deren aan de uitgedroogde borst versmachten; andere jonge kinderen
werden met paardendarmen gespijzigd. Van allen kant vertoonden
zich vermagerde lichamen, of liever waggelende geraamten, die door
de knikkende beenen ter nauwernood gedragen werden, verbleekte
aangezichten, holle oogen, ingevallen wangen! Een kwaad echter,
dat dit alles nog overtrof, was de pest, welke binnen weinig tijds
6000 menschen in het graf sleepte, zoodat de burgerij, welke op
14000 zielen werd gerekend, bijna tot op de helft versmolt. Toen
door dit alles tot wanhoop gebracht cenigen zich tot den lieren Van
der Werf, burgemeester der stad, vervoegden, dringende op overgave
der stad, gaf deze het manhaftige, alom door jong en oud bekende
antwoord, door de baronesse De Lannoy aldus bezongen:
»Grj Leidsche burgerijtreed nader.
"Gij, aan wier moed ik 't voorbeeld gaf:
"Wij hebben zaam zoo trouw gestreden,
"Treed toe, en hoor nog eens de reden
»Van een' beschermer die u mint.
«Wiens zorg zal meer uw heil bedoelen?
"Wie beter al 't gewigt gevoelen
»Van 'tgrievend leed dal u verslindt?
"Gij wilt dan voor den vijand bukken
"Een vijand die u vleit in schijn:
"Die naauw dees muren in zal rukken,
"Of Leyden zal een bloedbad zijn
"Welaan, gij kunt uw glorie schenden,
»U dompleit in de diepste ellenden,
'De wet eens dwinglands gadeslaan.
"Voor mij, ik zal zijn woede keeren,
"U tot mijn' laatsten snik verweren,
"En voorts op Leydens puin vergaan.
"M(jn vrienden, 'k hoor uw bange zuchten;
"Ik weet wat u bezwjjken doel:
"Gij zoudt geen spiets, geen vijand duchten,
"Maar 'l wreed gebrek verwint uw' moed:
«Ach! 'kweet geen spijs u toe te voegen,
"Maar kan mijn ligchaam uw vernoegen,
"Treed rustig toe, mijn burgerij,
»lk moet toch eens het leven derven,
"'k Zal willig door uw handen sterven;
"Hier ben ik, deelt mij, 'lstaat u vrij."
Dat antwoord werkte bezielend, het was een voorbeeld, een taal
die moed en zielskracht den verflauwden wist in te boezemen, die
hun den vjjanddie hun spottenderwijs voor honden- en katleneters
uitschold, deed toeroepen: dat zij, 'wanneer al hun voorraad verteerd
zou zjjn, eer den linkerarm zouden opeten, en met den rechter hunne
stad beschermen, dan zich overgeven; en eindelijk liever de stad in
den brand steken, en zeiven al strijdende sterven, dan in de handen
van Spaansche beulen te vallen."
Het water was inmiddels nog slechts negen duimen hoog, ofschoon
de schepen anderhalf op enkele plaatsen ook twee voet diep gingen:
zelfs daalde het, door aanhoudenden noordoostelijken wind, zoodat
alles vruchteloos scheen te zijn. De prins kwam hierop in de vloot,
en nu nam men het besluit den Kerkweg van Zoeterwoude door te
steken, en bijaldien het water met den springvloed niet wies,
dertig ot veertig schepen met mondbehoeften naar de stad te schikken.
De springvloed kwam, en met denzelfden een felle wind uit het noord
westen, welke het water, vooral toen hij vervolgens zuidwestetijk
liep, met groote kracht ten lande injoeg, en voor Leiden opstuwde.
Men peilde nu, in plaats van negen, acht en twintig duim, zoodat
Boisot, op den 2" October des nachts den Kerkweg, na een korten
tegenstand van de Spaansche zijde, vermeesterde. Hier verschanste
hjj zich, den voorgrond met voetangels bestrooiende, om den vjjand,
indien hjj het waagde om weder te keeren, dit te belemmeren. De
weg werd op drie plaatsen doorgestoken, zoodat wel haast een
getal van honderd koornschuiten er door heen geraakte. Men was
nu zoo driftig om spoed te maken, dat de Zeeuwen, als de
ondiepten hier of daar tegenstand boden, zich te water begaven,
en de schepen met hunne schouders er over lichtten. De Span
jaarden ondertusschendie rondom Zoeterwoude verschanst lagen,
het vuren der vloot en den geweldigen aanwas van het water ziende,
werden zoodanig door vrees aangegrepen, dat zij het op een vluchten
zetleu, voorgegaan door De Valdez, hunnen opperbevelhebber.
In den nacht van 2 op 3 October stortte buitendien een gedeelte
van den muur tusschen de Koepoort en den toren van Bourgondiën
met een donderend geraas in het water. Den Spanjaarden, een uit
val duchtende, sloeg de vrees in het hart; zij wierpen hun geschut
in den Vliet, lieten hun voorraad achter en namen in allerijl de vlucht.
De weg stond nu open en weldra klonk het nu uit duizenden en
dankbare manden: Leiden is ontzet!
Ziehier den dag die wij vieren, ziehier de reden, waarom Leiden
in feestdosch is gehuld, ziehier de oorzaak der overal wapperende
driekleur, der feestvreugde en gejubel, dat allerwege verrjjst.
Reeds des morgens ten half acht ure nam deze feestvreugde een
aanvang door salvo's van bet geschut en het gelui der klokken, ter-
wjjl een half uur later een hoog verheven koraalmuziek uit koperen
monden van af den toren van het raadhuis den volke verkondigde dat
Leiden feest vierde.
Velen begaven zich daarop naar de verschillende kerken, waar den
Heer den dank werd gebracht voor Zijne hulp en goedertierenheid
heden vóór driehonderd en tien jaren onze voorouders bewezen.
Een groot aantal belangstellenden hadden zich inmiddels begeven
naar Zomerzorg om getuige te zijn van hel regelen van den gekostn-
mcerden optocht der werklieden-vereeniging"Nut en Genoegen",
der kleedermakersvereeniging: "Eendracht door Vriendschap", der
fabrieksarbeiders>ereeniging"Eendracht maakt macht" en der werk-
liedenvereeniging: «Eendracht maakt macht." Te twaalf uren zetlede
stoet zich in bewegingvoorafgegaan dooreen escadron huzaren, destaf-
muziek van hel 4'1' regiment infanterie, onder directie van den heer A.
Grentzius, en leden der vereeniging: «Nuten Genoegen" met banier (1«
afd.). Vervolgens was de optocht verdeeld in zes groc, en, voorstellende
de eerste groep: Leidens stichting 1'6' eeuw, Oorspronkelijke be
woners, drie Batavieren en drie Kaninefaten. Vestiging der Ro
meinen, Claudius Drusus Germauicus, opperbevelhebber der Romeinen
in Neder-Germanië (te paard); zeven Romeiusche soldaten. Stichting
van het Practorium (Roomburg); twee Romeiusche Lictoren;
een Romeinsch PraetorAgrippitia. gemalin van Germanicus, denzoon
van Drusus (op een wagen, getrokken door twee paarden). De Ro-
meinsche landvoogdij, Domitius Corbulo, opperbevelhebber in
Neder-Germanië; Signifcr der Bataven; Paullinus Pompeius. bevelheb
ber in Neder-Germanië; Claudius Civilis, aanvoerder der Bataven;
Brinio, aanvoerder der Kaninefaten; vier Friezen (2 mannen, 1 vrouw
en |kind). Leden der Vereeniging «Nut en Genoegen" (2e afd.).
Tweede groep: Opkomst van Leiden in het Frankische tijdperk 6' -12'
eeuw. De Franken en Saksen. Clovis, vorst der Franken, Hen-
gistus, vorst der Saksen (beiden te paard); vijf Saksen: 3 mannen,
1 vrouw en 1 kind; de Deenen in Nederland, Harold, vorst van
Denemarken; een heraut; vier Deensche krijgslieden, een heraut van
den burchtgraaf: Halewijn, burchtgraaf van Leiden, en Halewijn, zjjn
zoon en opvolger. Leiden als residentie van den graaf,
Bouw van St. Pielcr. Godebald, bisschop van Utrecht; vier gees
telijken, het baldakijn dragende; twee geestelijken en drie krijgs
knechten. Leden der Kleedermakers Vereeniging «Eendracht door
Vriendschap" (met banier). Derde groep: Leiden als stad 13'—16'
eeuw, Oudsteprivilégiën van Rijnland(1255) Willem II, Roomscb
koning, graaf van Holland, Heer van Rijnland, voorts de baljuw,
een hoogheemraad, twee raden en de beul van Rijnland. Oudste be
vestiging der eerste stads rechten (1266) Floris V, graaf van
Holland Herman Van Woerden en Willem Van Teylingenedellieden
in 't gevolg van Floris V; voorts de beul van Leiden, Dirk Poes,
schout, ea Pieter Gauburghen en Hansoetenz, schepenen van Leiden;
tien Vlaamsche volders. Uitbreiding van Leiden in den Burcht
(de Waard). Willem III, graaf van Holland en Henegouwen,en Philips
van Leidenzijn secretaris. Vergrooting van Leiden met Maren-
dorp (1347). Margarelha, gravin van Holland, (in een wagen,getrokken
door twee paarden); een edelvrouw en twee pages Vergrooling van
Leiden met het O. en W. Nieuwland (1386). Albrecht van Beijeren,
graaf van Holland; twee edellieden in zijn gevolg; Willem Knser, baljuw
van Rijnland; Bartholomeus Van Raaphorst, ridder, ambachtsheer van
Zoeterwoude; Dirk Van Swieten, ridder in het gevolg van Raaphorst; tien
differente personen. - Leden der Fabrieksarbeiders-vereeniging «Eendracht
maakt macht" (met banier). Muziek van het 3' reg. huz. Vierdegroep. De
zegepraal van Leiden's vrije ontwikkeling (einde der 16' eeuw). De
strijdende partijen. Louis Van Boisot, aanvoerder der Zeeuwsche
vloot; zes watergeuzen; Valdez, bevelhebber van het Spaansche leger;
een Spaansch officier en vijf soldaten. De burgerij, twee stadsbo
den: P. Adrnz. Van der Werf, burgemeester; Jan Van Hout, secre
taris; Cornelis Adriaansz. Van Barrevelt, schepen; Willem Van Heems
kerk en Jh'. Aert Van Duivenvoorde, raden; M'. Aert Van Brederode,
licentiaat in de rechten; Casper Colhaes, predikant, en Jacob Van der
Does, Heemraad van Rijnland. De zegepraal. Twee trompetters,
vaandrig, pijper en tamboer; prins Willem I. (te paard); twee pages;
Claes Dirkszoon van Montfoorl, (te paard); Jan Van der Does; Claes
Huygens Gael; Schaek, weesjongen; vijf weesjongens en twee wees
meisjes. Leden der Werklieden-Vereeniging «Eendracht maakt macht"
(met banier). Vijfde groep. Leidens wasdom (17'-18« eeuw). Lucas Gild;
een banierdrager; Rembrandt, Jan Steen en Frans Van Mieres; voorts
het Schutters-, St. Joris-, Droogscheerders-, Schippers-, Schoenmakers-,
Barbiers- en Timmerliedengildde Akademie. voorgesteld door eene
jeugdige vrouw.Zesde groep. Leidens toekomst. Allegorische voor
stelling: de Leidsche stedemaagd, beschermd door de godin der wijs
heid en der nijverheid in hare beweging tot vrije uitbreiding belem
merd door de buitengemeenten Zoeterwoude, Leiderdorpen Uegstgeesl
wordt door de Nederlandsche maagd met de hoop op eene Letcre toe
komst gesterkt (op een wagen, gelrokken door 4 paarden) personen:
Pieter Cornelisz. Van der Morsch, bijgenaamd Piero, bode van de
rederijkerskamer «In liefde bloeiende"; de Wijsheid; de Industrie: de
Leidsche sledemaagd; Zoeterwoude, Oegstgeest, Leiderdorpen de Neder
landsche maagd, voorgesteld door een zevental dames.
Onmiddellijk daarop volgde een keurig net gedrapeerde wagen met
twee paarden bespannen, voorafgegaan door een banierdrager met
banier. Deze groep geeft eene allegorische voorstelling van de prac-
lische Ambachtsschool te aanschouwen. Op den wagen worden doorde
leerlingen de verschillende werkzaamheden verricht die op de school