'g NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMENT: Prijs per Nummer 10 ('ent. Dinsdag 17 November 1885. N". 270. ADVERTENTIES: Bureel: Scheepmakerssteeg 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. Stads-Berichten. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. DE BOETVAARDIGE. Za. Leidsche Courant Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, it contant, zonder rabat, per regel 0.10. 199c Jaargang. Vergadering van den Gemeenteraad van Lei den, op Donderdag 19 November 1885, des Da- middags te twee uren. Onderwerpen 1. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool 2de klasse. (163) 2. Idem van een stadsklokkenist. (160) 3. Verzoek van het Besluur van clndlira" om de gymnastiekscliool van de lioogere Burgerschool voor Meisjes le mogen ge bruiken. (161) 4. Idem van Mej. C. Van der Harst, om ont slag als derde onderwijzeres aan de school 3de klasse no. 3. (164) 5. Idem van Dr. W. C. Van Manen omtrent restitutie van schoolgeld. (166) 6. Voordracht betrekkelijk de aanschaffing van gymnastiek-toestellen. (108 en 167) 7. Verzoek van U. A. Schrellen en Co. ter bekoming van kwijtschelding van boele. (170) 8. Idem van L. Warnies, om eene uilloo- zing te mogen maken naar de Haarlem- merlrekvaarl. (170) 9. Idem van J. l)e Koning, om een gedeelle van de openbare slraat langs de ïiieuwsleeg te mogen innemen. (170) 10. Idem van H. P. Kelder, om eon kelder gat le maken in de Ketelboetersteeg. (170) 11. Eerste suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1885. (172) 12. Voorstel van Mr. J. T. Buys. Dr. E. F. Van Dissel en 11. C. Juta, tot opheffing van de Gemeente-Instelling voor de op leiding van 0.-1. Ambtenaren. (158, 162 en 169) 13. Voorstel van den heer J. H. Donner, lot vermindering van het onderwijzend personeel aan de scholen 3de en 4de klasse. (121) Tochten door en praatjes over Leiden in nitheemsch gezelschap. {Vervolg.) X. Den volgenden morgen ongeveer tegen acht uur, toen ik nog in zoete droomen lag uitgestrekt, werd ik plotseling gewekt door een luid kloppen op de kamerdeur. Knorrig schrikte ik op en bromde: Wat „Meheir daar is 'n heir voor u beneeje, zoo'n rare heir." „Ochwat maal je? Waarom is het zoo'n rare heer?" „Ja ziet u, hij praat zoo raar, allemaal zukke gekke woorde, 't lijkent wel Fransch of Lantijnsch, wat weet ik het?" „Zoo, en hoe heet-i?" „Ja weet u, dat heb 'k nou, zakkeris zegge, vergete. Ik tweefeit er an of-i 't zeivers wel wis. 't Was zoo ies van Stroopkan of Soepterien, zakkeris zegge." Intusschen was er naor mijne ontwakende hersencellen een voldoende hoeveelheid bloed toegestroomd om langsamerliand te begrijpen dat mijn Engelsche vriend Strawberry wel eens beneden kon zijn. Ik verrees dus zoo gauw mogelijk van mijne sponde. De plotselinge perpendicu- larisatie van mijn lichaam had het gelukkig gevolg, dat alle hersencellen zich van de hun toekomende hoeveelheid bloed konden voorzien. De geheele dag van gisteren stond mij op eens duidelijk voor den geest. „Meheii" riep mijne hospita nog op den trap. „Ik heb uwes Lantijnsche diksenerrie maar op de trap gelegedan kan uwe somwijle deris opzoeke, wat die meheir alzoo praat." „Zoo, dat vind ik aardig. Ga nu maar gauw naar beneden, laat meneer in mijn zitkamer en zeg maar „Meneer H. wil komme direkt." Dat zal-i wel verstaan." Ik haastte mij zooveel mogelijk met aan- kleeden en vond Mr. Strawberry ongeduldig de kamer heen en weer loopende. „Why, Mr. H., yon have slept suffi ciently, I suppose. What do you say to a little walk, this morning?" „Good morning mr. Strawberry," haastte ik mij te antwoorden, „you are very kind indeed to pay me a visit so early in the morning, and, as to your proposal, I have not the slightest objection to it, but you will allow me, I think, to take a little breakfast first. Will you take any breakfast yourself?" „Nothank you. I had my breakfast two hours ago." Dit antwoord was mij zeer aangenaam daar ik wist hoeveel moeite het mijn hospita gewoonlijk kostte nog dén bord en één mes voor den dag te halen. Toen ik mijn broodje en mijn glas melk op had, haastte ik mij met mijn vrienddie in zijn ongeduld herhaaldelijk gevaar liep op den steilen trap zijn nek te breken, naar buiten. De kamer, die ik toen bewoonde, lag was gelegen in de Nieuwsteeg. (Den vorigen namiddag had ik aan Mr. Straw berry bij het afscheid nemen mijn adres moeten opgeven) Het lag voor de hand, dat wij voor onze wandeling het Leidsche Plantsoen uitkozen, dat in betrekkelijk kor ten tijd zoo fraai geworden is, dat men er iederen vreemdeling met een zekeren trots kan rondleiden. Onder het voortgaan wierpen wij nog een blik of het physioiogisch laboratorium, dat wij nu van een andere zijde te zien kregen en over welks uitwendig voorkomen mijn reisgenoot zich zeer gunstig uitliet. Een oogenblik daarna bleef hij aan de overzijde van de brug bewonderend staan voor het nieuwe gymnasium. Het was ook inderdaad wel eens de moeite waard er een minder vluchtigen blik aan te wijden dan op de wandeling van den vorigen dag had kunnen geschieden. Het bordesje met den leeuw er boven in het middende twee torentjes op zijmen zou waarlijk lust krij gen er nog eens een paar Latijnsche thema's te komen maken. Strawberry en ik deden dit echter niet, ten eerste omdat we liever de frissclie buitenlucht wilden inademen en ten tweede omdat het midden in de zomer- vacantie was en de deur van het gymnasium onverbiddelijk gesloten bleef. Op ons gemak kuierden wij de Doeza- straat alias Koepoortsgracht ten einde en, na den min of meer eentonigen weg langs het kruithuisje te hebben afgelegd (waar Strawberry gevaar liep gefusileerd te worden, omdat hij geen lust bleek te hebben zijn Hollandsehen sigaar uit den mond te nemen), wandelden wij beide zeer vergenoegd onder de schaduwrijke hoornen van het Leidsche Plantsoen. H. {Wordt vervolgd.) STADSNIEUWS. Gisterenvoormiddag herdacht dr. H. G. Hagen in de Pieterskerk het feest dezer dagen door hem gevierd. Na een woord van dank voor de zoo hartelijke blijken van belangstelling door hem ondervonden, hield de leeraar eene toespraak naar aanleiding van de woorden: „Maar wij zijn medewer kers uwer blijdschap" (2 Cor. 1, vs. 24 b). Bij het einde der godsdienstoefening zond de talrijk opgekomen schare de bede om hoog vervat in de woorden van Gezang 215, vs. 5. Ook in het Militaire Detentiehuis, waar dr. Hagen het ambt van predikant vervult, werd gisteren den beminden leeraar eene eenvoudige hulde gebracht. In de kerk van O. L. Vrouwe Hemel vaart, aan de Haven alhier, werd gisteren morgen te half elf uren de godsdienstoefe ning geopend met het Halleluja van Han del, waarna de plechtige Mis n° 2 van Verhulst werd gezongen. Ten slotte ward nog de Lofzang Laudem nomen ejus, van Van Bree, ten gehoore gebracht, alles met begeleiding van koperinstrumenten. Des avonds had een plechtig lof, predi katie en processie plaats, besloten door het zingen van [het plechtig Te Deum laudamus van Verhulst en het Benedictus van Van Bree, mede met begeleiding van koperin strumenten. Het koor, voor deze gelegenheid krachtig bijgestaan door zangers uit de overige pa rochiekerken, kweet zich voortreffelijk van zijne taak. Bij de op heden gehouden openbare verkooping van cokes, bij partijen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen ƒ46, j 22.50, 4.60 en ƒ2.25, de laagste prijzen 45, 22.00, 4.20 en ƒ2.15. Gedetacheerd van Amsterdam naar Leiden de officier van gezondheid 2de kl. F. J. II. Snijders. De Sic. bevat het verslag van de com missie belast met het afnemen van het examen van hen die de bewijzen wenschen te leverendat zij tot de beoefening der natuurwetenschappen voldoende voorbereid zijn. De geneeskundige staatscommissie te Amsterdambevorderde Zaterdag tot arts de heeren J. A. Fijnvandraat en W. J. Van FEUILLETON. 158.) „Hoe zegt gij dat zoo?" „Hoevele millioenen men ook heeftdaar- meé koopt men het geluk niet." „Maar je bent toch niet ongelukkig, Adéle?" „Nu niet, neen. Maar wie is zeker van de toekomst?" „Zoudt gij geen vertrouwen hebben? Voor u lieve Adéle! heeft de toekomst niets sehrik- verwekkends." „Dat zeg ik tot mij zelve dikwijls. Maar de toekomst is het onbekende, en als ik er san denk, kan ik niet nalaten mij een beetje ongerust te gevoelen. Maar u spreekt niet over u zelve, beste mevrouw! Wat voert 0 uit? Is u altoos onderwijzeres?" „Ja." „In een familie?" „Ja in een familie. Iedereen bezit niet, rooals mijnheer Latrade, millioenen. Als wen arm is, moet men voor zijn bestaan arbeiden." »'t Is waar. Heeft n het zoo goed als bij lady Forster?" „Ja, trouwens ik ben niet moeilijk." „Lady Forster was een uitstekende vrouw. Ik zal altoos aan de goedhedendie zij voor mij had, denken. Aan haar dank ik het, dat ik het geluk heb gehad uw leerling te zijn, en zooveel als ik kon, nut te trekken van de lessen, die gij aan miss Henriette gaaft. Sedert milady en haar dochter Parijs hebben verlaten om naar Engeland terug le keeren, heb ik niets meer van haar gehoord. Krijgt u wel eens een bericht?" „Ja, van tijd tot tijd." „Als ik dezer dagen eens naar Londen ga, zal ik niet in gebreke blijven een be zoek aan lady Forster te brengen. Het zal mij heel veel genoegen doen miss Henriette terug te zien." „Miss Henriette is thans gravin DeRutley." „Zoo. Is zij getrouwd?" „Sedert een jaar." „Lieve mevrouw Durand, zult u niet zoo vriendelijk willen wezen om ons te komen bezoeken?" „Dat is iets wat ik niet beloven kan. Ik ga bijna nooit uit." „Mijn vader spreekt dikwijls overu; want j hij heeft niet vergetendat het aan u is I ik het weinige wat ik weette danken heb. Ik verzeker u, dat u goed ontvangen zult wordenen dat mijn vader heel blij zal zijn u terug te zien. En daarenboven, zou ik zoo gaarne met u eens pratenu den raad vragen, dien helaas! mijn moeder mij niet kan geven." „U vader vervangt haar." „Een vader begrijpt en gevoelt zekere din gen niet, zooals een moeder of een ware vriendin. Vader ziet veel menschen, maar ik voel mij te midden van die onverschil lige menschen nagenoeg geheel verlaten. Ik heb niemand, bij wien ik mijn hart kan uitstorten. En voor mij is er een gewich tige dag op handen." Ik geloof, dat ik je begrijp," sprak de onderwijzeres lachend. „Ja, ik ga trouwen." „Ik wensch je al het geluk, lieve Adéle, dat je verdient." „'tis over mijn huwelijk, dat ik met u wilde pratenlieve mevrouw „Maar ik kan n geen raad geven." „Misschien." „Ik moet aannemendat uw verloofde uwer waardig is, en dat gij hem bemint, 't Is zeker een man, die groote zaken doet?" „Neeneen markies." „Zoo!" sprak de gravin." „Hij is jong," voegde Adéle er leven dig bij. „En rijk?" „Ik ken zijn vermogen niet." „Hoe heet hij? „Adrien De Verveine!" Mevrouw De Lasserre ontstelde dermate dat haar hart ophield te kloppen. Gelukkig had het meisje de oogen neer geslagen. Zij merkte hare verwarring niet op. „Toe, beloof mij nu, hernam juffrouw Latrade, „om spoedig mij eens te komen opzoeken „Welnu, ja, ik beloof het n, eerstdaags," antwoordde de gravin, die haar ontroering had weten meester te worden. „O, u is altoos even lief," sprak het jonge meisje, dat haar tevredenheid niet kon verbergen. Zij reikte de gravin een visitekaartje over met de woorden: „Hier is mijn adresmaar voegde zij er bij „stel het niet te lang uit." De onderwijzeres drukte haar voormalige leerlinge de hand en volgde de winkeljuffrouw, die haar wachtte om haar te brengen bij den kashouder. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1