PATENTBLADEN.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Prijs per Klimmer 10 ('ent.
Vrijdag 4 September 1885, N°. 207.
Bureel: Sclieepmakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Bericliten.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsc
ourant
ABONNEMENT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
ADVERTENTIE»:
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel f 0.10.
199e Jaargang.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Leiden doen Ie welen, dat door den Raad
dier gemeente, in zijne vergadering van den
22en Auguslus 1885, is vastgesteld de vol
gende verordening:
VERORDENING
houdende wijziging der Verordening van den
Hen November 1880, regelende liet getal,
de jaarwedden, de benoeming en het ont
slag der leeraressen en leeraren aan de
II oog ere Burgerschool voor Meisjes te
Leiden (Gemeenteblad no. 2 van
1881), gewijzigd by de Verorde
ning van den 25en Augustus
en den Sen September 1881
(Gemeenteblad no. 13
van 1881).
De Verordening van den llen November
1880, regelende het getal, de jaarwedden, de
benoeming en het ontslag der leeraressen en
leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes te Leiden Gemeenteblad no. 2 van
1881), gewijzigd bij de Verordening van den
25en Augustus en den 6en September 1881
[Gemeenteblad no. 13 van 1881), wordt in dier
voege gewijzigd dal in art. 1 worde weggela
ten punt h: »Voor een leeraar in de slaals-
welenscliappen, op ƒ150,en punt d ge
kten worde: »Voor een leerares of leeraar in
de geschiedenisaardrijkskunde en staatsweten
schappen, op ƒ1600,
Bedoeld art. 1 luidt thans aldus:
«De jaarwedden der leeraressen en leeraren
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes,
«orden vastgesteld als volgt:
i, voor de Directrice, tevens belast
met hel onderwijs in een der
moderne talen, op
t. voor 3 leeraressen in de moderne
talenvoor ieder op
t. lo. voor een leeraar in de wis
kunde, op
2o. vooreen leeraar in de naiuur-
en scheikunde, op
I voor een leerares of leeraar in
de geschiedenis, aardrijkskunde
en staatswetenschappen, op
i. voor eene leerares in de plant
en dierkunde, op1000.
voor eene leerares in het hand
werken op400.
voor eene leerares in het schoon
schrijven, op100.
h. vervallen
f 2500,—
i 1400.—
1500.—
I 1000.—
I 1600.-
i. voor een leeraar in hel boekhou
den, op100.—
De bezoldiging en verplichtingen van de
leerares of den leeraar in het handleekenen
kunstgeschiedenis en schoonheidsleer en van
de leerares in de gymnastiek worden bij af
zonderlijke verordening geregeld.
Vastgesteld door den Gemeenteraad van
Leiden, in zijne openbare vergadering
van den 22en Augustus 1885.
De Welhr. lo. Burgemeester,
DE FREMERY.
De Secrelaris,
E. KIST.
Zijnde deze Verordening goedgekeurd door
den minister van Binnenlandsche Zaken, hij
zijne beschikking van den len September
1885, no. 2689, afdeeling O.
En is hiervan afkondiging geschied waar hel
behoort, den 3en September 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE FREMERY, Weth. lo. Burg.
E. KIST, Secrelaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gezien artikel 6. 2de alinea der Verordening
van li November 1880, regelende de inwen
dige inrichting der scholen, de toelating en
het ontslag der leerlingen (Gemeenteblad no.
4. van 1881);
Brengen ter algemeene kennis, dat de in
schrijving van nieuwe leerlingen aan de open
bare scholen der 3e en 4e klasse zal plaats
hebben van den 7 lol en met 19 Seplernher
e. k, in de schoollokalen in de Rijnstraat, in
de Rrandewijnsleeg, op de Binnenveslgracht
aan het Plantsoen, in de Van-der-Werfslraal
en aan de Korte Mare, des voormiddags van
half negen lot negen uren en des namiddags
van half twee lol twee uren, behalve des
Zaterdags namiddags en des Zondags.
De Gemeenle Leiden wordt voor de leer
lingen der openbare scholen van de derde
klasse in drie wijken verdeeld.
Tol de wijk voor de openbare school der
derde klasse, no. 1 behoort dat deel der ge
meenle, dat ingesloten wordt door en ten
oosten en ten zuiden ligt van de lijn: Kaiser-
slraat, Rapenburg, Nieuwsleeg, Zouneveldsteeg,
Ketelboelersleeg, Korte Korenbrugsleeg,
Nieuwe Rijn tol de Ulrechlsche brug.
Tol de wijk voor de openbare school der
derde klasse, no. 2 behoort dal deel der ge
meente, dal ingesloten wordt door en ten oos
ten ligt van de lijn: Nieuwe Rijn, Visclibrug,
Hoogstraat, Stille Mare, Lange Mare, Oude
Vest en Oosldwarsgracht.
Tot de wijk voor de openbare school der
derde klasse, no. 3 behoort dal deel der ge
meenle, dal ingesloten wordt door en ten oos
ten en westen ligt van de lijn: Kaiserslraal
Rapenburg, Nieuwsleeg, ZonneveldsteegKetel
boelersleegKorte Korenbrugsleeg, Nieuwe
Rijn, Vischbrug, Hoogstraat, Siille Mare,
Lange Mare, Oude Vest en Oosldwarsgracht.
De Burgemeester en Weihouders voornoemd,
DE FREMERY, Weill, lo. Burg.
E. KIST, Secrelaris.
Leiden, 3 September 1885.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeente
bestuur van Leiden; brengt ter algemeene
kennis dat aan den Ontvanger der directe
belastingen alhier zijn Ier hand gesteld een
kohier van de personeele belastingdienst
188586 en een kohier van het palenlrechl,
dienst 188586, beiden over hel Isle kwar
taal en resp. executoir verklaard den 27slen
en 31sten Auguslus jl. en herinnert voorts de
belanghebbenden aan hunne verplichting om
hunnen aanslag op den hij de Wel bepaalden
voet te voldoen.
En geschiedt hiervan openbare afkondiging
door plaatsing in de Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd
De FREMERY, Weill, lo. II.
Leiden, 3 September 1885.
De Burgemeester, hoofd van liet bestuur
der gemeenle Leiden, brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat de palenlbladen voorde
gepalenteerden wonende in de wijken IV,
over hel dienstjaar 1885/6, bij het college
van zetters, in een der vertrekken van hel
Raadhuis dezer gemeenle, op vertoon van liet
aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn, dagelijks des
namiddags van een lot drie uren en wel
op Vrijdag 4, Zaterdag 5, ABaandag
7 en Woensdag 8 September e. k
terwijl na hel verstrijken van dien termijn de
onafgehaalde palenlbladen ter uitreiking moe
ien worden afgegeven aan de deurwaarders
der directe belasting alhier, die voor hunne
moeite mogen eischen tien cents, zonder
meer.
En geschiedt hiervan af kondiging door plaat
sing in de Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
DE FREMERY, Weth. I». Burg.
Leiden, 3 September 1885.
STADSNIEUWS.
Heden morgen te elf ure trok een lange,
treurige optocht liet kerkhof aan de Groene-
steeg binnen. Het gold de teraardebestelling
vau den algemeen beminden predikant
der Luthersche gemeente ds. A. M. L.
Riimke. Vele vrienden en bekenden, waar
onder de meeste Leidsche predikanten, ver
gezelden het lijk naar zijne rustplaatsboven
dien waren tal van belangstellenden opge
komen om den geliefden leeraar de laatste
hulde te bewijzen.
Toen men de lijkkist in de groeve had
zien nederdalen, nam ds. C. A.Evelein, de
ambtgenoot van den overledene, liet woord.
In treffende bewoordingen schetste hij het
verlies, dat de gemeente had geleden. Ds.
Riimke immers was een manbij wien
stipte plichtsbetrachting wet en regel was.
Heilig waren hem bovenal de plichten van
het huiselijk leven; zijne echtgenoot en
zijne kinderen, voor wie hij alles was, zijn
meer dan allen diep te beklagen.
Vervolgens wijdde de heer A. Van Eek, pre
sident van het depart. Leiden der Maat
schappij tot Nut van 't Algemeeneenige
woorden aan de verdiensten van den over
ledene als secretaris van deze vereeniging.
Voor het doel, dat deze maatschappij be
oogt, kon geen persoon geschikter zijn dan
Rümke, hij wien de gedachte aan liet eigen
ik eeheel opging in de zorg voor anderen.
Daarop brachten nog de hh. G. Japikse,
als president der commissie voor de volks
bijeenkomsten, en dr. H. G. Hagen, namens
de Vereeniging tot het bevorderen van ge
regeld schoolbezoek, hnnne hulde aan den
ontslapene naar aanleiding van de diensten
door hem aan die instellingen bewezen.
Nadat daarop de oudste zoon van den
overledene alle aanwezigen voor de betoonde
belangstelling had bedankt, ging men uiteen.
Een groot aantal kransen op de lijkkist
gelegd waren blijken van de algemeene ge
negenheid en achting, waarin ds. Rümke
zich bij zijn leven mocht verheugen.
De zuivere belooning van het vacante
deurwaarders-district Leiden (dir. bel. enz.)
is geraamd op ƒ1125.
FEUILLETON.
103.)
Hij zei mij dat hij trouw de collegies
volgde en veel werkte. Daar ik geheel bui
ten de wereld leefde kon ik niet weten op
wellte wijze de vicomte zijn tijd besteedde.
„Toch had zijn voortdurend geldleenen
"ij de oogen dienen te openen. Maar ik was
iom-lichtgeloovig. Ik wilde niet zien. Trou
wens ik had mijn beurs voor hem openge-
steld als voor een vriend, zonder te tellen,
en- eerst later, toen ik mijn herinneringen
raadpleegdeheb ik op ongeveer twintig dui
zend francs het bedrag van het hem geleend
geld kunnen schatten.
«Ik had nog meer voor hem gedaan. Ik
M hem aan verschillende personen voorge
steld en aldus de deuren der salons van den
faubourg Saint-Germain voor hem ontsloten.
//Bij mij was hij geheel thuis, geheel vrij.
Jlt maakte van mijn kant geen complimenten
Bat hem, evenmin als hij met mij. Kwam
"'Ji terwijl ik aan het werk was in mijn
studeerkamer, dan ging hij in mijn salon
ten en wachtte op mijna een sigaar te
hebben opgestoken.
„Op zekeren dag ik weet niet wat ik
er uit te halen had opende ik een kistje,
waar ik zorgvuldig al de juweelen, die van
mijn moeder geweest waren, had geborgen.
Ik ontstelde, toen ik bemerkte dat er een
vreemde hand aan geweest was. Een snoer
van gezette diamanten, dat meer dan zestig
duizend francs waard moest zijnwas verdwe
nen. Ik bleef een oogenblik geheel verplet
terd staan. Wie had mij bestolen? Welnu,
het kwam niet eens bij mij op zulk een
vertrouwen stelde ik in den vicomte De Sau-
zac dat hij de dief kon wezen. Het klei
nood was niet meer daar, waar ik zelfs het
gelegd had. Wie had het weggenomen
Wat had men er mee gedaan? Die twee
vragen legde ik mij voor.
„Had men mij honderdduizend francs ont
stolen aan goud of bankbiljettendan zou
ik er misschien geen enkelen stap voor ver
zet hebben. Maar het snoer diamanten was
een familiestuk, en ik was er aan gehecht,
zooals men gehecht is aan alles, wat een
dierbare herinnering is aan degenendie
men heeft lief gehad.
„Een uur na de ontdekking, welke ik deed
stond ik op het bureau van den directeur
van den lombard. Ik had gedacht dat de
dief, zich niet durvende aanmelden bij een
juwelier, waarschijnlijk wel het sieraad naar
de bank van leening of naar een der hulp
banken zou hebben gebracht. Na mijn naam
aan den directeur te hebben gezegddeelde
ik liern mêe, dat ik het slachtoffer was van
een diefstal, zonder te kunnen opgeven of
liet feit zeer onlangs dan wel vele maan
den geleden gepleegd was en ik voegde er
bijdal ik op niemand eenige verdenking
had. Hij richtte toen tot mij verschil
lende vragen, die ik zoo goed ik kon, be
antwoordde. En toen ik hem de aanwijzin
gen betreffende het verdwenen voorwerp ge
geven had, die hem voldoende schenen,
ging ik heen. Den volgenden dag liet de
directeur mij schriftelijk verzoeken even op
zijn bureau aan te komen.
„Mijnheer de graaf," dus sprak hij„het
doet mij veel genoegen u te kunnen melden
dat wij u diamanten hebben gevonden."
Ik kon mijn blijdschap niet verbergen.
„Ik merk aan de vreugde die u gevoelt,
hoezeer gij aan die juweelen gehecht zijt.
Zij zijn zes weken geleden, beleend op de
hulpbank van de Rue Saint-Honord."
Na een oogenblik gezwegen te hebben,
vroeg hij mij
„Kent u iemand, die zich vicomte De
Sanzac noemt?"
„Heel goed!" antwoordde ik. „De vicomte
De Sanzac is mijn vriend
„Ah!" sprak hij.
Zijn wenkbrauwen fronsten zich, en zijn
gelaat nam een andere uitdrukking aan.
„Mijnheerhernam hij„de diamanten
zijn beleend geworden door uw vriend, den
vicomte De Sanzac.
Ik stond zeer getroffen.
„Dat is onmogelijk. Neen, neen, dat kan
ik niet gelooven stamelde ik.
„U zult het toch wel moeten doen. Het
is onloochenbaar."
Daarop veihaalde ik hem, toen hij mij
dit verzocht, hoe ik den vicomte had leeren
kennen, hoe ik hem ten mijnent ontvangen
hadwat ik voor liern gedaan had Hij
liet mij niet eindigen.
„Het is niet mogelijk langer te twijfelen,"
sprak hij. „U is op een alleronwaardigsle
wijze door een huichelaar bedrogen."
Ik was vernietigd. Ik leed ontzettend.
„Een dief hij, de vicomte De Sanzac!"
sprak ik binnensmonds."
„Ja, mijnheer!" hernam de directeur, „de
jonge man wien gij zoo hartelijk de hand hebt
toegestokendien gij tot uw vriend hebt geko
zen, is een dief." [Wordt vervolgd.)