verliest, immers de muzikale beoordeeling wordt dan geveld onder invloed van voorliefde of tegenwerking en waar is dan de grens tusschen waarheid en verdichting? Vele verslaggevers gaan aan dit envel mank, waarbij persoonlijke haat gewoonlijk eene groote rol speelt, welke gelegenheid is dan ook beter ge schikt om personen of lichamen //doortehalen" dan de criliek? men kan zoo gemakkelijk onder den mantel van muzikale beoordeelingen, persoonlijke hatelijkheden luchten, waartoe men op eene andere wijze geen gelegenheid heeft. Een sterk bewijs biervoor is te vinden in het muzik. lijdschr. CaeciHa, waarin o. a zeker Leidsch verslaggever indertijd over een kunstbroeder- stadgenoot (violist) zulk eene onwaardige en domme critiek velde, dat men slechts zijne brutaliteit en onkunde moest bewonderen. Er zijn echter ver slaggevers wier muzikaal standpunt zeer beneden het middelmatige is. Hoewel eene eerlijke criliek nimmer mag worden afgekeurd, doen echter die muzikale twisten meer kwaad dan goed, de muzik. krachten worden zoo mogelijk nog meer tegen elkaar opgehitst en in plaats van samenwer king, waardoor wellicht een uitstekend geheel zoude worden verkregen, speelt verdeeling de hooidrol waardoor het goede versnipperd en langzamer hand vernietigd wordt. In zulk een toestand nu verkeerd ook de Leidsche muziekwereld en het is niet onbelangrijk daarin juist in den tegenwoordigen tijd een gron- digen blik Ie slaan. Om echter een duidelijk inzicht te verkrijgen is het noodig enkele jaren terugtegaan. Een twintigtal jaren geleden was onder directie van den Heer Wetrens eene zangvereeniging in bloei, die zeer terecht langzamerhand in ons land beroemd werd. Om de Iwee jaar werd door haar in de Hooglandsche kerk een tweedaagsch muziekfeest gegeven en menigeen zal weer op nieuw genieten door de herinnering aan de avonduren in het trotsche kerkgebouw doorgebracht, terwijl de indrukwekkende klanken van het majestneuse koor en orkest door de gewelven weergalmden; wie herinnert zich niet een Hill, Gunz en zooveel anderen, die zoo menigmaal het Leidsch publiek in verruk king hebben gebracht?! Voor dit alles komt Wetrens ontegenzeggelijk de grootste eerepalm toe en is het onnatuurlijk dat hij met hart en ziel aan zijn lievelingskind de Leidsche Zangvereeniging gehecht was? De Leidsche Zangvereeniging ging in haar bloei steeds hooger en hooger, toen een keerpunt aanbrak. De oorzaken hiervoor werden aan verschillende omstandigheden toegeschreven waartoe het hier niet de plaats is, ze allen nategaan. Een der voornaamsten zal zeker wel zijn de tegenwerking die langzamerhand werd ondervonden. De vraag doet zich nu echter van zelf voor, wat de reden was dat de vroegere orkestuilvoeringen van de Maal') voor Toonkunst en de kamermuziek-uitvoeringen beiden onder leiding van den Heer Wetrens ook langzamerhand verkwijnden. Is niet de reden hiervan te zoeken in de omstandigheid dat de Heer Wetrens zijn roem over leefde, doordien hjj steeds op hetzelfde standpunt bleef staan, terwijl de muzikale richting en ontwikkeling met reuzenschreden vooruitging. Het is hoogstwaarschijnlijk dat dit een der oorzaken is, hoewel het slechts schoor voetend door zijn trjdgenooten zal worden erkend, en zeer natuurlijk, in hun tjjd was Wetrens de man die de Leidsche Zangvereeniging heeft opge bouwd tot het standpunt hetwelk ze later met zooveel roem innam, en nog meerdere herinneringen uit hun tijd konde niet anders dan hen met hoog achting voor hem vervullen, en is het dan niet zeer naluurljjk dat zij, aan hunne herinnering getrouw, Wetrens steeds hoog in eere houden?! En werkelijk, Wetrens heelt in zijn tijd veel, ja zeer veel verdienstelijks tot stand gebracht, en welke partij men ook moge zijn toegedaan, dit moet door iedereen die eerlijk wil oordeelen, ten volle worden erkend! Maar is het niet even natuurlijk dat zij, die meer kunstgenot wilden smaken dan Leiden hun te genieten gaf en daarom in andere steden en in den vreemde nieuwe indrukken wilden ontvangen, hunne kunstsmaak in Leiden niet meer konden bevredigen en zich wilden verhellen boven bet Leidsche peil? Deze en meer anderen waren de redenen dat eenige leden der Leidsche Zangver eeniging en der Maat'i Caecilia (eene zuster der L. Zangvers) niet meer tevreden met de muzikale richting, besloten eene afdeeling te vestigen der Maat'i ter bevordering der Toonkunst, waarvan het Zangkoor onder directie van den Heer Dan. de Lange kwam. Zij werd spoedig eene gevaarlijke mededingster voor de L. Zangvers, want hoewel de nieuwe zuster voor- loopig nog zeer weinig krachten telde waren de uitvoeringen na enkele jaren reeds van dien aard, dat men de schoonste verwachtingen van haar voortbestaan kon koesteren. Sedert dien tijd brak voor de L. Zangvers het keerpunt aan, de zusters stonden als kemphanen tegenover elkaar, en de gevolgen waren dat de uit voeringen in de Hooglandsche kerk gestaakt en ten slotte de Leidsche Zang vereeniging en de Maat'i Caecilia werden ontbonden. Zoo stond nu de afdeeling der Maat'i ter bev. der Toonkunst en haar Zangkoor alleen tegenover de Leidsche Maat'i voor Toonkunst waarvan de Heer Wetrens zich met alle kracht wijdde. De bestuurders dezer laatste maats, behoorden en behooren nog steeds tot de warmste voorstanders van den vroegeren Orkest-Directeur en niets natuurlijker nu, dan dat zij met een diepen haat dit is het juiste woord bezield zijn tegenover de maats, die indirect de beide vroegeren heeft verdrongen. Dit zoude op zich zelf weinig te beteekenen hebben, ware het niet dat het Leidsche Dagblad als orgaan der Leidsche Maat'i voor Toonkunst, van den beginnen af met alle middelen de Aldeeling en Zangkoor der Maat'i ter bev. der Toonkunst heelt tegengewerkt liet vellen eener zij het dan ook zeer scherpecritiek is geoorloofd, doch voortdurend de dikwijls uitstekend geslaagde uitvoeringen uit taktiek aflekeuren, is illoyaal! Iedereen die slechts eenig versland van muziek heeftzal moeten erkennen dat b. v. de uitvoering der Passionsmusik van Schiitz (om niet meerdere te noemen) tot de vlekke- looze behoort. Doch het Leidsche Dagblad wil dat men alléén Wetrens erkennen zal, een ieder die nevens hem de dirigeerstok zwaait wordt on verbiddelijk veroordeelddal het blad zulk eene voorliefde voor den Heer Welrens gevoeld mag echter niet worden algekeurd. Het zoude echler kunnen gebeuren dat een Uitgever-Directeur van een Dagblad, zich met volle woede partij stelde en door zijn blad alle uitvoeringen der tegenpartij per se liet afkeuren en zich niet ontzag op de schromelijkste wijze mis bruik te maken van de macht die hij als uilgever bezit, dan zouden zulke handelingen minstgenomen oneerlijk moeten worden genoemd. Immers de Uilgever van een Dagblad mag dit nimmer dienstbaar maken aan zijn per soonlijken haal! al is hij bezield met den hevigslen wrok, dan moet die toch geheel van zijn blad blijven afgescheiden tenzij hij een blad uitgeeft niet ten dienste van het publiek, maar van zich zeil; in het laatste geval kan hij chicaneeren zooveel hij wil in het eerste zoude hij dan misbruik maken van zijn macht als uitgever door zijn publiek artikeltjes op te disschen waarvan waarde en waarheid al van zeer min allooi konden zijn. Het L. D. heeft langzamerhand zijn taktiek geopenbaard om alles wat door de Afd. der Maat'i ter bev. der Toonk. wordt verricht of ten gehoore gebracht, onvoorwaardelijk af te keuren of in een onwaardig daglicht te plaatsen, het heeft steeds de regel gevolgd die in zeker bijspel een dei acteurs wordt in den mond gelegd: ./Recenseer zooveel je wilt, doch keur alles af"! Het zal dan ook niemand verwonderen dat de verslagen of artikeltjes in hel L. nooit de moeite waard zijn geacht te worden beantwoord of wederlegd, daa het gehalte van het blad algemeen bekend is. Indien het blijft doorgaan met dikwijls op eelie onheusche manier zijn partijzucht bot- tevieren en zijn ruimte beschikbaar te houden voor artikeltjes die dikwijls even onbeschaamd als onwetend zijn*), zal het veel gaan gelijken op eene muzikale Asmodéeen indien eene courant niet wil dalen tot het stand punt hetwelk men gewoonlijk vuil noemt, moet zij zich bovenal onthouden van hatelijkheden. Het Leidsch Dagblad echter is zéér hatelijk! 'sHage. Maart 1883. J. S. B. b. v. Ingezonden Stukjes L. D. 26 Febr.van Q en H. Na de verschrikkelijke ramp, die eenigen tijd geleden Oostenrijks hoofd stad heeft getroflènna het verschrikkelijk ongeluk, dat een twee honderd tal slachtoffers heeft geéischt, kortom, na de ontzettende brand in het Ringtheater te Weenen heeft zich als het ware eene paniek over geheel Europa verspreid. De voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van brand wer den op alle plaatsen aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en voor het meerendeel verbeterd; talrijke veranderingen en verbouwingen werden I schier overal tot s and gebracht. Ook onze stad heeft zich hierin niet onbetuigd gelaten, ook ten opzichte van ons comediegebouw zijn alle mogelijke preventieve maatregelen in acht genomen om brand te voorkomen, zoodat het publiek thans voor geen ge vaar hoegenaamd behoeft beducht te zijn. Zulke voorbehoedmiddelen zijn ongetwijfeld ten zeerste prijzenswaardig en verdienen alle mogelijke lof. Het is echter niet voldoende, dal men zich uitsluitend tot deze inrichtingen beperke. Er zijn ook andere gebouwen, wier te niet gaan. al zoude het ook dan niet gepaard gaan met het verlies van een aantal menschenlevens, toch eene ontzettende ja zelfs eene nationale ramp zoude zijn. Ook Leiden heeft in haar midden zulke gebouwen, ook zij bezit kostbare verzamelingen voor welker behoud niet genoegzaam kan zorg gedragen worden. Dit laatste nu is' helaas niet altijd het geval. Men beschouwe slechts een oogenblik het op de Breêstraat gelegen Museum van Oudheden. Wanneer het booze toeval wil dat op de bovenste verdieping brand ont slaat, dan is dat gedeelte reddeloos verloren. Het vuur. gevoed door het hout, waaruit deze verdieping bestaat en door alle mogelijke hier aanwe zige brandbare stoffen, beslaande uit de door een meesterhand gewrochte kurken kunstvoortbrengselen en andere licht ontbrandbare materialen, kan zich in een buitengewoon kort tijdsbestek zeer uilbreiden en hoogst waarschijnlijk tijd en gelegenheid genoeg vinden om de Egyptische oudjes, die daar in den vorm van uitgeleerde mummies liggen, thans drie a vier duizend jaren na hun dood ten tweede male te begraven door op hen de tegenwoordig in zwang komende lijkverbranding toe te passen. Geen dief behoefde zich meer de moeite te geven om de kostbare zilveren en gouden munten op heimelijke en arglistige wijze aan de glazen kasten te ontvreem den, ook hiervoor zoude het vuur wel zorg dragen. Kortom, een brand in dit gebouw, hetzij dat deze hierin zelve uitbrak, hetzij dat hij het gevolg was van de vonken, die van een of ander in de nabijheid slaande brandend huis op dit houten beschot nederdaaldenzoude eene verschrikkelijke ramp zjjn. Deze waarschuwing is niet de eerste, ook in het in dit museum liggend klachtenboek kan men deze aanmerking ol liever gezegd opmerking - vinden. Mocht derhalve het spoedig geschieden dat aan deze billijke klach ten gehoor worde gegeven, mochten de hierover bevoegde machten spoedig tot verandering besluiten en in stede van die houten planken eene steenes schutting daarstellen, opdat niet later ook hier het gezegde, dat men de put heeft willen dempen toen het kalf verdronken was, van toepassing kan zijn. Q. CORRESPONDENTIE, Een ons toegezonden stuk uit Maastricht zal door plaatsgebrek op lieden, in een volgend nommer worden opgenomen. TER MARKT TE LEIDEN AANGEVOERD. 3 Maart. verkochte hoeveelheid prijzen. Laagste I Hoogste Oude Tarwei hectol. Mindere soort ...j Nieuwe Tarwe Oude Roggei 8 Nieuwe Rogge Gerst (zomer) Chevalier-gerst Zware Haver Lichte i Ütiivenboonen5 Paardenboonen j 6 Boter (l»1" qualiteit lA vat) (2"e 4100 kilo» - (1"« v per kil.) I 41UU K"0°- U (2'le V Turf haardbr. l»le soortdubb. heet. i' (grauwe)j Lange zwarte4000 9 10.- ff 8 8.50 6 50 7.- 5.50 6.- 5.— 5.5( 6.— n 6.50 4.— 45« 3. 3.50 7.50 n 8.— 7.— 7.50 72.— 78.- v 64.— u 70.- 1.80 1.95 1.60 u 1.75 tr 0.32 0.36 ZWOLLE, 2 Maart. Tarwe 9 b. 9.25; rogge 7 b, 7.50; boekweit ƒ6 7; gerst ƒ6.25 a ƒ6.75; paardeboonen 7 b. 8aardappelen ƒ2.50 b, /4.25|I alles per HL. Boter. Aanvoer 475/8, 425/16 vaten en 525/2 KG. stukpoeil Totale aanvoer 2S025/2 KG. Middenmarkt ƒ1.40 per KG. Handelswaarde ƒ19618.1 Notitie van heden: per KG. ƒ1.20 h. ƒ1.60; per 20 KG. of vat prima kwal I 34 b. 36; afwijkende soort 32 b> 33 en tweede soort f 25 h 27. Eieren: kippen- ƒ2.50 b, ƒ3.25, eenden- 4 b. f4.75 per 100 stuks. Vee. Aanvoer p. m. 1100 stuks. Handel zeer vlug, vooral in melk- en drachtigI vee. Veel buitenlanders. Notitie: vette koeien en ossen aan bouten 80 b, 90 ets;I dito stieren 70 b. 75 ets; dito kalveren 90 b. 110 etsdito schapen 70 h. 80 ets; all®*Ij per KG. schoon. Neurende en versch gek. koeien ƒ150 k 295; dito schotten w| vaarzen ƒ125 a ƒ215; gustekoeien ƒ110 a ƒ180; dito vaarzen ƒ95 1b /*I75;J zomerkalvende koeien 150 k ƒ250; ossen voor den bak ƒ130 a ƒ190; spring*! stieren ƒ100 k ƒ180; vaarspinken ƒ95 k ƒ125; fokkalveren ƒ50 a 75nuchterw| dito ƒ8 a ƒ13; lammeren 15 k ƒ30. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ, voorheen J. C. Dbaebs. vu •«Jen *en vaa fira m U-05 te# ka a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1883 | | pagina 6