w-rf 3E2 V
Si «2 II «Ti HCJT »L A. M TT-
Bflegt op grond van eigen behandeling der besch.
zi)n confrontatie met haar te Rotterdam en de stuk
ken van 't proces o. a. de attesten der Brusselsche
genecsbeeren Crocq, Guillery en Goffin, hem door
den verdediger ter inzage gegeven.
De verdediger vraagt of het dr. Piepers niet heeft
getroffen 'dat in deze zaak ontbroken heeft een me
disch onderzoek naar het denkvermogen en den ziels
toestand van den besch door alienisten en therapeuten
De voorzitter zegt dat die vraag niet te doen is.
Men zou zich dan op de golven der zee bewegen.
De proc.-gen. vraagt: hoe dr. Piepers weet dat
besch. aan epilepsie lijdende is. Heeft hij haar in
dien staat gezien?
Dr. Piepers. Ik weet het uit de ofhcieele stuk
ken van den advocaat, de rapporten der deskundigen.
De proc.-gen. Ik constateer dan dat aan die ver
klaringen als schriftelijk niet te hechten is indien de
personen zelf niet worden gehoord. Als men een
onderzoek wil instellen, moet er contradictoir debat
worden gehouden.
Raadsheer Raedt vraagt of het mogelijk is dat
ecne mania fieribunda een paar uur kan aanhouden?
Dr. Piepers antwoordt: niet enkel uren maar da
gen, zelfs om tot de daad te komen. Dagen lang
kunnen zij als half razende met hun plannen ror.d-
loopen.
Raadsheer De Jonge vraagt of zij dan het laatste
uur voor de volvoering tot het besluit om te dooden
heeft kunnen komen.
Dr. Piepers herhaalt dat zij onder hevigen invloed
verkeerde van moreelc aandoeningen niet vrijwillig
handelde op het oogenhlik van de dood. Er zyn
lijders die delireeren en later toch weten wat zij als
in een droom hebben gezegd.
Dr. Piepers constateert overigens dat men omtrent
de redeneeringen van krankzinnigen nog vrij wel in
't duister verkeert. Hij houdt vol dat voor zoover hij
de feiten kent, de vrouw op het oogenhlik van baar
daad niet verantwoordelijk was.
Raadsheer Raedt constateert dat als die algeraeene
verklaring opging al dat op het moment der uitvoe-
ring van een misdaad de misdadiger niet compos men-
tos"is, men de hoven wel kon opdoeken en alle mis
daden vrij laten begaan.
Dr. Piepers zegt dat de juiste grens van krankzin
nigheid en van een gezonden geest niet is aan te
wijzen.
Mr. Haas vraagt of wanneer personen in nun jeugd
sexueel worden mishandeld dit nadeelig kan werken
op 't volgend leven.
Dr. Piepers antwoord toestemmend.
Mr. Haas laat nu voorlezen een authentieke acte
waaruit blijkt dat Jeanne Lorette op zevenjarigen
leeftijd blootgestaaan heeft aan sexueele mishandeling
die twee jaar straf aan den dader kostte.
De Voorzitter doet opmerken dat uit het arrest
blijkt dat de daad verricht is sans violenze et sans
menaces.
Mr. Haas vraagt of get. weet dat de doctoren Crocq,
Guillery en Goffin worden beschouwd als prinses de
la science.
Proc. gen. Van den Bergh meent dat de verklaringen
van die doctoren geen evangelie zijn. Wil men de
waarde er van leeren kennen dan zou men de zaak
drie maanden moeten schorsen om een onderzoek te
doen instellen.
De feiten door advocaat Haas medegedeeld waren
ook den proc. gen. bekend, maar hij heeft er niet
van gewaagd omdat hij meende dat zelfs der besch.
moest kwetsten de herinnering aan een feit op haar
7e jaar waaraan zij onschuldig was. Adv. gen. re-
quireert alsnu dat het hof beslnite tot schorsing van drie
maanden ten einde een officieel rapport te krijgen
van een onderzoek der bedoelde doetoren.
Mr. Haas constateert dat hij de délicatesse opoffert
aan het belang zijner cliento. Hij laat de beslissing
over de schorsing aan het hof over.
Besch. zelf verzoekt voortzetting der behandeling.
Het hof vergadert hierna in raadkamer en terugge
keerd wijst bet 't requisitoir tot schorsing af.
De zaak wordt alsnu voortgezet.
Alsnu worden gehoordBronkhuijzen te Scheve-
ningenbuurman van besch. die de gunstigste ge
tuigenis geeft omtrent haar ingetogen leven die nimmer
andere heeren ontving. Hij had veel last van nieuws
gierigen die bij haar over de heining klommen.
Get. Van Schermbeek hoofdcommissaris van politie,
deelt mede wat hij gedaan heeft na door getuige
Balduin geinformeerd te zijn dat besch. het aan Sr.*
kurada lastig maakte. Hij wilde haar over de gren
zen laten zetten daar zij geen bewijs van toelating
had en geen middel van bestaan. Ten hare huize
heeft hij een doos met revolverpatronen in beslag
genoraoa.
Get. Becht deelt mede den revolver voor besch. te
hebben schoongemaakt en constateert dat de revolver
zoodanig is dat als geen geoefende hand er mede
omgaat en men de veer vasthoudt, men de haan kan
overtrekken zonder dat het schot afgaat. Te Rot
terdam heeft hij bij den rechter commissaris den
revolver geprobeerd en de patronen hem door deze
verschaft gingen niet af.
Daarna wordt gehoord get. Fostyambtenaar hij
de administratie der spoorwegen te Molenbeek St.
Jean. Deze kende besch. aldaar omdat ook zijn
vrouw evenals de moeder van besch. damescostumes
maakte. Hij hoorde van besch.'s vader dat Jeanne
500 h 600 francs met piano en zang verdiende. Zij
is hem en zijne vrouw later gepresenteerd als de
bruid van Sakurada met wien zij naar Den Haag
ging. Pas na den moord vernam hij dat zij de
maitresse was geweest. Hij heeft nooit iets vernomen
van een onzedelijk leven harerzijds; wel heeft hij
groote opofferingen voor haar familie bij haar waar
genomen. Zij heeft hem een paar maanden voor de
dood gesproken over zelfmoorddoch dit natelaten
uit vrees voor het toekomstig leven. Op de vraag
van mr. Haas zegt get. dat Sakurada aan de vrouw
van get. is voorgesteld als de fiancé van Lorette en
dat toen Sakurada er bijvoegde: oui, madame. Nooit
heeft get. iets slechts in besch. gezien of van haar
vernomen. Eerst van den rechter van instructie
zelf in zijn woonplaats heeft hij vernomen dat besch.
vroeger een kind had gehad en huizen van ontucht
bezocht.
Get. verklaart ook dat besch. hem verzocht inte
ressante boeken te sturen doch niet van Zola, daar
zij die indecent vond. Sakurada had er haar eenigo
vroeger gegeven. Get. was tegenwoordig bij de
inpakking van het ameublement van besch. naar
Den Haag. Sakurada heeft toen zelf een handje
meegeholpen.
Nu wordt gehoord getuige J. De Manhandelsagent
speciaal in Japansche zaken. Deze get. zegt Hol-
landsch te kennen, maar blijkt niet voldoende het te
verstaan, zoodat de tolk als bemiddelaar optreedt.
Hij vraagt oin te mogen protesteeren tegen de bewering
van sommige dagbladen, maar wordt in de rede
gevallen door den voorzitter die zegt dat hij daarvoor
niet hier is. Hij heeft besch. pas voor 't eerst gezien
op het diner in 't café Riche waarop Sakurada hem
noodigde om te beoordeelen of besch. goed genoeg
Fransch verstond om *t hem te leeren. Get. vond
dat zij vloeiend Fransch sprak. Verder bevestigt
get. dat hij einde Februari van Sakurada vernam
dat besch. ondragelijk werd, steeds meer geld vroeg,
een paard verlangde, en dat besch. hem gevraagd
heeft Sakurada te spreken over een scheiding tegen
betaling daar zij geld behoefde. Zij zeide toen genoeg
te hebben van Holland en den duivelschen Japannees.
Na veel pour parlers heeft besch. volkomen genoegen
genomen met de 3000 fr. en zich bereid verkluard
naar Brussel terug te kecren. Zelfs heeft get. nog
een paar dagen later van Sakurada een brief ont
vangen meldende dat de scheiding en bon accord had
plaats gehad. Hij was overtuigd dat alles in goede
orde was afgeloopen.
Besch. ontkent de 3000 francs ontvangen te hebben
als betaling; ze werden haar opgedrongen in het ge
zantschapshotel omdat Sakurada haar met de politie
dréigde.
Noch deze getuige, noch get. Fosty hebben ont
waard dat besch. piet weerzin heenging, veeleer met
tevredenheid.
Tiende getuige is wed. Goossens, huishoudster van
de Japansche legatie. Zij heeft besch. op eersten
Kerstdag en Nieuwjaarsdag voor 'teerst zien dineeren
aan de legatie en later bij hem zien blijven. In
Februari dineerde besch. bij Sakurada. Sakurada
helde en zeide: is er nog eten, zet het dan op, zij
kan afeten en blijven, maar ik kom niet terug.
Mijnheer sprak slecht Fransch en besch. heeft haar
gezegd dat zij daarom moeielijk vertrouwelijk met
hem kon zijn, dat zij weinig om Sakurada gaf, dat
hij haar beloofd had S0.000 francs als zij bij hem
bleef totdat hij naar Japan terug ging, dat hesch.
had laten onderzoeken of dit mocht, dat zij zonder
geld de legatie niet uitging, dat daarna de bespre
kingen met de Man plaats hebben gehad, dat de ver-
slagene noch eenmaal 's nachts bij haar is gebleven,
dat Sakurada get. verbood haar verder toe te laten
dat het slot van de deur waarvan besch. de sleutel
had is veranderddat op 13 Maart Sakurada op
nieuw haar gelast heeft aan besch. te zeggen dat hij
afwezig was. Den Uden Maart heeft get. vernomen
dat besch. een dolk had gekocht. Op get. maakte
het den indruk dat besch. niet van Sakurada hield
maar integendeel blij was heen te gaan. Sakurada
was zeer lief voor haar, besch. daarentegen altijd in
kwaad humeur.
Birsch beweert dat haar houding slechts een feinte
was om het te doen voorkomen alsof zij hem en hij
niet haar liet zitten.
Get. Van der Linden, gewezen keukenmeid be
vestigt dat besch. op 8 Maart in her legatiehotel is
binnengekomen.
Get. Van Dorpkamerdienaar der Japansche legatie
heeft in Juli 1884 vernomen dat Lorette maitresse
was van Sakurada, later heeft hij haar meermalen
in het hotel gezien en in het voorjaar zocht zij hem
ten zijnen huize op of sprak hem op straat aan om
te weten of Sakurada aan 't hotel was. Hij heeft
haar later dr. Piepers aangewezen. Later heeft besch.
hem te Scheveningen geroepen om te weten ofSaku-
rada er was. Op 11 Maart zag hij besch. en haar
broertje voor 't hotel van den minister van buitenl.
zaken posteeren omdat zij wist dat de heer Toki daar
dineerde. Op 13 Maart vertelde de koetsier dat
besch. een dolk gekocht had. Hij waarschuwde zijn
meester, maar deze lachte. Hij vergezelde zijn
meester op 14 Maart eerst in de richting naar 't
Hollandsch en toen men onderweg de besch. tegen
kwam naar 't Rijnspoor. Sakurada wilde niet dat
get. hem zou vergezellen want hij zeide niets te
vreezen.
Get. Vermeuleneen jonge dienstbode bij besch.
bevestigd dat er geen heeren bij besch. aan huis
kwamen, dat zij goed maar ingetogen leefde, dat
Sakurada nog in 't begin van Maart bij besch. is
blijven slapen. Madame zei haar wel dat zij zoo'n
goeden man had. Get. vond vaak haar meesteres
onvriendelijk tegenover Sakurada.
Het broertje van besch. kon erg jokken. Een dag
of acht voor 14 Maart heeft zij besch. een revolver
zien laden met patronen uit 't busje dat aanwezig is.
Besch. zeize zou ze wel raken
Op den dag voorafgaande aan den moord is de
broer van besch. haar komen zeggen dat ze het huis
mocht verlaten. De jongen is tusschen 5 en 6 uur
Zaterdagavondvoor 't gebeurdehaar komen ver
halen dat in 't ziekenhuis iemand was binnengebracht,
die doodgeschoten was. Zij geloofde hem echter niet.
Get. Paesie, obcrkellDer in het hotel -de Hol-
lande" te Rotterdam verklaart dat de besch. onder
den naam *Sarah" een kamer heeft besproken met
twee bedden en later nog een voor haar broertje.
Hij verklaart dat besch. en de Japansche heer her
haaldelijk in en uit het hotel zijn gegaan, later heb
ben kaart gespeeld en toen naar huis zijn gegaan.
Zy waren vroolijk en erg lief tegen elkaar. Nog
vijfmaal is er geheld in hun kamer voor alle bijzon
derheden totdat men 11 J uur den kachel wilde aan
gemaakt hebben wat geschied is. Tegen 12 uur zag
hij, bovenkomende op 't bellen uit no. 16 de besch,
op den corridor. De jongen die op no. 16 logeerde
zeide echter niet gebeld te hebben, het kan welzijn
dat besch. uit 12 belde want de bel was wat defect.
In den nacht werd hij geroepen maar toen was
de politie er al in de kamer van besch. Get. kan
niet zeggen dat een bed ongebruikt was gebleven en
hij verklaart dat besch. zeer geschrokken was en
vroeg of Sakurada dood was, waarop hij ontkennend
antwoordde.
De huisknecht in genoemd hotelK. Zwitser werd
's nachts geroepenhesch. stond in de deur van haar
kamer, er werd door haar en haar broeder geroe
pen: dokter, pastoor. Zij was in 't wit, half gekleed
en bloedde iets aan den arm. Op 't ledikant spar
telde Sakurada achterover trachtende zich op te
heftenhij zag dat hij verwond was. Hij heeft de
politie gehaald. Teruggekeerd lag Sakurada met het
hoofd op een kussen op den grond en besch. zat
naast hem. Hij heeft den revolver en de dolk ge
zien en aan de politie gegeven Het eene bed was
niet beslapen maar er was even op gelegen.
Get. Van den Broek, onder-inspecteur van politie
te Rotterdam werd 15 Maart omstreeks 5 uur door
Zwitser geroepen omdat er verwonden in 't hotel
waren. In kamer no. 12 vond hij Sakurada bebloed
in een flanel hemd, rochelend, overal bloed op
kleedingstukken en beddegoed. Besch. riep hem bij
't binnenkomen toe: Je l'ai fais, je l*ai tué, je reux
mourir aussi! Hij heeft haar in een andere kamer
onder bewaking gelaten. De revolver was voor 6
patronen een was er met een leege huls, de overige
patronen waren niet afgeschoten en gaaf. Bij Saku
rada werden doctoren geroepen allereerst dr. Eshuys,
later is de gewonde onder getuige's toezicht naar het
ziekenhuis vervoerd en besch. naar het politiebureel
gebracht. Daarna stelde deze get. een nieuw onder
zoek in in de kamer van 't hotel. Toen vond hij
de scheede van den dolk tusschen twee matrassen in
'tonbeslapen bed tegen de muurzijde aan. Hij nam
die, zoomede een gevonden potloodbriefje in beslag.
Ook vond get. een briefje aan Sakurada gericht iu
diens rokzak, die alles behalve lievelijkheden aan diens
adres bevatte.
Besch. zegt dat zij dat brieve louter heeft geschreven
om te zien of hij haar schrift herkende: zij deed het
voorkomen alsof die brief van een andere vrouw
was.
De voorzitter betuigt den get. zijn dank voor het
beleid in deze zaak betoond zoodat hij zelfs de glazen
water liet onderzoeken en zijn geleidelijk proces-ver
baal. Inderdaad zegt de voorzitter dat belooft
iets
Dr. Eshuijspolitiegeneesheer te Rotterdam is thans
aan de beurt. Deze werd bij Sakurada geroepen en
deelt bijzonderheden mede omtrent het aanvankelijk
onderzoek van den getroffene. Aanvankelijk beschouw
de men liem als stervende, maar na uur werd
besloten tot overbrenging naar het ziekenhuis. Ook
heeft get de besch. behandeld een paar lichte gestoken
wonden ontdekt, die zoo waren aangebracht dat zij
wellicht als de stooten een slagader hadden getroffen
erger hadden kunnen zijn. Als de stooten met de
scherpe dolk toegebracht zijn kan er niet veel geweld
bij het toebrengen zijn uitgeoefend. Besch. heeft zich
hij hem geinformeerd naar Sakurada, hij zeide dat
deze nog niet dood was. Besch. was toen zeer kalm
wat zij thans verklaart het gevolg te zijn van de ge
ruststellende verklaringen van get. Op de opmerking
van den voorzitter dat hare wonden zeer gering waren,
zegt zij in haar opgewondenheid niet geweten te hebben
hoe zij stak.
Dr. Burger bevestigt de verklaring omtrent de over
brenging van Sakurada naar 't ziekenhuis en de on
beduidendheid der wonden van hesch Hij constateert
den dood van Sakurada in 't ziekenhuis en beschrijft
het onderzoek van 't lijk.
Op de vraag van den verdediger verklaart dr. Bur
ger dat juist de vorm van den dolk het moeielijk
maakt den polsader te treffen iets wat de verdediger
wil constateeren als tegenstelling tegen de opmerking
des voorzitters dat besch. de dolk spelenderwijs zou
hebben gehanteerd.
Dr. Simon Thomas bevestigd de bevindingen bij de
lijkschouwing met dr. Burger.
Hierop worden nog gehoord, J. Eewich, chef van
het buffet in de wachtkamer 2e klasse aan 't Beurs
station. Deze verklaart dat besch. met haar broer en
een heer met Oostersch uitzicht driemaal in de gelag
kamer is geweest. Besch. was min of meer geagiteerd.
Voorts A. De Maan, huisvr. Strelitskykoopvrouw
te 's Hageheeft besch. leeren kennen als Jeanne
Lorette, daar zij haar werk er van maakt gemaakte
costumes te koopen. Langzamerhand werd haar ver
houding vriendschappelijk. Besch. heeft get. gezegd
eer6t dat zij getrouwd waslater dat zij zou trouwen
met den Japanschen gezant. Zij heeft met haar man
cn de dugazon wel eens een avond bij besch. door- i
gebracht ook als Sakurada er waswant besch. klaagde
over verveling.
Besch. leidde een ingetogen leven en zeide een
contract te hebben. Den 12en Maart at zij bij get.
kocht wat en zou dat betalen als de gezant het goed
vond. Den I4en Maart kwam zij haastig by get.
om haar man mede te nemen naar Gouda. Besch.
was altoos uiterst kalm.
Hierop worden gehoord de getuigen h décharge.
lo. Josephine Beuckeleers, huisvrouw van get.
Fosty, van beroep naaister, verklaart dat de besch.
haar Sakurada voorstelde als aanstaande man en
Sakurada dit bevestigde. Zij heeft niet gezien dat
Sakurada meehielp het ameublement inpakken.
2o. Jeanne Beuckeleers, zuster der vorige get.,
modiste te Brussel heeft in het huis van Lorette
van deze vernomen dat zij zou gaan trouwen. Zij
was tegenwoordig toen het ameublement werd weg
gebracht. Sakurada was er bijgaf aan beach's vader
de hand en toen deze huilde zeide Sakurada: treur
niet, ik zal met de besch. trouwen. Jeanne Lorette
stond goed te Molenbeek St. Jean bekend.
3o. 's Hertogens, koffiehuishouder te Brussel heeft
als controleur der rijtuigmaatschappij vaak aan besch.
rijtuigen verschaft om pianoles te geven. Get. die
zeer breedsprakig iszegt dat besch. dicht bij hem
woonde en hem heeft medegedeeld dat zij ging trou
wen met een Japannees van de ambassade, veertien
dagen later heeft hij besch. met den Japannees gezien.
Get. verzekert dat besch. bekend stond als een goed
hartig, lieftallig wezen en geen enkele slechte hoe
danigheid had. De voorzitter vraagt of er 6prake is
van de besch. daar haar bekentenis daarmede geheel
in strijd is en een allerzonderlingst figuur maken.
Mr. Haas zegt dat die zonderlinge tegenstelling late?
zeer gemakkelijk opgehelderd kan worden.
4o. Charles Lepierrewerkmanheeft verleden
jaar bij den heer Sakurada voor een Brussclsch huis
gewerkt. Hij heeft met Sakurada gesproken en deze
zeide van de Belgen veel te houden en van plan te
zijn te Scheveningen een huis te laten in orde brengen
daar hij met eene Belgische dacht te trouwen.
5o. Paul Philippot, werkman heeft Sakurada eerst
te Brussel en later te 's Hage gesproken toen deze
ook zeide een huis te Scheveningen te meubileeren
te hebben. De kamerdienaar van Sakurada heeft
hem gezegd dat Sakurada ongehuwd was.
Eindelijk wordt gehoord dr. N. B. Donkersloot als
get. en deskundige. Hij neemt aan toerekenbaarheid
ook in gevallen van erfelijke hysterische epilepsie
Perse is volstrekt niet elke misdaad van zoodanige
lijdster ontoerekenbaar. Epilepsie verhoogt den aan
leg voor plotselinge misdaden. Get. gelooft niet dat
besch. aan epilepsie lijdt, veeleer aan hysterie. Zij
hepft wegens de epilepsie van haar moeder een plus
aanleiding tot misdaad.
Get. heeft haar in de gevangenis meermalen
ouderzocht en acht haar op 't oogenhlik volkomen
compos mentos. Positief durft hij echter niet te ver
klaren dat zij toerekenbaar is. Iemand die zekere
herediteit heeft komt lichter tot de daad. Zij heeft
aan getuige zelf schriftelijk haar toestand geschreven.
Haar handelwijze is verklaarbaar zonder aan krank
zinnigheid te denken, doch onmogelijk acht hij
't niet dat besch. in een aanval van waanzin de daad
gepleegd heeft.
Op de vragen van den lieer Raedt van Oldenbar-
neveld en den voorzitter houdt get. vol zich niet te
kunnen stellen in de plaats van den rechter om te
oordeelen of besch. schuldig is of niet. Hij zou
aarzelen te veroordeelen omdat de ontoerekenbaarheid
niet is uitgesloten, maar ziet in het bezwaar om op
dien grond vrij te spreken, want bij iedcren moord
zou die twijfel denkbaar zijn. Get. neemt de attesten
der doctoren als echt aan en bouwt daarop zijn
oordeel. De proc -gen. meent dat het hof niet op
verklaringen van Brusselsche doctoren kan afgaan.
Besch. verzekert in haar jeugd aan toevallen geleden
te hebben en hier nooit ziek te zijn geweest
De getuigenverhooren zijn hiermede afgeloopen.
De zitting kenmerkte zich nu en dan door vrij
scherpe opmerkingen tusschen den voorzitter als leider
der debatten en den verdediger, telkens als deze
vragen stelde.
Ook heden bij de voortzettiug van de behandeling
der zaak Lorette was Ue zaal van 't gerechtshof te
sGravenhage geheel gevuld. Men merkte echter
minder dames op. De persverslacgevers waren nog
met een paar voor buitenlandsche bladen vermeer
derd, o. a. met den heer Leydekkers voor Le Patriate
van Brussel.
De hesch. wordt op dezelfde wijze als gisteren
binnengeleid.
REQUISITOIR.
De procureur-generaaljhr. mr. A. J. Th. H.
Van den Bergh, neemt het woord. Hij brengt hulde
aan de meesterlijke wijze waarop gister de debatten
door den voorzitter zijn geleid, waardoor de druk
kende zitting vol incidenten van gister, nog tijdig is
geëindigd. Bij enkele dier incidenten moet spr. nog
stilstaan.
Er is gister een debat gevoerd tusschen den verde
diger en doctoren naar aanleiding van rapporten van
Brusselsche doctoren over den physieken en psychi-
schen toestand van besch. Proc.-gen. heeft getracht
het hof te bewegen dat men alvorens dat glibberig
pad te betredenop vastere grondslagen zou staan
dan die attesten. Nu heeft het hof niet toegestaan
hqt schorsen der zaakten einde die doctoren voor
eene rogatoire commissie te brengen. Dit doet proc.-gen.
genoegen. Het was zijne bedoeling. Hij wilde op
die wijze protest aanteekenen tegen de bewering dat
die en die dokter dit of dat zou hebben gezegd.
Proc-gen. heeft slechts 2 van de 4 attesten van
den verdediger gekregen en het extract uit eene ver
oordeeling in België, dat een eenvoudig appel van
een correctioneel vonnis was en geen arrest van het
Cour d'Assises, gelijk de verdediger het noemde.
Spr. is nog niet overtuigd dat de overlegging van
dit stuk gewenscht was. Intusschen ditblijve voor
rekening van hem die het deed.
Proc -gen. kende het stuk en nog vele andere bij
zonderheden die hij niet allen heeft willen opnoe
men omdat hij dan huit-clos had moeten aanvragen.
Waarom heeft spr. niet melding gemaakt van dat
arrest? Omdat besch. hem instantelijk gevraagd had
dit niet te doen bij brief van l Juli uit Rotterdam
door besch. aan den proc-gen. gericht. In roerende
bewoordingen en schoone taal verzocht zij te zwijgen
over haar verleden ter wille van haar eer, haar
familie, de toekomst van zusters. (Bij het voorlezen
van dien brief houdt besch. haar zakdoek voor de
oogon om haar tranen af te wisschen). Ook de ver
dediger kende dien brief. Desniettemin heeft mr.
Haas goedgevonden dit geval te berde te brengen
zonder dat dit haar eenig nut kan doen. Het geldt
hier geen bijdrage tot débauche want de zaak valt
onder art. 372 Code Pénal. De zaak kan geen na-
deelige gevolgen hebben voor besch. Dat zij een
voorwerp van misdaad was kan haar nimmer bena-
deelen.
Proc-gen. komt nu tot de quaestie der toereken
baarheid waarover gister zooveel is gesproken. Men
heeft tot dusver onbekende stukken overgelegd en
niet geaarzeld daarop vragen te bouwen aan de
doctoren en gevolgtrekkingen. Maar wat zijn die
stukken? Een stuk alleen van een gewonen dokter.
Goffindie over de erfelijkheid der kwaal van de
moeder een oordeel velt, en aanneemt de nervose
hysiérique coramencant d'une nature héréditaire.
Moest men op zulke attesten, de erfelijke nervose
aannemenmen zou de deuren wijd open zeiten voor
straffeloosheid der misdaden. De doktoren, gisteren
ondervraagd, hebben dit alles niet geweten. Daarom
had spr. onderzoek gewenscht maar door de weige
ring heeft het hof beslist dat men over die zaak
gevoegelijk kan heenglijden.
Die weigering was hoe vreemd het ook moge
schijnen voor proc.-gen. een gewenscht succes,
dat hij hoopte eu voorzag. Proc. gen. heeft geen
bijzondere reden geporteerd te zijn tegen dr. Goffin
maar hij bezit een stuk v/aaruit blijkt dat die dokter
de zaken niet altijd zoo nauwkeurig beschouwt, al
thans niet scherp is van geheugenwant bij de
bevalling van besch. heeft die dokter haar kind als
levenloos aangegeveneen factus van 5 maanden
ofschoon dat kind blijkens een buurvrouw goed ge
vormd was en van 's morgens 8 tot 's middags half
vijf heeft geschreeuwd. Precies is dr. Goffin dus niet
erg in zijne verklaringen en bij zijne latere onder
vragingen herinnerde hij zich zelf niet het kind
Lorette gezien te hebben. Op de verklaring van
dr. Goffin neemt proc.-gen. dus de ontoerekenbaarheid
op grond van erfelijke epilepsie niet aan.
Thans komt de proc. gen. tot de toelichting van
zijn requisitoir.
Het hoofdpunt is de beschuldiging wegens manslag
met voorbedachte rade en geleiderlage. Proc. gen.
kan kort zyn. 't Is volkomen waar dat de akte van
besch. de bekentenis van besch. vooropstelt. Na
tuurlijk, op zich zelf is die bekentenis geen bewijs,
maar een groot element van bewijs. Het feit van den
doodslag is meer dan voldoende bewezen uit de ge
tuigenverklaringen van de getuigen te Rotterdam. De
vraag is dus slechtsWat is er van de voorbedachte
rade? Zy blijkt het sterkst uit de bekentenis van
besch. gemotiveerd door een door haar erkend geschrift
ecnige uren voor de misdaad opgesteld.
In dat geschrift zegt zij zich te dooden en den ver-
slagene omdat hij is een miserable égoïste. Dat stuk
is geschreven om 11| uur, terwijl de misdaad om
streeks 4 uur werd verricht. Dat besch. Sakurada
heeft nagereisd met een geladen revolverdaarin zoekt
proc. gen. de voorbedachte rade nietomdat het bekend
was dat zij dien revolver vroeger bezat en gebruikte.
De voorbedachte rade begint pas van 't oogenhlik dat
zij den brief in het hótel te Rotterdam schreef waarin
zij haar voornemen om Sakurada te dooden uitsprak.
Ook de gekochte dolk maakt voor proc. geen element
van het opzetomdat zij die tegen zich zelf heeft
gekeerd.
Geleiderlage. Dit woord doet denken aan hulp
van anderen en schijnt dus overbodig, daar alles
hier door een persoon is verricht. Maar proc.-gen:
meent dat naar den geest der wet het weinig afdoet
of een of meer personen bij de zaak betrokken zijn.
En hier zit de guet-apens in het meevoeren van
Sakurada naar Rotterdam in een hotel om daar een
nacht met hem door te brengen en aldus de gele
genheid te hebben haar doel te bereiken. Lij hield
hem zij 't ook door liefkozingen in bedwang.
Proc.-gen. komt nu tot zijn requisitoir. Hij gaat
vooraf na de mogelijkheid van verzachtende omstan
digheden en vindt die uitsluitend in de jeugdige
jaren van besch. Daarom vraagt hy geen levenslange
tuchthuisstraf. Doch evenmin het minimum der straf.
Te zeer toch laat men zich door medelijden voor
besch. bewegenomdat men haar ziet. Maar men
vergete niet den verslageneeen man die toch zeker
respect inboezemdedie gehuwd was en wiens echt-
genoote en kinderen den verslagene betreurt. Hij
requireert ten slotte veroordceling tot lö jaren
tuchthuisstraf, met aanneming van verzach
tende omstandigheden.
Besch. hoort dit requisitoir staande en weeneude
aan.
Daarna is het pleidooi aangevangen.
Wordt vervolgd.