NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
e z e Courant v e r s c li ij n t d a e I ij k sbehalve op 'h o n- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Dinsdag 13 April 1886. N°. 87.
AOVERTENTIEN:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
JACHT EN VISSCHERIJ.
DE BOETVAARDIGE.
idsche Courant
8
Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25.
Franco door tiet geheele rijk, per 3 maanden l.OO.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
200e Jaargang.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Sclieepmakersstee»; t>.
Stads-Bericliten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN;
Gezien art. 5 Isle al. der Wet van den
28en Juni 1881, (Stbl. no. 97), zooals die
nader is gewijzigd;
brengen ter algemeene kenn s. dat door
C. ME GRAAF le Leiderdorp en door P. VAN
SIJPVELü, le Broek in Waterland woon
achtig, verzoekschriften zijn ingediend om ver
gunning lol verkoop van sterken drank in hel
klem resp. in de perceelen Haven no. 21 en
Nieuwe Rijn no. 22 alhier.
En geschiedt hiervan openbare afkondiging
door plaatsing in de Leidsche ourant.
Burgemeester en Wel houders voornoemd
DE K\NTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 12 April 1886.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente LEIDEN;
Gelet op art. 228 der wel van 29 Juni 1851
Staatsblad no. 85);
Brengen ter kennis van belanghebbenden
dal alle vorderingen ten laste der gemeente,
over het jaar 1885, vóór ol op den laatsten
Juni dezes jaars moeien worden ingeleverd,
en dal de vorderingen welke niet binnen den
genoemden lijd zijn ingediend, voor verjaard
en veruieligd zullen wonlen gehouden.
En wordl deze door plaatsing ui de Leidsche
Courant afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd
DE KANTER.
Leiden, 13 Februari 1886.
De BURGEMEESTER van LEIDEN herin
nerl aan hen. die zich voor hel aanslaande
seizoen 1886/87 in het bezit wenschen te zien
van Jacht of Viachalitonof wel van
eene koslelooze vergunning tol uitoefening der
Visscherijdal de blanco verzoekschriften Ier
beKoiiiiug daarvan gratis verkrijgbaar zijn
ter Gemeente Sccielarie, alwaar zij. hehoor-
ijk ingevuld en onderleekendvóór den
15en lpvil dezes jaars moeien terugbezorgd
zijn, ten einde aan den Commissaris des Ko-
niugs in deze provincie te worden ingezonden.
Tevens wordl aan belanghebbenden herin
nerddal blanco verzoekschriften lol In t be
komen van buitengewone machtiging tot liet
verdrijven van schadelijk gevogelte met pistool-
scholen het schieten van konijnen en ander
schadelijk gedierte en het vissollen als hel wa
ter met ijs bedekt is, mede graii* Ier Ge
meente Secretarie ter invulling verkrijgbaar
zijn gesteld.
De Burgemeester voornoemd,
DE KANTER.
Leiden, 26 Maart 1886.
«TAOSNIEUWI.
Het treurbericht in ons nummer van
Zaterdagavond, dat dr. J. C. Drabbe, voor
malig eigenaar en uitgever dezer courant,
niet meer tot de levenden behoort, zal on
getwijfeld zeer vele stadgenooten met deel
neming veivuld hebben.
Drabbe toch was uit den aard van den
werkkring, dien hij jarenlang vervulde, een
te dezer stede algemeen bekend man, die
om zijn edel karakter, zijn groote kennis,
zijn juist oordeel en zijn stipte nauwkeurig
heid in hooge achting stond.
Telg van een aanzienlijk geslacht aan
schouwde hij den 23sten Juui van het jaar
1819 te Leiden het levenslicht. Na het
Gymnasium duorloopen te hebben legde hij
zich aanvankelijk op de studie der theolo
gische wetenschappen toe, maar liet die
studie wegens zijn groote voorliefde voor
de klassieke letteren spoedig varen. Met
hart en ziel wijdde hij zich alsnu aan het
vak zijner keuze en promoveerde na ver
dediging van zijn academisch proefschrift „De
Oropo" in het jaar 1846 tot doctor in de
letteren.
Intredend de groote maatschappij werd
hij als privaatdocent in het Latijn en Grieksch
aan het instituut „Le Comte" te Voorburg
verbonden. Na daar eenigen lijd in deze
betrekking te zijn werkzaam geweest werd
hij tot praeceptor aan het Gymnasium te
Geeitruidcnberg benoemd.
Den 1 sten Januari 1858 nam hij van
mevrouw dc weduwe La Lau de Leidsche
Courant over. Aan het slot van een hoofd
artikel van dien datum wordt van deze over
dracht in de navolgende bewoordingen ge
wag gemaakt:
„Hier zouden wij kunnen eindigen, zoo
niet de omstandigheid, dat dit blad met
den aanvang van dit jaar in handen van een'
anderen Uitgever is overgegaan, nog een
enkel woord vereischte. De vorige Uitgever
werd in dit jaar aan zijne betrekkingen en
talrijke vrienden door den dood ontrukt, en
hem werd in dit blad eene hulde gebragt,
waarop zijne verdiensten zonder twijfel aan
spraak hadden. Den weg, door zijn' Voor
ganger met eere bewandeld, wenschende te
betreden zal de tegenwoordige Uitgever zijne
krachten inspannen om de Leydsche Courant
aan hare roeping te doen beantwoorden en
haar die belangrijkheid trachten te geven,
welke men van een bladdat op geen hoo-
ger titel dan op dien van Stadscourant aan
spraak maakt, mag verwachten. Deze Cou
rant zal dus onder een' anderen Uitgever
(en dit eerste nommer levert er reeds het
bewijs van) aan eene bepaalde partijin het
godsdienstige of in het staalkundige even
min zich aansluiten, als zij het onder den
vorigen gedaan heeft. De nieuwe Uitgever
vat zijne taak op in het vertrouwen dat hem
vooral door zijne stadgenooten, dezelfde wel
willendheid zal worden geschonken, als aan
zijn' geachten Voorganger ten deel viel.
Mogt hij er in slagen de belangstelling van
het pubhek meer en meer voor zijn blad te
winnen, en door zijn arbeid eenig nut te
stichten, hij zou zich gelukkig rekenen."
Gedurende een kwart eeuw bestuurde en
administreerde hij de Leidsche Courant. Ilij
was de eerste, die een stenogiaphisch ver
slag der raadszittingen in liet licht gaf. In
1883 deed hij, daar hij zijn laatste levens
jaren in rust wilde doorbrengen, den eigen
dom der courant overgaan op de tegen
woordige uitgevers. Niet lang mocht hij
die rust genieten. Tot de eeuwige rust
werd hij Zaterdag opgeroepen.
Dr, Drabbe was een man van groote ver
diensten. Hij was bescheiden in zijn optre
den en rechtschapen in handel en wandel.
De wetenschap had hij lief en hij beoefende
haar met ijver. Minnaar der kunst bevor
derde hij haar naar vermogen. Hij haatte
het onrecht en verdedigde de onschuld.
Dat zijn wetenschappelijke verdiensten ge
waardeerd werden, bewezen de eervolle be
noemingen tot lid van de Maatschappij der
Nederlaudsclie Letterkunde en van het Pro
vinciaal Genootschap van Kunsten en We
tenschappen te Utrecht.
Van vele vereenigingen was de te vroeg
ontslapene een wakker en krachtig bestuur
der. In zijn hoedanigheid van ouderling
behartigde hij de belangen der Waalsche
gemeente met groote warmte. De Leidsche
Maatschappij van Weldadigheid, waarvan
hij een trouw medewerker, en het Jan Mi-
chielsz-hofje, waarvan hij een ijverig regent
was, verliezen in den overledene veel.
Dr. Drabbe's naam zal steeds met eere
genoemd worden. Deze lof zij de krans,
waarmede wij zijn graf tooien.
Wij ontvangen van geachte zijde het
navolgende, waaruit blijkt, van hoe oude
Leidsche familie de thaus overleden Dr. J.
C. Drabbe afstamt.
„26 Februari 1685 aangenomen door Jacob
Drabbe, om de straatlantaarns te verlichten
volgens de voorschriften van aansteken en
uitgaan, zoo als te Amsterdam gebruikelijk
is met bijlevering van olie, katoen en ver
dere behoeften, benevens liet onderhouden,
repareeren en vernieuwen van de lantaarns,
de lampen, palen enz., voorts te branden
gedurende acht maanden van liet jaar en
zulks tot den prijs van negen gulden van
elk jaar, die destijds 900 in getal waren.
Honderd jaren later was nog aannemer
A. Drabbe van 991 lantaarns tegen tien
gulden voor iedere lantaarn en voor het
laatst in 1805 A. J. B. Drabbe voor 997
lantaarns tegen f 11,75, brandende 1700
uren 's jaars."
Heden werd het stoffelijk overschot
van den Zeer Eerwaarden heer F. P. M.
Welters, deken van Leiden, pastoor van de
parochiekerk van O. L Vrouwe Onbevlekte
Ontvangenis en commissaris des bisschops
van het 11. K. Parochiaal Armbestuur, ter
aarde besteld. Van de uitvaartdiensten, in
«le in zware rouw gehulde parochiekerk gehou
den, werd ten negen ure de plechtige Hoogmis
opgedragen door den Iloog Eerwaarden heer
N. A. Frink, kanunnik en deken van
Noord wijk en pastoor te Warmond, met
assistentie van de Wel Eerwaarde heeren
kapelaans des overledenen A. L. Brunott,
en P. W. Arts, en den Wel Eerwaarden heer
LI. Pufkus, kapelaan te Zoeteiwoude, terwijl
door het koor liet Requiem gezongen
werd. Na de Mis hield de Wel Eerwaarde
zeergeleerde heer P. L. Dessens, professor
te Warmond, een treffende rede, waarvoor
hij als tekstwoorden koos: „Mijn nagedach
tenis zal zoeter zijn dan honig". In die
FEUILLETON.
271.)
Ik wil u wel uw dochter teruggevenvan
wie u niet meer gescheiden zult worden,
dat beloof ik u. Maar als ik mij zoo be
ijver voor haar en uw geluk te zorgen, is
bet billijk dat gij mij ten minste het uit
zicht op een belooning geeft."
De blik der gravin flikkerde. liet woelde
en bruiste in haar binnenste. Maar zij had
de kracht zich in te houden. Moest de vicomte
niet zich volledig voor haar ontmaskeren
En voorts besefte zij maar al te wel, dat
in dit afgelegen huis, zij en haar dochter
in de macht waren van De Lasserre's laf-
hartigen vijand. Tot iederen prijs moest zij
diens plannen kennen.
„Ik begrijp niet op welke belooning ik
u kan doen hopen," antwoordde zij. „Gij
biedt mij uw toewijding aan. Maar ik kan
niet gelooven aan de waarde van een toe
wijding, die er op rekent zich te laten be
talen. Kortom, gij gelooft mij zekere voor
waarden te moeten steden. Een dezer voor
waarden is dat ik u schrijf."
„Een klein briefje."
„Wat moet ik daarin schrijven, wat?
Voordat ik de pen opneemt, dien ik teil
minste te weten wat ik moet schrijven."
„Zonder twijfel. Maar hiervoor behoeft
u uw verbeelding niet op de pijnbank te
leggen."
„Ik begrijp u. U zal mij dat in de pen
ge?en."
„Neen. U zal eenvoudig maar hebben
over te schrijven."
Hij haalde uit zijn zak een in vieren ge
vouwen vel papier.
„Ik beb den brief reeds vooruit klaar ge
maakt. Hier is hij," sprak hij.
„Zoo."
„Voordat gij hem afschrijft, kunt gij er
kennis van nemen
„Lees hein zelf maar, mijnheer!" sprak
zij. „Ik luister."
XVIII.
DB ONVERLAAT.
De blik van den vicomte straalde van een
onheilspellende!! gloed, en een helsche glim
lach speelde om zijn lippen, die Aurora's
moeder deed sidderen.
„Opdat niets den goeden uitslag van mijn
plannen kome verhinderen," sprak hij„op
dat ik u een geluk schenke, zoo groot als
uw rampspoed geweest is, opdat juffrouw De
Lasserre haar naam herneme en niet meer
van u gescheiden zijopdat ik ook eens
iets van het geluk geniete, waaraan ik ten
behoeve van anderen arbeid, moet u deze
regels eigenhandig schrijven en teekenen:
„Waarde vicomte!"
De gravin maakte een plotselinge beweging.
„O ja," sprak hij, „u vindt dat een
beetje te gemeenzaam. Maai 't is noodig
u zult dat wel zien. U luistert niet waar?"
„Ja ik luiste/. Lees op."
„Ik herhaal dus:
„Waarde vicomte!
„Ik vveet nu alles wat gij reeds ge-
„daan hebt en nog wilt doen voor de
„rampzalige gravin De Lasserre. Ach,
„'t is voor mijn gebroken hart zoo zoet
„te weten, dat ik in u een trouwen,
„verknocliten vriend behouden beb.
„Ja, ik weet dat gij mij altoos bemint
„en dat ik het recht heb te rekenen
„op uw toewijding.
„Men heeft mijn dochter een val-
„scbe moeder gegeven. Lucie De Las-
serre, die haar vader Aurora Delorme
„laat noemen, weet niet, dat zij, die
„haar onderwijzeres was, haar wezen
lijke moeder is. En dezelfde verschrik
kelijke en onvermurwbare wil doemt
„mij om verwijderd van mijn kind te
„leven.
//Gij wilt de dochter aan bare moe-
„der teruggeven? O, doe dat, doe dat
„spoedig en wees gezegend
„Maar wat kan ik doen om mijn er-
„kentelijkheid te toonen voor zooveel
„genegenheid, zulk een toewijding?
„Wat gij zoudt willen, zou ik ook
„willen. Maar helaas, ik ben niet
„vrij!.... Zoolang hij leeft, kunt gij
„mij uw naam, waarop ik z<>o trotsch
„zou wezen, met scl.enken! Wij kun-
„nen niet voor altoos ons beider leven,
„onze harten vereenigen.
„Men mag nooit naar iemands dood
„verlangen. En toch.... Hij zou
„een weldaad wezen, die dood, daar
„hij mij zou vergunnen gansch en al
„de uwe te zijn.
„Uw vriendin
Gravin Ilélèue De Lasserre."
{Wordt vervolgd.)