h
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Prijs per Nummer 10 Cent.
Dinsdag 28 Juli 1885. N°. 174.
AOVERTENTIEN:
Bureel: Sclieepinakerssteeg G.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Bericliten.
Kostelooze Vaccinatie.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.OO.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, it contant, zonder rabat, per regel f 0.10.
199e Jaargang.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge-
mrenle LEIDEN brengen ter kennis van belang
hebbenden dat gelegenheid beslaat tot koste
looze vaccinatie en revaccinatle voor
onvermogenden. in het lokaal der Stads-Waag
op eiken Woensdag, des namiddags te een
uur.
Leiden, 6 Februari 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE KANTERBurgemeester.
E. KIST, Secrelaris.
STADSNIEUWS.
Bij de op gisteren gehouden openbare
verkooping van cokes, bij partijen van 100,
50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste
prijzen ƒ85 ƒ18, ƒ3.70 en 1.85, de laag
ste prijzen ƒ35, ƒ18, ƒ8.70 en ƒ1.85.
Men meldt ons: Nog maar weinige
jaren geleden regende het om dezen tijd
onophoudelijk en toen verklaarden geleerden
tan den sterrenhemel dat die nattigheid
was toe te schrijven aan buitengewone zon
nevlekken, die op de zon ontdekt waren.
Zulke vlekken gaan echter weer over, tot
dat nu onlangs weer verbazend groote zon
nevlekken op de zon waren waargenomen.
Zij zijn zelfs met het bloote oog door een
zwart gemaakt glas te zien en een van die
vlekken beslaat eene oppervlakte van wel
vijftig ballen zooals wij bewonen. Hoe brand
nu de zon bijna dagelijks aan den onbe-
wolkten hemel en waar blijft nu de zoo
lang gewenschte regen voor het verschroeide
aardrijk?
Men meldt ons uit HeemstedeHet
was een lust om te zien hoe de hooibouw
de en het in den ochtendstond gemaaide
als op roken gezet hooi des avonds
kon worden binnengehaald. Het is thans
treurig om te zien hoe het vee zoekt naar
gras op het door de aanhoudende droogte
verdorde weiland. Men verschaft om die
reden dan ook aan de beesten eenige lafe
nis van het pas gewonnen hooi, waarbij
op sommige plaatsen gebrek aan water ont
staat. De tuinbaas brengt telkens geurige
meloenen voor het nagerecht; augurken en
komkommers hadden ook het gewenschte
weer, doch er ontbreekt zooveel aan andere
gewassen om in het leven te blijven door
gebrek aan vocht. Het hout langs de we
gen is met een laag stof bedekt, de plant
hangt slap, de roos ontbladert voor haren
tijd, het rijpend graan zelfs buigt onder de
felle zonnestralen. Alles dorst naar regen
De wind blijft noorden, gisteren, heden en
morgen. Dan komt een der strophen uit
hetLied om regenvan Matthias Claudius
voor den geest dat Tollens vertaalde
O daal neder, lieve regen!
De aarde schreit u heigend aan!
Bed den oogst, des landmans zegen
Laaf zijn zwart bestoven graan;
Strooi weer geur en verwen,
Drenk vallei en vliet;
Laat het loeijend vee niet sterven
En het wormpje niet.
Het verslag van de commissie uit de
tweede kamer omtrent de wijzigingen van
het wetboek van strafvordering is verschenen.
Het verslag heeft een omvang van 108 blad
zijden daarin is tevens opgenomen het
schriftelijk antwoord der regeering en de
uitkomsten van het nader mondeling overleg
met de regeering, voor zoover dit tot nadere
gezichtspunten of beschouwingen heeft ge
leid. Een gewijzigd wetsontwerp is er bij
gevoegd, zoomede een reeks amendementen
van de commissie van rapporteurs.
De minister van waterstaathandel en
nijverheid; gelet op de artikelen 2, 8, 4
en 5 der wet van 21 Juni 1881 Staatsblad
no. 76), houdende bepalingen omtrent de
zeevisscherijenherzien de beschikkingen
van 13 Februari 1884, no. 41, en van 6
Februari 1885, no. 36, afdeeling handel en
nijverheid; brengt ter algemeene kennis, dat
het in art. 2 der wet bedoelde letterteeken
voor de onderstaande gemeenten is bepaald
als volgt: Katwijk K.W., Noordwijk N.W.
De uitslag van het van 13 tot 18 Juli
11. te 's Gravenhage gehouden examen, be
doeld bij art. 12 der wet op het hooger
onderwijs, ter verkrijging van een getuig
schrift van bekwaamheid voor de studie aan
eene universiteit, was als volgt:
Het getuigschrift van bekwaamheid voor
de studie aan eene universiteit in alle facul
teiten, werd uitgereikt aan den eenigen can-
didaat die zich daarvoor had aangemeld: C.
Wilde.
Het getuigschrift van bekwaamheid voor
de studie aan eene universiteit in de facul
teiten der godgeleerdheid, der rechtsgeleerd
heid en der letteren en wijsbegeerte, werd
uitgereikt aan: E. Bos, P. L. H.Bosch, K.
Heeringa, J. Koning en E. Zorab.
Voor dit getuigschrift werden vier candi-
daten afgewezenterwijl twee candidaten zich
gedurende het examen terugtrokken.
Het getuigschrift van bekwaamheid voor
de studie aan eene universiteit in de facul
teiten der geneeskunde en der wis- en na
tuurkunde werd uitgereikt aan: L. T. Van
Dijck, J. B. Gorsira, J. Mieg, M. P. Nauta,
B. W. Th. Nuijens en H. J. De Witt.
Voor dit getuigschrift werden negen can
didaten afgewezen, terwijl twee candidaten
zich gedurende het examen terugtrokken.
De H aagsche correspondent der Midd.
C. schrijft het volgende:
Met leedwezen zal men zeker vernemen,
dat de oud-minister Modderman weder min
der gezond is en de oude kwaal zich opnieuw
begint te vertoonen. Zijne voorgenomen reis
naar Oenhausen heeft hij dientengevolge nog
wat moeten uitstellen, en zijne beëediging
als lid van den hoogen raad, tot dusver
onmogelijk door de afwezigheid van den
koning, die gedurende zijn verblijf buiten
slands niet met zulke gewichtige werkzaam
heden wilde bemoeilijkt worden, zal nu ook
nog wel wat uitblijven.
De minister Heemskerk wil de natie ver
rassen met eene zeer ingrijpende herziening
van de Gemeentewet. Het ontwerp is reeds
in den raad van state behandeld, die vrij
ongunstig adviseerde. Waarschijnlijk zal het
ontwerp toch eerlang bij de staten-generaal
inkomen.
Men herinnert zich, dat Hendrik Den
Duik in eene slaapstede te Delft had verteld, dat
hij vroeger had behoord tot de equipage
van het in de Chineesche wateren gebleven
schip Watergeus, en dat de geheele beman
ning van dat vaartuig in handen van Chi
neesche zeeroovers was gevallen om als sla
ven te worden verkocht.
Naar aanleiding van eene oproeping van
den commissaris van politie te Vlaardingen,
uit naam der betrekkingen van de schepe
lingen der Watergeus gedaan, is nu geble
ken, dat Duik thans in het gasthuis te
Delft ziekenoppasser is. Door de politie
ondervraagd omtrent de verhalen door hem
in Febr. in omloop gebracht, wist hij niets
te antwoorden dan, dat hij waarschijnlijk
„boven zijn bier" was geweest, toen hij
vertelde dat hij vroeger zeeman was. Hij
had indertijd Z. M. den koning gediend en
was als gepensioneerd militair uit Indië
teruggekomen. Indien hij al over een koop
vaardijschip en zeeroovers had gesproken,
dan had hij slechts wedergegeven wat hij
zelf op zijne zwerftochten had hooren ver
tellen. (D. C.)
Door het bestuur der Vereeniging
voor den effectenhandel te Amsterdam is als
derde beursvacantiedag vastgesteld Zaterdag
1 Augustus.
Te Kampen leest men boven een klei
nen winkel het opschrift: „Hier mangelt
men water blanke petroleum". Menig voorbij
ganger heeft zich het hoofd gebroken met
het gissen naar het doel dezer mechanische
bewerking. Waarom moest petroleum, die
toch reeds zoo blank als water is, geman
geld worden? Nadere inlichtingen vragende,
kwam men tot de wetenschap, dat het
s'echts een klein verzuim gold, waaraan
dames zich wel eens meer schuldig maken.
De bewoneres mangelde; verkocht water en
blanke petroleum. Een paar punten in hare
mededeeling zouden de zaak zeer verduide
lijkt hebben. (A. C.)
Batten en muizen hebben zulk een
ontzettenden afkeer van sterken drank, dat
zij nooit meer terugkeeren op de plaats,
waar men hun broodkruimels in cognac of
brandewijn geweekt of zwarte bessen, die
op jenever gestaan hebben, heeft laten eten.
's GRAVENHAGE.
Door Z. M. is aan den kapitein C. De
Wit, adjudant van het 2de reg. veld-artil-
lerie, vergunning verleend tot het aannemen
en dragen der versierselen van ridder der
orde van het Zwaardhem geschonken door
Z. M. den koning van Zweden en Noor
wegen.
Door Z. M. is aan mr. M. J. C. M.
FEUILLETON.
Tl.)
Welnu, ik ook, ik houdt van u."
Ditmaal kon Adrien zijn ooren niet ge-
looven, zoo uitermate ongekunsteld was de
taal van dat vreemde jonge meisje, dat rijk
en welopgevoed scheen.
Zij gunde hem niet veel tijd om na te
leuken.
Zij vatte hem bij de hand en geleidde
hem tot achter in den tuin.
Daar liet zij hem plaats nemen op een
bank, waarboven de takken van een heer
lijke kamperfoelie zich uitspreiden, en ging
naast hem zitten.
XXV.
DE DOODKIST DER INSECTEN.
Eenige oogenblikken bleven zij zwijgen.
Adrien verslond het meisje met zijn blik
ken. Hare schoonheid scheen hem te be
dwelmen. Zijn bloed gudste hem brandend
m de aderen. Nooit had hij zulk een aan-
doening gevoeld. Nooit was hij zoo diep
ontroerd geweest. Hij kon niet denken.
Het scheen of hij geheel versloken was van
het gebruik zijner verstandelijke vermogens.
Hij begeerde vele dingen te weten. Hij
wilde het jonge meisje ondervragen.
Het meisje stootte even zijn arm aan.
"Waarom ziet gij mij zoo aan?" vroeg
zij.
„Waarom?" antwoordde hij trillend: „maar
ik bewonder u. Gij zijt zoo bevalliggij
zijt zoo schoon. In uw tegenwoordigheid
vergeet ik alles, mijn vrienden, de geheele
wereld. Het verleden en de toekomst ver
dwijnen. Ik heb slechts het besef van het
tegenwoordig oogenblik, dat mij onder de
betoovering van mijn bewondering houdt.
Het schijnt mij toe of ik niet meer op aarde
ben; of ik in den eenen of anderen wou-
derhemel ben overgeplaatst. Dit kleine on
bekende verborgen plekje waar gij ademt,
waar gij leeft om alles te verfraaien, waar
die bloemen, die boomen, dit groen zich
baden in den gloed die van u afstraalt, dit
kleine hoekje wordt voor mij het gaDsche
heelal. Daar buiten zie ik niets meer;
want in mijn verrukking ga ik geheel in
a op.
Zij schudde langzaam het hoofd.
„Ik begrijp u niet," sprak zij; „mijn
vader spreekt niet zoo met mijen toch
zie ik, dat wat gij daar gezegd hebt, juist
is. Mijn vader houdt veel van mij, maar
hij heeft nooit tot mij gezegdje bent
schoon."
„Uw spiegel is minder bescheiden ge
weest hernam Adrien.
„Mijn spiegel?"
„Ja, als gij voor hem gaat staan om op
uw hoofd de vlechten van uw heerlijke blonde
lokken te schikken."
„O, riep zij uit, in haar kleine handjes
klappende, ,/t Is waar," dus ging zij voort
„mijn spiegel zegt mij dat ik jonger en
mooier ben dan Francesca."
„Wie is Francesca?"
„Onze dienstbode."
De markies kon zich niet weêrhouden te
glimlachen.
„Ja," hernam hij met geestdrift, „gij
zijt, ik ben daar zeker van, veel schooner
dan al uw vriendinnendan alle jonge meis
jes dien gij kent."
„Ik ken geen jonge meisjes."
„Ziet gij dan niemand?"
„Ik zie alleen maar mijn vader en Fran-
cessa."
„Dus komt gij nooit buiten den tuin."
„Nooit."
„O zoo," sprak de markies.
„Na een oogenblik stilzwijgen hervatte
hiJ
„Voordat gij hier kwaamt, waar waart
gij toen?"
„Heel ver."
Gij waart niet alleen, zooals thans? Had
ge toen vriendinnen?"
„Neen," antwoordde zij, ik ben altoos
alleen geweest met mijn vader. Voordat
wij hier kwamen, hadden wij een huis en
tuin als deze, vol met allerlei soort van
bloemen. Evenals nu, ontving mijn vader
ooit iemand, en ik ging nimmer uit."
„Waarom?"
„Dat weet ik niet!"
„Verlangt gij dan niet de wereld eens
te zien en te kennen?"
„Neen!"
„Dus wenscht gij niets?"
„Niets! Als ik iets wil hebben, geeft
mijn vader het. Ik heb mooie jurken en
fraaie juweelen."
„En is u dat voldoende?"
„Ik weet wel dat er dingen zijn die ik
niet ken; maar daar ik ze nooit gezien
heb, kan ik er niet naar vragen.
Wordt vervolgd.)