NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABOEyraEmEIUï: Prijs per Nummer 10 t ent. Woensdag 18 November 1885. N°. 271. AQVERTENTIEN: Bureel: Scheepmakerssteeg 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. BIMENLANDSCHE BERICHTEN. DE BOETVAARDIGE. 159.) Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. 199e Jaargang. Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingenh contantzonder rabatper regel 0.10. STADSNIEUWS. In de plaats van wijlen den heer J. A. H. Van Hartrop, stads-klokkenistwordt door burg. en wetb. ter benoeming aan den raad voorgedragen de heer R. H. Th. Van Leeuwen, die reeds gedurende geruimen tijd de genoemde betrekking met gunstig gevolg heeft waargenomen. Voorts geeft dat college den raad in overweging gunstig te beschikken op het verzoek van bet bestuur der gymnastiek- en schermvereeniging „Indhra", om het gebruik van het gymnastieklocaal der hoogere bur gerschool voor meisjes, onder bepaling, dat voor het gebruik jaarlijks aan de gemeente zal worden betaald f25, kosten van vuur en licht en eventueel veroorzaakte schade. Ter benoeming van een tweeden onder wijzer aan de openbare jongensschool der 2e kl. wordt, na gehoord advies van de betrokken autoriteitende volgende voor dracht aan den raad aangebodenW. Goe- mans, G. H. Prinsen Geerligs en P. W. Van Oppen, respectievelijk onderwijzers te Heusden, Utrecht en Gorinchem; nog wordt voorgesteld, op haar gedaan verzoek, een eervol ontslag te verleenen aan mej. C. Van der Harst, als derde onderwijzeres aan de openbare school 3e kl. n°. 3. Burg. en weth.mede gehoord de com missie van fabricage, adviseeren ongunstig te beschikken op de verzoeken van de firma D. A. Schretlen C°. tot kwijtschelding eener boete van f 100 wegens te late ople vering der werken aan de Blauwpoortsbrug; van L. Warnies om eene uitloozing te maken naar de Haarlemsche trekvaart en van J. De Koning om een gedeelte van de open bare straat langs de Nieuwslraat te mogen innemenvoorts stellen zij voor vergunning te verleenen aan II. P. Kelder tot het maken van een keldergat in de Ketelboeterstecg. Aan den raad is een tweetal adressen aangeboden; een, voorzien met de hanltee- keniugen van 91 inwoners dezer gemeente, houdende bezwaren tegen het voorstel van de hh. J. T. Buys, E. F. Van Dissel en H. C. Juta tot opheffing van de gemeente inrichting voor opleiding van Oost-Indische ambtenaren, en een, van 36 ingezetenen, steunende het genoemde voorstel. De studenten-afdeeling Leiden van het Ned. Tooneelverbond telt thans 240 leden. Men schrijft onsOp een nat najaar volgt wel eens vroeg winter en voor eenige jaren werd in het laatst van November het ijs sterk genoeg om schaatsenrijders te dra gen. Onder de mosschen op het boerenerf bevinden zich ook nu reeds nachtegalen en, deze eten mee van het voedsel dat de mos schen wordt toegeworpenwant de schrale tijd voor de vogels begint aan te breken. De nachtegaal maakt gemeene zaak met de geringste der broeders om aan den kost te komen, de vogel, die in de lente door zijnen onvolprezen zang ieder dichterlijk ge moed in verrukking brengt! Als de nach tegaal zoo vroeg de duinstreken verlaat om zich nabij het houtgewas van dorp of stad te gaan ophouden, volgt er winter, is wel eens beweerd. Ook is er veel sijs in het hout en men kent het spreekwoord: Vroeg sijs, veel ijs. Zich echter op sommige na tuurverschijnselen of spreekwoorden te ver laten zou gewaagd zijngelijk dikwijls ge bleken is. Het wintert nu wel voor half November, maar de mollen hebben nog niet opgehouden te wroeten. Om de kneuterende sijsjes in den els bekommert de boer zich niet als voorteekenmaar als de mol niet meer werkt, reken dan maar op winter. De minister van financiën maakt be kend dat het saldo van 's rijks schatkist op 14 dezer bedroegbij de Nederlandsche Bank f 15,860,189.72 en bij de betaalmeesters ƒ2,067,265.08'. Te zamen 17,927,454.80'. Het onderstaande is ontleend aan het geen de Londensche berichtgever van het jV. v. d. D. mededeelt hoe Van Rijsselberghe uit de gevangenis ontsnapte en te Londen kwam: Hij ontsnapte, zooals intertijd juist voor ondersteld werd, door een klein raampje in het privaat op de bedelaars-verdieping, dat hem toegang naar het dak verleende. Ilij was op zijn kousen, en, natuurlijk, in zijn gevangen-kleeding. In de goot van het dak gekomen, na veel pijnen uitgestaan te heb ben door het verwringen van zijn lichaam, bleef hem mets anders over dan een boveu- menschelijke poging te wagen om zich langs den muur te laten afglijden, naar de goot van een aangrenzend pand, dat ongeveer tien meter lager stond. Miste hij een enkele duim breedtedan viel hij van de goot van het tweede dak onmiddellijk op straat, en was natuurlijk een kind des doods. Yan Rijsselberghe schrijft het „aan den wil der Voorzienigheid-' toe dat hij heelhuids in de tweede goot terecht kwam. Ofschoon stijf van angst, bleef hem weinig tijd ter bezin ning over, en hij opende brutaal weg het zolderraampje van het dakwaarop hij nu geland was, zonder te weten of het een particulier huis, of een pand was dat nog aan de gevangenis behoorde. Op den zolder gekomenvond hij de deur naar de lagere verdiepingen geslotendoch die zonder zich te doen hooren te openen en als een muis de trappen af te vliegen, was het werk van een oogenblik. Onge lukkig kwam hij op de eerste verdieping aan een glazen deur, die toen hij ze opende zoo kraaktedat hij dacht verloren te ziju. Merkwaardigerwijze echter scheen geen mensch hem te hooren, en hij stond weldra op de Prinsengracht geen dertig passen van den schildwacht 1 Als door een wonder liet deze hem ongehinderd voorbijgaan, en toen Van Rijsselberghe maar eenmaal de brug over was, was hij gered en verdween weldra in de richting van een in de buurt wonenden be kende. Stom van verbazing stond deze natuurlijk over dit onverwacht bezoekmaar men draalde niet lang, gaf hem een ander pak kleeren aan, geld in den zak, en in 15 minuten tijds was Van Rijsselberghe opweg naar Leidenna zich intusschen zooveel mogelijk onherkenbaar te hebben gemaakt. Hij ging te voet, zonder den weg te weten, en kwam na 41 uur loopens 's nachts te half een in Leiden aanwaar een vriend hem herbergde. Deze voorzag hem eveneens van geld om 's morgens met den eersten trein naar Antwerpen te gaanopdat hij maar over de grenzen zou komen. Het klinkt als een romanmaar Van Rijs selberghe verzekerde het mij plechtig: wie komt in den Haag in den trein? De twee veldwachters, die hem van de Prinsengracht naar het hof hebben vervoerd. Zij hadden een gevangene bij zich die naar Rotterdam moest worden gebracht, plaatsten zich in dezelfde coupé derde klasserecht tegenover Van Rijsselberghe en deze las bedaard zijne courant en hoorde van niets anders praten dan over de onbegrijpelijke ontsnapping van hemzelven. De veldwachters bemerkten niets, stegen in Rotterdam uit, Van Rijsselberghe kwam ongestoord te Antwerpen en van daar in Brussel, waar hij zich met zijne familie in briefwisseling stelde. De correspondent deelt voorts mede, hoe een van Van R.'s vrienden die te Londen verblijf hieldhem aanmaande zich daar te vestigenwaar het oog der politie hem voor zeker niet zou ontdekken. Het verblijf daar was evenwel niet van langen duur. De vriend trachtte met dreigementen Van R. geld af te persenen toen dezeom dit te ont gaan, zijn gastheer verliet, hesloot de laatste, uit wraakhem der politie in handen te leveren, wat dan ook gelukte. Men schrijft aan de JV. R C. uit Utrecht: Nu Antink en Van Rijsselberghe in de laatste weken zooveel van zich doen spreken, verdienen zeker eenige bijzonder heden van hun vroeger veelbewogen leven wel eenige belangstelling. Beiden hebben eenige jaren te Utrecht gewoond, doch langen tijd na elkander, zoodat zij elkaar hier niet gekend kunnen hebben. De eerste is dan ook belangrijk veel ouder dan Van Rijssel berghe. Antink had 't moet wel een 25 jaar geleden zijn in het bekende huis „Draken burg op de Oude Gracht een groote behan gerswinkel. Hij was toen, ofschoon van elders gekomen, een der meest bekende burgers; jaagde en visehte, leefde en grand seigneur en sloeg bankroet liefst fraudu leus. Hij werd gearresteerd en bij zijne overbrenging naar Amsterdamwaar hij moest terechtstaan, sprong hij in de nabij heid van Abkoude uit den in vollen gang zijnden trein. Daar hij, ofschoon geboeid, zich volstrekt niet kwetste, wekte die ont vluchting indertijd nog al eenige „verwon dering." Met een der aan het fort bij Abkoude werkende polderjongens verwisselde hij van kleeding en bereikte zoo Haarlem, waar zijne familie woonde, doch waar de politie hem weer spoedig op de hielen zat. Door een vervaarlijken sprong van het eene dak op het andere over eene vrij breede steeg moet hij ook daar weder hebben weten te FEUILLETON. Toen zij thuis kwam, trad Aurora, die haar terugkomst reikhalzend verbeidde, in een zeer opgeruimde stemming op haar toe. „Je schijnt erg in je schik, beste/"sprak de gravin. „Ja," antwoordde Aurora "ik ben van daag heel gelukkig." «Ben je het niet altoos?" „Ja, ja, maar ik zal u zeggen..." „Ik ben geheel oor." „Vader is gekomen." „Is hij nog hier?" vroeg de gravin le vendig. „Neen, hij is maar een oogenblik ge bleven." „Nu dan, mijnheer Delorme is gekomen en verder?" „Ik heb hem gezegd, dat ik van avond naar de Opera wofi gaanen hij heeft het toegestaan." „O dan begrijp ik je groote vreugde." „Gaat u met ons meê?" „Je weet heel goed, lieve meid! dat ik nooit naar een komedie ga." i/t Is waar ook.... Maar eensjes...." „'t Is onmogelijk. Ik moet mij niet al leen het genoegen ontzeggen uitstekende kunstenaars te hooren zingen, maar ook, en dit is een veel grooter verdriet voor mij dat van je te vergezellen. Maar morgen zal ik een vergoeding hebben, als je mij je indrukken van den avond vertelt." Aurora zette een heel geheimzinnig ge zicht, boog zich voorover tot bij het oor van de gravin en zei zachtjes: „Misschien zal ik Adrien zien." Haar moeder sidderde. Daarop, na haar dochter lang te hebben aangezien, sloot zii haar in de armen en drukte haar koortsachtig aan hare borst. De arme moeder dacht aan de smart, die haar dochter zou lijden, als men er toe gedwon gen zou wezen haar mede te deelen, dat de markies De Verveine de man van een ander was. Hoe haar kind te beschermen, hoe haar te verdedigen tegen dat verschrikkelijk leed, dat haar zou kunnen dooden Zou haar moe derlijke liefde daarvoor toereikend wezen? Bittere spot! Door de harde voorwaarden, die de graaf De Lasserre haar had opgelegd genoodzaakt die liefde in zich te onderdruk ken wat kon zij vermogen op haar kind 1 Zij had niet eens het recht zich door haar teederheid te laten bezielen H elaasbij haar dochter was zij nooit iets anders dan een onderwijzeres Zij kende geen der plannen van haar man. De graaf kwam zijn dochter dikwijls bezoe ken. Hij praatte met mevrouw Delorme, met Aurora, nooit met haar. Voor het ove rige, vermeed hij haar te ontmoeten. Be vonden zij toevallig zich in elkafirs tegen woordigheid, dan groette hij haar koeltjes met een Dag mevrouwen dat was alles. De graaf betrad nooit het salon noch het boudoir van Aurora, waar het jonge meisje werkte met haar onderwijzeres. Zoodra hij kwam, sloot hij zich in zijn kamer op, en naar gelang hij iets te zeggen of te vragen had, liet hij achtereenvolgens Aurora en mevr. Deloime roepen. Hij bleef soms vrij lang, doch nooit meer dan twee uur. Nooit at hij thuis. Was het om niet in aanraking te komen met zijn vrouw? De gravin dacht het. De vreemde houding van mijnheer De lorme, die zijn dochter scheen te aanbidden en die als het ware volkomen gescheiden van haar en van mevrouw Delorme leefde, was den dienstboden een raadsel, en zij be schouwden hem als een monomaan. Toch koesterden zij diepen eerbied voor dien meester, in wiens dienst zij niet ston den. Zij onderstonden zich echter nooit zelfs niet als zij onder elkander warende minste of geringste aanmerking op zijn zonderling heden te maken. Door den heer Corvisier gekozen, goed betaald, goed gevoed, had den zij een makkelijken dienst en waren zij er op gesteld daarin te blijven. Zij zouden dus niet gaarne de minste onbescheidenheid hebben gepleegd. Des avonds, na den maaltijd, wilde de onderwijzeres bij Aurora den dienst van ka menier doen. Een inval van een moeder! Zij legde de laatste hand aan het toilet van hare dochter, bloemen in het kapsel ste kende en op het voorhoofd de blonde krul letjes recht strijkende. De witte zijden japon met korte mouwen waarover een kanten tuniek, opgenomen met strikken, en met groote doffen belegd, liet twee fraaie voorarmen en twee heerlijke schouders en een allerverrukkelijkst halsje zichtbaar blijven. Een lief bouketje ver sierde haar borst, dat haar moeder zelf er op vastgestoken had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1