeDleer", een onderwerp dat om zijnen streng weten- schappelijken aard onzen lezers té weinig belang kan inboezemen dan dat we een uit voerig verslag zouden geven van wat we bij deze gelegenheid voor vakmannen nuttigs en wetenswaardigs te hooren kregen. Om u de bedoeling van den redenaar duidelijk te maken komt het ons voor het best te zijn de slotregels der redevoering hier af te schrijven „Ik hoop, dat het mij gelukt moge zijn u, mijne hoorders, de overtuiging te schen ken dat Nederland een zeer aanzienlijk deel gehad heeft aan de ontwikkeling der bek- kenleer en dat wij in dit opzicht met recht- matigen trots mogen wijzen op onze land- genooten en vooral op het drietal Van Deventer, De Fremery en Simon Thomas". Merkwaardig is nog eene aanhaling uit een werk van De Fremery, waarin eene welverdiende afkeuring wordt uitgesproken (NB. in de 18e eeuw) van de te nauwe corsetten en de hooge hakken, „quos fre- quentissime elegantiores nostrae feminae gestare amant". Aan 't eind van zijne rede gekomen, spreekt prof. Treub achtereenvolgens cura toren, bestunrderen der gemeente Leiden, professoren, hoogleeraren in de faculteit der geneeskunde en studenten toe. Hij dankt de curatoren voor het in hem gestelde ver trouwen, gebleken uit hunne voordracht tot zijne benoeming als hoogleeraar, en hij roept, ten nutte van het geneeskundig on derwijs, hunnen steun in. Aan de bestuurderen der gemeente zegt spreker, dat hij voor hunne gemeente, bij zijn langdurig verblijf, hart heeft gekregen en hij belooft dat, waar hem belangen der gemeente ter behartiging zijn toevertrouwd, dit met ijver en lust zal geschieden. Tot de professoren spreekt hij den wensch uit, dat hij hoe langer zoo meer in hun midden de vriendschap zal mogen verwerven die hij reeds ontving van die hij van nabij kende. Een afzonderlijk woord richtte hij tot de hoogleeraren in de faculteit der geneeskunde, die met één enkele uitzondering allen zijne leermeesters zijn geweest en die nu verlangd hebben dat hij naast hen zou komen plaats nemen. Hij zegt hunnen steun ongetwij feld nog vaak te zullen behoeven en roept daartoe hunne welwillendheid in. Inzonder heid dankt 9preker den heer prof. Van Iterson voor wat hij gedurende bijna 8 jaren als assistent van hem geleerd heeft. Tot de studenten richt spreker ten slotte het woord. Hij vindt hier ruim gelegenheid woorden van welverdiende hulde te brengen aan de nagedachtenis van prof. Simon Tho mas, die zoowel als arts en leermeester als- wel als mensch aan het ziekbed getoond had een groot man te zijn. „Zal het mij gegeven zijn", zegt spreker, „de leegte, die de dood van Simon Thomas bij u heeft achtergelaten, op zijner waardige wijze aan te vullen? Voorloopig althans, zeker niet". „Al ware het alleen slechts hierom, om dat gij bij mij niet dien rijken schat van ervaring vinden kunt, dien Thomas zich verworven had en zoo goed wist te ge bruiken". Na nog een en ander gezegd te hebben omtrent de toekomst van de gynaekologie hem eveneens als leervak toebedeeld, ein digt spreker met den wensch, dat niet lang meer aan 's lands oudste universiteit voor dat vak een testimonium paupertatis zal kunnen worden uitgereikt. Het groot auditorium was, zoowel wat zit- als staanplaatsen betreft, tot achteraan door belangstellenden gevuld. MUZIEK, LETTEREN EN KUNST. Geboortedag (1832) van Saeher Masoch. (1824) Jozef Israels. (1781) Chamisso. (1756) Mozart. Sterfdag (1654) van Panlns Potter. Het Leidsche Studenten-Tooneelgezel- schap zal ook te Heerenveen en te *s Her togenbosch eene voorstelling geven ten voor- deele van de Tooneelschool. In de volgende maand wordt in „Arti" te Amsterdam een tentoonstelling geopend van werken van den Rnssischen schilder Vereschagin. Door den heer J. F. Stoetz, kapel meester van het muziekcorps van het 1ste regiment infanterie te Leeuwarden, is ge componeerd eene feestcantate voor koor en instrumentale begeleiding, op woorden van den sergeant A. F. Cassiërs aldaar. De uit voering zal plaats hebben op 's konings aan staanden verjaardag, onder leiding van den FEUILLETON. 108.) Daarom stelde ik Cardina voor, om u aan te spreken en te trachten, u in zijne zaak te betrekken, opdat ik wist, waar u te vin den, als de rechte tijd daar was. Hij heeft zijne belofte trouw gehouden en gij zijt nn op weg naar de galg." „Gij zijt mij te slim geweest, Wagner," zeide Mendoza na eene lange pauze, „gij hebt een vroegeren kameraad in het verderf gestort omdat hij u het geld niet kon be talen, dat hij reeds weder aan de speeltafel had verloren. Toen wij elkander aan de Hudson ontmoetten, was ik geen vijftig dol lars rijk. Ik wilde u dien avond nieuwe plannen mededeelen, waardoor wij beiden ons fortuin konden maken, maar gij wildet niet luisteren, wij begonnen te twisten, wer den handgemeen en gij liet mij voor dood in de boot liggen. Ik wenschte dat ik toen werkelijk gestorven was, en ik ben den ouden man niet dankbaar, die mij heeft gered." „Dat hebt gij hem dan ook wel bewezen." „Wees niet hard tegen mij, Wagner. Her inner u eens, welke goede vrienden wij vroeger waren en heb medelijden met mij. Yerschaf mij de middelen om te ontvluch ten en ik zal altijd voor u werken. Gij weet, dat ik de kunst versta, om overal mijn voordeel uit te trekken." „Maar gij vergeet, dat ik nu eene eer lijke loopbaan heb ingeslagen. Daarenboven is het mijn doel, uwe arme vrouw van u te verlossen. Zij kent u nu en zal zich over uw verlies troosten." „Ik zou haar nooit meer lastig vallen. Volgens de wet is zij vrij, als bewezen is, dat haar man een misdadiger is en zij kan dus weer huwen wanneer zij wil. Geef mij slechts een vijl, Wagner, om mij van deze boeien te bevrijden, en geene mnren zullen mij lang meer als gevangene kunnen tegenhouden." „Gij verootmoedigt u dus zoover, dat gij mij om hulp vraagt?" zeide Wagner spot tende. „Wil ik u eens wat zeggen Carlos Roy? Ik zou liever eene hongerige hyena uit haar kooi bevrijden dan u. Nooit zon ik tehuis of op straat veilig zijn, zoolang gij nog tot de levenden behoort. Ik ken uwe zwarte ziel en zou liever een duivel, die uit de hel gevlucht was, geloof schen ken dan u," vervolgde Waguer. „Het heeft mij maanden lang gekost, om u onschadelijk te maken en ik zou u voor alle schatten der wereld niet laten ontsnappen. Binnen weinige dagen wordt gij over de zee ge voerd, maar ook daar zal ik u bewaken." Wagner floot even en spoedig opende de cipier de denr der cel. Nadat de gewone vormen waren nageko men, werd de gevangene naar Engeland ge zonden, daar voor het gerecht gebracht en onder zijn waren naam veioordeeid en ge hangen. Dora werd de vreeselijke gedachte be spaard, dat hare bekenden zouden vernemen, dat die misdadiger de man geweest was met wien zij in 't geheim gehuwd was. Zij en Nita waren in den nacht, die voor Mendoza zoo noodlottig geweest was, onder beschutting der duisternis ontvlucht. Nadat zij de huwelijksplechtigheid der beide gelief den had bijgewoondhadden deze haar naar het schip gebracht en aan de zorg van den kapitein aanbevolen. De reis per stoomboot was zeer eentonig maar voor de bevrijde gevangene was zij verrukkelijk. Hare wangen kleurden zich weder en er kwam weer glans in de oogen, die zoo lang door tranen waren verduisterd. Elke mijl, die haar van het tooneel van haar lijden verwijderde scheen een deel van den last die op haar rustte, weg te nemen en toen zij de plaats der bestemming be reikte geleek zij weer, in weerwil van alles, wat zij geleden had, op de Dora van vroeger. Zij kende het adres van hare voormalige gouvernante, hoewel het haar in de laatste maanden niet vergund was, iemand eenig bericht omtrent haar te geven, en onder een aangenomen naam begeleidde kapitein Jonas haar naar het huis van dr. Hart, waar haar eene hartelijke ontvangst ten deel viel. NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. FREDERIK GRAHAM. Zes jaren zijn sedert dien vreeselijken nacht verloopen. Lilburne was gestorven en Frits Graham had als erfgenaam van de uitgestrekte goe deren van zijn oomvolgens testamentaire beschikking, ook diens naam aangenomeu. Dientengevolge was de jongeling in die streek slechts als kapitein Lilburne de la Bosquet bekend. [Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1887 | | pagina 1