K
fi
rU
slab
co Li
'en
RlJVOLGSliL bekoorende lot vie Leidsohe Courant
van Vrijdag 24 ^4pril 6HH5_/V". 96
wart
met b
pe>ff(
Is, Kli
oebebi
vordei
K
broeders heeft hij van besch, niets genoten. Op de vraag van den presi-
jent of besch. iels had aan te merken, antwoordde zij met den zakdoek
toor den mond: «Edel Achtbare, ik heb hem al liet noodige gegeven." Laat
dai «Edel Achtbare" maar weg, doet de presidant haar opmerken «het noo
dige" heb je hem zeker gegeven De besch. kan nu niet meer zeggen - wat
zrj vroeger beweerd heelt ol zij aan get. een deel van 't begrafenisgeld
,jn Arend heeft gegeven. Op de vragen van mr. Vaillanl, advocaat der
besch., verklaart getuige dat zijne tante hem in 't militair hospitaal vaak
broodjes met worst stuurde, die hem en zijn kameraden ziek of zieker maak-
IHi en deden braken. De tweede getuige, Abraham Bcij, was 18 jaar huur
man van besch. Hij kende haar als een wispelslttrige vrouw, die spoedig
i(Sr goed werd en die hij nooit bepaald dronken heeft gezien. Na ecnige
aangenaamheden met haar te hebben gehad, vond hij een paar dagen later
jn kippen vergeven. Meermalen heeft hij gedacht bij zichzelf, dat zij erg
verschillig was over den dood van haar betrekkingen. Er was na den
lOtl nooit rouw in 't huis, maar men vierde (eest, at en dronk jenever,
en haar tuan. Besch. ontkent dit pertinent. Er was nooit feest in haar
lis en nooit waren er parigen Zondagsavonds bij haar gevierd. Zij zegt
jl op duidelijker toon. Zij houdt vol, dat haar neef Arend bloed opgaf,
ut get. ontkende. Zoo ook ontkent zij lot get. te hebben gesproken over
geesten van de overledenendie haar voor de oogen zweefden,
lie 3' get. Elias Abraham Vogelenzang, die bij het overlijden van Arend
igenwnordig was, weet niet precies meer wat de besch. zeide omtrent het
nastaand uiteinde van Areud. Zijne vrouw was in 1879 eens ziek geworden
ia het gebruik van rjjst door besch. haar toegezonden. Volgens dr. Kist was
ijjne vrouw lijdende aan borstziekte. Ook de 4« get. Theodorus Plasmjjer
(relt inlichtingen omtrent de ziekteverschijnselen van Arend en de houding
nn besch. die hem eens zou hebben gezegd: dat zjj Arend met haar eigen
bloed zou hebben willen helpen. Hierop volgen verscheidene getuigen die bij
je teraardbestelling tegenwoordig waren van Aret.d De Hees.de kist maakten,
ol bij de opgraving van het lijk aanwezig waren.
Bij het ondervragen van besch. na eiken get.geeft zij bljjk zeer goed te
eten wat zjj zegt. De president doet dan ook opmerken, dat de deskun
digen volkomen juist hebben geconstateerd, dat zij bij de pinken is en alles
doet om de getuigenissen te verflauwen en te verzwakken.
De behandeling van deze treurige zaak werd nu en dan door enkele in-
jcidenten opgevroolijkl. Zoo wilde een zenuwachtige getuige, terstond na
den eed te hebben afgelegd, even spoedig weer weggaan als toen hij opgekomen
was. Een ander vroegtoen de president vergunning gaf aan verschil
lende getuigen om te vertrekken, tot groote hilariteit van het publiek, het
woord.
De getuigenissen van verschillende getuigen hadden betrekking op de op
graving overbrenging en het onderzoek van lijken van slachtoffers. Zoa
werd prof. Teunis Zaaijer gehoord als getuige en deskundige, die met d'. De
Koning de lijken had geschouwd Deze gaf ook eenige inlichtingen omtrent
bet arsenicum, dat scheikundig werd aangetoond bij het chemisch ondezoek
en verklaarde, dal dit vergift in een hoeveelheid van 150 a 200 milligram
gebruikt den dood veroorzaakt. De hoofdsymplomen bij de slachtaffers op
gemerkt, stemden overeen met die van arsenicnmsvergifliging in't algemeen.
Nadat de zitting voor eeu hall uur was geschorst, werden door d'. De
Koning, evenals prol. Zaaijer, onder eede bevestigd de veaklaringett der des
kundigen in de akte van beschuldiging opgenomen, omtrent het onderzoek
en de bevinding van lijken. Daarna wordt op verzoek van den proc.-gen.
eerst gehoord de gel. De Ruyler, drogist te Leiden, bij wien de besch. het
arsenikhoudend poeder kocht onder den uaam van operment, dat het echter
niet was. Het poeder werd in den regel bij eene hoeveelheid van 50 gram
5 of 6 cents verkocht aan verwers, witters en andere personen tegen
wandgedierte. Het werd vermengd met kalk afgeleverd. Getuige, pertinent
hierover gehoord, kan zich geen geval herinneren, dat het poeder onver
mengd werd afgeleverd. Ook zijne bedienden mochten het alleen gemengd
met kalk afleveren. Het was geen zwavelarsenicum, maar 1 deel zwavel met
4 deelen arsenicum. Het werd altjjd door hem zelf bereid. Hij herinnert
zich de besch. in zijn winkel gezien te hebben. Besch. erkent ook in zijn
winkel te zijn geweest vóór Sl. Nicolaas 1883, maar niet in 1881, wat zij
vroeger heeft verklaard. Get. herinnert zich wel een vrouw weggezonden
Ie hebben, die geen kalk bij zich had om er hel poeder in te vermengen,
maar herinnert zich niet, dal besch. die vrouw was. Bjj het verhoor van
prof. Van der Burg, die het chemisch onderzoek instelde; werd nader be
vestigd, dal enkel arsenicumvergiftiging kon worden geconstateerd. De professor
toonde de arsenikvlekken op het porselein en op den arsenikspiegel aan het
hof aan. Het resultaat, waartoe gel. kwam, was, dat alle vier de slachl-
oflers zijn gestorven (en gevolge van arsenicumvergiftiging. Get. verklaart
ook, dat het verkochte poeder geen ehemische verbinding van zwavel en ar
senicum, maar een slecht bereid mengsel is, dal. in de hoeveelheid, waarin
het verkoahl werd. den dood van wel 100 personen kon veroorzaken. De
president betuigde prol. Van der Bttrgh na afloop van het verhoor dank voor
de gewichtige diensten door zijn onderzoek aan de justitie bewezen.
Vervolgens kwamen getuigen Onderwater, agent en bode van begrafenis-
maatschappijen, verklaringen geven omtrent de betaalde verzekeringsgelden
aan besch. voor den door haar verzekerden Arend De Hees, waarvoor zjj de
wekelijksche conlributiCn betaalde, evenals voor de slachtoffers Hendrik
Frankhuizen en diens vrouw en lal vau andere lamilieleden. De president
deed haar opmerken, dal zij, volstrekt geen rijke vrouw, dit deed, en dat
zij ƒ45 en 54 na het overlijden van twee broeders De Hees heeft ontvan
gen. Verder blijkt nog uit de verklaring van get. Artzt Van Asperen, direc
teur van een Utrechlsch begrafenisfonds, dat, na overigden van Arend Van
Uees, ƒ50 is uitbetaald.
Na afloop van de verklaringen rakende het overlijden van Arend de Hees,
ondervraagt de president de beschuldigde. Op zijne vraag of zij bekent in
Oct. 1881 met het doel om hem te dooden Arend de Hees het vergiftigd
poeder te hebben toegediend, aarzelt besch. eerst Ie antwoorden. «Niet met
het doel" stamelt zij eindelijk. «Ik was suf. Ik kan het niet zeggen."
Toen de president herinnerde, dat, wal zjj gezegd had, waar bleef, ais zij geen
rechtmatige gronden opgaf, verklaarde zjj eindelijk, dat, wal zij gezegd heeit
in de instructie zoo gebleven is, waardoor zij dus erkende schuldig te zjjn
aan den dood van Arend de Hees, met het doel om het geld uit de be
grafenisfondsen te genieten. Op de vraag van den president verklaarde
besch. ook Suzanna Aben. hel 5-jarig kindje, vergift te hebben toegediend.
Zij beweerde geen doel daarbij te hebben gehad, zjj was beschonken toen
zij het gedaan had. De president deed opmerken, dal de rechter dit zal be-
oordeelen, maar dat zjj wel moest welen dal 25 maanden te voren Arend
De llces door hetzelfde vergift door haar was gedood, en dal zij niets ge
daan heeft om het kind te redden. Zij zeide ook nu, dat zjj geen dokter
wist te wonen.
Het verhoor van de ouders Aben, die hun twee kindertjes verloren, is
vrij merkwaardig. Daaruit blijkt, dat het vergiftigde kind Suzanna in vier
fondsen verzekerd was, waaruit de ouders f80 na den dood ontvingen, dat
de ouders herhaarlijk voor en na den dood van Suzanna ziek zijn geworden
van spijzen en koffie door besch. bereid: dat besch. toen Suzanna dood was
zeide; «wal ben ik blij dat ik het kind nog zoo goed gedaan heb", dat zjj
niet den dokter heeft willen gaan halen. Gok bfijkt uit beider verklaringen
dat zjj op 8 December, toen zjj Hendrik Frankhuizen en diens vrouw ver
giftigde, bjj hem is geweest en toen niet beschonken was. Besch. houdt
daarentegen vol, dat zij toen wel dronken was. De advocaat van besch.
doet aan deze getuigen verklaren, dat half November 1883 vrouw Aben dik
wijls ongesteld was in buik en ingewanden en dat ten hunnen huize eene
geheele familie van 7 personen ziek werd na het gebruik van spijzen door
besch. bereid. Zelf dronk besch. niet van de koffie, maar zeide: «ik kom
aanstonds terug", wat zij echter niet deed. Ook den 9 Dec. heeft zjj soep
toegediend aau vrouw Lepelaar, die daarvan ongesteld is geworden.
Verschillende getuigen die bij de Abens aan huis kwamen, bevestigen deze
verklaringen met bijvoeging, dat zij besch. nooit dronken gezien hebben.
Thans zijn de verhooren genaderd tot de vergiftiging van het huisgezin
Frankhuizen. Vrouw Zitman, de buurvrouw van dezen bevestigd volkomen
haar verklaringen, dat in den avond van den 8 December besch. in de woning
naar boven heeft hooren gaandal besch. de Frankhuizen tijdens hun ziekte
heeft verpleegd en dat zij bij de lijken van de vrouw en het kind aan get.,
die bevreesd was, alleen te blijven, heeft toegevoegd: ik zou best bij lijken
kunnen slapen, wil ik bij de Frankhuizers er nog een paar halen. Ik kom
straks voor jou ook een kopje koffie zetten. Besch. ondervraagd, bekende
de vergiftiging, maar beweerde ze dronken te hebben gepleegd en niet nuchter.
De president doet opmerken, dat die bewering volkomen strjjdt met al de
getuigenverk laringen.
De moeder van den overleden Frankhuizan verklaurde nog, dat besch. met
lachende tronie aan tafel zat, terwijl Frankhuizen met de grootste benauwd
heden kampte en weigerde den dokter te halen, waarom deze smeekte, om
dat de dokter altijd zoo over vergiftiging maalde, dal men er bang van werd
en die toch straks moest komen om «Mie te keuren", nl. het lijk van de
vergiftigde vrouw Frankhuizen. Hendrik Frankhuizen was het elfde kind
dat deze getuige verloor. Ook erkent zij op de vraag van advocaat Vaillant
dat eene vrouw Kuiters ongesteld is geworden na het gebruik van een bit
tertje door besch. geschonken. Deze verklaringen worden bevestigd door
zusters van den overleden Frankhuizen en andere personen, die bij de
ziekte en het overlijden waren. De besch. beweert wel zelf den dokter te
hebben gehaald bjj de Frankhuizers, wat den president doet zeggen, dat
hieruit op nieuw blijkt, hoe zij met de waarheid speelt en huichelt, zooals
zij deed, als zij de zieken liet kermen met den uitroep: «ik kan je niet
helpen, je moet God bidden."
Vrouw Catharine Rebecca Van der Linden verklaarde o. a. dat besch haar
mededeelende het geval bij de Frankenhuizers zeide: «het is om te lachen;
ze liggen zamen te braken en spuwen elkaar haast in de keel," Op de
vraag van advocaat Vaillant verklaarde deze get. dat in 1879 Marie Mark,
vrouw van Lambert Van der Linden en in 1881 Lambert Van der Linden
en diens zoon gestorven zijn. de beide laalsten tijdens zjj waren in de kost
bij besch. Ook dat een kindje van get. een brandvlek had aan de lippen,
tijdens het een oogenldik aan de zorgen van besch. was toevertrouwd.
Bij het verhoor van dr. D. J. Braakenburg. den dokter die bij vrouw
Frankhuizen geroepen, een recept sehreef en den volgenden dag bij haar
komende niets opmerkelijks vond, doet de president opmerken, dat deze
geneesheer de aanleiding van den dood beschouwde als diarrhae catheralis
en de onmiddellijke oorzaak paralysis pulmonis, zonder de vrouw te hebben
onderzocht, terwijl de president dacht dat men zulke opgaven voor het open
baar gezag niet dan na onderzoek deed of als men onvoldoende ervaring
had, zich onthield.
Door getuigen Sleijger en Van der Worm wordt geconstateerd, dat besch.
de contributie betaald voor Hendrik Frankhuizen en diens vrouw, verze
kerd bij de uilkeeringssocieteit de Nederlanden te Rotterdam; terwjjl de
agent van politie Loekenbach verklaarde, dat bij haar arrestatie in den
zak van besch. werd gevonden het papier voor de uilbetaling der verzeke
ring van Hendrik Frankhuizen.
De laatste getuige J. Ouwerkerk verklaart o. a. nog dat besch. spotten
derwijs over het geval Frankhuizen sprak en bij sterfgevallen in de familie
zelfs eens zeide tot zijn schoonvader, nu is het uw beurt Bert, zijnde zjjn
schoonvader kort daarna onder verschjjnselen van braken enz. overleden.
Het getuigenverhoor is afgeloopen. Morgen ten 10 uur voortzetting.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MORE, voorheen l. c. Deaebk,