NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
SSele Courant verschijnt da»e 1 ijksbehalve op Zou- eu
Feestdagen.
ABONNEMENT:
Zaterdag 16 October 1886, N". 244.
ADVERTENTIEN:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Idsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingenk contantzonder rabatper regel 0.10.
Bureel: Sclieepiiiakerssiees 6.
200« Jaargang.
STADSNIEUW!.
GEMEENTERAAD.
Zitting van Donderdag den 14deu Octo
ber 1886 des namiddags te 2 ure.
Vervolg der discussiën over punt 1 van
de agenda.
De Voorzitter zal een en ander in het
midden brengen ter verdediging van het
voorstel van burg. en weth. De tegen
standers zien één ding over 't hoofd en wel
de eigenaardige wijze van examineeren door
de regeering vastgesteld. Voor het examen
zijn vijf verplichte vakken aangegevendoch
de kennis van een of andere zoogenaamde
bijtaai heeft invloed op de plaatsing op de
ranglijst der candidaten.
Nu eenmaal het voorstel der heeren Buys,
Van Dissel en Juta tegen het behoud der
instelling in 't vorig jaar verworpen is moet
de bloei der inrichting bevorderd worden.
Er dient gelijkheid met de inrichting te
Delft te bestaan wat de leermiddelen betreft,
wil men eene hoewel eerlijke concur
rentie aangaan. Bijna de geheele raad gaf
indertijd zijne goedkeuring aan de aanstelling
van den leeiaar den heer Harmsen. De werk
kring van den heer Harmsen is ook werkelijk
uitgebreid. Tevens moest hij geschikt zijn
te examineeren in het Maleisch en was 't
dus van belang dat hij ook les gaf in die
taal. Ieder die van examineeren een goed
begrip heeftweet welk een voordeel 't mag
genoemd worden, wanneer de examinator
den examinandus van nabij kent.
Ook zijn door burg. en weth. voldoende
pogingen gedaan om het verlof van den heer
Harmsen langer te doen duren ook in het
belang van de studie van dien heer zelf.
De regeeiing besliste echter anders en dus
dienden andere maatregelen te worden ge
nomen. Niet alle talen behoeven door eiken
leerling te worden aangeleerd, doch hoegrooter
de keuze in de bijvakken is, zooveel te
meer kans zal er zijn jongelui hierheen te
trekken.
Toen we in ons rapport neêrschreven dat
in het Bataksch alleen aan onze inrichting
onderwijs werd gegeven, was dat ook zoo;
later echter zagen we dat ook te Delft een
leeraar in het Bataksch zou worden aange
steld. Maar het behoud van e?n leeraar in
het Bataksch ten onzent wordt daardoor
voorél niet van minder belang.
Ook zou een leeraar, op de hoogte van
het Bataksch, bij de examens kunnen con
troleeren, niet omdat oneerlijkheid der exa
minatoren te vreezen is, maar wel omdat
toch bij eiken leeraar vooringenomenheid
met zijne leerlingen bestaat.
Belet men nu de uitgaven voor den bloei
der O.-I. inrichting dan krijgt die haudeling
den schijn van te zijn eene protestatio actui
cantraria. Men kan dan ook wel zeggen
#ik heb er niets tegen dat ge loopt" doch
tevens bindt men de beenen bij elkaftr. Wat
het finautieel gedeelte betreft dit. Ook in
Delft is het finautieel der inrichting niet
zoo rooskleurig. De inrichting gaf daar in
1880 een batig saldo. In 1885 echter was
't saldo een nadeelig van 14,000 gulden.
Het tekort in Delft bedraagt nu bijna het
dubbele van wat onze geheele bruto uitgave
voor de inrichting bedraagt.
Wil men wachten tot dat de collegegelden
de onkosten voldoende dekken, dan stelt
men zich op een verkeerd standpunt. Nu
we moeten raadplegen wat in 't belang van
den bloei der inrichting moet worden ge
daan geldt dit niet de benoeming van één
leeraar, maar 't geldt het geheele samenstel
van leeraren.
En nu wat betreft het ontslag aan den
heer Humme. Genoemde heer gaf schrifte
lijk keunis dat hem een aanbod was gedaan,
voor hem finantieel zeer gunstig, zoodat hij
dat niet mocht afslaan. Ik wist niet welke
die voorwaarden waren, doch dacht b.v. aan
4000 gulden. Later bleek me dit te zijn
2500 gulden. Welke uitzichten nu den heer
Humme nog geopend zijn weet ik niet, maar
wél weet ik dat de meerdere zekerheid aan
de Delftsche inrichting zeer heeft gewogen
De heer Juta zal zich verheugen wanneer
de optimistische verwachtingen worden ver
vuld, maar zeker niet half zooveel als ik.
Doch is 't dien heer ernst met zijne wen-
schen voor den bloei onzer instelling, laat
hij ons dan de middelen tot dien bloei niet
trachten te onthouden.
De heer De Goeje hoorde met genoegen
dat al'en willen meêwerken tot den bloei
der inrichting, evenwel is hunne bestrijding
daarmee in strijd. Men wist zegt spre
ker dat later eene verhooging van het
traktement van den heer Harmsen zou noo-
dig zijn. De heer Harmsen beantwoordt
ten volle aan de verwachtingen die we van
hem hadden. Moeten we hem nu prijs
geven uit vrees voor geringe geldelijke offers.
We hadden hem noodig voor den bloei en
onthouden we nu onze toestemming aan het
voorstel van burg. en weth. dan onthouden
we aan de inrichting wat voor den bloei
noodzakelijk wa9.
De heer Juta. Wat ik gehoord heb over
de zaak verzwakt me niet in mijne overtui
gingen, maar versterkt me daarin veeleer.
Aan liet steunen der O -I. inrichting hechtte
ik nooit de beteekenis die er hier blijkbaar
aan wordt gehecht. Trouwens de heer ilarm-
sen kan bij de examens vervangen worden
door den heer Schmidt. Nu wordt wel hoog
opgegeven van de verdiensten van den leer
aar in het Batakschmaar waar zijn de
vruchten er van te vinden? Hoeveel nemen
les bij den heer Harmsen? Er is slechts één
leerling; is dat dan die schitterende uit
komst. De directeur der inrichting begint
zijn schrijven aan burg en weth met warmte
en groote verwachtingen, doch hij eindigt
met te wijzen op het finantieel bezwaar en
en 't is of hij daarvan zelf het bedenkelijke
inziet. IJij eindigt dan ook met te zeggen:
„Aan den raad de beslissing", evenals of
hij zeggen wilde: 'tis niet door mijn toe
doen als de zaak niet goed loopt. Ik geloof
dat de meerdere uitbreiding der kosten zeer
gevaarlijk is voor het bestaan der inrichting.
De heer Fockema Andreae. De heer De
Goeje heeft straks gezegd dat we wisten dat
later meer tractement zou moeten gegeven
wordendoch dit zou alleen gelden bij ver
meerdering der werkzaamheden, llet was ook
indertijd niet de leeraar in het Bataksch
die onmisbaar werd genoemd, maar de ver
tegenwoordiger voor het Maleisch bij de
examen-commissiën.
Maar ook als de heer Harmsen er niet
meer is zal de heer Schmidt zitting kunnen
nemen; in dat opzicht dus zal de bloei der
inrichting niet worden geschaad door het
verwerpen van 't voorstel hier aan de orde.
Men kan eeu der polynesische talen aanleeren
om door 't behalen van meerdere punten op
het examen een liooger cijfer op de ranglijst
te verkrijgen. Nu is er gelegenheid om 6
talen aait te leeren met dat doelvervalt
nu 't Bataksch dan valt dus daardoor de in
richting in geent-n deele. Wanneer telkens
bij de benoeming van een leeraar in Delft,
en ook aan ouze inrichting een moet benoemd
worden om genen te controleeren dan zullen
de kosten der inrichting zeker schrikbarend
toenemen en zullen de burgers zulk eene
inrichting moede worden, eu dat zouden
ook wij niet gaarne zien.
De lieer Vos. Het voorstel van burg. en
weth. is tweeledig. 1°. bedoelt het voorstel
de verhooging der jaarwedde van den leeraar
in het Bataksch, enz. aan de O.-I. instel
ling, en 2°. de aanstelling van een onbezol
digd lector. Ik verklaar na wat ik nu
gehoord heb mee te gaan met de ver-
hooging der jaarwedde maar tegen de aan
stelling van een lector maak ik bezwaar. Ik
zou daarom het voorstel gesplitst willen
zien.
De Voorzitter. Ik zal nog met een kort
woord de laatste sprekers beantwoorden.
Het argument van het in 't oneindige be
noemen van leeraren maakt zeer zeker in
druk. Maar in Delft is toch ook de ge
meentekas niet onuitputtelijk; waarom zou
dat dan hier zulk een bezwaar opleveren.
Men wist toen men tot het behoud der in
richting besloot, dat men om in aanmerking
te komen in evenveel vakken ouderwijs
moest doen geven als aan die te Delft.
Wat helpen nu al die uitingen voorden bloei
der inrichting wanneer men haar de midde
len tot dien bloei onthouden wil. Trouwens
de eene taal is de andere niet en het Ba
taksch is vooral voor de toekomst met
't oog op die landen van meer belang
dan de meeste andere dier talen. En wat
het aantal leerlingen betreft; dit zal wel
toenemen.
Tegen eene onjuistheid in de redeneering
van den heer Andreae moet ik opkomen.
Nadat deze heer heeft gereleveerd hoe inder
tijd alleen de nadruk werd gelegd bij de
benoeming van den heer Harmsen op zijne
diensten als lid der commissie van exami
natoren, zegt hij verder dat onder den indruk
van die woorden het besluit tot benoeming
genomen is. Ik betwist dat; wel werd 't
besluit genomen onder den invloed van de
zucht tot bevordering van den bloei der in
richting nu tot het behoud daarvan eenmaal
besloten is. Wat betreft het argument van
slechts één leerling voor die taal te hebben;
dit is al heel weinig afdoende. De toestand
is nu zeer abnormaal, niet alleen voor Lei
den maar ook voor Delft. In Delft waren
twee jaar geleden 60 leerlingen ingeschre
ven, verleden jaar 10 en nu 15.
En nu wat betreft de benoeming van een
onbezoldigd lector. Ik houd er van open
kaart te spelen. Het gaat niet aan op den
duur een ambtenaar zonder bezoldiging te
laten werken.
Maar hiervan geef ik hier de verzekering
dat ik tot het bezoldigen dezer betrekking
geen voorstel bij den raad zal indienen voor
de bestaande abnormale toestanden hebben
opgehouden te bestaan. De heer Schmidt
wist dit en heeft zich toch bereid verklaard
de benoeming aan te nemen. En wat be
treft de mogelijkheid dat de heer Schmidt
zou kunnen zitting nemen in de examen
commissie, moet ik doen opmerken dat de
heer Schmidt in meer talen onderwijs geeft
en we hem dus zoo lang als docent zouden
missen. Eene vertegenwoordiging van onze
instelling in de examencommissie is noodza
kelijk. En daarom blijf ik bij miju voorstel.
De heer Verster houdt ook van open kaart
spelen en zegt daaiotn: ik hoop tot den
bloei der instelling steeds bij te dragenmaar
daarom zal ik niet klakkeloos alle uitgaven
daartoe toestaandie uitgaven dienen toch
naar mijn idéé gerechtvaardigd te zijn. Tocü
blijf ik zeggen dat ik den bloei wil bevor
deren.
Wel geeft de hetr De Goeje hoog op van
de verdiensten van den heer Harmsen. Ik
geloof dat gaarne, maar hij bewijst mij daar
door nog niets, b. v. kon hij dat doen door
't noemen van een maximum en minimum
aantal leerlingen, dat in dit geval wel niet
veel zal uiteenloopen.
De voorzitter. Dat alles klakkeloos moest
worden toegestemd was ook nooit mijne be
doeling en ik stem natuurlijk toe dat de
uitgaven gerechtvaardigd behooren te zijn.
Wat het nemen van resultaten betreft ver
wijs ik wtêr naar hetgeen ik straks heb
gezegd omtrent de heerschende abnormale
toestanden.
Niemand meer het woord over dit punt
verlangende sluit de voorzitter de discussie
om tot stemming over te gaanvan welke
stemming we in ons nummer van gister
bereids den uitslag meêJeelden.
Evenzoo deelden we gister den uitslag
mede der stemmingen over de punten 28.
Bij punt 8 ontspon zich nog eenige discussie
die in hoofdzaak neêrkwam op wat reeds in
de vorige zitting over dit voorstel was gezegd.
De heer Van der Hoeven stelt voor om
punt 8 na 11 te behandelen en wil dit voor
stel toelichten. Hij ziet verband in het
voorstel van den heer Was en de quaestie
Bienljes. Spreker zegt: we staan bij 't geval
van punt 11 voor de toepassing van het
stelsel dat volgens onzen voorzitter steeds
goed werkte. Wordt nu de verordening
gelijk gemaakt aan die bij het lager onder
wijs dan i9 het bezwaar vermeden.
De heer Bool kan geen verband zien in
het voorstel-Was en de quaestie-Bientjes.
De heer Van der Hoeven ziet alleen in
zóóverre verschil in de bepalingen zooals de
heer Was en die zooals burg. en weth. die
willen dat laatsten de gevallen van uitzon
dering aangeven en de heer Was dit in 't
onzekere laat om daarna den raad in elk
bizonder geval te laten beslissen. Mijn be
zwaar tegen het amendement van den heer
Was is dat de wet iu dat geval oubiilijk
wordt door aanhoudende mutatie van de leden
die in den raad zitting hebben en die er
verschijnen. Bij het voorstel van burg. en
weth. zijn ten minste de gevallen voor allen
gelijk.
De heer De Goeje wil het artikel in ver
band brengen met art. 2 van de verordeningen
dienaangaande bij het lager onderwijs.
De heer Was acht 't na wat hij nu
gehoord heeft noodig zijn amendement
nog eens toe te lichten, hoewel hij dat in
de vorige raadszitting voldoende meent ge
daan te hebben. Na eenige re- en dupliek
omtrent het amendement, die in hoofdzaak
op 't vroeger verhandelde neêrkwam werd
het amendement in stemming gebracht en
aangenomen met 12 tegen 8 stemmen.
Tegen stemden de heeren DriessenLe Poole,
Van Reenen, Zanyer, Du Rieu, Bool, De
Fremery en de Voorzitter. Het araendement
luidde aldus. „Het schoolgeld is verschul
digd over het geheele jaar. Wanneer de
leerling in den loop van den cursus tot de
school wordt toegelaten of de school ver
laat, zal het schoolgeld over den geheelen
cursus verschuldigd zijn, tenzij de gemeen
teraad in bizondeie gevallen bepaalt dat het
schoolgeld eerst zal ingaan met het begin
vau het kwartaal waarin de toelating en
slechts verschuldigd zal zijn tot het einde
van het kwartaal waarop het vertrek plaats
heefi".
De aldu9 gewijzigde verordening wordt
nu zonder verdere discussie of hoofdelijke
stemming aangenomen. Bij de behandeling
van punt 9 Voorstel betrekkelijk de over
neming door de gemeente van de llaverzak-
laan" komt de heer Juta op tegen de be
doeling van burg. en weth. om de kosten
van onderhoud die die overneming zal ten
gevolge hebben te vinden uit den post bui
tengewone uitgaven. De voorzitter verklaart
dit niet anders te kunnen doen zoolang niet
niet eene grens is aangegeven voor de hoe
grootheid der somuien die wél en die niet
op de buitengewone uitgaveu zullen worden
gebracht.
Bij de behandeling van punt 11 nl.
Verzoek van J. A. Bientjes, om terugbe-