NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABOPJfê E m E ra T Vrijdag 19 Februari 1886. N°. 42. ADVERTENTIE!»: Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden Prijs per Nummer 10 ('ent. 1.60. Van I6 regels0.00. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Scheepinakerssteeg 6. 199c Jaargang. Stails-Bericliten. BURGEHEESTER en WETHOUDERS van LEI l) EN; Gelet op art. 6 tier verordening vaD den 27en November 1879 (Gemeenteblad no. 10); Brengen bij deze Ier algemeene kennis dal door ben is benoemd tot llaad der Gebuurte no. 39 of de buitenwijk de heer JOHANNES BE MOOY en zulks in de plaats van den lieer ANT0N1US ROVERS, die de gebuurte met terwoon beeft verlaten. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 15 Februari 1886. BURGEHEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; j Gezien art. 5 der Wet van den 2Sen Juni 18SI, zooals die nader is gewijzigd; Brengen ter algemeene kennis, dal dopr CORNELIS KLEYWEGT, een adres is in gediend om vergunning tol verkoop van sterken drank in het klein in het perceel Noordeii)de no. 27. En geschiedt hiervan openbare afkondiging door plaatsing in de Leidsclie CouratU. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 18 Februari 1886. STADSNIEUWS. Morgen ten twaalf ure zal, bij gelegen heid van 's konings verjaardag, door het garnizoen op de Papengracbt eene parade worden gehoudenwelke gecommandeerd zal worden door den majoor F. C. C. Bloem van het 4e regiment infanterie. Door de schilder- en teeken-academie .Ars Aemulae Naturae" werd gisteren avond in de Stads-Gehoorzaal een kunstbeschouwing gegeven. Schilderijen, aquarellen en teekenin- gen van vroegere en hedendaagsche Leidsche kunstbeoefenaars waren tentoongesteld. Bij het binnenkomen in de zaal werd het oog al aanstonds aangenaam verrast door een aquarel van H. Yerlint, voorstellend een dorpstaverne, waar twee personen geestig luisteren naar hetgeen een derde persoon hun uit een courant voorleest, of juister wijs maakt. Een der twee personen trekt een ongeloovig ge zicht, en schijnt te zeggen .Oalek ben ik niet Maar kaik, dat elenf ik niet." Verder trokken onze aandacht: het aca demiegebouw van R. Raar: het vrouwtje, dat een kruiwagen, door haar zoontje ge trokken, voortduwt, van G. J. Boshet wapen van Bloys van Treslong van C W. H. Ver ster: het stadsgezicht van Bos en de boe renwoning van Floris Verster. Alles op te noemen, wat er te bezich tigen viel, gaat niet aan. Wij noemen slechts eenigen, zonder daarmede aan de waarde der anderen te kort te willen doen. Bij de op 25 Januari gehouden open bare aanbesteding van wege het departement van oorlog, is de levering gegund, van 5000 wollen dekens, aan de minste inschrijfster, de Leidsche Dekenfabriekdirecteur de heer W. B. De Vos. Ten half twaalf ure is de goederen wagen van de Hollandsche IJzeren spoor op de Blauwpoortsbrug tusschen de rails van de tram beklemd geraakt, zoodat de priem van een in de tegenovergestelde richting komende kalkwagen tusschen het wiel van eerstgenoemd voertuig geraakte, en de be stuurder van dien wagen, daardoor een kleine kwetsuur aan een der vingers be kwam. Hedenochtend ten ongeveer 10 uur zijn op de Korte Langegracht twee paarden op hol gegaan, doch zijn zonder ongelukken te hebben veroorzaakt aan den stal in de St. Aagtenstraat tot staan gebracht. Hedenmiddag ten half drie ure had eene bejaarde juffrouw het ongeluk op den Ouden Singel uit te glijden en aldaar te water te geraken, doch werd zeer spoedig door een aldaar passeerend heer en eenige andere lieden met behulp van een bootje behouden op het droge gebracht en ten huize van den koffiehuishouder B., wonende aldaar, door een geneeskundige behandeld. Men schrijft ons: Volgens de daartoe aangestelde weerkundige waarnemers bevin den wij ons tusschen een gebied van hooge en van lage drukking, waarvan het een zich noordwaarts, het andere zuidwaarts van ons bevindt. Misschien dat tengevolge daarvan het weer zoo nijpt. Het schijnt zelfs met allen eerbied voor zijn koesterende stralen dat het beeld der zon ook is weggenepen. Grauw toch blijft de lucht, somber als in December, de wind houdt stand in het Oosten en het vriest. Hoe Februari nog zijn drie zomersche dagen zal geven, kunnen zelfs de oudste lieden niet verklaren, want de maand is bijna ten einde. De tuinbaas, die bij zijne reeks broeibakken staat, waarin kropsla en bloemkool gezaaid is, weet het ook niet. Hij maakt de opmerking dat op 16 November de jongens reeds op de slooten schaatsenreden. En nu zou men nog ner gens eene spade in den grond kunnen ste ken, want deze is ijzerhard bevroren. Met Vrouwedag komt de leeuwerik op zijn zootje; dichterlijk gesproken stijgt hij met blij ge- orgel klapwiekend op naar het helder blauwe luchtruim. De leeuwerik heeft met de lijster en den spreeuw dezen winter overal moeten zoeken aan den kost te komen. Het gevo gelte heeft gebrek geleden en nog geen kreet van louter vreugde over het voorjaar ge slaakt. De kraai zit in het geboomte te turen waarheen zich te begeven; het aas voor van daag was alweer zoo schraal, en op veld en akker is niets te halen. Hebben de musschen gebrek, ze zijn stoutmoedig genoeg, en trekken naar de stad, waar zij zich te goed doen aan de rijst en erwten, „het nieuwe gewas", dat de kruideniers in blanke zakken hebben uitgestald. Hoe buur man, die hetzelfde vak bekleed als hij er over denkt, vraagt de tuinbaas, nu het zoolang wintert? Wel, buurman had vol strekt geen winter verwacht, maar open weer, omdat de zomer met veel N ooi den- wind zoo koud was en het telkens in Juni en later vroor. Maar sneeuwdaar kon men op rekenen, want Amerika had het vorige jaar zooveel sneeuw gehad en nu lagen wij aan de beurt. Buurman was zeker met de troostvolle berichten onbekend ge bleven dat Noord-Amerika toch nog met een aantal hevige sneeuwstormen was be zocht geworden. BINNENLANDSCHË BERICHTEN. De minister van marine brengt in de Stc. ter kennis van rechthebbenden op de nalatenschappen van personen, die bij de Kon. Ned. zeemacht zijn in dienst geweest, in den loop van het jaar 1884 beschikbaar geworden, doch nog niet door de erfgena men opgeëischt, zich bij gezegeld adres kunnen wenden tot het depart, van marine, onder overlegging van eene door eene be voegde autoriteit opgemaakte akte van erf recht. De minister van oorlog heeft een com missie benoemd tot het ontwerpen van de grondslagen eener inrichting der levende strijdkrachten, voor het geval dat het achtste hoofdstuk der te wijzigen grondwet, thans aanhangig, mocht worden bekrachtigd. Het doel is om op die grondslagen een wets voorstel te ontwerpen tot regeling van den verplichten krijgsdienst, en van de geheele legerorganisatie naar dit beginsel. De com missie bestaat uit den luit.-kol. H. I\ C. Hardenberg, hoofd der afd. Generale Staf aan het dep. van oorlog, den referendaris F. E. L. A. Abel, hoofd van de afd. militie en schutterij aan dat dep., en den kapitein W. G. T. Snijders, adj. van den minister. Naar de N. R. Ct. verneemt, zal de heer J. H. Elias, hoofdcommies bij het departement van koloniën (afdeeling West- Indische zaken), benoemd worden tot gou- vernements secretaris van Suriname. Men verwacht bij de artillerie en genie enkele zeer belangrijke mutatiën in hoogere rangen. In verband met een aanvulling bij de in tendance worden ook in dat dienstvak enkele mutatiën verwacht. Het thans daaromtrent reeds [medegedeelde is evenwel minstens voorbarig. (D. v. Z en 's Gr.) Wij lezen in Het Vaderland: Naar wij vernemen heeft de gouverneur der Kon. Mil. akademie zich, onmiddellijk na de be handeling der zaak-De Hollander in de eer ste kamer, tot den minister van oorlog gewend met een schrijven, waarin hij op komt tegen de voorstelling, van zijne hou ding in deze zaak gegeven, en op volledige rehabiliteit aandringt. In den loop van het jaar 1884 werd bekend, dat evenals de brievenbestellers, ook weldra de telegraaf bestellers van een uniformkleeding zouden worden voorzien. Zelfs kon het publiek zich vermeien in het lezen van de beschrijving der roode biezen, kragen en banden, die de nieuwe broeken, jassen en petten zouden versieren, en de FEUILLETON. 284.) .Ja, ik ben over u tevreden." .En nu zult gij ookzooals gij beloofd hebt, mijn vragen beantwoorden." .Ja. Maar laat ous eerst gaan zitten, u op het bed, ik op een stoel." Aurora gehoorzaamde. .Zit u goed?" hernam de Mottige. .Ik neem over u plaats. Het doet mij pleizier u goed te kunnen aankijken. Nu luister ik. Wat heeft u te vragen?" .De plaats waar wij zijn, de dikte der muren, dat soort vensters, die deur, welke men niet ziet als zij toe is, en de manier waarop zij opengaatdat allea komt mij erg vreemd voor. Nochtans onderstel ik dat ik in een bewoond huis ben." .Zeker is u in een bewoond hnis." .Dat uw eigendom is?" .Neen, mijn man en ik zijn er slechts huisbewaarders." .Hoe heet de eigenaar?" .Ik weet het niet. Ik heb hem nooit gezien, 't Isheeft men mij gezegdeen vreemdeling, een Amerikaan." Zoo, maar wie heeft u dan hier als huisbewaarders geplaatst?" .Iemand, wiens naam ik niet kan zeg- gen." .Ik begrijp dat. Zijn wij in een stad of op een dorp?" .Noch in een stad, noch op een dorp. Dit huis staat eenzaam en op een vrij groo- ten afstand van alle andere woningen." .Heigeen wil zeggen, dat men geen be tere plek kan vinden om mij gevangen te zetten." .Maar u is in het geheel niet gevangen, juffrouw I" hernam de Mottige levendig. .Zullen dan morgen de deuren voor mij ontsloten worden en de vrijheid mij terug gegeven worden?" De Mottige maakte met het hoofd een ontkennende beweging. .Zoo, ziet gij nu welVanhetoogen- blik af, dat men mij van mijn vrijheid be rooft, ben ik een gevangene." .Neen, dat is toch niet heelendal het geval." .Ik begrijp vooralsnog niet hoe bet an ders kan zijn. Op welken afstand zijn wij van Parijs?" .Zoowat vijf kwartier." .Dat dacht ik wel. Waar zijn de beide mannendie mij hierheen hebben gebracht t" .Vertrokken." .Kent gij hen?" .Neen." .Gij wilt niet zeggen wie zij zijn?" .Ik zweer n, dat ik hen niet ken. Ik heb ze van avond voor het eerst van mijn leven gezien." .Het doet er ook niet toe. Die twee ellendelingen zijn mijn vijanden. Waarom? Wat heb ik hun gedaan?" .Maar n vergist u, juffrouw! U heeft geen vijanden." .Hoe!" riep het jonge meisje, .ik ben op een allervermetelste wijze ontvoerd, en hierheen gebracht door twee mannen die mij onbekend zijnen gij durft zeggendat die ellendelingen mijn vijanden niet zijnZijn het dan bij geval mijne vrienden." .Ja, misschien, juffrouw!" antwoordde de Mottige met een geheimzinnig lachje. Aurora haalde de schouders op. „Ik heb te nanwernood den tijd gehad op hun gezichten te letten," hernam zij. .Maar het was mij voldoende om te hegrij pen, dat ik in de macht van twee afschu welijke bandieten gevallen was. Wat zij ge daan hebben noemt men vrouwenroof. Het is een misdrijf, waarop strenge straffen staan. Dus zijn het twee misdadigers. Welk mid del hebben zij aangewend om hun plan te volvoeren? Ik vraag mij dit te vergeefs. Het feit behoort tot die zaken, die mijn begrip te boven gaan. Ik vind het onge hoord.... Ik zal toch nooit kunuen gelooven dat Louis, onze koetsier, hun medeplich tige geweest is, en toch, om hun euveldaad te plegen, hebben zij zich van het paard en het rijtuig bediend. Hoe hebben zij dat kunnen doen? Zie, ik voel dat ik van ont zetting beef. Wie weet, de schelmen zijn in staat geweest Louis te vermoorden?" .Ik kan waarlijk u niet zeggen wat er gebeurd is, juffrouw! Ik was er niet bij. Maar juist wat dit betreft, kan ik u gerust stellen. Ik ben er zeker van, dat uw koet sier geen leed is wedervaren." .Ik wil n wel gelooven. Maar het zij zooals je zegt, dan toch ben ik op ruwe wijze ontvoerd. Men scheidt mij van mijn vader, van mijne moeder. Men sluit mij hier op dit enge, te nauwernood verlichte verblijf, tusschen die koude en sombere muren. Met welk doel? Zeg, met welk doel? Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1886 | | pagina 1