E jt s E: «2 sljj
A. M TT-
of uitbreiding naar de behoeften te zorgen en de
regeringsleden onttrokken zich niet, om door
de aanvaarding van het lidmaatschap bij te dragen
tot voorziening in de kosten van het onderwijs.
Bij het jaarlijksche examen en de prijsuitdeeling
gaven zij ae blijken hunner belangstelling en door
hunne tegenwoordigheid daaraan een luister, die
door de leerlingen ook werd gewaardeerd.
Het Genootschap heeft een toekomst, want die
instelling is ook van provinciaal belang. Van
de vroegste tijden af werden niet enkel de weezen
uit de verschillende Godshuizen, maar ook jonge
lingen uit de naburige gemeenten tot de scholen
toegelaten. En als de wet op het middelbaar
onderwijs voor gemeenten van meer dan 20000
inwoners een burgeravondschool verordent, dan is
het ook in het provinciaal belang, dat daarvan de
omliggende gemeenten voordeel kunnen trekken,
zoolang zij niet door eene betere grensregeling
daaraan geheel of gedeeltelijk worden verbonden.
Bat erkennen ook de Provinciale Staten door
eene jaarlijksche toelage uit de Provinciale fondsen
en als voor deze gelegenheid een gedeelte van die
melden mocht worden besteedom door uitbreiding
oer feestelijkheden met deze feestvreugde de band
te versterken en de verhouding te veraangenamen
die tusschen Bestuurders, Onderwijzers en Leerlingen
moet bestaan, dan zullen de Provinciale Staten
door de inlichtingen van den wakkeren Commis-
laris des Konings en het veerkrachtige en in
vloedrijke College van Gedep. Staten wel worden
overtuigd, dat daardoor in meer verheven en edelen zin
het provinciaal belang niet minder wordt bevorderd
dan door een betere gemeenschap van Schie en
Vliet en Rijn.
Het Genootschap heeft een toekomst, want het
bezit nog een Beschermheer uit het Huis van
OraDje. Ja, de geschiedenis van het Genootschap
heeft ook een bladzijde, waaruit blijkt, dat door
politieke omstandigheden die bescherming vol
doende zekerheid mistmaar thans onder een
constitutioneelen regeringsvorm ligt die zekerheid
in een verantwoordelijk ministerie en een grond
wettige toekenning van bescherming. En zoolang
Nederland in het bezit is van het Huis van Oranje
en het Genootschap waarborgen vinden kan in
eeu staatsdienaar, die het belang van het onderwijs
behartigt, die weet wat hij wil en doet wat hij
kan, mag het op een toekomst rekenen.
Mag het rekenen, ja, want de verloopen
eeuw geeft er grond voor, ook op hoogere
bescherming, alvermogend bestuur, wonderbare
zorg van Hemwiens naam nog steeds elk Leidenaar
in de oogen springt door de zorg van het Gemeente
bestuur, daar nog steeds te lezen staat wat onder
de Regeering van den Burgemeester Van der Werff
300 jaren geleden vdór het Stadhuis in de straat
werd gevlijd: de belijdenis: All niet sonder Godt.
AU niet sonder Godt.
Evenwel in het zelfde Boek waaruit men de
woorden overneemt: „Onze hulpe is in den naam
,des Heeren" leest men ook „die zijn weg wel
aanstelt, zal ik mijn heil doen zien."
Die gedachten hebben er toe geleid om met het
oog op de toekomst, een feestgave U aan te
bieden.
Zoo de dankbaarheid en de belangstelling der
Oud-leerlingen zich alleen bepalen zouden tot feeste
lijke optochten en rijtoeren, concerten en maal
tijden, gewis bij een volgend feestgetij zou daaruit
een ooraeel worden geveld, dat wellicht overeen
komt met hetgeen op 14 September van dit jaar
een Amsterdamsch hoogleeraar in zijn dagblad te
lezen gaf
Overprikkeling, zingenot en streeling van lage
hartstochten kenmerken de groote massa van de
toongevende kringen in onze tijden."
Als protest daartegen bieden wij onze feestgave
aan, bestaande in een op de Leidsche Spaarbank
ingeschreven fonds den 8en Juli door Oud-leerlingen
gesticht; waarvan de renten strekken tot het uit
loven van premiën voor uit te schrijven prijsvragen.
Dit fonds is saamgesteld behalve uit hetgeen
de kas der Oud-leerlingen daarvoor bestemt, uit
bijdragen van Z. M. den Koning, onzen geeerbiedigen
beschermheer van de overgebleven zonen van twee
aankweekeiingen en één medebestuurder uit den
eersten tijd na de oprichting. De Oud-minister
Dr. A. Vrolik, op den huize Hoogwegen te Ooster
beek, zoon van den aankweekeling Gerardus Yrolik,
later beroemd hoogleeraar in de geneeskunde te
Amsterdamvoorts van onzen algemeen geachten en
achtbaren oudsten wethouder de heer P. I. De Eremery
zoon van den aankweekeling Casparus De Eremery,
later penningmeester en medebestuurder beiden
ingeschreven in het jaar 1786 en Dr. T. Muller
Massis op den huize Areuberg aan de Bilt bij Utrecht
zoon van Mr. D. Muller Massis, Burgemeester
van Leiden en Bestuurder in December 1785.
Daarop volgden de oudste kleinzoon van den
aankweekeling Willem Yrolik, broeder van den
hoorieeraar, onze stadgenoot de heer Jonathan
Zaalberg en eindelijk de heer Alsehe, behuwd-
kleinzoon van den oud-bestuurder Izaac La Lau
en gehuwd met den achterkleindochter van den
jongeling uit den gemeenen burgerstand Johannes
Jacobus La Lau in 1787.
Niet eindelijk hopen wij, want in en buiten
Leideu, ja in den zaal en in uw midden zijn er
nog bloedverwanten en alzoo afstammelingen uit
den rei van mannen die in de eerste vijfjaren in
verschillende betrekkingen voor dit Genootschap
tot steun zijn geweest en ook jegens deze inrichting
verplichting hebben.
tCftWil deze feestgave aanvaarden volgens de oor
konde die we nu daarbij voegen besturen en al-
zoo met uw ijver voor den bloei van het Ge
nootschap als een erfenis overdragen aan uwe
opvolgersop dat ook langs dezen weg worden ver
vuld aebede, die nog steeds in gulden letters en prijkt
hoven den hoofdingang van het Raadhuis
iBehoetHeerHollandt en sa licht Ley den!1
Ik heb gezegd.
Kort na het uitspreken dezer rede ver
leende de voorzitter het woord aan mej.
Eigemandie namens eenige Leidsche dames
san het bestuur iets had aan te bieden.
Eit iets stond voorloopig nog door een
dichten sluier omhuld, totdat de achtbare
kring der leden van het bestuur op hunne
verhevene zitplaats voor een poos verduisterd
werd door eene schoone rei van bloeiende
jonkvrouwen, met een enkel bekoorlijk kin
derfiguurtje in haar midden, waarop mej.
Eigeman met vaste en welluidende stem de
bestuursleden toesprak. Hare benoeming tot
presidente van het damescomité was voor
baar vereerend en aangenaam. Het denk_
beeld om aan Mathesis" eene nieuwe ba.
tier aan te bieden zou niet bij de dames
zijn opgekomen zoo aan de oude banier een
bizondere historische waarde kon worden
toegekend. In dat geval zou het eenvou
dige en versletene der oude banier iets ka
rakteristieks hebben, dat niet behoorde ver
loren te gaan. Maar nu dat niet het geval
was, verdiende de flinke vereeniging zeker,
dat haar een nieuwere, fraaiere banier werd
aangeboden. Toen mej. Eigeman deze woor
den gesproken had werd de sluier wegge
rukt, die het bewuste geschenk verborg. Op
dit oogenblik verbrak een algemeene kreet van
bewondering de algemeene stilte. Een prach
tig purperfluweelen doek met beerlijken
gulden rand en in gouden letters het devies
der vereeniging dragende, bad zich aan aller
blikken vertoond.
Op gepaste wijze dankte de heer Van Dijk
de dames en inzonderheid mej. Eigeman
voor dit kostelijk geschenk. Toen zette hij zelf
zijne toespraak voort en gaf op boeiende
wijze een verslag der geschiedenis van het
genootschap; het spijt ons dat wij daarom
trent zoo kort en zoo onvolledig moeten zijn.
Laat ons toch eveu een kleine passage aan
halen, die, waarin spreker den band be
schreef, die het huis van Oranje aan Ma
thesis verbindt.
Koning Willem I werd als erfstadhouder reeds
in 1788, dus op zestienjarige leeftijd, bescherm
heer van het Genootschap. Meermalen woonde
hij de algemeene vergadering bij en toonde tot
de omwenteling van 1795 zijne groote belangstel
ling en warme toegenegenheid. Na eene balling
schap van negentien jaren in het Vaderland
teruggekeerdknoopte de souvereine vorst de be
trekking met bet Genootschap weder aan. Hij
aanvaardde opnieuw het beschermheerschap, en ver
zocht eene nauwkeurige beschrijving, van hetgene
het Genootschap in ae negentien jaren zijner af
wezigheid wedervaren was. Meermalen liet hij
zich door bestuursleden omtrent het Genootschap
inlichten, ontving hen zelfs ten paleize, schonk
betrekkelijk aanzienlijke sommen aan de kas, en
bleef tot aan zijn dood een belangstellende vriend.
Hulde brengen wij aan de nagedachtenis van den
edelen vorst, die van de schoonste burgerdeugd
het navolgenswaardig voorbeeld gaf! Het is U
bekend, dat Willem II in dezelfde betrekking tot
het Genootschap heeft gestaan, en dat onze geëeib.
koning, Willem 111, slechts weinige dagen, na
dat hij den troon bestegen had, eene deputatie
uit het bestuur in eene plechtige audiëntie ont
vangen en het aangeboden beschermheerschap
evenals zijn doorluchtige vader en grootvader aan
vaard heeft. Het is voor ons Genootschap een groot
voorrecht, zooveel toegenegenheid van het Huis
van Oranje ondervonden te hebben. Wanneer op
dezen geaenkwaardigen dagop dit eeuwfeestde
edelste aandoeningen in ons gemoed opwellen en
de fijnste snaren des gevoels trillen, dan smee-
ken wij in onze feestelijke, dankbare stemming
Gods besten zegen af voor den koningdie ons
regeert, en roepen wij uit volle borst: „Leve
onze beschermheer! Leve de koning!"
Aan het slot van zijne toespraak ging de
voorzitter over tot het oproepen der leer
lingen van Mathesis, wier antwoorden op
uitgeschreven prijsvragen de eer der bekro
ning verworven hadden. Van de leerlingen
werden bekroond de volgende heeren:
J. Hengeveld, G. J. Van der Mark, L.
Couvée, P. M. J. Van Oerle, J. G. Van
den Bergh, D. Komen, A. A. Schreuder
(tevens te Haarlem bekroond), D. H. Ter-
li urgh, J. T. Van der Geest, N. Kloots,
J. Verpoorte, J. A. Verhoog, P. N. Kriek,
L. Van den Berg, J. Vijlbrief, G. Van der
Hqrt, J. De Nie, G. E. Van Beukering
en E. A. Wempe.
Hartig en hartelijk tevens waren de woor
den waarmede de heer Van Dijk de ge
lukkigen begroette
Jongelieden! sprak hij, Ik wensch u hartelijk
geluk met de verworven eereblijken. Gij hebt ze
eerlijk verdiend. Door ijverig streven, oplettend
leeren, onverdroten oefenen hebt gij het zoover
gebracht. Het is eene buitengewone eer voor u,
dat uwe prijzen u uitgereikt worden in deze zoo
aanzienlijke en talrijke vergadering, in tegenwoor
digheid van de hoogstgcplaatsten in den lande.
Meer dan ooit zijn thans de oogen uwer medebur
gers op u geslagen. Zij weten nu wat gij kunt.
Zij hebben het recht veel van u te verwachten.
Beschaamt hunne verwachtingen niet. Blijft het
eeremetaal waardig. Neemt het dikwijls ter hand.
Denkt daarbij: dat was ik toen, wat ben ik nu?
Moge in de stille eenzaamheid uw geweten een
voldoend antwoord op die vraag geven. Houdt uw
hart vrij van eigenbaat en zelfzucht! Wij leven
niet voor ons zeiven alleen, wij leven ook voor
elkander. Daarom, blijft het genootschap liefheb
ben, blijft zijn beginsel getrouw! Onze beste wen-
schen volgen u!
Zooals gezegd is waren ook een aantal
zwaardere prijsvragen voor de oud-leerlingen
ter beantwoording gesteld. Ook op deze
vragen waren verscheidene uitmuntende ant
woorden ingekomen, die eene bekroning
zeer waardig waren. Wij laten hier het
verslag van deze bekroningen volgen
Voor de bouwkunde is de gouden eere
penning toegekend aan W.C.Mulder, oud
leerling, leeraar in de bouwkunde aan de
school van M. S. G.; de zilveren medaille aan
J. Van Sluis, oud-leerling, bouwkundige te
's Gravenhage.
Voor het hand- of ornamentteekenen de
gouden eerepenning aan H. J. Valk, oud
leerling, en de zilveren medaille aan A. J.
Kouwels, oud-leerling, leeraar in het hand-
teekenen aan de school van M. S. G.
Voor het boetseeren is de zilveren me
daille toegekend aau J. P. E. Casteelen,
oud-leerling, transparant- en decoratieschil
der alhier.
Ook aan hen werden door dezelfde on
vermoeide persoon eenige kernachtige woor
den toegesproken:
„Oudleerlingen," klonk bet, „met mannelijke
kracht en jeugdig vuur hebt gij naar het doel
gestreefd. Gij hebt het bereikt. Wij allen wen-
schen u geluk. De geest, door de school in u
gewekt, is door den dagelijkschen arbeid niet
verzwakt of uitgebluscht. Gij hebt het getoond
door uw werk, dut straks aller goedkeuring, ik
hoop aller bewondering verwerven zal. Het eer
metaal mag groote waarde voor u hebben, want
het is u door strenge en rechtvaardige beoor
deelaars toegewezen. Wel mag deze dag voor u
onvergetelijk zijn. Wel mag uw hart kloppen
van ware, edele vreugd, nu gij op dit feest liet
loon ontvangen moogt voor uw onvermoeid streven
naar volmaking. Gij hebt aan al uwe jongere broe
ders een heerlijk voorbeeld ter navolging gegeven.
Wanneer ik u allen den gelukwensch van het be
stuur overbreng dan zult gij het mij niet euvel
duiden dat ik een woord van bijzondere waardering
richt tot hen, die ons het naast aan het hart lig
gen, tot onze oud leerlingen, nu onze leeraren,
Mulder en Kouwels. Moedig zijt gij in het strijd
perk getreden, de behaalde lauweren mogen u de
zoetste, de streelendste voldoening schenken en onze
school tot zegen zijn!
De slotwoorden der doorwrochte rede
willen we toch ook even mededeelen:
„Moge onze school bloeien tot in lengte van
dagen! Moge zij met het klimmen der jaren toe
nemen in kracht en voortreffelijkheid. Moge zij
een dierbaar kleinood blijven voor de Leidsche
Burgerijvoor ouze kinderen en de kinderen onzer
kinderenMoge zij getrouw blijven aan het be
ginsel, dat haar in het leven riep; „wij leven
niet voor ons zeiven alleen, maar wij leven ook
voor elkander!"
Na afloop dezer plechtigheid begaf zich
weder dezelfde optocht naar „Musis Sacrum"
waar een muziekuitvoering werd gegeven door
hetzelfde onvermoeibare muziekcorps, dat
ook op Zomerzorg had gespeeld en tevens
den optocht vergezelde.
De orde van den trein was als volgt
Muziekcorps Schutterij. Banierdrager met
het nieuwe vaandel. Commissie uit de
oudleerlingen. Oudleerlingen. Muziek
corps 4e reg. infanterie. Commissie van
bestuur uit de tegenwoordige leerlingen.
Tegenwoordig leerlingen. Bestuur der
Leidsche afd. van de Maatschappij tot hev.
der Bouwkunst met banier. Bestuur der
vereeniging ,/Bouwkunst en Vriendschap"
met banier. Bestuur der vereeniging
„Nut en Genoegen" met banier. De
smaakvolle kleurige vaandels werkten er niet
weinig toe bij om aan den optocht een vroo-
lijk aanzien te geven. Bovendien werd hij
geëscorteerd door piketten veld-artillerie en
huzaren.
Het concert op Musis was ook zeer ge
animeerd. Men had er keurige ver
sieringen aangebracht en we kunnen gerust
verzekeren, dat ieder zich uitstekend amu
seerde.
Aan het slot van ons verslag kunnen wij
niet nalaten nog even een woord van lof
te wijden aan de smaakvolle decoratie
zoowel op Zomerzorg als in de Stadszaal.
H.
Z A AK-LORETTE.
De zaak van Jeanne Marie Lorette is heden voor
het gerechtshof te 's Gravenhage aangevangen.
Gelijk te verwachten was, de nieuwsgierigheid
buitengewoon. Onder het talrijk publiek dat de ge
rechtszaal vulde merkten wij op de ministers van
justitie en huitenlandsche zakende Belgische en
Fransche gezantenvele hooggeplaatste rechterlijke
ambtenaren. De banken van het publiek waren in
genomen door vele dames en ook de ongereserveerde
tribune was geheel gevuld.
Op de plaatsen van de pers waren verschillende
verslaggevers o. a. de heer Bataille van de Figaro
Versnaaijen van de Eloile Beige, De Vries van de
Independance enz.
Tien unr precies trad het hof binnen. Het was
saamgesteld uit de heeren mrs.Francispresident
jhr. De Jonge, ilanlo, Raedt van Oldenbarneveld
Lette van Oostvoorue, bijzitter, De Graaf, Van
Geuns. De proc.-generaal jhr. Van den Bergh nam
zelf het openb. min. waar, terwijl de snbst.-griffier
mr. Van Strijen zitting heeft.
Onmiddellijk na de opening der zitting beval de
president dat besch. zou worden binnengeleid. Zij
was reeds vroegtijdig uit de gevangenis naar het ge
rechtshof overgebracht. De brigadier-majoor en een
brigadier der rijksveldwacht leidden haar in de rechts
zaal terwijl zij den arm gaf aan een gevangen
bewaarster die achter haar plaats nam.
Jeanne Lorette heeft een interessant gezicht, zij
heeft haar gelaat echter geheel geblanket. Ilaar
toilet bestaat uit een blauw kastoren hoed met gele
veer, blauw fluweelen strik, dikke gaze de lize-voile
een prachtig gebrocheerd zwart kleed waarover een
lange zwarte mantel van geripte stof met zwarte
kant. Terstond bij haar binnentreden houdt zij haar
zakdoek voor 't gelaat en blijft bijna voortdurend in
die houding.
Op de vragen van den president naar naam en
woonplaats geeft zij duidelijk in goed Hollandsch
antwoord. Na haar vermaand te hebben goed te
luisteren naar hetgeen zal voorvallenlaat de voor
zitter het arrest van terechtstelling en de acte van
beschuldiging voorlezen.
Do lijst der getuigen wordt hierop voorgelezen.
Op enkelen na die straks zullen komen, zijn allen
tegenwoordig. Er zijn nog 5 a 6 getuigen die op
verzoek van de verdediger, mr. Ph. A. Haas, zul
len worden gehoord, o. a. dr. Donkersloot, naar
aanleiding van een paar certificatenwaaromtrent
pleiter een paar wetenschappelijke vragen wensebt te
doen en die aan het hof worden overgelegd.
In die certificaten wordt door een dokter gecon
stateerd bij Jeanne Lorette te hebben opgemerkt
een nerveuse. hysterische aandoening, die hij vroe
ger ook bij haar moeder had opgemerkt, waaruit hij
dus concludeert tot erfelijke hysterie. Een ander
dokter constateert bij Lorette's moeder verschillende
aanvallen van epileptische aandoeningen te hebben
waargenomen.
Besch. verklaart op 's voorzitters vraag Hollandsch
en Fransch te verstaan. Als zij opstaat golft haar
lang blond haar los om de schouders. Zij verklaart
met hoofdknik of een •ja" dat zij in 1864 is gebo
ren, dat haar moeder in 1879 is overleden toen zij
15 jaar was. Zij is toen hij haar vader thuis geble
ven. Op 29 Oct. 1881 heeft haar vader haar voor
zien van een formele acte van emancipatie. Hij deed
dit om familiezakendoch niet om haar onafhanke
lijk te maken. Zij erkent Sakurada van nabij ge
kend te hebben. Zij erkent hem gedood te hebben
en houdt vol de ampele bekentenissen voor den
rechter commissaris afgelegd, als behelzende de waar
heid en niets dun de.waarheid. Toen zij geëmanci-
peeid was door haar vader, heeft zij piano en zang
les gegeven een tijdlang om in haar onderhoud te
voorzien, totdat zij gevolg gaf aan het aanzoek van
mannen om met hen als man en vrouw te leven.
Vandaar dat zjj op !8-jarigen leeftijd een levenloos
kind ter wereld bracht. Voordat zij Sakurada leerde
kennen had zij betrekking tot meer mannen op die
wijze gehad. Besch. verklaart dit nu pertinent, het
geen den voorzitter aanleiding geelt haar er op te
wijzen dat dit afwijkt van haar vroegere verklarin
gen ofschoon hij haar prijst dat zij nu de waarheid
zegt. Zij zegt Sakurada te hebben leeren kennen
bij een latnilie die zij niet wil compromitteeren en
niet in een maison clandestine de prostitution.
De president vraagt: Zijt gij in zulk een huis meer
geweest
Antw. Eenige malen heb ik er in geleden maar
niet lang.
Vr Bedoelt gij daar te hebben gewoond of gelo
geerd?
Antw. Ik ben er alleen geweest met den persoon
dien ik vroeger heb gekend. Ik werd er in geleid
door hem die mij verleidde. Ik heb te Brussel niet
met Sakurada geleefdmaar had nu eu dan nauwe
betrekkingen met hera.
Vertier verklaart zij dat het geen beroepsaffaire was
harerzijds door zich aan hem over te geven. Veel
genegenheid had zij niet voor hem. De voorzitter
wijst haar op den brief waarin zij verklaart dat hij
haar inspirait dc repulsion.
Met goedkeuring van haar vader vergezelde zij Sa
kurada naar den Haag. De voorzitter zegt dit feit
te coustateeren doch niet te zullen ontwikkelende
vader moest dubbel zedelijken steun aau de rnoeder-
looze dochter hebben gegeven. Zij geeft de bekende
mededeelingen omtrent haar verblijf in den Haag en
de scheiding. Zij zegt dat haar /3000 zijn opge
drongen. Slechts, merkt de president op, want gij
wilde meer. Ja maar ik wist luidt haar antwoord
dat Sakurada niet meer kon geven. Zij erkent na de
ontvangst van 't geld Sakurada te hebben opgezocht.
«Alles was nog niet afgeloopen. Notre relation
n'était pas encore brisée. II mavait donné l'argent
pour partir." Zij erkent dat Sakurada den nacht van
8 op 9 Maart bij haar doorbracht, dat zij hem den
volgenden dag heeft nagereisd en verhaalde de be
kende leiten te Rotterdam. Zij zegt omtrent den
moord -ik wilde mijn eigen dooden «zegt zij. «Hij
was vreeselijk opgewonden. Hij zeide mij nog te
beminnen van mij te houden en dat al het onaange
name in zijn huis aan de meiden was te wijten. Ik
werd toen opgewonden en zeide: gij hebt mii alles
beloofd, dat wij zouden leven met elkaar en saam
vertrekken dat het verleden zou zijn vergeten." Zij
bedoelde zelfmoord te plegen maar langzamerhand
kwam de gedachte opnu zal ik gaan sterven en hg
blijven leven en tot een andere vrouw gaan.
Op de vragen wat er gebeurd is tusschen half
twaalf toen de huisknecht de kachel aanmaakte en
omstreeks 4 uur geeft zij eenige mededeelingen. Zij
schreef het later gevonden briefje om te doen denken
dat zij uit wraak handelde maar 't was geen wraak.
Zij doet verschillende mededeelingen omtrent het ver
blijf in de slaapkamer dien nacht, doch kan niet ver
klaren waarom zij de schede van den dolk tusschen
matrassen verborg anders dan om die niet te laten
zien. Toen haar de revolver werd vertoond viel de
besch. flauw, doch werd door de gevangenbewaarster
en dr. Piepers spoedig bijgebracht en antwoordde toen
weer even duidelijk en zonder groote aandoening op
de haar gedane vragen. Zij zegt zich zelf te hebben
willen doodschieten en eerst toen de patronen ket
sten dat zij zich met den revolver. Hij lag op den
rug op zijn bed en zij stapte uit haar bed rechts,
ging naast hem leggen richtte het vuurwapen twee
maal tegen zijn slaap en trok ten derden male af.
Zij ontkent ten stelligste opzet of toeleg om hem in
zijn slaap te dooden. Zij kau overigens niet verkla
ren wat er dien nacht is gebeurd en waarom zij uit
bed stapte. Eindelijk zegt zij te Brussel niet veel
ziek te zijn geweest en te 's Gravenhage niet onder
geneeskundige behandeling te zijn geweest. De slot
som is dus dat zij erkent dc daad en de wil om te
doodenmaar niet de premiditatie.
Het verhoor van bèsch. is hiermede afgeloopen en
wordt tot het getuigenverhoor overgegaan.
De eerste getuige is de heer Bauduinsecretaris
van legatie en waarnemend zaakgelastigde van Japan,
te 's Gravenhage. Hij kende Sakurada als een man
van zacht en meegaand karakter doch die zich dik
wijls terugtrok bij gebrek aan taalkennis. Hij wist
dat Sakurada gehuwd was. De verhouding tusschen
Sakurada en Lorette vernam get. pas op 14 Maart.
Voor dien lijd wist hij er niets van. Toen deelde
get. Goossens huishoudster van Sakurada hem mede
dat Sakurada een maitres te Scheveningen had die
den vorigen avond schandaal was komen maken. Hij
heeft toen den hoofdcommissaris van politie er kennis
van gegeven. Op straat was hij heseh. tegengekomen
met een knaap en gaf op haar vraag ten antwoord
dat Sakurada en Toki in het hotel der legatie waren
(wat haar een oogenblik te voren was ontkend
Get. kan het fortuin van Sakurada niet begiooten,
wel weet hy dat deze op vrij goeden voet leefde.
Get. verklaart voorts nog het lijk van Sakurada te
hebben gezien te Rotterdam.
Wordt vervolgd.
HARKTBER! CMT£V.
Gouda, 17 Sept. Kaasaanv. 53 part.,
prijs le qual. 23 A 262e qual. ƒ19
a 22 Noordhollandsche f 22 a '26 handel
vlug. Boteraauvoer 76 vu., handel vlug,
goeboter ƒ1.25 A 1.40, per kg., weiboter
ƒ1.A i.20 per kg.
Delft, 17 Sept. Prijzen der boter
54.A 66 het -J- vat.
Aan de Stadswaag gewogen: 4 potten,
-/-, 665/8 en 80/16 vn. Boter, te zamen
wegende 13,780 kil.