NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Dinsdag 23 Maart 1886. 3S°. 69. Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant !ïeze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABOSIBEWIERST: Voor Leiden, per 3 maanden1.25, Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Nummer 10 ('ent. ADVERTENTIEN: Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Sciieepmakersstee»; 6. 199e Jaargang. Stads-Bericliten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente LEIDEN Gelet op art. 228 der wel van 29 Juni 1851 (Staalslilad no. 85); Brengen ter kennis van belanghebbenden dat alle vorderingen ten laste der gemeente, over het jaar 1885, vóór ol op den laalsten Juin dezes jaars moeten worden ingeleverd en dat de vorderingen welke niet hinnen den genoemden tijd zijn ingediend, voor verjaard en vernietigd zullen worden gehouden. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KAMER, Burgemeester. E. KISTSecretaris. Leiden, 13 Februari 1886. «TADIIVIËUtVI. Bij de op heden gehouden openbare verkooping van cokesbij partijen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen 41 j 21.4.20 en f 2.20, de laagste prijzen f 41, 20.50, 4.— en f 2.05. In de groote gemeenten van ons va derland is gedurende de laatste jaren zoo veel gebouwd en bijgebouwd, dat een reactie niet kon uitblijven. De bouwlustigen kon den hun nieuwe panden niet verhuurd krijgen, leden dientengevolge groote schade, en werden van verdere bouwplannen afge schrikt. In de kleine gemeenten daarentegen is behoudens enkele uitzonderingen zoo weinig gebouwd en bijgebouwd, dat thans in menig dorp zelfs dringende behoefte aan woningen bestaat. Zoo is b. v. te Voorschoten geen burgerwoning te krijgen. Zoo daar een der tigtal woningen verrezen, zouden deze in een ommezien verhuurd en bezet zijn. MUZIEK, LETTERED JEM KUNST. Toen het bericht tot ons kwam dat de heer Mann zou optreden als kapelmeester bij het 4de regiment infanterie alhier, be greep ieder als bij intuïtie dat daarmee die kapel een nieuw leven zou ingaan. Dat die invloed zich ook zou doen gevoelen buiten die kapel bleek al zeer spoedig. We hadden reeds gelegenheid te over om in den lieer Mann als componist en als dirigent een niet genoeg te waardeeren aanwinst te zien voor wat Leiden op mu ziekaal geb'ed vermag. Wisten we dus wat genoemde heer doen kan voor de muziek we zagen spoedig dat hij volgaarne bereid was zijne krachten te wijden aan een nog zoo goed als onontgonnen terrein, nl. een goed programma te doen doordringen tot dat gedeelte van 't publiek op wiens budget de entree voor een gewoon concert niet mag voorkomen. We brengen gaarne hulde aan de pogingen die anderen daartoe reeds aanwendden; we zagen echter tot nu toe de levensvatbaarheid ontbreken. De heer Mann heeft niet geschroomd zich die zaak aan te trekken, en hij zal, als hulde daarvoor, ervaren dat hij geen ondankbare taak op zich nam. In een tijd als dezen waarin zoo vele onverantwoordelijke pogingen gedaan worden om bij den burgerstand een onte vreden geest op te wekken, verdient het ieders toejuiching wanneer getracht wordt edeler gevoelens te doen wortelen in gemoe deren die voor dit laatste dan toch ook veel ontvankelijker zijn dan voor eerstge noemd pogen. De uitmuntende opkomst in de gehoorzaal op gisteravond moet voor den heer Mann reeds een voldoening zijn ge weest ook al had men hem bij 't einde van het concert niet als 't ware eene ovatie ge bracht door een applaus waaraan geen einde scheen te komen. Jammer maar dat 't sei zoen voor deze concerten zoo goed als voorbij isdoch de heer Mann zal wel gelegenheid weten te vinden ze ook in een ander seizoen te geven; er is daardoor werkelijk in eene behoefte voorzien. Dat het strijkorkest reeds nu tot zulk een hoogte opgevoerd zich door haren nieuwen leider geïnspireerd gevoeld tot 't inspannen van al zijne krachten is geen wonder; we hoorden met genoegen het ge varieerd programma uitvoeren; 't was voor zulk een avond uitmuntend geschikt. Weid de ouverture voor de „Martha" met veel gang uitgevoerd alleraardigst klonk de „Serenade des Mandolines" voor strijkinstru menten. De heer Prinsenberg had alle eer van de uitvoering van „Souvenir de Bellini" Fan- taisie brillante, voor viool, evenals de heer v. d. Berg voor zijne Piston-solo „Cleopa tra". We geven hem gaarne toe dat deze partij niet tot de gemak kelijksten behoort. Onder 't genot van „Leichtes Blud" van Strauss namen we dankbaar afscheid van den heer Mann en zijn orkest; we hopen niet voor lang. A. s. Woensdag wacht den liefhebbers van een gullen lach ora degelijke witz veel genot. Er is hier sprake van muziekale witz waarop de heer Otto Laraborg ons zal vergasten. Voor wie ernstige muziek te ernstig is biedl dit concert iets aan wat licht is te verteeren; voor wie ernstige mu ziek niet ernstig genoeg zijn kan geeft 't eene aangename afleiding in andere richting. Waar genoemde heer zich deed hooren deed hij dat voor volle zalen en met veel succes. Zoo meldt men ons o. a. uit Am sterdam en uit Groningen, waar meer dan één concert gewenscht bleek. De heer Lam- borg, is een degelijk muzikus en begaafd met eene niet alle-laagsche opmerkingsgave en eene uitgebreide kennis van het onder werp die heui in staat stellen de muziekale parodieën te doen genieten, zooals hij dat alleen kan. Ook geeft hij ons met zijn niet onverdienstelijk barytongcluid tal van stem men te genieten, desnoods geheele koren. Waar 't publiek maar melodieën belieft aan te geven rijgt Lamborg ze door kunstige overgangen tot een potpourri aan elkaar. Bij „Der zerbrochene Eid" geeft hij alleen een' geheele operatroep weer van af de prima donna tot en met de koren. Evenals met Verdi, steekt hij met Wag ner den draak, 't Is te hopen, dat voor eene sterke piano wordt zorg gedragenaan gezien hij in „Ein Virtuose der Zukunft" niet alleen met zijne vingers speelt, maar zelfs met ellebogen, voeten, neus ja zelfs met een kleerborstel 't klavier streelt. We zijn verzekerd, dat ieder die er heen gaat zal schudden van 't lachen en zich kostelijk amuseeren. Het feestconcert ter eere van Verhuist Vrijdag in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam was druk bezocht. Koor en or kest bestonden uil circa 500 personen. Daniel De Lange dirigeerde en Verhulst scheen zeer ingenomen te zijn met de uit voering van zijn werken. Verhulst werd bij zijn binnentreden in de zaal met warm ap plaus ontvangen; na elk zijner werken weer klonken toejuichingen en ten slotte werden fanfares gespeeld ter eere van den jubilaris. Spaansche berichten deelen mede, dat Adeline Patti in Madrid bij de opvoering van de Traviata is uitgefloten. Primitief heette het, dat de nonchalante wijze waarop de opera werd opgevoerd de hoofdaanleiding was. Later echter bleek, dat het meer als eene demonstratie tegen de beroemde diva moest worden beschouwd, wijl ze den ge meenteraad van Valencia, die haar eene geldelijke bijdrage verzocht voor de gast huizen aldaar, naar haren impressario had verwezen. Moge Adeline Patti te Valencia uit gefloten zijn, volgens den Imparcial was haar tweede concert in Madrid, nog meer dan het eerste, een avond van onafgebroken triomf. Zij zong een cavatine uit Seuiiramio, eene aria uit Lucia, den Echowals, en als toegift II Bacio, en werd niet alleen zeer luidruchtig en herhaaldelijk toegejuicht, maar geheel liet talrijke publiek stond op en wuifde haar met zakzoeken hulde toe. De geluksster der diva schijnt dus, althans aan den Manzanares, nog niet te zijn on- Anton Rubinstein wil een fonds stich ten, bestemd voor een internationaal con cours van jonge pianisten en componisten van instrumentale muziek. Om de vijf jaar heeft een concours plaats en zullen uit de renten van het kapitaal premiën, ten be drage ieder van 5000 fres.uitgereikt wor den. Rubinstein bestemt voor dit fonds 25 000 roebels. BIMENLANDSCHE BERICHTEN. Bij beschikking van den minister van waterstaat, handel en nijverheid dd. 26 Jan. 1885, werd bepaald, dat de bestellers bij de rijkstelegraaf uniform zouden krijgen. Thans kan de Arvh. Cl. mededeelen, dat de uniformen naar de verschillende rijks telegraafkantoren onderweg zijn, zoodat, na bekomen machtiging van den minister, tot in gebruikneming dezer kleedingstukken, het „woord" eindelijk „daad" zal zijn ge worden. FEUILLETON. 258.) De gravin vatte hem met bevende handen aan. Haar oogen verslonden bet adres, waar van zij de hand aanstonds herkende, 't Was wel het schrift van Aurora, het schrift ha- rer aangebeden dochter. Die had die regels geschreven, niemand anders. Een kreet van vreugde ontsnapte aan haar borst. Zij sloot de deur, en terwijl zij de Mottige een stoel aanweeszeide zij „Neem plaats, juffrouw." En toen scheurde zij bevende den omslag los en vouwde den brief open. Maar haar oogen waren door de tranen verduisterd. Zij moest die afwisschen en naar het raam gaan om te kunnen lezen. Zij keerde aldus den rug aan de Mottige toe, die na te zijn gaan zitten, den schijn aannam als hield zij zich bezig met het opnemen der meubels. De gravin drukte den brief aan hare lip pen en begon daarop hem te lezen. Zoodra zij de eerste regels gelezen had, verdubbelde haar aandoening, en zij moest zich geweld aandoen om aan het einde te komen zonder in snikken uit te barsten. Niet met een eerste lezing tevreden, las zij den brief voor de tweede maal. O, het was wel haar dochter en niet haar leerling, die tot haar in den brief sprak terwijl zij haar gansche hart voor haar openlegde. Ja, het was het kind, waaraan zij eerst het le- ven gegeven en daarna het denkvermogen had geschonken, het kind, welks geest zij geschapen en welks hart zij gevormd had met het hare, en dat haar riep en de armen naar haar uitstrekte. Welk een genegen heid, welk een teederheid in die twee blad zijden schrift, 't Was als een kreet, die aan Aurora's ziel was ontsnapt, een lie.l van kinderlijke liefde. Opnieuw bracht de gravin den brief aan hare lippen en kuste hem in vervoering. Daarna eensk aps hare zelf beheersching her nemende, wendde zij zich tot de boodschap ster en vroeg: „Weet u wat die brief behelst?" „Eigenlijk niet. Maar ik kan het wel gissen uit hetgeen de juffrouw mij heeft gezegd." „Heeft u haar gesproken?" vroeg de gravin. „O, wat dat betreft, ja. Ik heb haar gesproken." „Wat heeft zij u gezegd?" „Ja, dat weet ik zoo precies niet meer: dat u haar onderwijzeres is geweestdat ge haar tweede moeder zijfcdat zij u met haar kleine hartje erg lief heeft; kortom een heelen boel zaken, die ik niet meer ont houden heb." „Waar is zij?" „O, niet ver van Parijs." „Ja, u heeft mij reeds gezegd, dat zij /liet ver van Parijs is. Maar waar? Hoe heet die plaats?" „Ja, om u de waarheid te zeggen, weet ik niet hoe men die plaats noemt, 't Is een huis midden in het bosch." „Welk bosch?" „Ik kan het u niet zeggen. Ginds noemt men het het bosch zonder meer." „Hoe hebt gij mijn dochter kunnen zien? Hoe heeft zij u kunnen opdragen mij hier den brief te brengen?" „Dat is niet zoo heel moeilijk, mevrouw Duranddaar ik in dat- huis woon." „Woont gij in liet huis, waar het jonge meisje zich bevindt?" „Ja welom u te dieneumet mijn man." „Zijt gij daar als dienstboden?" „Wij zijn de huisbewaarders, dat komt zoo wat op hetzelfde neer." „Tk begin het te begrijpen," dacht de gravin. Zij hernam overluid: „Hoe heet uw meester?" „Noch mijn man noch ik weten zijn naam, daar wij hem nog nooit, al was het maar even, gezien hebben. Hij reist in het bui tenland." „Zijt gij dan alleen in huis?" „Niet meer geheel alleen thans, daar de juffrouw er ook is." „Juist. Kom, je moet toch weten hoe zij bij je gebracht is, door wie en waarom?" „Ik, mijn beste mevrouw, ik kan u er niet veel van zeggenmijn man weet er meer van dan ik." „Het zij zoo. Maar zeg mij dan al vast wat gij weet." „Daar de juffrouw mij niet verboden heeft met u te praten, zal ik u de zaak maar eens gaan vertellen. Het was dan acht da gen geleden toen mijn man mij onverwachts zeide: „Finfine, heel spoedig, misschien over morgen, misschien morgen, zullen wij hier een jong meisje krijgen. Een jong meisje zei ik. En wat moet dit hier doen? „Dat antwoordde hij, „gaat je niet aan." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1886 | | pagina 1