NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. i> eLe Courant v ersc li ij nt dage 1 ij ksbehalve op Zon- en Feestdagen. ABO® NEIGEN T: ADVERTE NTIEN: Donderdag 18 Februari 1886. N°. 41. I99c Jaargang. Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BOETVAARDIGE. Leidsc Courant Voor Leiden, per 3 maanden1.25, Kranco door het gelieele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Nummer 10 ('ent. Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10. Uureel: Sclieepmakerssteeg 6- STADSNIEUWS. Voor den uitslag van de verkiezing van vier leden voor den gemeenteraad verwijzen wij naar achterstaande processen-verbaal. De luitenants ter zee der 2de klasse R. Posthumus Meyjes en J. B. A. Jonckheer, die met 1°. April aanst. worden gedetacheerd bij de kweekschool voor zeevaart te Leiden, zijn bestemd om den len October van dit jaar geplaatst te worden aan boord van Zr. Ms. opleidingsschepen Admiraal van Wasse naar en Anna Paulowna. BIMENLANDSCHE BERICHTEN. Door de Internationale jury van de Antwerpsche tentoonstelling zijn alsnog aan de nagenoemde directie en personen, wegens hunne medewerking tot de insendingen in de Nederlanflsche afdeeling, de volgende eereblijken toegekend Eere diploma: de directie van het Neder- landsch Handelsmuseum te Amsterdam. Diploma van een gouden medailleDe Jongh, directeur der gemeentewerken te Rotterdam; W. F. Leemans, ingenieur 1ste klasse van den waterstaat te Rotterdam* A. VV. Th. Koek, ingenieur te 's Gravenhage. Diploma van een zilveren medailleLeen- dert Hansma te Dokkum; C. W. Nuys, werkzaam bij den heer H. C. A. Thieine te Nijmegen; F. De Uine, werkzaam bij den heer M. J. De Bont te AmsterdamDe Minck, werkzaam aan de Stearine-Kaarsenfabriek z/Gouda" te Gouda; G. W. Van Dokkum, te Utrecht, werkzaam bij de heeren J. M. Van Kempen en Zonen te Voorschoten. (Sl. Cl.) Voor het examen in de handwerken hebben zich bij de commissie te Zwolle aan gegeven 114 adspiranten voor de nuttige en 39 voor de fraaie handwerken. Naar aanleiding van de opmerkingen van den heer J. Van Bultingha Wichers betreffende de oorzaken van Axel Paulsens superioriteit op onze hardrijders, geeft ook de heer J. S. Mulder, te Buiksloot, eenige wenken ten beste. Hij betwijfelt, of Paulsen wel recht heeft zich den champion in het hardrijden te noemen, daar hij op geen banen van minder dan 1600 meter gelieft te rijden. Een baan van 1600 meter en meer af te rijden, beschouwt de heer Mulder niet meer als sport, maar als paardeuwerk. Ten opzichte van het knoeien van onze hardrijders onderling geeft de schrijver den raad, een prijs uit te loven aan hen die gedurende den geheelen winter de meeste prijzen zullen hebben behaald. In dat geval houdt hij zich overtuigd dat het geknoei zal ophouden. W ij lezen in het I), v. Z. en *3 Gr. Een der drukste punten der residentie zal weldra een groote verandering ondergaan. De eigenaar van het bekende gebouw „Het Gouden Hoofd," een der oudste inrichtingen der stad, zal het oude gebouw geheel doen veranderen, en daarbij bestaat het plan de straat tot aan de paaltjes, waar de voort brengselen van het Westland hun koopers vinden, in een terras te herscheppen. Wij vernemen, dat zoo spoedig mogelijk tot de verbouwing zal worden overgegaan. De zorg voor de consumtie zal in het nieuwe koffiehuis opgedragen worden aan den heer B. A. Vogelsang en echtgenoote, wrelbekend hij de bezoekers van de Com pagnie Bordelaise" in de L. Pooten. De commissaris van politie te De|lft meent de neringdoenden, te moeten waar schuwen tegen de handelingen eener zich thans aldaar ophoudende gehuwde vrouw, oud 37 jaar, van meer dan gewone lengte. In een winkel binnengegaan zijnde vraagt zij om de een of ander kleinigheid en legt ter gelijkertijd een gulden of een rijksdaalder op de toonbank. Nadat het gevraagde voor haar is neergelegd, vraagt zij nog iels, en op het oogenblik dat de winkelier zich om keert om aan haar verzoek te voldoen neemt zij het neergelegde geldstuk tot zich, en na Let gekochte in bezit te hebben ge nomen, eischt zij geld terug, bewerende dat het neergelegde geldstuk door den verkooper bereids in de toonbanklade is gelegd. In verschillende winkels is haar opzet gelukt; zij is herkenbaar aan eene moedervlek op het voorhoofd en een op den neus. Maandagochtend is de stoomboot, va rende tusschen Walsoorden en Vlake, te zes uren van Walsoorden vertrokkenter hoogte van het Oudehoofd aldaar aangevaren door het van Londen komende stoomschip Baron Osy, waardoor eerstgenoemde een gat in het voorschip bekwam van een meter groot, slechts één voet boven den waterspiegel. Gelukkig dat de zee kalm was en de stoom boot overigens dicht bleefanders waren er wellicht grooter ongelukken gebeurd. Thans kwamen passagiers en bemanning met den schrik vrijen kwam de beschadigde boot onmiddellijk daarop te Walsoorden terug. De dienst tusschen Walsoorden en Vlake wordt nu door eene sleepboot voortgezet. Voor de rechtbank te Amsterdam stond gisteren terecht J. A. B. v. Z34 jaren oud, kermisreiziger van beroep, te 's-Gra- venhage geboren, beklaagd van bedriegelijke oplichting, in het laatst van December jl. was beklaagde door den heer H. belast om, tegen genot van provisie, voor dezen rond te gaan tot het werven van inteekenaren op eene lijst, voor eene buitengewone tooneel- voorstelling ten behoeve van buiten engage ment zijnde artisten. Door verschillende heeren waren plaatsen genomende beklaagde kreeg een afschrift van de lijst om verder daarmede te werken, terwijl bij het bezorgen der kaarten de gelden zouden betaald worden. De beklaagde nu liet op zijn eigen houtje kaarten drukken, gaf die af, ontving het geld en verteerde het zonder verder iels van zich te laten hooren. Toen nu de heer 11. later zelfs bij eenige inteekenaren kwam om de kaarten aan te bieden, kwam hij tot de ontdekking dat de beklaagde hem reeds met andere kaarten was voorgeweest. Het O. M. requireerde tegen bekl. een jaar celstraf en drie boeten van f 25subs. 3 dagen voor elke boete. De gezondheids-commissie te Amster dam waarschuwt naar aanleiding van voor gekomen gevallen van kooloxyde-vergiftiging, tegen de thans in den handel voorkomende zoogenaamde „gepatenteerde verplaatsbare carbon-nati onkachels", en tegen alle soort gelijke stookinrichtingen, die niet in ver binding staan met goed trekkende schoor- steeneu. Aan het Atnerikaansche fregatschip Chilchrutdat gisterenmiddag van Amster dam naar IJ muiden vertrokken is om zee te kiezen, zijn voordat de trossen werden losgegooid, vier Afrikanen, tot de equipage behoorende, en bereids wegens desertie door de rijkspolitie opgepikt en aan boord ge bracht, opnieuw gedeserteerd, door over de vtrschansing van boord te springen, waarna zij zich in de richting van den Zeedijk ver wijderd hebben. (llbl Gisterenochtend is in het Hotel des Pays-Bas te Amsterdam brand ontstaan. Bij onderzoek is gebleken, dat de brand was aangestoken door een kellner, zekeren Metz, die uit zijne betrekking ontslagen zou wor den. Metz is in hechtenis genomen en heeft de misdaad bekend. Alleen het dak der keuken in een nevengebouw is verbrand. Het hotel zelf heeft geen schade bekomen. Omtrent den persoon, die in bovenge noemd hotel brand gesticht heeft, deelt het N.v.d.D. nog mede: Zijne betrekking aan het hotel was controleur, zijn naam is Ar- noldus Metz. Hij ging eergisterenavond als gewoonlijk uit, kwam laat terug en begaf zich, zooals de nachtportier meende, naar zijne kamer. Dit geschiedde echter niet. On gemerkt sloop hij naar de keuken, stichtte daar, door wraakzucht gedreven, met be hulp van de voorhanden ontvlambare stoffen brand, en bereikte toen, door de kelderver dieping van het gebouw gaande, weder de straat. Men wist hem echter gisterenochtend spoedig te vinden. Niet onwaarschijnlijk moet ook aan hem de vorige brand in dit hotel geweten worden. Wegens de ingevallen vorst heeft se dert den 6den dezer van Urk geene verzen ding van brieven kunnen plaats hebben; zoo ver men van hier zien kan, is de zee met ijs bezet. De rijksverlichting is sedert den 8sten dezer niet ontstoken. Een firma te Zwolle zoo meldt de Zw. Cl. ontving dezer dagen uit Arn hem een briefkaart, volgens welke J. A. Van Leuven een anker cognac bestelde. Toen harerzijds eenige inlichtingen werden ge vraagd werd geantwoord „referentiën bij alle gegoeden en ook desnoods bij den eerw. heer pastoor Roest." De firma vroeg daarop aan een harer correspondenten te Arnhem inlichtingen en ontving als antwoord daarop een ex. der Arnli. Cl. van 12 Febr. jl.waarin een artikel voorkomt van den commissaris van politie aldaar, den heer H. G. Cramer, een FEUILLETON. «88.) Het was de Mottige, die haar het eten bracht. Zij trad binnen zonder iets te zeg gen, en zette op de toilettafel een blad neer, waarop een zilveren vork en lepel la- 1 gen en een kleine karaf vol water, een lin nen kroes, brood een stuk koud vleesch een kom van dix porcelein, gevuld met een dam- penden vettigen bouillon, stonden. Steeds zwijgend, maar schijnbaar zeer vol daan, dat zij het jonge meisje op de been en rustig zag, wees de vrouw Aurora op bet blad en beduidde haar door teekenen, dat zij kon eten. Onbewegelijk met over de borst gekruiste armen, nam het jonge meisje nieuwsgierig de bewaarster van het jachthuis op. Het was een vrouw van vijftig jaren, eer groot dan klein, afschuwelijk mager, veel gelijkende op een geraamte. Haar gezicht was vreeselijk geschonden van de pokken, en haar geelachtig, tanig, gerimpeld vel was als een schuinspaan van gaatjes voorzien. Vandaar de bijnaam van de Mottige, dien men haar gegeven had. i Haar rood opgeloopen oogen waren zon- der glansen men kon ten minste tien tan- den tellen, die haar ontbraken. Haar korte, slecht gekamde haren, die begonnen te grij zen, staken onordelijk onder een roodge- ruiten doek uit, die zij over haar hoofd had geslagen als een kap. De Mottige was terugstootend leelijk. Maar het was een vrouw. Aurora voelde geen angst voor haar. Andermaal noodigde de vrouw door een teeken het jonge meisje uit, te eten wat zij haar gebracht had. Daarna ging zij naar de deur. Aurora begreep dat zij zich verwij deren zou en haar alleen laten. Moest zij haar laten vertrekken, zonder haar te onder vragen, zonder een poging te doen om iets te weten te komen? Die vrouw was een soort van monster. Maar zij zag er niet kwaadaardig uit. Wie weet? Het zou misschien gelukken haar te bewegen, haar medelijden op te wekken, haar tot beschermster te maken. De Mottige stond op het punt den drem pel te overschrijden. Aurora belette haar dit door haar arm vast te grijpen. De vrouw keerde zich om en zag met verwondering het jonge meisje aan. „Waarom spreekt gij niet tot mij vroeg Aurora. *Zijt gij dan stom?" „Ik spreek tot u niet, omdat ik u niets te zeggen heb." „Hoe! hebt ge mij niets te zeggenMaar als ge wilt, kunt ge mij heel wat vertellen." De Mottige schudde met het hoofd. „Ik weet niets, juffrouw!" sprak zij. „Ik geloof u niet. Zeg liever dat menu verboden heeft te spreken. „Het is al laat, juffrouw! U moet be hoefte hebben om iets te gebruiken. U moet wat eten. „Neen, ik heb geen honger." „Ik heb u een goeden bouillon gebracht, lekker warm. Neem dat ten minste. U zal zien, dat het u goed zal doen. Ik geef u van avond wat ik heb, niet veel bijzon ders. Morgen zal u beter bediend worden. Ik zal mijn best doen en u zal ook wijn hebben. U zal geen reden hebben tot kla gen over mij. U is verschrikt, u is ang stig. Nu, dat laat zich begrijpen. Maar u kan gerust wezen. U heeft niets te vree zen, men wil u geen kwaad doen." „Gij woudt zooeven niet met mij spreken en toch, gij ziet het zelf, hebt gij mij een heelen boel te zeggen. Ik merk dat gij geen boosaardige vrouw zijtdat gij medelijden met mij hebt. Zeg mij tochals 't u be lieft waarom men mij hierheen heeft ge bracht. Wat heeft men met mij voor?" „Ondanks hetgeen ik u daar gezegd heb, is u nog ongerust, heeft u nog altoos angst. Kom, wees redelijk en luister naar mijn raad, eet een beetje. Daarna kan u mij ondervragen en zal ik u, als ik kan, ant woorden. Het is waar, ik ben geen boos aardige vrouw. Maar als men dienstbaar is, moet men wel doen wat er bevolen wordt. U boezemt mij belang in. is zoo jong, zoo mooi! Alles wat ik weet, zal ik u zeg gen. Welnu, is u voldaan?" Zonder te antwoorden ging Aurora zitten voor het tafeltje, waarbij de vrouw haar stoel had geplaatst. Zonder grooten eetlust dronk zij den bouillon op, die nog zoo slecht niet was, en dreef haar gehoor zaamheid zoover, dat zij een klein stukje vleesch met een streepje brood atterwijl zij een glas water er bij gebruikte. De Mottige was voor het jonge meisjedat zij niet moede werd te bewonderen, in ver rukking blijven staan. Aurora stond op. „Ik heb gedaan wat gij verlangdet," sprak zij. „Op mijn beurt vraag ik nu of gij te vreden zijt." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1886 | | pagina 1