BUI TENLAN OSCHE BERICHTEN.
niemand eenig gevaar meende te zien. Zoooals gewoonlijk vervolgt hij
was ik den volgenden morgen reeds vroegtijdig op en toen ik mij naar bui
ten begaf was het goed weder. Ik ging aan het strand naar mijne booten
zien en vond een daarvan een weinig onklaar, waarom ik besloot dat vaar
tuig zoo spoedig doenlijk in orde te doen maken. Üp mijne wandeling naar
huis 't zal toen ongeveer zes uur geweest zijn stond de te Anjer alge
meen als kapitein de Jong bekende oude heer voor zijne woning, met wien
ik een gewoon gesprek over het weder en andere onverschillige zaken aan
knoopte. Na verloop van een paar minuten hoorde ik op eenmaal in de
richting van het strand den kreet: «bandjir dataug!" en, mij omkeerende,
zag ik in de verte een grootc kolossale, zwart uitziende watermassa, hemel
hoog op het eerste gezicht, die met vreeschelijk geruisch en bliksemssnel
kwam aanzetten.
In het volgend oogenblik had het water mij opgeheven en overstroomde
mij met zulk een kracht, dat ik als het ware samengedrukt werd en achter
eikaêr verscheiden buitelingen over mijn hoofd maakte, trots den besten
acrobaat.
Tusschen lucht en water met vreeselijke snelheid voorlgezweept in dien
zwarten, onmiddellijk met allerlei voorwerpen opgevulden vloed, behield ik
echter gelukkig mijne bezinning sea was ik er direct van overtuigd, dat, hoe
dikwijls mij de dood ook reeds van nabij had aangegrijnsd, ik ditmaal den
dans niet zou ontspringen. Ik beval Gode mijn ziel en hoopte niet meer.
tiaar werd ik in een ondeelbaar oogenblik door den vloed opgeheven; ik
kon ademhalen, daar mijn hoofd boven water was gekomen. Op de opper
vlakte van den onafzienbaren vloed werd ik als een stroohalm rondgevoerd
en de meest verschillende voorwerpen, waaronder veel huisraad, dreven mij
met ijzingwekkende snelheid voorbij. Ik werd tegen een klapperboon ge
dreven, die ik trachtte te grijpen, doch de stroom was mij te sterk. In
het volgend oogenblik bij een anderen boom was ik gelukkiger. Ik kreeg
houvast en klemde mij aan den stam vastdie wel boog en schudde door
den vreesselijken wateraandrang, maar mij toch een steunpunt aanbood en
het middel mijner redding kon worden.
Zoo goed ik kon, klauterde ik eenige voeten naar boven, doch de vloed
scheen nog steeds te rijzen, althans mijne beenen bleven nog in het water
hangen. Op eenmaal kwam in dezelfde richting, waar mijn boom stond,
een groot atappen dak eener woning met bamboestijlen aandrijven entegen
den boom botsende, beklemde dit mijn been zoodanig, dat ik hel bijna moest
uitschreeuwen van pijn.
Mij overal door den dood bedreigd ziende, en nergens, zelfs niet op de
plaats waar ik mij bevond, redding bespeurende, kwam een oogenblik de
gedachte bij mij op mijne handen los te laten en te sterven. Ik leedvrees-
selijk en voelde mjjn been tnsschen den boom en het dak beklemd, kraken.
Hoe lang ik in dien toestand doorgebracht heb, is mij onbekend; naar gis
sing slechts eenige minuten, doch de minuten, in doodangst doorgebracht,
schijnen zich tot uren uit te zetten. Eensklaps kreeg ik verlichting; door
misschien eene veranderde richting van den stroom, door een draaikolk of
wat dan ook, maar het bamboezendak maakte een zwaai en bevrijdde mijn
been van de vreesselijke knelling. Ik had nog de kracht en besef om een
paar voeten hooger te klimmen om niet voor de tweede maal bekneld te
raken en elke kans op redding aan te grijpendie mij in mijn toestand ge
boden werd.
Ik zag rond. Die blik was verschrikkelijk; waar Anjer stond zag ik niets
anders dan een bruischende wild rollende vloed, waaruit hier en daar slechts
een paar boomen en de spitsen van daken staken. In mijn nabijheid stond
het huis van den boven reeds genoemden ouden heer De Jong, die met zijne
vrouw de wijk had genomen op het platte dak van zijn huis, dat door het
water nog niet overstroomd was. De beide oudjes verkeerden even als ik in
doodsangst en liepen als gejaagd langs de kanten van het dak, misschien de
seconden tellende, die hun nog van den dood scheidden. Deze waren de
eenige levende wezens, die zich aan mijn oogen opdeden.
Op een gegeven oogenblik echter daalde het water met groote snelheid en
liep weder naar zee terug. Ik zag het onder mijn voeten wegvloeien en be
merkte weldra, dat ik mij veilig van mijn hoog standpunt kon laten glijden
om een goed heenkomen te zoeken.
En zoo deed ik. Ik stond weder op vaste bodemDochGodwelk een
tooneel deed zich aan mijn half versuften blik op! Het was een tafereel van
de grootste verwarring, dat geen pen in staal is te beschrijven. Kolossale
massa's gebroken meubelen, balken, stukken hout, boomen, gebroken vaar
tuigen, menschelrjke lichamen, 't vormde overal èen verwarde, wild door ei
kaêr geworpen hoop. Ik kroop op handen en voeten over vele mij nog zeer
goed bekende voorwerpen heen, ontmoette hier en daar een tusschen huis
raad bekneld ljjk en had eindelijk het geluk mij in hooger gelegen gedeelte j
van de plaats bij de Chineesche kamp te bevinden.
Een jammerend en handenwringende Chinees voor zijn warong staande
bad ik om een glas water, doch de man kon mij daaraan niet helpen, maar
spoedde zich naar binnen en rijkte mjj een flesch cognac toe. Ik was op
het punt van te bezwijmen, zette de flesch aan mijne lippen en nam van
het versterkende opwekkende vocht een goede teug.
Inmiddels een weinig bijgekomen, keek ik van de plaats waar ik mij be
vond nog eenmaal naar de plek waar ik gewoond had; mijn huis was ver
dwenen, natuurlijk met alles wat zich van mijn eigendom daarin bevond.
Ik was dus van dak, van kleeren, van geld, kortom van allcs berooft, armer i
dan de armste, daarmij althans niets restte dan het baadje dat ik droeg en i
de pantalondie aan flarden ter nauwernood mijne gewonde beenen kon be-
dekken. Anjer gaf mij dus niets meer te hopen en daar ik mij beschouwde
als de eenige geredde uit de rampdie de geheele plaats verdelgd hadbe
sloot ik dat jammertooneel zoo spoedig mogelijk te verlaten en mij zoo mo
gelijk naar Serang te spoeden om daar bericht van het gebeurde te brengen.
Op het kerkhof zag ik het reeds meergenoemde echtpaar de Jongdat zich
tot daar had voortgesleept, zoo ik naderhand vernam daar bezwijmd en met
den tweeden vloedgolf is verdwenen.
Nog dienzelfden dag arriveerde hjj na ongeloofelijke inspanning te Serang,
en werd daar liefderijk opgenomen en verpleegdwaarvoor hij dan ook zijne
erkenieljjkheld betuigd, ook aan de watersnoods-comissie voor de geldelijke
ondersteuning, doch verklaart dat het verre van hem is iets te willen af
dingen op den weldadigheidszin der commissie, nog de plannen dier heeren
voor verdere ondersleuning der ongelukken te willen bedillenmaar het komt
mij voor, dat die geldelijke hulp onvoldoende is, zelf onvoldoende om in de
eerste behoefte te voorzienvooral voor de vrouwen. Wat baten toch eenige
guldens voor haar, die, van alles berooft, al dadelijk moeten beginnen met
voor geld een onderkomen te zoeken? 'tls waar, die het spoedigst helpt,
helpt het meest, doch het zij mij vergund de geredden van Anjer ook voor den
vervolge krachtig aan te bevelen in de liefdadigheid van alle menschenvrieBden.
Er is teveel verloren voor een gedeeltelijk hulpbetoon de hulp moet krach
tig, uitgebreid zijn, wil men ook slechts maar eenigzins trachten de smar-
telijken indruk van het ondergane leed te verzachten.
's GRAVENHAGË, 11 October.
Door Z. M. is aan den heer J. J. Goldie, consul van Denemarken te
Padang (Sumatra's Westkust), vergunning verleend tot aanneming der ver
sierselen van ridder der derde klasse van de Dannebrogsorde, hem door Z. SI,
den koning van Denemarken geschonken.
Door Z. M. is Zr. M'. commissaris in Zeeland gemachtigd tot hel
bijeenroepen der stalen dier provincie in buitengewone vergadering op Maan
dag 22 October a. s., om daarin aan de orde te stellen de verkiezing van
een lid van de eerste kamer der staten-generaal in plaats van wjjlen m',
W. C. Borsius.
Door Z. M. is aan N. J. A. Roldanus, op zjjn verzoek, eervol ontsla»
verleend als burgemeester van Dinteloord, c. a.
Door Z. M. zijn benoemd bij het wapen der infanterie: bij het 4e reg.,
tot kapitein, de 1= luit. J. Hissink, van het 2e reg.; bij het 6e reg., tot
luit.-kolonel, de majoor H. P. J. Hennus, van het 7C reg.; bij het 7' reg.,
tot majoor, de kapitein J. L. Mulder, adjudant van het 2' reg.
Door Z. M. zjjn bij het personeel der militaire administratie, en wel
bij de kwartiermeesters benoemd: tot le luit.-kwartiermeester bij hun tegen
woordig corps, de 2e luitt.-kwartiermeesters H. Schultink, van het 5e, en
H. M. C. Van der Harten, van het 7' reg. infanterie.
Door Z. M. is aan den met 16 dezer gepens. kapitein ter zee W. F.
Meijen vergunning verleend, om, na zjjne pensionneering, de activiteits-
uniform, aan zijn rang verbonden, te blijven dragen.
De kapitein-luit. ter zee J. Loots, uit Üost-Indië in Nederland terug
gekeerd is op non-activiteit gesteld.
De minister van koloniën zal op morgen geen audiëntie verleenen.
In de heden gehouden zitting van de tweede kamer is de discussieI
voortgezet over de artikelen 7 en 8 van de gestichten wet. De minister wjj-
zigde ze zoodanig dat de jongensgevangenis te Ommen in plaats van op dei
Kruisberg en het jongensopvoedingsgeslicht op den Kruisberg in plaats van
te Ommen zal gevestigd worden. Het amendement van den heer Van Eek,
om verplaatsing van de bedelaarsgestichten naar Hoorn, Veere en Leeuwar
den werd verworpen met 64 tegen 7 stemmen. Het amendement om ver-1
plaatsing van het tuchthuis te Leeuwarden naar Leiden verviel. Het ameo-l
dement om Amersfoort voor vrouwengevangenis le bestemmen in plaats vanI
Eindhoven werd verworpen. De arlt. 7 en 8 van hel regeeringsontwerp zijnI
dus, behoudens de verandering omtrent Ommen en de Kruisberg, onveran-l
derd aangenomen. De gestichtenwet is in haar geheel aangenomen met 71)1
tegen 1 stemmen, zijnde die van den heer Van Eek. Maandag andertl
ontwerpen.
Aan het einde der zitting werd door de kamer verworpenmet 34 tegtil
28 stemmen het ontwerp van wet tot bekrachtiging der Indische credie-l
ten, tot een bedrag van ruim 5 millioen, voor de dienst 1881. Dinsdag i;l
het ysfrfrfer-rapport aan de orde.
Ter terechtzitting van den hoogen raad van heden kwam in behandel
ling de vervolging ingesteld tegen den heer mr. F. J. M. A. Reekers, liil
van de tweede kamer der staten-generaal, beklaagd van verzuimd te hebbal
te Amsterdam aangifte te doen van zijn pupil ter inschrijving voor dil
nationale militie. De procureur-generaal achtte hel ten laste gelegde feitl
wettig en overtuigend bewezen, doch er bestonden z. i. verzachtendeomstan-l
digheden. In deze moest slechts gedacht worden aan een onwillekeurig veil
zuim niet gepleegd door een vader tegenover zijn zoon doch slechts door ral
voogd jegens zijn pupil, die daarenboven afwezig was. Het requisitoir slrektel
tot veroordeelmg van den beklaagde in eene boete van ƒ10 subsidiair 2 dagal
gevangenisstraf.
De uitspraak is bepaald op heden over 8 dagen.
De rechtbank alhier bevestigde heden het vonnis van den kantonredl
ter te Leiden, die een ontslag van rechtsvervolging gaf in zake den schipptrK
v. Z., te Katwijk, die de kerk aldaar bezocht tijdens in zijn gezin de pok-1
ken heerschte.
Voorts werd nog de gewezen administrateur ten postkantore te Leiden P.l
schuldig verklaard aan verduistering van een gouden horloge en dito kei l
ting hem, krachtens zijn ambt, in bewaring gegeven, en deswege veroorI
deeld tot 3 maanden celstraf.
Naar wij vernemen is hier ter stede, zoowel ten koninklijken paleiiel
als bij het Belgische gezantschap, alles voorbereid op een eventueel bezoek!
van den koning en de koningin van België aan de hofstad; hetwelk ver-I
wacht zou kunnen worden na hun vertrek uit Amsterdam op de terugreis!
naar Brussel.
BELGIE.
In deu nacht van Zondag op Maandag heeft een geweldige bianl
plaats gehad in hel station van Welkenraedt. Twee goederentreinen stop
ten aan dat station, toen door het vuur van een der locomotieven en
wagon met zwavelzuur in brand geraakte. Er volgde eene hevige ontplof
fing, en het vuur deelde zich mede aan de wagons van den anderen trein.
Na veel moeite gelukte het den brand te blusschen. Verscheiden wagons
met hunne lading zijn geheel door het vuur vernield. Persoonlijke onge
lukken hebben er niet plaats gehad.
EK GELAND,
Het gedenkteeken van de groote ramp te Sunderland, in Juni II.
waarbij 186 kinderen om het leven kwamen, zal 6000 kosten. Het wordtI
een marmeren beeld, voorstellende eene moeder met haar dood kind in dtI
armen. Men zal het plaatsen in het voorportaal van de openbare boekerij.
De Standard meldt uit Durban, dat Cetewayo de sommalie der regee-1
ring beantwoordde en liet boodschappen, dat hij de schuilplaats wil verlatenI
indien zijne persoonlijke veiligheid gewaarborgd wordt. Usibepu bericbtlf
aan Cetewayo: «ik gedoog niet dat gij blij ft waar gij zijt, noch dat gj
terugkeert; de Britsche regeering moet u verderop plaatsen; Zoeloelandheell
geen plaats voor Cetewayo."
De Ieren in de Vereenigde Staten nemen op groote schaal maatregelesl
voor de verdediging van O'Donnelt, den moordenaar van den verklikkeiI
Carey. Reeds zijn 60000 dollars naar Engeland overgemaakt en bovendienI
zijn nog meer groote sommen bijeengebracht, welke ten deele gebruikt zul-l
len worden om getuigenissen ter ontlasting van den beschuldigde uit Atne-I
rika zelf en uit Australië en Afrika te verkrijgen. De liedenmet »i'l
O'Donnell in Amerika placht om te gaan, in Chicago, Philadelphia enz., zul-l
len naar Engeland worden overgezonden om verklaringen ten zijnen gunsteI
af te leggen. De aanvoerders der Ieren verklaren, dat O'Donnell nooit totl
eenig geheim genootschap behoord heeft. Er zullen verschillende rechtsge l
leerden naar Engeland gaan om te betoogen. dat O'Donnell vooreerst alleenl
ter zelfverdediging gehandeld heeft en bovendien in zijne geestvermogensI
gekrenkt is.