NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. lleze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Zaterdag 28 November 1885. N°. 280. ADVERTENTIES: Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant ABOiNEfïïENT: Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Xmmiier 10 ('ent. Van I6 regels0.90. Elke regel meer0.15.] Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen4 contantzonder rabatper regel 0.10. Bureel: Scheepuiakersstecjr G. 199c Jaargang. ITAUSNIEUWg. Door onvoorziene omstandigheden kan het verslag over de gisterenavond plaats gehad hebbende uitvoering van het oratorium „Paulus," eerst morgenavond worden geplaatst. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. De aandacht van belanghebbenden wordt gevestigd op de in bijvoegsels der Staats-Courant van 27 Nov. opgenomen staten, betreffende: den in en uitvoer der voornaamste handelsartikelen op Java en Madura, gedurende de maand Juli en de eerste zeven maanden van 1885, vergeleken met dien over gelijke tijdvakken van de beide voorgaande jarenden invoer der voornaamste katoenen en wollen manufacturen te Batavia, Samarang en Soerabaja, gedu rende de maand Juli en de vorige maanden van 1885 tezamen. De Londensche correspondent van de W. R. Cl. schrijft van Maandag avond: Eindelijk heb ik dan toch den geheim- zinnigen Antink|, die eene gewichtige rol heeft gespeeld in de zaak van Van Rijssel- berghete spreken kunnen krijgen. Mij werd namelijk aan mijne woning door een onbekend persoon een briefje overhandigd van den volgenden inhoud Mijnheer, Indien het mogelijk is „kom mij dan heden avond zienwant ik wensch u in het bijzonder te spreken. Uw. dw., H. K. Antink." Naar aanleiding dezer missive had ik heden een onderhoud met hem. Hij houdt een supper bar te Islington onder den aan- trekkelijken titel van The noted House for stewed eels, waar men gestoofde paling en aardappelenbrei bekomen kan van twaalf tot twaalf. Het is in vennootschap met zijnen broeder, en deze firma ontgint meer soort gelijke inrichtingen voor den hougerigen burger in West-Londen. De heer Antink was zeer verontwaardigd over betgeen er nopens hem in de Neder- landsche bladen heeft gestaan; daarvoor be staat, naar zijne stellige verzekering, geen de minste grond. Ik zeide, dat het mij als correspondent leed zou doen, wien dan ook onwillekeurig schade te berokkingen; maar in casu had hij zelf tot verkeerde gevolg trekkingen aanleiding gegeven door te verhui zen zonder eenig adres achter te laten en door aan hem gerichte brieven onbeantwoord te laten. Intusschen noodigde ik hem uit, mij zijne lezing van het gebeurde mede te deelen, opdat ik daaraan de noodige open baarheid zou kunnen geven, „want" voegde ik er bij„ik heb hoegenaamd geen belang u zwart te makenen zal gaarne herhalen wat gij mij in de pen wilt geven." Antink verklaarde wederom, dat hij door Van Rijsselberghe is belasterd; dat hij te goe der faam hier bekend staat, sinds lange jaren, geen schulden hoegenaamd heeft en buiten staat zou zijn wien dan ook, laat staan eeuen vriend, te verraden. Het volgende heb ik uit 's mans mond opgeteekenden hij neemt aan, het desnoods door getuigen te bewijzen, als zijnde de zui vere waarheid. Vóór het gebeurde met Van Rijsselberghe alhier heeft Antink hem volstrekt niet ge kend, wel zijnen vader in Den Ilaag. On langs in de residentie zijnde voor zaken, ontmoette Antink den oudereu Van Rijssel berghe, en hoorde toen voor het eerst, dat diens zoon uit den kerker was ontsnapt. Thuis gekomen, ontving hij kort daarop het bezoek van een armoedig gekleed heer, die beweerde de broeder te zijn van den voort- vlucbtigen Van Rijsselberghe, eene bewe ring, door hem volgehouden, tot eindelijk de waarheid niet meer verzwegen kon worden Het blijkt, dat Van Rijsselberghe Antink's adres alhier had vernomen van eene zuster, die hem te Brussel bezocht, toen hij daar uit Leiden was aangekomen. Het verhaal, door Van Rijsselberghe op- gedischt aan een reporter, die toegang tot hem wist te krijgen door zich, in strijd met de waarheidals een procureur of iets der gelijks uit te geven praktijken, welke der eerlijke journalistiek schaden en daarom onverdeelde afkeuring verdienen.bestem pelt Antink als grootendeels verzonnen. Het is althans in strijd met de bekentenissen, die de voortvluchtige hem (Antink) had toe vertrouwd. Volgens deze is het volstrekt onwaar, dat de gevangene zonder bijstand ontsnapt zou zijn. Hij had wel degelijk hulp, en wel van eenen verver, die bezig was de gevangenis op te knappen. De ver ver moet Van Rijsselberghe eerst tabak en andere versnaperingen hebben bezorgd, daar na ook een breekijzer, en hiermede was het den gevangene mogelijk zich eenen uitweg te banen naar het dak. De Haagsehe politie zal deze geschiedenis dienen te onderzoeken. Is zij juist, dan schijnt het toezicht in bedoelde gevangenis nogal te wensehen over te laten. Antink zegt dat hijwel verre van Van Rijsselberghe te hebben verraden, dezen in tegendeel geholpen heeft. Hij bezocht voor hem Den Haag en Utrecht, om aan de ouders en de gewezen vrouw des vluchtelings, over welke laatste uw Utrechtsche corres pondent onlangs aardig wist te schrijven, geld te vragen. Van Rijsselberghe had slechts tien gulden bij zich, toen Antink hem in zijne woning opnam, en al hetgeen laatstgenoemde te Utrecht en 's Gravenhage kon visschen, beliep f 35. Antink zegt dan ook, eene belangrijke som van Van Rijsselberghe te goed te hebbenwant niet alleen gaf hij dezen kosteloos eene kamer en voedsel, benevens zakgeld, maar ook huurde de heer Antink voor hem in Stoke Newington (noord-Londen)een onderhuisje, waar men overeengekomen was, dat Van Rijsselberghe zijn oud vak, de kapperszaak, wederom bij de hand zou nemen. De noo dige materialen, benevens kleedingstukken had Antink van de familie uit Den Haag medegekregen. Hij liet mij het regu zien van ééne maand vooruitbetaalde huur voor het pand in Stoke Newington, dat hij ook reeds begonnen was te meubelen. Toen Antink uit Den Haag terugkwam, deelde hij Van Rijsselberghe mede, dat hij (Antink) nu wist met wien hij te maken had. Zijne eigen moeder had moeten be kennen, dat de Londensche Van Rijssel berghe wel degelijk de voortvluchtige was, en niet een „broeder". Deze wetenschap hinderde den gast van Antink, en hij zocht nu naar eene geschikte gelegenheid om de plaat te poetsen. Die gelegenheid kwam, toen Antink het huis huurde in Islington, waar hij thans de palingzaak uitoefent. Op den dag der ver huizing ging Antink zijne vrouw en dochter wegbrengen. Toen hij terugkwam, was hij zeer verbaasd te bespeuren, dat zijn gast verdwenen was, met al zijn hebben en hou den. Verontwaardigd over deze snoode on dankbaarheid, erkent Antink, de politie te hebben verwittigd; maar dat was, omdat hij terecht vreesde dat de vluchteling ook enkele zijner eigene zaken (van Antink) had meegenomen. Inderdaad miste laatstgenoemde o. a. een partijtje sigaren en tabak, een revolver, een zijden zakdoek en eene kam. „Ik had derhalve", zoo zegt hij, „Van Rijs selberghe kunnen vervolgen wegens diefstal; maar dat heb ik niet gedaan, omdat het een landgenoot was." Van Rijsselberghe heeft nog een paar dagen eene kamer bewoond in den Warren-street Islington, na een deel zijner have naar den lombard te hebben gebracht voor 1.14 en, volgens Antink, zouden de detectives hem nooit gepakt hebben, ware hij niet zoo onvoorzichtig geweest om zijne achtergelaten koffersaan het station te King's Cross ge deponeerd, te gaan afhalen. Nu werd hij herkend en gegrepen. Toen vertoonde hij eenen Belgischen verblijfpas op den naam van Wattier, dien hij te Antwerpen gekocht had, en waarmee hij snoefde de ijverigste pogingen der justitie, met behulp van zijn Fransch, te kunnen verschalken. De agenten van Scotland-Yard lieten zich echter niet beetnemen. Antink verzekert, 12 voor Van Rijs selberghe te hebben uitgegeven, die hij nim mer zal terugzien. Schipper Koster, van de kleine vloot uit Pernis, is met zijn korder blijven haken aan den toren van den gezonken monitor Adderwaardoor hij genoodzaakt was zijne netten af te snijdendie dus verloren gingen. In den nacht van 24 op 25 dezer zijn in den Oudendijkschen polder, onder Woubrugge, op drie verschillende plaatsen, kleêrenturven, eenden en konijnen ont vreemd. De politie doet ijverig onderzoek naar de daders. In de N. ffi. Cl. van heden wordt gezegd dat Fortuyn gisteren bij den burge meester ontboden, ter zake het voorgevallene in het café Ziucken, geweigerd heeft, te komentenzij hij daartoe last kreeg van den officier van justitie. Wij kunnen mededeelen dat Fortuyn niet FEUILLETON. 167.) Hij nam alle middelen te baat om de na sporingen die zij zou kunnen doen te ver ijdelen. Geen andere verklaring kon zijn scherpzinnigheid uitdenken. En altoos voort gaande met zijn gedachten den vrijen loop te laten, sprak hij bij zich zelf: „De Verveine behoort mij, hij is mijn laatste toevlucht. Ik wil niet, dat hij mij ontsnapt. Dat zou, noodlottiger wijze, ge beuren als hij Aurora ontmoette en haar een oogenblik kon te spreken krijgen. Zon der twijfel is het vermogen van graaf De Lasserre minstens even groot als dat van den oud-metselaar; want in die zestien jaren heeft hij heel wat moeten opleggen. Maar wordt Adrien zijn schoonzoon, dan zal ik mijn invloed op hem verliezen en laat hij mij zeker loopen. Neen, dat wil ik niet. Juffrouw Latrade zal markiezin De Verveine worden. Dat moet. Daarenboven heb ik zelf die zaak op touw gezet. Ik heb de eerste stappen gedaan voor Adrien; hij kan niet meer terug. Dus, ik moet aan den eenen kant dat huwelijk spoedig beklinken, en aan den anderen den markies beletten Aurora te zien." Toch kon de vicomte de gedachte aan De Lasserre en diens dochter niet van zich zetten. Daar was iets zonderlings in hun verhouding, waarvan hij misschien partij kon trekken. Hoe? Hij spitste zijn brein, dat altoos, waar het iets kwaads gold, zoo vruchtbaar was. Allerlei plannen en denk beelden rezen er in op en doorkruisten el- k4ar. Op eens glinsterden zijn oogen. „Wat een rriooien slag zou ik daar slaan 1" sprak hij binnensmonds. „Maar daarvoor zou ik de gravin moeten terugvinden. Waar haar te zoeken? Wat is er in al dien tijd van haar geworden? Neen," voegde hij er bij het hoofd schuddende, „zonder haar is er niets aan te vangen En toch Hij viel weder in gepeins terug. Na verloop van een oogenblik stond hij op en trok aan de schelkoord. „Inmiddels," sprak hij op doffen toon, „daar men niet weet wat er kan gebeuren, moet men op alles voorbereid zijn." Lory trad de kamer binnen en sprak „Heeft u gescheld?" „Ja. Kan ik op je staat maken?" „Wel, dat weet u heel goed antwoordde de knecht het hoofd opheffend. „Ik moet weten of je niet Verstompt bent sedert je in mijn dienst zijt." „U heeft mij slechts op de proef te stel len." „Dat ben ik van plan." „Wat moet ik doen?" „Eerst mij een bewijs geven van je be hendigheid in afwachting, dat je mij een blijk geeft van je verknochtheid." Lory begon te lachen. „Het schijnt," sprak hij, „dat u niet sterk gelooft aan mijn bekwaamheid in ze kere zaken, 't Is daarom zekerdat ik hier zoo dikwijls dien mijnheer Gabiron zie ko men." „Ik heb Gabiron niet meer noodig. Ik heb mij van dien man bediend, omdat ik jou voor iets veel ernstigers bestemde. Luis ter nu." „Ik ben gehee' gehoor. „Je weet, dat ik het best zonder lijfknecht kan stellen." „Ik begrijp het al. U zet me op straat." „Je begrijpt er niets van. Ik wil je een andere betrekking geven." „Welke?" „Je vroeger beroep. Je wordt weder koetsier." „Koopt mijnheer dan een paard en een rijtuig." „Luister dan, ezel! als je wilt begrijpen." „U heeft gelijk." „Met je ezel te noemen?" „'t Is een naam zoo goed als een ander, mijnheer. Ik ben niet gauw op mijn teenen getrapt. Derhalve ik word weêr koetsier." „Ik wil dat je voor een zekeren tijd de rol speelt van een koetsier, die bij aanzien lijke familien gediend heeften nu stilletjes leeft van zijn spaarpenningen. „Ik zal die rol niet op mij kunnen ne men." „Waarom niet?" „Omdat ik nooit wat overgelegd heb en dus ook niet van mijn renten kan leven." „O, zoo ik vat je," sprak de vicomte lachende, „je zult tien franken daags te ver teren hebben." „O, dan zal ik een model van een ge- pensionneerden koetsier wezen. Hoe zal ik mijn inkomen verteren?" „Zooals ge wilt." „Dat verdubbelt er de waarde van. Maar ik haak er naar om de geneugten van het vak van rentenier te smaken, en ik wacht uwe instructien. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1