NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. lleze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. A BON ME RIEMT: Dinsdag 6 October 1885. K°. 234. ADVERTENTIE i: Bureel: Sclieepmakersstees 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. Stails-Bericliten. DE BOETVAARDIGE. Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Nummer 10 Cent. Van i6 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel ƒ0.10. 199e Jaargang;. Vergadering van den Gemeenteraad van Lei den, op Donderdag 8 October 1885, des na middags te twee uren. Onderwerpen: 1. Benoeming van een Bestuurder van de Stedelijke werkinrichting. (139) 2. Idem van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool der 2e klasse. (133) 3. Idem van een derden onderwijzer aan de school der 3e klasse no. 1. (134) 4. Supplel. slaat van begrooting, dienst 1885 van hel Geref. Minne- of Arme Oude Man nen- en Vrouwenhuis (131) 5. Idem als voren van liet II. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (132) 6. Idem als voren van de Bank van Lee ning. (142) 7. Verzoek van P. Van Ulden, pachter van de haardasch, en liet baggeren, om ver mindering van de verschuldigde pachlsom- men. (130) 8. Idom van A. J. Rijshonwer en A. IV. C. Van ilees, ter bekoming van grond aan den lloogen Rijndijk. (137 en 143) 9. Idem van J. H. Bik, J. J. Commerell en dr. W. C. Van Manen, om restitutie van schoolgeld. (138) 10. Voordracht hel rekkelijk de indiening van een adres aan de Tweede Kamer der Sla- ten Generaal Ier bekoming van een rijks subsidie len behoeve van de Hoogere Burger school voor meisjes. (140 en 141) Prof. ADRIANUS HEYNSIUS. lil Memorial». Gisterenmorgen te half elf klonk plotse ling de treurige tijding door Leiden, dat prof. Heynsius was overleden. Wel hadden de langdurige ziekte van den hoogleeraar, zijne buitengewone zwakte en een aantal zeer zorgwekkende verschijnselen ons op dien slag voorbereid. Het werd zelfs zeer on waarschijnlijk geacht, dat Z.H.G. nog uit het ziekbed zou herrijzen en aan zijne familie en de wetenschap worden teruggegeven. Toch bleef dit mogelijk en nu en dan hoorden we werkelijk geruststellende berichten om trent den toestand, die althans toelieten te hopen, dat er eenige verbetering daarin zou komen. Thans heeft echter de dood aan alles een einde gemaakt, den zieke uit zijn vooral in den laatsten tijd allersmartelijkst lijden verlost, zijne hopeloos hopende familie in droevige eenzaamheid achtergelaten eD de fysiologische wetenschap van een harer voor treffelijkste steunpilaren beroofd. Wij kunnen niet nalaten, al moeten wij ook zeer kort zijn, in ons blad eenige woorden te wijden aan de gedachtenis van den beken den geleerde, want, al was ons van zijne verdiensten op wetenschappelijk gebied niets bekend, toch zouden wij ons verplicht ge voelen een woord van hulde uit te spreken bij den dood van een mandie aan onze stad zoo vele en zoo belangrijke diensten bewees. Adrianus Heynsius werd den 8sten Maart 1831 te Moordrecht geboren uit een familie, die vele verdienstelijke personen heeft opge leverd. Niet onmogelijk is het, dat de familie Heynsius verwant is met den be roemden Leidsehen hoogleeraar Daniel Hein- sius, die, in de klassieke letterkunde, tekstkri tiek en geschiedenis zeer bekwaam was, en voor al in het schrijven van Latijnsche en Grieksche gedichten zijn gelijke niet kende, en met diens zoon Nikolaas Heinsius, die als afge zant van koningin Kristina van Zweden talrijke wetenschappelijke reizen ondernam. Dit kan echter niet met zekerheid worden uitgemaakt. Adrianus Heynsius gaf leeds vroeg de blijken van een juist oordeel en een schran- deren geest. Zijne onderwijzers zagen reeds in den half volwassen knaap de kiemen van hetgeen hij later zou worden. Aan de uni versiteit te Utrecht, waar hij daarna als student werd ingeschreven, onderscheidde hij zich zoowel door zijn talent voor de na tuurkundige wetenschappen als door zijne ongewone werkkracht, die hem in staat stelde in betrekkelijk korten tijd veel meer uiteenloopende studieën te omvatten, dan zijne medestudenten gewoon waren. Wel was hij in het begin alleen als student in de wis- en natuurkunde ingeschrevenmaar toch volgde hij tevens alle medische colleges en met zoo goed gevolg, dat hij, behalve zijne eigene examens ook die der medici op den gewonen tijd kon afleggen. Den 7den October 1853 promoveerde Heynsius in de faculteit der wis- en natuur kunde met een proefschrift, getiteld: „Ge schiedkundig onderzoek naar de kennis der eiwitachtige lichamen." 't Was een door wrochte verhandeling van tamelijk grooten omvang, geheel gebazeerd op de theorie van den Duitschen geleerde, die hij tot de zijne maakte, „das wahre Wissen ist ein historisches Wissen." Wij merken er tevens bij aandat de studie der eiwitachtige lichamen ook later een lievelingstaak van den geleerde gebleven is, zoodat hij ook op medisch gebied, voor de kennis van het menschelijk bloed, belangrijke resultaten van zijn onderzoek verkreeg. Ongeveer een jaar later, 16 October 1854 was de jonge geleerde gereed met een tweede proefschriftwaardoor hij den titel van doc tor ook in de Medicijnen verwierf. Het was in 'tLatijn gesteld en droeg den titel i,de susurrorum vascularium explicalione physica" (over de natuurkundige verklaring van het vaatgeruiseh). Hoewel geheel oner varen op Medisch gebied moeten wij toch de vaardigheid bewonderenwaarin allerlei zuiver natuurkundige en geneeskundige op merkingen, die nooit in het brein van een Romein zijn opgekomen, inde Latijnsche taal zijn uitgedrukt. Nadat hij op deze wijze door een dubbele promotie de blijken van zijne veelzijdige kennis gegeven had, aanvaardde hij de be trekking van hoogleeraar ;n de fysiologie aan het Athenaeum illustre te Amsterdam. Deze betrekking gaf hem gelegenheid zich spoedig in de geleerde wereld ook buiten ons land een eervolle plaats te verschaffen. Men stelde hem dan ook op hoogen prijs en bewees alle verschuldigde hulde aan de bij uitnemendheid praktische opvatting van den jongen hoogleeraar. Van zijn veelom- vattenden arbeid gedurende de acht jaren, die hij als leeraar aan deze instelling door bracht, vinden wij de blijken in de „onder zoekingen gedaan in het physiologisch labo ratorium te Amsterdam", waarvan bijna jaarlijks een lijvig boekdeel door Heynsius werd uitgegeven. Ook voor den vreemde ling werden eenige dezer studiën toeganke lijk gesteld door eene Hoogduitsche vertaling, getiteld „Studiën des physiologischenlnstituts zu Amsterdam", die te Leipzig en te Hei delberg werd uitgegeven. Zeer ongaarne zag Amsterdam den hoog leeraar Heynsius na een verblijf van bijna negen jaar in de hoofdstad naar Leiden vertrekken. De Leidsche universiteit, steeds ijverzuchtig op hare mededingsters, benijdde Amsterdam sedert lang zijn bekwamen hoog leeraar en slaagde er ook eindelijk in, dien voor zich te verwerven. Geruimen tijd heeft de Leidsche akademie zich in zijn bezit mogen verheugen. Onver moeid was Heynsius ook hier. Zijne col leges over FysiologieMikroskopie, Histologie en FysiologischeChemie werden trouw bezocht en algemeen geroemd. Onder zijne studen ten stond Heynsius bekend als een gestreng, maar ijverig leermeester, die geen tijd of moeite spaarde om zijne discipelen tot dege lijke geneeskundigen op te leiden. Het was niet alleen op de colleges zelf, dat hij hun bij hunne studiën den weg wees, maar hij was ook bij hunne zelfstandige proefnemingen tegenwoordig om hen overal, waar het noodig was, door een kleinen wenk terecht te hel pen. Studentendie bizondere bezwaren op hun weg ontmoetten, konden den hoog leeraar in zijne woning bezoeken om de noodige inlichtingen te ontvangen. Zijne eigene wetenschappelijke onderzoe kingen zette hij intusschen met onverflauw- den ijver voort. De hoofdstudie van den onderzoeker bleef de chemie, maar wel voor namelijk de Fysiologische Chemie d. w. z. de beschouwing van die scheikundige verschijn selen, die bij levende organismen worden waargenomen. Deze wetenschap,inderdaad een zeer belangrijk onderdeel der Chemie, werd door Heynsius met den meesten ijver en de grootst mogelijke nauwkeurigheid beoefend. De resultaten, die hij verkreeg, paste hij dikwijls met goed gevolg toe op de diagnose der ziekteverschijselendie in den toestand van het bloed hun oorsprong schijnen te hebben. In 1878 verscheen bij de firma Brill een werk van zijne hand in de Hoogduitsche taal, getiteld „Ueber die Ursaehen der Töne und Gerausche im Gefasssystem." Men ziet, het was nog steeds hetzelfde onderwerp, dat den schrijver als jongeliug had bezig gehouden en waaraan hij zijne tweede Me dische dissertatie had gewijd, thans echter aan alle zijden uitgebreid en met verrassende opmerkingen van allerlei aard en talrijke aanschouwelijke afbeeldingen verrijkt. FEUILLETON. 127.) Maar dat kind dat haar toevertrouwd was, dat haar geheel zou toebehooren, moest voor haar niets verborgen houden. Die onver wachte vertrouwelijke mededeelingenwelke Aurora haar gedaan had, leverden haar een belangwekkend voorwerp van studie. Het was een eerste en ernstig onderzoek van hare geestelijke vermogens, dat het jonge meisje had ondergaan. „Mijn hartje," sprak zij op vriendelijken en teederen toon, „ik ga je nog eenige vra gen doen, en je zult mij antwoorden, niet waar, met dezelfde oprechtheid van zoo even?" „Ja," antwoordde Aurora. „Heb je Adrien teruggezien, nadat je va der hem weggejaagd had?" „Ja, maar slechts eens." „Altoos op la Cordeliére //Ja." „Heb je dat aan je vader of moeder ge zegd?" „Neen." „Waarom niet?" „Ik heb niet gedurfd." „O maar, mijn schat! je ziet...je voelt dat dit verkeert was." Aurora kreeg een kleur als een pioenroos. „Nu dau," hernam de onderwijzeres. „Je hebt hem eens weergezien. Wat is er bij die samenkomst voorgevallen?" „Hij was op den tuinmuur. „Evenals den eersten keer?" „Ja. Hij heeft mij zacht geroepen en een brief toegeworpen." „Heb je dien brief?" „Neen. Na hem gelezen te hebben, heb ik hem verscheurd in kleine stukjes." „Herinner je je wat daar stond in dien brief?" „Ja. „Nu wat dan?" „Er stond in, dat Adrien mij niet vergat, dat hij mij altoos zou liefhebben antwoordde Aurora zoo zacht, dat men bijkans haar niet kon verstaan." „Is dat alles?" „Er stond nog in, dat den volgenden dag des avonds tegen elf uur, ik niet in gebreke mocht blijven bij de tuindeur te zijndat hij er ook wezen zou, dat hij mij iets te zeggen had De lafaardsprak de onderwijzeres bin nensmonds en hernam hardop „Wat stond er nog meer in?" „Ik weet het niet." „En den volgenden dag om elf uur heb je de waakzaamheid van je vader en moeder verschalkt en het huis verlaten zonder ge rucht te maken, en ben je naar de tuindeur gegaan „Neen, ik heb het niet kunnen doen," antwoordde Aurora. „Zoo. En waarom niet?" „Omdat het dienzelfden avond was op het zelfde uur, dat wij la Cordeliére verlaten hebben om naar Parijs te gaan. „Gelukkige samenloop van omstandighe den," daeht mevrouw Durand. „Adrien wachtte mijhij was daarging het meisje voort. „Maar ik heb hem niet gezien. Er heerschte een dikke mist, en de nacht was donker, erg donker. En daaren boven had Adrien zich versoholen, dat is zeker; want hij is bang voor mijn vader. Wat heeft hij gezegd, toen hij mij zag ver trekken? Ik weet er niets van. Hij moet we! heel treurig geweest zijn Ik ook was treu rig Maar u weet niets „Neen." „Eens, later als ik goed heb gestudeerd, als ik veel zal hebben geleerd, zal hij hier komen. Ik zal hem wederzien. Vader heeft het mij beloofd. „Als dat het geval is lieveling zullen wij morgen aan het werk gaan. Je zult studeeren en veel leeren." „Ja, heel veel. Spoedig, heel spoedig, en veel ook. En in haar handen klappende, sprak zij „Ik ben tevreden, heel tevreden: ik zal veel leeren, en Adrien zal terugkomen. Va der heeft het mij beloofd!" „'t Is zonderling," sprak mevrouw Durand bij zich zelve, „vader, altoos vader 1Zij spreekt nooit over haar moeder X. DE OPSTANDING. De onderwijzeres ontveinsde zich reeds in de eerste dagen niet, dat zij een moeieliike taak op zich genomen had. Maar zij achtte die niet boven het bereik harer krachten. Zij wilde slechts het doel, dat men moest nastreven, in het oog houden en gevoelde dat geen moeite haar te veel zal wezen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1