E jt s E: «2 sljj A. M TT- of uitbreiding naar de behoeften te zorgen en de regeringsleden onttrokken zich niet, om door de aanvaarding van het lidmaatschap bij te dragen tot voorziening in de kosten van het onderwijs. Bij het jaarlijksche examen en de prijsuitdeeling gaven zij ae blijken hunner belangstelling en door hunne tegenwoordigheid daaraan een luister, die door de leerlingen ook werd gewaardeerd. Het Genootschap heeft een toekomst, want die instelling is ook van provinciaal belang. Van de vroegste tijden af werden niet enkel de weezen uit de verschillende Godshuizen, maar ook jonge lingen uit de naburige gemeenten tot de scholen toegelaten. En als de wet op het middelbaar onderwijs voor gemeenten van meer dan 20000 inwoners een burgeravondschool verordent, dan is het ook in het provinciaal belang, dat daarvan de omliggende gemeenten voordeel kunnen trekken, zoolang zij niet door eene betere grensregeling daaraan geheel of gedeeltelijk worden verbonden. Bat erkennen ook de Provinciale Staten door eene jaarlijksche toelage uit de Provinciale fondsen en als voor deze gelegenheid een gedeelte van die melden mocht worden besteedom door uitbreiding oer feestelijkheden met deze feestvreugde de band te versterken en de verhouding te veraangenamen die tusschen Bestuurders, Onderwijzers en Leerlingen moet bestaan, dan zullen de Provinciale Staten door de inlichtingen van den wakkeren Commis- laris des Konings en het veerkrachtige en in vloedrijke College van Gedep. Staten wel worden overtuigd, dat daardoor in meer verheven en edelen zin het provinciaal belang niet minder wordt bevorderd dan door een betere gemeenschap van Schie en Vliet en Rijn. Het Genootschap heeft een toekomst, want het bezit nog een Beschermheer uit het Huis van OraDje. Ja, de geschiedenis van het Genootschap heeft ook een bladzijde, waaruit blijkt, dat door politieke omstandigheden die bescherming vol doende zekerheid mistmaar thans onder een constitutioneelen regeringsvorm ligt die zekerheid in een verantwoordelijk ministerie en een grond wettige toekenning van bescherming. En zoolang Nederland in het bezit is van het Huis van Oranje en het Genootschap waarborgen vinden kan in eeu staatsdienaar, die het belang van het onderwijs behartigt, die weet wat hij wil en doet wat hij kan, mag het op een toekomst rekenen. Mag het rekenen, ja, want de verloopen eeuw geeft er grond voor, ook op hoogere bescherming, alvermogend bestuur, wonderbare zorg van Hemwiens naam nog steeds elk Leidenaar in de oogen springt door de zorg van het Gemeente bestuur, daar nog steeds te lezen staat wat onder de Regeering van den Burgemeester Van der Werff 300 jaren geleden vdór het Stadhuis in de straat werd gevlijd: de belijdenis: All niet sonder Godt. AU niet sonder Godt. Evenwel in het zelfde Boek waaruit men de woorden overneemt: „Onze hulpe is in den naam ,des Heeren" leest men ook „die zijn weg wel aanstelt, zal ik mijn heil doen zien." Die gedachten hebben er toe geleid om met het oog op de toekomst, een feestgave U aan te bieden. Zoo de dankbaarheid en de belangstelling der Oud-leerlingen zich alleen bepalen zouden tot feeste lijke optochten en rijtoeren, concerten en maal tijden, gewis bij een volgend feestgetij zou daaruit een ooraeel worden geveld, dat wellicht overeen komt met hetgeen op 14 September van dit jaar een Amsterdamsch hoogleeraar in zijn dagblad te lezen gaf Overprikkeling, zingenot en streeling van lage hartstochten kenmerken de groote massa van de toongevende kringen in onze tijden." Als protest daartegen bieden wij onze feestgave aan, bestaande in een op de Leidsche Spaarbank ingeschreven fonds den 8en Juli door Oud-leerlingen gesticht; waarvan de renten strekken tot het uit loven van premiën voor uit te schrijven prijsvragen. Dit fonds is saamgesteld behalve uit hetgeen de kas der Oud-leerlingen daarvoor bestemt, uit bijdragen van Z. M. den Koning, onzen geeerbiedigen beschermheer van de overgebleven zonen van twee aankweekeiingen en één medebestuurder uit den eersten tijd na de oprichting. De Oud-minister Dr. A. Vrolik, op den huize Hoogwegen te Ooster beek, zoon van den aankweekeling Gerardus Yrolik, later beroemd hoogleeraar in de geneeskunde te Amsterdamvoorts van onzen algemeen geachten en achtbaren oudsten wethouder de heer P. I. De Eremery zoon van den aankweekeling Casparus De Eremery, later penningmeester en medebestuurder beiden ingeschreven in het jaar 1786 en Dr. T. Muller Massis op den huize Areuberg aan de Bilt bij Utrecht zoon van Mr. D. Muller Massis, Burgemeester van Leiden en Bestuurder in December 1785. Daarop volgden de oudste kleinzoon van den aankweekeling Willem Yrolik, broeder van den hoorieeraar, onze stadgenoot de heer Jonathan Zaalberg en eindelijk de heer Alsehe, behuwd- kleinzoon van den oud-bestuurder Izaac La Lau en gehuwd met den achterkleindochter van den jongeling uit den gemeenen burgerstand Johannes Jacobus La Lau in 1787. Niet eindelijk hopen wij, want in en buiten Leideu, ja in den zaal en in uw midden zijn er nog bloedverwanten en alzoo afstammelingen uit den rei van mannen die in de eerste vijfjaren in verschillende betrekkingen voor dit Genootschap tot steun zijn geweest en ook jegens deze inrichting verplichting hebben. tCftWil deze feestgave aanvaarden volgens de oor konde die we nu daarbij voegen besturen en al- zoo met uw ijver voor den bloei van het Ge nootschap als een erfenis overdragen aan uwe opvolgersop dat ook langs dezen weg worden ver vuld aebede, die nog steeds in gulden letters en prijkt hoven den hoofdingang van het Raadhuis iBehoetHeerHollandt en sa licht Ley den!1 Ik heb gezegd. Kort na het uitspreken dezer rede ver leende de voorzitter het woord aan mej. Eigemandie namens eenige Leidsche dames san het bestuur iets had aan te bieden. Eit iets stond voorloopig nog door een dichten sluier omhuld, totdat de achtbare kring der leden van het bestuur op hunne verhevene zitplaats voor een poos verduisterd werd door eene schoone rei van bloeiende jonkvrouwen, met een enkel bekoorlijk kin derfiguurtje in haar midden, waarop mej. Eigeman met vaste en welluidende stem de bestuursleden toesprak. Hare benoeming tot presidente van het damescomité was voor baar vereerend en aangenaam. Het denk_ beeld om aan Mathesis" eene nieuwe ba. tier aan te bieden zou niet bij de dames zijn opgekomen zoo aan de oude banier een bizondere historische waarde kon worden toegekend. In dat geval zou het eenvou dige en versletene der oude banier iets ka rakteristieks hebben, dat niet behoorde ver loren te gaan. Maar nu dat niet het geval was, verdiende de flinke vereeniging zeker, dat haar een nieuwere, fraaiere banier werd aangeboden. Toen mej. Eigeman deze woor den gesproken had werd de sluier wegge rukt, die het bewuste geschenk verborg. Op dit oogenblik verbrak een algemeene kreet van bewondering de algemeene stilte. Een prach tig purperfluweelen doek met beerlijken gulden rand en in gouden letters het devies der vereeniging dragende, bad zich aan aller blikken vertoond. Op gepaste wijze dankte de heer Van Dijk de dames en inzonderheid mej. Eigeman voor dit kostelijk geschenk. Toen zette hij zelf zijne toespraak voort en gaf op boeiende wijze een verslag der geschiedenis van het genootschap; het spijt ons dat wij daarom trent zoo kort en zoo onvolledig moeten zijn. Laat ons toch eveu een kleine passage aan halen, die, waarin spreker den band be schreef, die het huis van Oranje aan Ma thesis verbindt. Koning Willem I werd als erfstadhouder reeds in 1788, dus op zestienjarige leeftijd, bescherm heer van het Genootschap. Meermalen woonde hij de algemeene vergadering bij en toonde tot de omwenteling van 1795 zijne groote belangstel ling en warme toegenegenheid. Na eene balling schap van negentien jaren in het Vaderland teruggekeerdknoopte de souvereine vorst de be trekking met bet Genootschap weder aan. Hij aanvaardde opnieuw het beschermheerschap, en ver zocht eene nauwkeurige beschrijving, van hetgene het Genootschap in ae negentien jaren zijner af wezigheid wedervaren was. Meermalen liet hij zich door bestuursleden omtrent het Genootschap inlichten, ontving hen zelfs ten paleize, schonk betrekkelijk aanzienlijke sommen aan de kas, en bleef tot aan zijn dood een belangstellende vriend. Hulde brengen wij aan de nagedachtenis van den edelen vorst, die van de schoonste burgerdeugd het navolgenswaardig voorbeeld gaf! Het is U bekend, dat Willem II in dezelfde betrekking tot het Genootschap heeft gestaan, en dat onze geëeib. koning, Willem 111, slechts weinige dagen, na dat hij den troon bestegen had, eene deputatie uit het bestuur in eene plechtige audiëntie ont vangen en het aangeboden beschermheerschap evenals zijn doorluchtige vader en grootvader aan vaard heeft. Het is voor ons Genootschap een groot voorrecht, zooveel toegenegenheid van het Huis van Oranje ondervonden te hebben. Wanneer op dezen geaenkwaardigen dagop dit eeuwfeestde edelste aandoeningen in ons gemoed opwellen en de fijnste snaren des gevoels trillen, dan smee- ken wij in onze feestelijke, dankbare stemming Gods besten zegen af voor den koningdie ons regeert, en roepen wij uit volle borst: „Leve onze beschermheer! Leve de koning!" Aan het slot van zijne toespraak ging de voorzitter over tot het oproepen der leer lingen van Mathesis, wier antwoorden op uitgeschreven prijsvragen de eer der bekro ning verworven hadden. Van de leerlingen werden bekroond de volgende heeren: J. Hengeveld, G. J. Van der Mark, L. Couvée, P. M. J. Van Oerle, J. G. Van den Bergh, D. Komen, A. A. Schreuder (tevens te Haarlem bekroond), D. H. Ter- li urgh, J. T. Van der Geest, N. Kloots, J. Verpoorte, J. A. Verhoog, P. N. Kriek, L. Van den Berg, J. Vijlbrief, G. Van der Hqrt, J. De Nie, G. E. Van Beukering en E. A. Wempe. Hartig en hartelijk tevens waren de woor den waarmede de heer Van Dijk de ge lukkigen begroette Jongelieden! sprak hij, Ik wensch u hartelijk geluk met de verworven eereblijken. Gij hebt ze eerlijk verdiend. Door ijverig streven, oplettend leeren, onverdroten oefenen hebt gij het zoover gebracht. Het is eene buitengewone eer voor u, dat uwe prijzen u uitgereikt worden in deze zoo aanzienlijke en talrijke vergadering, in tegenwoor digheid van de hoogstgcplaatsten in den lande. Meer dan ooit zijn thans de oogen uwer medebur gers op u geslagen. Zij weten nu wat gij kunt. Zij hebben het recht veel van u te verwachten. Beschaamt hunne verwachtingen niet. Blijft het eeremetaal waardig. Neemt het dikwijls ter hand. Denkt daarbij: dat was ik toen, wat ben ik nu? Moge in de stille eenzaamheid uw geweten een voldoend antwoord op die vraag geven. Houdt uw hart vrij van eigenbaat en zelfzucht! Wij leven niet voor ons zeiven alleen, wij leven ook voor elkander. Daarom, blijft het genootschap liefheb ben, blijft zijn beginsel getrouw! Onze beste wen- schen volgen u! Zooals gezegd is waren ook een aantal zwaardere prijsvragen voor de oud-leerlingen ter beantwoording gesteld. Ook op deze vragen waren verscheidene uitmuntende ant woorden ingekomen, die eene bekroning zeer waardig waren. Wij laten hier het verslag van deze bekroningen volgen Voor de bouwkunde is de gouden eere penning toegekend aan W.C.Mulder, oud leerling, leeraar in de bouwkunde aan de school van M. S. G.; de zilveren medaille aan J. Van Sluis, oud-leerling, bouwkundige te 's Gravenhage. Voor het hand- of ornamentteekenen de gouden eerepenning aan H. J. Valk, oud leerling, en de zilveren medaille aan A. J. Kouwels, oud-leerling, leeraar in het hand- teekenen aan de school van M. S. G. Voor het boetseeren is de zilveren me daille toegekend aau J. P. E. Casteelen, oud-leerling, transparant- en decoratieschil der alhier. Ook aan hen werden door dezelfde on vermoeide persoon eenige kernachtige woor den toegesproken: „Oudleerlingen," klonk bet, „met mannelijke kracht en jeugdig vuur hebt gij naar het doel gestreefd. Gij hebt het bereikt. Wij allen wen- schen u geluk. De geest, door de school in u gewekt, is door den dagelijkschen arbeid niet verzwakt of uitgebluscht. Gij hebt het getoond door uw werk, dut straks aller goedkeuring, ik hoop aller bewondering verwerven zal. Het eer metaal mag groote waarde voor u hebben, want het is u door strenge en rechtvaardige beoor deelaars toegewezen. Wel mag deze dag voor u onvergetelijk zijn. Wel mag uw hart kloppen van ware, edele vreugd, nu gij op dit feest liet loon ontvangen moogt voor uw onvermoeid streven naar volmaking. Gij hebt aan al uwe jongere broe ders een heerlijk voorbeeld ter navolging gegeven. Wanneer ik u allen den gelukwensch van het be stuur overbreng dan zult gij het mij niet euvel duiden dat ik een woord van bijzondere waardering richt tot hen, die ons het naast aan het hart lig gen, tot onze oud leerlingen, nu onze leeraren, Mulder en Kouwels. Moedig zijt gij in het strijd perk getreden, de behaalde lauweren mogen u de zoetste, de streelendste voldoening schenken en onze school tot zegen zijn! De slotwoorden der doorwrochte rede willen we toch ook even mededeelen: „Moge onze school bloeien tot in lengte van dagen! Moge zij met het klimmen der jaren toe nemen in kracht en voortreffelijkheid. Moge zij een dierbaar kleinood blijven voor de Leidsche Burgerijvoor ouze kinderen en de kinderen onzer kinderenMoge zij getrouw blijven aan het be ginsel, dat haar in het leven riep; „wij leven niet voor ons zeiven alleen, maar wij leven ook voor elkander!" Na afloop dezer plechtigheid begaf zich weder dezelfde optocht naar „Musis Sacrum" waar een muziekuitvoering werd gegeven door hetzelfde onvermoeibare muziekcorps, dat ook op Zomerzorg had gespeeld en tevens den optocht vergezelde. De orde van den trein was als volgt Muziekcorps Schutterij. Banierdrager met het nieuwe vaandel. Commissie uit de oudleerlingen. Oudleerlingen. Muziek corps 4e reg. infanterie. Commissie van bestuur uit de tegenwoordige leerlingen. Tegenwoordig leerlingen. Bestuur der Leidsche afd. van de Maatschappij tot hev. der Bouwkunst met banier. Bestuur der vereeniging ,/Bouwkunst en Vriendschap" met banier. Bestuur der vereeniging „Nut en Genoegen" met banier. De smaakvolle kleurige vaandels werkten er niet weinig toe bij om aan den optocht een vroo- lijk aanzien te geven. Bovendien werd hij geëscorteerd door piketten veld-artillerie en huzaren. Het concert op Musis was ook zeer ge animeerd. Men had er keurige ver sieringen aangebracht en we kunnen gerust verzekeren, dat ieder zich uitstekend amu seerde. Aan het slot van ons verslag kunnen wij niet nalaten nog even een woord van lof te wijden aan de smaakvolle decoratie zoowel op Zomerzorg als in de Stadszaal. H. Z A AK-LORETTE. De zaak van Jeanne Marie Lorette is heden voor het gerechtshof te 's Gravenhage aangevangen. Gelijk te verwachten was, de nieuwsgierigheid buitengewoon. Onder het talrijk publiek dat de ge rechtszaal vulde merkten wij op de ministers van justitie en huitenlandsche zakende Belgische en Fransche gezantenvele hooggeplaatste rechterlijke ambtenaren. De banken van het publiek waren in genomen door vele dames en ook de ongereserveerde tribune was geheel gevuld. Op de plaatsen van de pers waren verschillende verslaggevers o. a. de heer Bataille van de Figaro Versnaaijen van de Eloile Beige, De Vries van de Independance enz. Tien unr precies trad het hof binnen. Het was saamgesteld uit de heeren mrs.Francispresident jhr. De Jonge, ilanlo, Raedt van Oldenbarneveld Lette van Oostvoorue, bijzitter, De Graaf, Van Geuns. De proc.-generaal jhr. Van den Bergh nam zelf het openb. min. waar, terwijl de snbst.-griffier mr. Van Strijen zitting heeft. Onmiddellijk na de opening der zitting beval de president dat besch. zou worden binnengeleid. Zij was reeds vroegtijdig uit de gevangenis naar het ge rechtshof overgebracht. De brigadier-majoor en een brigadier der rijksveldwacht leidden haar in de rechts zaal terwijl zij den arm gaf aan een gevangen bewaarster die achter haar plaats nam. Jeanne Lorette heeft een interessant gezicht, zij heeft haar gelaat echter geheel geblanket. Ilaar toilet bestaat uit een blauw kastoren hoed met gele veer, blauw fluweelen strik, dikke gaze de lize-voile een prachtig gebrocheerd zwart kleed waarover een lange zwarte mantel van geripte stof met zwarte kant. Terstond bij haar binnentreden houdt zij haar zakdoek voor 't gelaat en blijft bijna voortdurend in die houding. Op de vragen van den president naar naam en woonplaats geeft zij duidelijk in goed Hollandsch antwoord. Na haar vermaand te hebben goed te luisteren naar hetgeen zal voorvallenlaat de voor zitter het arrest van terechtstelling en de acte van beschuldiging voorlezen. Do lijst der getuigen wordt hierop voorgelezen. Op enkelen na die straks zullen komen, zijn allen tegenwoordig. Er zijn nog 5 a 6 getuigen die op verzoek van de verdediger, mr. Ph. A. Haas, zul len worden gehoord, o. a. dr. Donkersloot, naar aanleiding van een paar certificatenwaaromtrent pleiter een paar wetenschappelijke vragen wensebt te doen en die aan het hof worden overgelegd. In die certificaten wordt door een dokter gecon stateerd bij Jeanne Lorette te hebben opgemerkt een nerveuse. hysterische aandoening, die hij vroe ger ook bij haar moeder had opgemerkt, waaruit hij dus concludeert tot erfelijke hysterie. Een ander dokter constateert bij Lorette's moeder verschillende aanvallen van epileptische aandoeningen te hebben waargenomen. Besch. verklaart op 's voorzitters vraag Hollandsch en Fransch te verstaan. Als zij opstaat golft haar lang blond haar los om de schouders. Zij verklaart met hoofdknik of een •ja" dat zij in 1864 is gebo ren, dat haar moeder in 1879 is overleden toen zij 15 jaar was. Zij is toen hij haar vader thuis geble ven. Op 29 Oct. 1881 heeft haar vader haar voor zien van een formele acte van emancipatie. Hij deed dit om familiezakendoch niet om haar onafhanke lijk te maken. Zij erkent Sakurada van nabij ge kend te hebben. Zij erkent hem gedood te hebben en houdt vol de ampele bekentenissen voor den rechter commissaris afgelegd, als behelzende de waar heid en niets dun de.waarheid. Toen zij geëmanci- peeid was door haar vader, heeft zij piano en zang les gegeven een tijdlang om in haar onderhoud te voorzien, totdat zij gevolg gaf aan het aanzoek van mannen om met hen als man en vrouw te leven. Vandaar dat zjj op !8-jarigen leeftijd een levenloos kind ter wereld bracht. Voordat zij Sakurada leerde kennen had zij betrekking tot meer mannen op die wijze gehad. Besch. verklaart dit nu pertinent, het geen den voorzitter aanleiding geelt haar er op te wijzen dat dit afwijkt van haar vroegere verklarin gen ofschoon hij haar prijst dat zij nu de waarheid zegt. Zij zegt Sakurada te hebben leeren kennen bij een latnilie die zij niet wil compromitteeren en niet in een maison clandestine de prostitution. De president vraagt: Zijt gij in zulk een huis meer geweest Antw. Eenige malen heb ik er in geleden maar niet lang. Vr Bedoelt gij daar te hebben gewoond of gelo geerd? Antw. Ik ben er alleen geweest met den persoon dien ik vroeger heb gekend. Ik werd er in geleid door hem die mij verleidde. Ik heb te Brussel niet met Sakurada geleefdmaar had nu eu dan nauwe betrekkingen met hera. Vertier verklaart zij dat het geen beroepsaffaire was harerzijds door zich aan hem over te geven. Veel genegenheid had zij niet voor hem. De voorzitter wijst haar op den brief waarin zij verklaart dat hij haar inspirait dc repulsion. Met goedkeuring van haar vader vergezelde zij Sa kurada naar den Haag. De voorzitter zegt dit feit te coustateeren doch niet te zullen ontwikkelende vader moest dubbel zedelijken steun aau de rnoeder- looze dochter hebben gegeven. Zij geeft de bekende mededeelingen omtrent haar verblijf in den Haag en de scheiding. Zij zegt dat haar /3000 zijn opge drongen. Slechts, merkt de president op, want gij wilde meer. Ja maar ik wist luidt haar antwoord dat Sakurada niet meer kon geven. Zij erkent na de ontvangst van 't geld Sakurada te hebben opgezocht. «Alles was nog niet afgeloopen. Notre relation n'était pas encore brisée. II mavait donné l'argent pour partir." Zij erkent dat Sakurada den nacht van 8 op 9 Maart bij haar doorbracht, dat zij hem den volgenden dag heeft nagereisd en verhaalde de be kende leiten te Rotterdam. Zij zegt omtrent den moord -ik wilde mijn eigen dooden «zegt zij. «Hij was vreeselijk opgewonden. Hij zeide mij nog te beminnen van mij te houden en dat al het onaange name in zijn huis aan de meiden was te wijten. Ik werd toen opgewonden en zeide: gij hebt mii alles beloofd, dat wij zouden leven met elkaar en saam vertrekken dat het verleden zou zijn vergeten." Zij bedoelde zelfmoord te plegen maar langzamerhand kwam de gedachte opnu zal ik gaan sterven en hg blijven leven en tot een andere vrouw gaan. Op de vragen wat er gebeurd is tusschen half twaalf toen de huisknecht de kachel aanmaakte en omstreeks 4 uur geeft zij eenige mededeelingen. Zij schreef het later gevonden briefje om te doen denken dat zij uit wraak handelde maar 't was geen wraak. Zij doet verschillende mededeelingen omtrent het ver blijf in de slaapkamer dien nacht, doch kan niet ver klaren waarom zij de schede van den dolk tusschen matrassen verborg anders dan om die niet te laten zien. Toen haar de revolver werd vertoond viel de besch. flauw, doch werd door de gevangenbewaarster en dr. Piepers spoedig bijgebracht en antwoordde toen weer even duidelijk en zonder groote aandoening op de haar gedane vragen. Zij zegt zich zelf te hebben willen doodschieten en eerst toen de patronen ket sten dat zij zich met den revolver. Hij lag op den rug op zijn bed en zij stapte uit haar bed rechts, ging naast hem leggen richtte het vuurwapen twee maal tegen zijn slaap en trok ten derden male af. Zij ontkent ten stelligste opzet of toeleg om hem in zijn slaap te dooden. Zij kau overigens niet verkla ren wat er dien nacht is gebeurd en waarom zij uit bed stapte. Eindelijk zegt zij te Brussel niet veel ziek te zijn geweest en te 's Gravenhage niet onder geneeskundige behandeling te zijn geweest. De slot som is dus dat zij erkent dc daad en de wil om te doodenmaar niet de premiditatie. Het verhoor van bèsch. is hiermede afgeloopen en wordt tot het getuigenverhoor overgegaan. De eerste getuige is de heer Bauduinsecretaris van legatie en waarnemend zaakgelastigde van Japan, te 's Gravenhage. Hij kende Sakurada als een man van zacht en meegaand karakter doch die zich dik wijls terugtrok bij gebrek aan taalkennis. Hij wist dat Sakurada gehuwd was. De verhouding tusschen Sakurada en Lorette vernam get. pas op 14 Maart. Voor dien lijd wist hij er niets van. Toen deelde get. Goossens huishoudster van Sakurada hem mede dat Sakurada een maitres te Scheveningen had die den vorigen avond schandaal was komen maken. Hij heeft toen den hoofdcommissaris van politie er kennis van gegeven. Op straat was hij heseh. tegengekomen met een knaap en gaf op haar vraag ten antwoord dat Sakurada en Toki in het hotel der legatie waren (wat haar een oogenblik te voren was ontkend Get. kan het fortuin van Sakurada niet begiooten, wel weet hy dat deze op vrij goeden voet leefde. Get. verklaart voorts nog het lijk van Sakurada te hebben gezien te Rotterdam. Wordt vervolgd. HARKTBER! CMT£V. Gouda, 17 Sept. Kaasaanv. 53 part., prijs le qual. 23 A 262e qual. ƒ19 a 22 Noordhollandsche f 22 a '26 handel vlug. Boteraauvoer 76 vu., handel vlug, goeboter ƒ1.25 A 1.40, per kg., weiboter ƒ1.A i.20 per kg. Delft, 17 Sept. Prijzen der boter 54.A 66 het -J- vat. Aan de Stadswaag gewogen: 4 potten, -/-, 665/8 en 80/16 vn. Boter, te zamen wegende 13,780 kil.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 3