worden onderwezen, namelijk het timmeren, smeden en schilderen.
De leerlingen, gekleed in de tenue die zy in de school gewoon zijn
te dragen, volgden met hunne onderwijzers deze groep. De muziek
der jagers en een escadron huzaren sluiten den trein.
In de volmaakste orde, onder het gejuich van eene lahijk ioe- j{
schouwende menigte, trok de net gecostumeerde stoet van het Schut
tersveld langs de Steenstraat, Paardesteeg, Kort Rapenburg, Noord-
eindsbrug, Rapenburg naar de Ruïne.
Dit anders zoo stil, verlaten en stiefmoederlijk behandeld plein was
thans het brandpunt van deze jubileumviering, overal wimpels, overal
vlaggen, duizenden toeschouwers, allen in feestgewaad verzameld
rondom het straks te onthullen gedenkteeken van Leiden's Ontzet.
Voor het front was eene sierlijk met vlaggen en draperiën gelooide
tribune, als plaats aangewezen voor den feestredenaar, ter linker
en rechterzijde van hem hadden de leden van den gemeenteraad, de
leden der beide commissiën en genoodigdenwaaronder de minis
ters van buitenlandsche zaken, van oorlog en van marine, alsmede
de commissaris des konings der provincie Zuidholland, verschillende
leden der provinciale staten en de heeren Koelman en Vogel zich geschaard.
De groote tribune ter rechterzijde bevatte een duizendtal belangstellenden.
Met ongeduld het oogenblik verbeidende, waarop Leiden'sontzet zoude
vereeuwigd worden. Hiertegenover aan de andere zijde van het beeld
was de plaats, waaruit straks een duizendtal schoolkinderen en de
leden van het Leidsch mannenkoor het feestlied door de lucht zouden
doen weergalmen. Achter het beeld had de gekostumeerde optocht
plaats genomen, terwijl nog een aantal deputaties met hunne banieren
waaronder ook de afdeeling Leiden der vereeniging »het Metalen Kruis",
die wegens den Imogen ouderdom der leden niet aan den optocht
wenschte deel te nemen, en meerdere op stoelen gezeten toeschou
wers om het beeld geschaard het geheel vormde.
Ongeveer half een begon de plechtigheid en werd door Leidens Man
nenkoor uitgevoerd »De Oranje Vaan", van R. Hol. Deze feest-can-
tate, begeleidt door koper-instrumenten, werd met aandachtige stille
aangehoord en heerlijk klonk het lied gewijd aan die vaan, waar
onder het Nederland steeds wel ging.
Nauwelijks waren de laatste toonen weggestorven of de hoogleeraar
d'. M. De Vries, voorzitter van de commissie tot oprichting van het ge
denkteeken, betrad het spreekgestoelte en sprak in dier voege:
Waarde Feestgenooten
Zoo is dan eindelijk de dag aangebrokenzoo lang met ongeduld
verbeid. Daar staat het gedenkteeken, gewjjd aan den moed en de
trouw onzer volkeren, het gedenkteeken van Leiden's verlossing en
tan Hollandsch behoud, thans nog met een geheimzinnig hulsel be
dekt, gereed echter om door Leiden's burgerij met vreugdekreten be
groet te worden. Is er een edeler, heerlijker genot voor eene vrije
natte dan eene erkentelijke hulde te brengen aan het roemrijke voor
geslacht, waaraan zij die vrjjheid heeft te danken. Meer dan drie
honderd jaren zijn vervlogen sedert den dag, welks heugenis wij
heden vieren. De drie eeuwen hebben de herinnering niet uitge-
wischt; steeds heeft, zoo dikwijls de derde October wederkeerde,
hel dankbaar nageslacht zich begeven naar de bedehuizen om den Heer
lof en eer te geven. Slechts enkele jaren, gedurende de Fransche
overheersching, was ons dit niet gegeven. Sedert dat hatelijke juk is afge
schud is de derde October voor Leiden steeds een leestdag geweest.
En toen nu tien jaren geleden de driehonderdste gedenkdag verscheen
toen werd dat feest met schitterender luister dan ooit te voren gevierd
en onze beminde koning en gemalin en andere vorsten van ons door
luchtig huis kwamen in ons midden om aan het oog der wereld te
toonen, dat de groote dag van Leiden's bevrijding niet alleen voor
deze stad, maar voor het geheele vaderland een dag is van hooge be-
teekenis.
Met fierheid mogen wij belijden: de dag van Leiden's ontzet is de
schoonste dag, die in ons geschiedboek vermeld staat. Door het be
houd van Leiden toch is Holland behouden. Ware Leiden gevallen,
onze dierbare vrijheid, zij zonde thans niet bestaan. Zulks mocht niet
zyn. De zege bleef ons, de zaak der vrijheid werd gered door den
heldenmoed van Leidens burgerij, die hiermede niet alleen het vader
land, maar de geheele menschheid een ontzaglijken dienst heeft be
wezen.
Nog langs anderen weg is Leiden's ontzet aan de zaak der vrijheid
bevorderlijk geweest.
Als loon voor haar beproefde trouw schonk Willem van Oranje der
Leidsche burgerij de hoogeschool, welke volgens hem zoude zijn een
vast steunsel en onderhoud der vrijheid.
Voorzeker onze boezem gloeit van aandoening bij het herdenken
van die groote gebeurtenis. Nog hedenmorgen, stadgenooten, hebt gij God
verheerlijkt die Leiden zoo wonderdadig heeft gered, maar naast Hem
mogen wij thans onze dankbaarheid uiten aan dat kloekmoedig voor
geslacht, dat onder zijn bestuur de verlossing des vaderlands bewerkte.
Thans gaf spreker eene schets van den toestand der door den vijand
ingesloten stad, van het manhallig en kloek gedrag der burgerij en
van de verdiensten van Bronckborst. den gemachtigde van den prins
van Oranje, van Douza. den onverschrokken krijgsman, van Van
Houtden wakkeren secretaris, en van den held Pieler Adriaansz.
Van de Werf.
Heeft voor dit alles, vervolgde spreker, Oranje Leiden beloond door
binnen bare vesten een tempel der wetenschappen te stichten, ook
wij willen onzen dank in onze bescheidene mate betoonen. Een ge-
i denkteeken in steen en metaal, zichtbare voorstelling van het lijden
en verblijden onzer vaderen, dat willen wij hun toewijden als eene
eeroielige hulde, als een blijk hoe ook wij, nog na driehonderd jaren
loem dragen op den grooten dag, die onze vrijheid bevestigde. De
gaven van alle vaderlandslievende mannen, het talent van een tweetal
kunstenaars, hebben dat tot stand gebracht.
Ik mag thans uw geduld niet langer op de proef stellen. Welaan
dan feestgenooten dat het omhulsel valleAanschouwt het gedenk
teeken van Leiden's ontzet, aanschouwt het standbeeld van Van de
Werf. Juich Leiden, juich.
Aan het verzoek van den spreker voldaan zijnde, weergalmde het
luchtruim van het gejubel der menigte bij het aanschouwen van het
beeld van hem, wiens naam thans op aller lippen zweefde. Die jubel-
toonen werden spoedig afgebroken door de uitvoering eener kinder-
cantate van J. N. W. C. A. Ruygrok. Hel straks genoemde kinderkoor
kweet zich uitmuntend van die taak; met heldere en welluidende
stemmen klonk dit lied, gewijd aan den moed der vaderen.
Toen die schare van jeugdige zangers en zangeressen ook het hare
had toegebracht lot verhooging dezer plechtigheid vervolgde de feest
redenaar zijne toespraak.
Met blijde toonen, zoo hervatte spreker zijne rede, hebben wjj het wel
kom geheeten, het kunstwerk, dat voortaan onze stad zal versieren,
thans nog slaande op eene eenzame vlakte, welke echter spoedig zal
herschapen worden in een fraaien lusthof.
Spreker trad thans in eene uitvoerige beschouwing van het beeld
en der afzonderlijke deelen.
Welk eene vreugde, feestgenooten, dit kunstgewrocht voltooid te
zien na zooveel inspanning. Hebt dank, oprechten dank en ontvangt
mijn blijden gelukwensch, dat heden onze inspanning zoo heerlijk
bekroond werd, riep spreker zjjtie medeleden toe. Helaas, hy kon
dien dank niet aan allen overbrengen; een twaalftal, byna een derde
gedeelte van dien kring, heeft dezen feestdag niet mogen beleven;
waaronder ook de doorluchtige eere-voorzitter's konings beminde
zoonaan Oranje en Nederland ontrukt door een te vroegen dood.
Ook voor u, hooggeachte Koelman en Vogel, riep de redenaar de
beide vervaardigers van hel beeld toe, is het eene smartelijke teleur
stelling niet zijne persoonlijke goedkeuring te mogen erlangen. Toch
viert gij heden een schoonen triomf. Eere u beiden, eendrachtige
kunstbroeders, die met dit gewrocht, zeo echt Nederlandsch in ont
werp en uitvoering beide, den alouden roem van Nederland waardig
hebt gehandhaafd.
Spreker bracht ten slotte zjjnen dank aan allen die door milde bij
dragen, door medewerking of hulp de oprichting van hel gedenk
teeken hebben bevorderd. Hij hoopte dat dit beeld zoowel jongeren
als ouderen van dagen mocht bezielen. Den studenten riep hij toe de
liefde tot den geboortegrond, steeds als iels hoogs, iels edels te be
schouwen, opdat hun voorbeeld anderen mochten opwekken, aan
vuren en sterken.
Thans wendde spreker zich tot het hoold dezer gemeente, om bet
thans voltooide kunstwerk in vollen en altijddurenden eigendom aan
Leiden over te dragen, waarbij hij den wensch deed verzeld gaan,
dat het nog lang mocht getuige zijn van Leiden's welvaren. Lang
zie vader Van de Werf, die eenmaal in deze veste al die bittere
ellende doorleefde, nu in ons midden wedergekeerd, van zijn verheven
standpunt met welgevallen neder op het geluk en den voorspoed der
Leidsche burgerij. Geen schooner kroon voor hem, dan dat w(j, nog
na drie eeuwen, hier bij zijn standbeeld mogen uitroepen: Leve
Leiden! Leve de vrijheid! Leve en bloeie het vrije Nederland!
Aan het slot der rede werd door het Leidsche studenten-corps eene
krans aan het monument gehecht.
De burgemeesterin ambtsgewaadnam vervolgens het woord:
Meer dan ooit, zeide hij, gevoel ik thans het voorrecht het hoold
der Leiden's burgerij te zijn, nu ik hel kunstwerk mag aanvaarden
door U aan de gemeente gegeven. Wees verzekerd, dat het door U
gestelde vertrouwen in de burgerij niet zal beschaamd worden. Hoog
waardeeren wij het, eene herinnering te bezitten van onze voorouders.
Met U ben ik dan ook overtuigd dat hel ons zeer gemakkelijk zal vallen
dit gedenkteeken te beschermen. Wij hebben het volste vertrouwen
in deze burgerij en daarom dan ook zoo geplaatst dat het voor elk en
een iegelijk toegangkelijk zij.
Ruim drie eeuwen zijn vervlogen, sinds de heugelijke mare zich ver
spreidde: Leiden is ontzet! en nog steeds wordt met vreugde deze
dag aan deze herinnering gewijd. Waar de burgerij hare ge
schiedenis zoo in eere houdt, mag men ten volste vertrouwen dat
zij ook dit standbeeld zal blijven vereeren. Hebt dank commissie voor
den onverdroten ijver, waarmede gij uw werk hebt tot stand gebracht
hebt dank gij allen, die door uwe gaven en penninksken hebt helpen
hel monument tot stand brengen, dank leden van regeering en gewest,
die door uwe tegenwoordigheid den luister aan dit feest hebt bijgezet.
Dank allen, die de uitvoering hebben mogelijk gemaakt.
Moge Van de Werf van af zijn verheven zetel nog lang op ons neer
zien hebt gij gezegd aan ons zal het zijn naar hem op te zien als
een voorbeeld ter nabetrachting en thans aanvaard ik namens de ge
meente het monument van Leiden's ontzet.
Onmiddellijk na de aanvaarding van het monument hief Leidens
Mannenkoor, vereenigd met het kinderkoor, eene Hymne van F. Klieken