NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt d a e 1 ij k sbehalve op Zon- en
ABONNEMENT:
Dinsdag 20 April 1886. N°. 93.
ADVERTENTIEN:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE.
Courant
Feestdagen.
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10.
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
200e Jaargang.
Stads-Bericliten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente LEIDEN;
Gelet op art. 228 der wel van 29 Juni 1851
Staatsblad no. 85);
Brengen ter kennis van belanghebbenden
dat alle vorderingen ten laste der gemeente,
over het jaar 1885, vóór ol op den laatsten
Juni dezes jaars moeien worden ingeleverd,
en dal de vorderingen welke niet binnen den
genoemden lijd zijn ingediend, voor verjaard
en vernietigd zullen worden gehouden.
En wordt deze door plaatsiug in de Leidsche
Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTElt, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 13 Februari 1880.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN herinneren hij deze den belangheb
benden, d.it de Beesten markt en de Haas
markt in plaats van op Vrijdag den 23en
April a. s., zullen worden gehouden op Woens
dag, den 21 en te voren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KlsT, Secretaris.
Leiden, 19 April 1880.
De VOORZITTER van den Gemeenteraad
van LEIDEN;
Gezien art. 31 der wet van 4 Juli 1850
Slaa\sbtad no. 37);
Brengt ter algemeene kennis dal. de lijsten
der kiezers van leden van de Tweede Kamer
der Stalen-Generaalde Provinciale Stalen en
den Gemeenteraad op heden zijn geslotenop
nieuw aangeplakt en gedurende ach» dagen
op de Secretarie dezer gemeente voor een ieder
ter inzage nedergelegd.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche
Courant afgekondigd.
De Voorzitler voornoemd,
ÜE KANTER.
Leiden 19 April 1886.
MTADIIVIEUWI.
Gisteren overleed te dezer stede de
heer W. G. De Bruyn Kops. Geboren den
21 sten November 1821 te Haarlem, werd
hem ter vervanging van den heer mr. J. T.
Buys, die de benoeming tot hoogleeraar in
het staatsrecht aan het Athenaeum lllustre
te Amsterdam had aangenomen, den 29sten
Juli 1862 de vervulling van het secretariaat
van Rijnland opgedragen. Den 4den Juni
1868 werd hij na het overlijden van den
heer mr. J. Luzac door 's lands regeering
geroepen tot de waarneming der betrekking
van secretaris van curatoren der Leidsche
universiteit. In beide betrekkingen, die hij
tot het einde van het vorig jaar bekleedde,
betoonde hij grooten ijver en nauwgezette
plichtsbetrachting.
In weerwil van den omvang en drukte
van zijn dubbelden werkkring heeft hij nog
tijd kunnen vinden eenige weldadige instel
lingen, waaronder het Pieter-Loridans hof te
besturen, en de belangen der Waalsche kerk
te bevorderen.
De overledene, die zich de achting en
liefde zijner stadgenooten had weten te ver
werven, wasjridder der Orde van de Eiken
kroon.
De aflevering van de bij de nationale
militie voor de lichting 1886 in te lijven
manschappen zal plaats hebben Woensdag
5 Mei alhier.
Ten Raadhuize alhier werd heden in
het openbaar aanbesteed, de demping van
de Zijdgracht met noleering en bijbehoorende
werken. Daarvoor waren 14 biljetten inge
leverd, waarvan het hoogste f8369.en
het laagste f5983.bedroeg. Voor laatst
genoemde som is het werk gegund aan den
heer G. Splinter timmerman alhier.
Daarna had de openbare aanbesteding
plaats van het maken van een brugwach
tershuisje aan het Utrechtsche veer. Van
de 11 inschrijvingen was de hoogste
f 497.en de laagste f 380.Daar er
voor laatstgemeld bedrag 2 biljetten waren
ingekomen, is het werk bij loting gegund
aan den Heer G. Van Tol, timmerman al
hier.
Ten aanzien van het leggen eener kei
en klinkerbestrating waarvan de openbare
aanbesteding eveneens plaats vond werd de
gunning aangehouden.
Benoemd tot stationschef hij de Hol-
landsche IJzeren Spoorweg Maatschappij
alhier, de heer W. C. J. De Bruyn, thans
als zoodanig werkzaam te Winterswijk, in
plaats van den heer K. T. Caron, die tegen
1 Mei op zijn verzoek eervol is ontslagen.
UNIVKRIITEIT.
De senaat van de rijks-universiteit te
Utrecht heeft in zijne vergadering van
Donderdag 15 April 11. besloten, naar aan
leiding der viering van het tweehonderd-
vijftigjarig bestaan der hoogeschool, het
doctoraat „honoris causa" toe te kennen
aan de navolgende heeren
P. A. Tiele, bibliothecaris der rijks-uni
versiteit te Utrecht, het doctoraat in de
Nederlandsche letterkunde.
11. Was, predikant te St. Oedenrode, het
doctoraat in de wijsbegeerte.
A. G. Van Hamel, hoogleeraar in de
Fransche taal- en letterkunde aan de rijks
universiteit te Groningen, het doctoraat in
de Nederlandsche letterkunde.
W. P. Ruysch, referendaris der afdee-
ling medische politie, te 's Gravenhage, het
doctoraat in de Geneeskunde.
P. C. Plugge, hoogleeraar aan de rijks
universiteit te Groningen, het doctoraat in
de geneeskunde.
J. E. Van der Meulen, lector in de
heelkunde aan de rijks-universiteit te Utrecht,
het doctoraat in de heelkunde.
F. E. Daubanton, predikant te Zwolle,
het doctoraat in de godgeleerdheid.
W. Francken, predikant te Rotterdam,
het doctoraat in de godgeleerdheid.
E. 11. Lasonder, kerkelijk hoogleeraar
aan de rijks-universiteit te Utrecht, het
doctoraat in de godgeleerdheid.
J. P. Sprenger van Eyk, minister van
koloniën, het doctoraat in de rechtsweten
schap.
R. Fruin, hoogleeraar aan de rijks-uni
versiteit te Leiden, het doctoraat in de
rechtswetenschap.
R. P. Mees Az., lid van de tweede kamer
der staten-generaal, het doctoraat in de
staatswetenschap.
F. J. Van den Berg, hoogleeraar aan de
polytechnische school te Delft, het docto
raat in de wis- en natuurkunde.
K. W. Van Gorkum, oud-directeur der
Indische cultures, te Baarn, het doctoraat
in de artsenijbereidkunde.
P. J. H. Cuypers, architect te Amsterdam,
het doctoraat in de wis- en natuurkunde.
MUZIEK, LETTEREN EX KUNST.
Sterfdag van Darwin. (1882.)
Eerlang kan men van de Commissie
van toezicht op de Koninklijke Muziekschool
te 's Gravenhage voorstellen verwachtenzoo
wel voor de uitbreiding van bestaande als
voor de opening van nieuwe leervakken,
die wel is waar bij het reglement zijn voor
geschreven, maar tot nog toe, wegens ge
brek aan de noodige geldmiddelen, onver
vuld moesten blijven.
De Amsterdamsche Wagner-Vereeni-
ging gaf Vrijdagavond in den Stadschouw-
burg haar tweede uitvoering in dit seizoen.
In het eerste gedeelte werd het derde be
drijf van Parsifal ten gehoore gebracht, waarin
de heer Rogmans de partij van Parsifal, de
heer Joh. Messchaert die van Amfortas en
de heer Gustav Siehr (uit Munchen) die
van Gurnemanz voordroegen.
In het tweede gedeelte werden een zestal
fragmenten uit I Me Meistersinger von Nüm-
berg" uitgevoerd. Een talrijk koor zong het
choral uit het derde bedrijf; de heer Rog
mans Walthers „Freiungs-lied"en „Preislied
de heer Siehr Pogner's „Anrede", de heer
Messchaert en mej. Stumpff het duet tus-
schen Hans Sachs en Eva.
Zoowel de solisten als het koor en het
dichtbezet orkest verschaften den toehoor
ders een genotvollen avond. Den leidsman,
mr. Henri Viotta, werd onder luide toe
juiching een lauwerkrans aangeboden.
Behalve Nicolai's //Bonifacius" zal bij
gelegenheid van de 11e jaarlijksche vergade
ring der „Ned. Toonk.-Vereeniging" te
's Bosch in Juni worden uitgevoerd het le
deel van llols David." Mevr. Lydia 11 olim,
Blauwaert en Deckers zullen de solo's ver
vullen.
In de jDresdner Nachrichten wordt
met veel lof gewaagd van onzen landgenoot,
den violencellist Smith, die zich in het
Tonküntslerverein deed hooren, en, hoewel
eerst 17 jaar oud, algemeen de aandacht
trok. Hij speelde, zegt het blad, met een
aan virtuositeit grenzende zekerheid en
schitterende ausarbeitung. Hij ontwikkelde
een schoone, krachtige toon en is in de
techniek zeer bedreven. Voor hem is een
groote toekomst te wachten.
Toen Offenbach in 1876 de Vereenigde
Staten bereisdegaf hij des Zondags Sacred
Concerts, uitvoeringen van gewijde muziek.
FEUILLETON.
*76.)
Toen zij begreep, dat al haar pogingen
vruchteloos warenrees plotseling het denk
beeld bij haar op om aan haar vijand door
de vlucht te ontsnappen. Gelukte haar dit,
dan zou zij op de eerste bewoonde plaats
die zij tegenkwam, stil houden, om hulp
en bescherming te vragen en dan terugkee-
ren en haar dochter bevrijden.
Zonder zich af te vragen of niet hetgeen
zij wilde beproeven, onmogelijk was, ijlde
zij op de kamerdeur toe. Zij had den tijd
die te openen, maar niet dien om er uit
te komen. Den vicomte was geen barer be
wegingen ontgaan; hij had zich op haar ge
worpen en haar om het middel vastge
grepen.
Zij worstelde woedend tegen, terwijl zij
hem raakte waar zij kon, met handen en
voeten. Maar hij hield haar stevig vast.
Zijn armen waren sterke kluisters. Onmo
gelijk hem te dwingen om los te laten.
„Wilt gij schrijven?" sprak hij met een
holle stem.
Zij antwoordde:
„Lafaard! lafaard."
„Welnu, gij zelf hebt het gewild."
Hij ging voort, terwijl hij ziju stem ver
hief
„Hola! Waar zijn jullie?"
Een geluid van zware stappen deed zich
hooren, en twee mannen verschenen.
„Ik houd tot nader orde mevrouw hier,"
sprak hij, „breng haar in het kamertje van
den Damestoren, dat voor haar in gereedheid
is gebracht."
In weerwil van haar tegenstand en haar
geschreeuw, sleurde Lory en Colibri de gra
vin naar den Damestoren, waar zij haar op
sloten in een celgelijk aan die waar Aurora
gekerkerd was.
XIX.
DE MOORDENAARS.
Denzelfden avond kwamen de beide hand
langers van den vicomte, die hun meester
op het jachthuis hadden gelaten, te Parijs,
waar zij van een nieuwe opdracht zich te
kwijten hadden. Te dien opzichte hadden
zij ernstige voorschriften ontvangen. Zij
moesten niet dan met de grootste omzich
tigheid handelen, als zij zeker van hun zaak
waren. Het kwam er op aan te slagen en
zich niet bloot te stellen aan het gevaar
om door de politie te worden verontrust.
Zij moesten geduldig een gunstige gelegen
heid afwachten, die zich ongetwijfeld wel in
een dag of drie zou aanbieden, het tijdsbe
stek dat hun toegestaan was. Overbodig
te zeggendat een belooning, die hun stoutste
verwachtingen overtrof, aan ieder hunner
was toegezegd.
Den volgenden dag stonden Lory en Co
libri, beide onkenbaar onder hun vermom
ming en op een honderd pas afstands van
elkander op de loer in de llue de Rocher,
de oogen gericht op No. 53.
Lory had een livrei aangetrokken en zag
er uit als een heerenknecht. Colibri had
zich verkleed als een dienstman, zooals men
er op de hoeken der straten ziet staan en
die ook in hun vrije uren het schoenpoet-
sersberoep uitoefenden.
Tegen éen uur 's middags riep graaf De
Lasserre Theodoor, stelde hem den brief ter
hand, dien hij zoo even geschreven had en
virzocht hem dien op staanden voet aan de
markiezin De Montperrey te brengen. Theo
door haastte zich gevolg te geven aan dien
last.
Lory en Colibri zagen hem uitgaan en
met haastige stappen de Rue de Rocher af-
loopen. Zoodra Lory hem uit het oog ver
loren had, nam hij zijn pet met gouden
band af en deed of hij zich het voorhoofd
afwischte. Het was het afgesproken teeken.
Colibri snelde toen zijn makker te gemoet.
Spoedig stonden zij over elkander.
„De knecht is een boodschap gaan doen
sprak Lory zachtjes, om niet de aandacht
der voorbijgangers gaande te maken. „Ik
geloof dat het oogen blik gekomen is.
„Als hij maar naar den boulevard Hauss-
mann gaat, zal hij spoedig terug ziju."
„Wij hebben altoos een half uurtje voor
ons."
„Ten naastenbij."
„Welnu, dan hebben wij al den tijd."
„Ik weet het niet, maar ik zou liever
tot morgen willen wachten."
„Niets verzekert ons, dat de gelegenheid
zich morgen zal voordoen."
„Wij hebben overmorgen nog een dag."
„Zeg liever dal je bang bent."
„Ik? In het geheel niet!"
„Nu, kom dan maar mee. Laten wij geen
kostbaren tijd verliezen."
„Ben je besloten?"
//Dat zie je."
„Vooruit dan maar."
(Wordt vervolgd.)