aan. Luide en krachtig klonk dil loflied en was een waardig besluit tan de plechtige handeling die had plaats gehad. Voor de goede uitvoering dezer zangstukken komt voorzeker een woord van lof toe aan den heer B. 11. Taylor, onder wiens leiding deze plaats had; ze werden allen begeleidt door koper-instrumenten. Ook de onderwijzers en onderwijzeressen van de verschillende scholen maken aanspraak op de erkentelijkheid van de commissie aan wie de leiding van hel feest was opgedragen. Deze plechtigheid afgeloopen zijnde, begaven de kinderen zich, be geleid door de onderwijzers en onderwijzeressen en voorafgegaan door de muziek der dd. Schutterij, naar de Stads-zaal, voor deze gelegenheid zeer net gedecoreerd. Aan de beide zijden van hel orchest was eene bloem-versiering aangebracht en langs de wanden prijkten vanen met toepasselijke opschriften, waartussclien de wapens van de stad en provinciën. Aldaar werden rijkelijk ververschingen toegediend en bleef men nog eenigen tijd in opgewekte stemming bijeen. Ook de optocht had inmiddels het feestterrein verlaten om den weg te vervolgen, reeds vroeger vermeld. Niet alleen de straten waar dezen moest passeeren ook elders waren versieringen aangebracht en ging men als het ware onder een plafond van vlaggen. Langs de Breestraat waren guirlanders van groen daargesteld, evenzoo in de Pieterskerkkoorsteegwaar tevens eerepoorten prijkten met het borst beeld van Van der Werf; de Morschstraat en de Haarlemmerstraat zagen er recht feestelijk uit, zoo ook de Janvossensteeg, de Van de VVerfslraat; de Groenesteeg was niet onaardig, aldaar was eene miniatuur-bomschuit in het groen aangebracht, beladen met haring en brood. Voor het stedelijk museum, waar zooveel bewaard wordt wat betrekking heeft op dezen dag, was mede eene versiering van groen en bloemen aangebracht. Morgen hopen we op een en ander nader terug te komen. Overal waar de stoet passeerde mocht hjj de algemeene goedkeuring wegdragen en werd den hoofdpersonen menige ovatie toegebracht, o. a. werd op de Steenstraat door den heer Steenhuyzen en op het Rapenburg door den heer J. Loeber eene krans gehecht aan het vaandel der vereeniging «Nut en Genoegen" en een bouquet aan den Prins van Oranje. In de volmaakste orde was men intusschen aangekomen aan het ge bouw op de Pielerskerkgracht. waar de vereeniging «Nut en Genoegen" hare bijeenkomsten houdt, daar werd hij ontbonden en werd aan de deelnemers eene kleine verversching uitgereikt en gingen zij uiteen om elkander de»' avonds in de Stads-zaal weer te vinden. Voorloopig zy den dank gebracht aan de leden der commissie van den optocht voor de vele moeiten en zorgen daaraan verbonden. Zy wisten die het hoold te bieden en zien zich thans met een goeden uitslag gekroond. Wat de costumes betreft, alle roem aan den heer J. N. Mulder van Utrecht, die de levering op zich had genomen. Moge ook nu weder tot den einde toe door Leidens ingezetenen worden getoond, dat men op waardige wijze weet feest te vieren en thans de jubelkreeten mogen klinken als voor ruim 300 jaren het: Leiden is ontzet, God zy geloofd HET MONUMENT. Boven een slevigen plint verheft zich gelijkzijdig een vierkant voet stuk. dat gesteund wordt door gebogen contreforten, op elke zijde pry kt een basreliëf door een sierlijk geornamenteerden rand van onde ren afgescheiden van een vlakken band. welke van een opschrift voorzien is, terwijl zich boven de reliefs vier wapenborden bevinden; te weten dat van Leiden en die van de drie water schappen. welke door het doorsteken der dijken zoovee! hebben toe gebracht tot het ontzet, Rijnland. Schieland en Delfland. Dit voetstuk dat men het monument der burgerij zou kunnen noemen, wordt be kroond door bet kalme en waardige beeld van Van der Werf, als hoofd der stad; Pieter Adriaansznon Van der Werf staat daar bloots hoofds. omgord met den Oranje sjerp, met den burgemeeslerlijken tabbaard omhangen, de linkerhand aan den degen geslagen, terwijl hjj met afgewenden rechterarm en gesloten vuist en zijn ernstwn blik weigert aan vijanden van binnen of van buiten gehoor Ie geven. Het relief aan de voorzijde stelt voor de Eedsaflegging van Jonk heer Jan Van der Does na den dood van Andries Allertsz tot opper sten hoofdman aangesteld voor burgermeesters en secretaris. Daar onder slaan de woorden van het Wilhelmus-Iied: Het Vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood. Het volgende relief is eene herinnering aan de gewapende verdedi ging der stad, en is in de plaats gekozen van het eerst voorgestelde tafereel van de pest, die zoovele slachtoffers wegnam. Hel is de afbeelding van hel gevecht bij den Boshuizerschans. en geeft eene levendige voor"- stelling van den hevigen strijd, waarbjj hopman Mees Haviks is ge vallen. Diens manhafte woorden, die in een onzer oude Geuzenliederen overgegaan zijn, werden als toepasselijk bijschrift gekozen: Zoolang wij hebben handen, ziet, Om 'telen één, één om te vechten. Zoo komen wij tot schande niet. Als derde relief is het Ontzet, met zijn «haring en wittebrood" zoo afgebeeld, dat bet tevens bet lijden der bevolking voorstelt. In 't midden staal een man en waggelende vrouw, tegen wier borst een meisje machteloos nrêrzinkt, terwijl bun zoon een haring verslindt; twee anderen, te zwak om zich vooraan te wagen, roepen oin brood dat een hopman der geuzen hun uil zijne schuit toewerpt; links zit een man op den wal die naar de schuit wil zwemmen, maar belet wordt door zwakte en door zijn uitgehongerd kind. dat hem om den hals hangtverder gaan eene vrouw en kinderen vroolijk met brood en haring naar huis, terwijl de goed gevoede Zeeuwen iu bun vaar tuig met de vermagerde Leidenaars iu hunne flodderende kleeren eene duidelijke tegenstelling opleveren. Drie regels uit het tooneelspel Leidens Ontzet van Zevecote staan hier onder: Nu mogen wij afdrogen Ons lang bekreten oogen. Want Leiden is ontzet. In het vierde relief is afgebeeld de Dankzegging in de Pieterskerk. Midden voor den preekstoel staat daar Van der Does en Van der Werl, zijn secretaris Jan Van Hout en de aanvoerder der Zeeuwen, Louis Boisot; daarachter een groep uit de burgerij in aanbidding neerge knield na de gelukkige verlossing. De twee eerste verzen van den bij die gelegenheid gezongen Psalm IX staan daaronder te lezen: Ik zal met al mijn hart den Heer Blijmoedig geven lof en eer. Behalve deze bijschriften, die tot opheldering der tafereelendienen, is op een band aan de voorzijde nog dit opschrift geplaatst: TER GEDACHTENIS VAN DF. VERDEDIGING EN VERLOSSING VAN LEIDEN DE BEVESTIGING VAN NEDERLANDS VRIJHEID EN TER EERE VAN DEN BURGEMEESTER PIETER ADRIAANSZ. VAN DER WERP. MDLXXiV HET DANKBARE VADERLAND. MDCCCLXXXIV Bovendien staan nog op een hooger lijst aan de voorzijde onder het genoemde wapen der stad deze regels van Bilderdijk te lezen, die de geheele gedachte der commissie kort en klaar uitdrukken: Juich, Holland, dat door Leidens moed Uw roem, uw vrijheid zag behoed. De wensch reeds voor een vijftigtal jaren door een curator der universiteit uitgesproken: «Waarom staat niet in Leiden het stand beeld van den moedigsten harer burgervaderen, toen hare vesten tegen den euvelmoed eens bloeddorstiger, vijands moesten worden verdedigd, toen hare hoogeschool, de belooning voor haren moed en trouw tegen Leiceslers heerzuchtige bedoelingen moest staande gehouden worden, die wensch is thans vervuld. Het beeld van den man die zeggen mocht Mij stroomt geen vorsllijk bloed door d'aeren, Maar toch het bloed der martelacren. Mijn voorsaet zetelde op geen troon. Maar draeght een schoone glory-croon. Dat beeld, het staal daar met al de kracht en majesteit waarmede de wakkeren burgervader steeds was bezield. Een klein overzicht van het leven en werken van zulk een man, het zal onzen lezers niet onwelkom zjjn. Pieter Adriaansr. Van der Werf was de zoon van den Leidschen zeemtouwer Adriaan Pietersz. Vermeer, in 1537 te Haarlem den mar teldood gestorven, nalatende eene weduwe (Glara Claesdr.) vier zonen en eene dochter. De tweede dezer den 14f0 Juni 1529 te Leiden geboren en in de gereformeerde religie opgevoed werd de later zoo beroemde Van der Werf. In zijne jeugd of jongelingsjaren wijdde hj zich aan het vaderlijk beroep, doelt bracht de zaak over naar eene werf, aan de Maredorpsche- of Hooglandsche Achtergracht, tegenover de Werf brug, waaraan hij zijn naam ontleende. De wijk naar Duitschland genomen hebbende met zijne vrouw Aalje Laurensdr. en kinderen, ontmoette hij aldaar Willem van Oranje, die den voormaligen zeemtouwer zijn geheel vertrouwen schonk en hem het overbrengen van geheime doch zeer gewichtige zendingen opdroeg. Zoo gelastte hij hem in 1568 om in gemeenschap met Adriaan Van Swieten naar Holland terug te keeren. ten einde niet alleen de ge moederen voor zijne komst voor te bereiden, maar tevens de stedeljj-t besturen en vermogende en invloedrijke burgers voor de goede zaak te winnen en tot ondersteuning zijner pogingen te bewegen. Hierin mochten zij niet slagen. Achtervolgd door Alva's banvonnis met ver beurdverklaring hunner goederen moesten beiden naar Duitschland we- derkeeren, om aldaar des prinsen bevelen af te wachten. Spoedig daarop in 1570 werd hem wederom de taak opgedragen om zich naar de Nederlanden te begeven om aldaar en vooral in bet rijke Holland heimelijke conlribnliëti te vorderen; met het grootste gevaar volbracht hij deze Item opgedragen last. Bij zijne terugkomst vestigde hjj zicli te Wezel, waar bij te zamen wounde met zijn broeder Adriaan. Niet lang bleef hij hier talmen, door geldverlegenheid, tengevolge zijner uil gaven en verschotten voor de zaak, die hij voorstond, zag hij ziel genoodzaakt zich naar Hamburg te begeven, ten einde aldaar door middel van den koophandel een bestaan te vinden. Zijne liefde voor het vaderland en zijne gehechtheid aan den prins verliet hem echter ook daar niet. Nauwelijks was de mare der in neming van Den Briel en Vlissingen tot hem gekomen, of hij stond weder aan de zijde van den prins. Na een vijftal jaren in het buitenland te hebben doorgebracht keerde hij wederom naar hel vaderland terug met het denkbeeld zijne overige levensdagen in stille in zijne geboortestad door te brengen. Zulks was hem echter niet gegeven, nog hetzelfde jaar dat hij zich in Leiden had gevestigd, nam hij zitting iu hare vroedschap, terwijl hjj kort daarna met het voorzittend burgemeestersambt werd ver eerd. Wat hij in deze hoedanigheid voor de hem toevertrouwde veste is geweest, de dag van heden is hiervan het onwederlegbaar bewijs Hoezeer zijne manhaftige houding gedurende deze bange tijden of prijs werd gesteld, de vriendschap waarmede de prins van Oranje hem steeds bleef vereeren, de eereposlen waarmede hij overladen werl kunnen dit staven. Niet alleen bet vaderland, ook deze universiteit heeft groote ver plichtingen aan die man, aan Item heeft zij hare oprichtingaan hem baar behoud te danken. Toen Leicester toch al het mogelijke in het werk stelde om deze aan Leiden Ie ontrukken en te verplaatsen naar Utrecht, was hij het die zich met alle kracht hiertegen verzette ei Leicester dwong zijn plan te laten varen. Den vijfden Januari 1604 overleed de man, die Nederland tot ed en Leiden tot roem verstrekt. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1884 | | pagina 4