BIJVOEGSELbehoorende tot de Leidsche Courant
van Maandag 64 November d88óNe. 267.
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
deelen tegen elkander wringende, een gat had geslagen achter
in liet schip.
Nu werd de groote machine ontkoppeld om het schip lens te'pompen. Daar
liet vaartuig helling had over bakboord, werd de lading uit het achterruim
aan bakboordzijde over boord geworpenom dus tevens het achterschip te
doen rijzen. Terwijl de meerderheid der bemanning daarmede bezig was,
kreeg een aantal matrozen het bevel om tegelijk de sloependie aan de
davits boven het dek hingen, buiten boords te draaijen, ten einde zoo noo-
dig onmiddellijk neergelaten en gebruikt te kunnen worden. De kwartier
meester kreeg last om na te zien of al de sloepen in behoorlijken staat
waren, wal volkomen het geval was. Elk was van het noodige voorzien.
Terwijl gepompt en de booten buiten boords gebragt en nagezien wer
den, was het civiel personeel aan boord, //zoo bedaard als gold het een
picnic", bezig met het noodige proviand voor de booten om hoog te halen
en in de rookkamer op dek te bergen. Zij haalden eenige ledige jenever
vaten omhoog en vulden die met water voor extra-provisie; zij vulden de
pullen met olie, de lampenist maakte de noodige lantaarns gereed en bond
er overvloed van lampenpitten aan, en maakte pakken kaarsen klaar voor
elke sloep.
De blaauwlichten en vuurpijlen konden niet meer bereikt wordendoor
dien de kruidkamer onmiddellijk door het lek onder water was gezet. De
twee lichten, die op de stuurbrug waren, werden in de sloepjvan den
kapitein gebragt. De passagiers bleven intusschen bedaard en gelaten. De
meesten legden zich zelfs een weinig ter ruste, terwijl voor hen gezorgd werd.
Toen de zon boven de kimmen rees, kwam de hoofdmachinist, een offi
cier, die zich voorbeeldig gedroeg zoo bij als in de sloep, den kommandant
zeggen, dat het water bleef wassen, de vuren uitgingen en de machinist
het in geen geval kon uithouden om het schip lens te pompen. Gedurende
het pompen verminderde het water in het schip niet sterk, maar het ver
meerderde, want de machine was door het breken der as beschadigd. Aan
de passagiers werd nu medegedeeld, dat zij zich gereed moesten houden om
op het eerste bevel in de sloepen te gaan. Zij konden niets medenemen
behalve wat zjj aan hadden.
Nn werden de sloepen van het voornaamste voorzien en omlaag gelaten.
In elke boot bevond zich reeds de toerusting, die er nooit uitgenomen
wordt, namelijk een kompas, zeilen en tuig. kaartenkoker met toebehoo-
ren en gevulde watervaten. De kommandant van elke boot voegde er aan
loe een sextant, een chronometer, een kijker, zeildoek en lijnen. In de
groote booten ging leeftogt voor 3, in de kleine voor 4 weken. Elke
passagier kreeg een kurken zwemgordel om het lijf; over de sloepen wer
den de postpakketten verdeeld, alleen die van de heer Fortuyn kreeg er
gwa, de kommandant nam afscheid en sprak een bemoedigend woord tot
allen, zelf het laatst op het schip blijvende; en hij gelastte den matrozen
de sloepen achtereenvolgens onder aan de valreepstrap te brengen.
Nu werd de sloepenrol, die steeds is aangeplakt en waarop is aangeduid
hoe officieren, bemanning en passagiers verdeeld moeten worden, voorge
lezen. Elke sloepcommandant nam een revolver in de hand om op last
van den bevelhebber van het schip stipte orde te handhaven, wat volkomen
onnoodigwas, daar ieder bedaard medewerkte, en de inscheping in de sloepen
bad, volgens aller getuigenis, plaats «als gold het een spelevaart op de Maas".
Eerst werden de vrouwen en kinderen in de sloepen neergelaten en hun
de minst ongemakkelijke plaats aangewezen.
Toen allen in de sloepen waren en de kapitein het laatst van boord ge
gaan was, dreef het zinkende schip met enkele zeilen bij nog eenigen tijd
over de zee, tot het tegen twaalf uur dieper en dieper de achtersteven on
der de golven stak, en een minuut of wat later, de boegspriet omhoog
beurend, in de diepte zonk.
De verdeeling der passagiers en bemanning, 213 personen, over de ver
schillende sloepen wordt voor zoover mogelijk opgegeven.
het opnemen in de organisatie der corpsen van verschillende werklieden,
de sterkte aan paarden der cavallerie-depöts enz. nog geen genoegzaam
gevestigde opinie bezat.
Ook de kader-quaestie achtte men nog in geenen deele geregeld, daarbij
wijzende op het nog beslaande gebrek aan kader, waarin ook in militie-
en schutterij-ontwerpen volstrekt niet wordt voorzien, zoodat eene bloot
legging van 's ministers plannen omtrent deze //question bruiante" werd ge
vraagd. Verschillende leden meenden, dat zonder invoering van de verpligte
persoonlijke dienst dit vraagstuk nimmer tot eene oplossing zal zijn te
brengen, over welk beginsel thans, met het oog op de aanhangige militie-
en schutterjj-wettenniet werd uitgeweid. Tot aanvulling van het kader
werden verschillende denkbeelden aangegeven, o. a. een langeren diensttijd
der miliciens, ten einde uit hen het benoodigde kader te trekken, een
maatregel, dien men echter niet overeenkomstig de bepalingen der grond
wet achtte.
Vele stemmen gingen wederom op tegen de steeds aanhoudende belangrijke
uitgaven voor het departement van oorlog, waarvan het eindcijfer thans
bijna 22 millioen bedraagt, terwijl het te betwijfelen valt of wij ten opzigte
van ons defensiewezen wel iets verder gekomen zijn, een toestand onhoud
baar en onverantwoordelijk met het oog op de financiële draagkracht der
natie, eene opdrijving van uitgaven, die ons in oorlogstoestand geheel
buiten staat zou kunnen stellen over voldoende geldelijke middelen te
beschikken.
De meerderheid der leden konde zich met die beschouwingen in vele op-
zigten niet vereenigen, achtende zij bet onverantwoordelijk, indien niet
werd gestreefd naar de mogelijkheid eener verdediging van ons land door
eene nationaal leger, goed gewapend en geoefend, gesteund door flinke ver
dedigingswerken en doelmatig voorbereide inundatiën.
'sGRAVENHAGE12 November.
Tot kantonregter-plaatsvervanger te Groenlo is benoemd de heer mr.
H. F. Hesselink van Suchtelen, burgemeester dier gemeente en advocaat al
daar; en tot kantonregter-plaatsvervanger te Zuidhorn de heer J. R. Immink,
ontvanger der registratie aldaar.
Aan den heer C. W. Nolting is, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als leeraar aan de rijks- hoogere burgerschool te Groningen.
Tot adspirant-ingenieur van den waterstaat zijn benoemd de civiel-
ingenieurs F. Doffcgnies, P. C. van Kerckhoft en H. Wortman.
Aan den heer G. H. van Senden is, op zijn verzoek, eervol ontslag
verleend als commies der posterijen 3e kl.
De officier van administratie le kl. A. J. Looijen is op pensioen gesteld
voorts zijn bevorderd; tot officier van administratie le kl.de officier van
administratie 2' kl. W. F. G. L. Faubel, en tot officier van administratie
2e kl.de officier van administratie 3e kl, H. J. van der Meer.
De raadkamer van de arrondissements-regtbank alhier heeft reglsingang
met bevel tot gevangenhouding verleend tegen den in hechtenis genomen
Passchier, ter zake van diefstal bij nacht in een bewoond huis met behulp
van braak.
-- De zaak van den tramway-beambte B.thans gedetineerd in het huis
van arrest alhier, wegens een schrijven van een dreigbrief aan een ambtenaar
van het openbaar ministerie bij de regtbank alhier, is verwezen naar de
procureur-generaal bij het geregtshof te 's Gravenhage.
Het afdeelingsonderzoek der oorlogsbegrooting voor 1882 heeft aan
leiding gegeven tot uitvoerige beschouwingen en tal van opmerkingen.
De optimistische beschouwing der leden, die de met 1 April jl. ingevoerde
nieuwe legcrorganisalie als den onmisbaren grondslag voor een strijdvaardig
geheel aanmerkten, dat in oorlogstijd terstond krachtdadig zou kunnen op
treden, kon door zeer vele leden niet gedeeld worden. Voor hen lagen in
'sministers meening, dat de legerorganisatie den grondslag vormt voor
het optrekken van het militaire gebouw, juist een der grieven tegen het
beleid van den minister van oorlog. Eene afdoende regeling van de levende
strijdkrachten werd door hen verwacht van eene regeling der militie- en
schutterijen met eene daarmede verbandhoudende organisatie van het leger,
benevens een dislocatie- en kazerneringsplan, gelijktijdig bij de wet vastge
steld ter verkrijging van een goed overzigt over het geheel en ter vermij
ding van het gevaar eener partiële en dus gebrekkige regeling. Men ging
daarbij van het standpunt uit, dat het tot stand komen eener nieuwe rege
ling der militie en schutterijen van veel grooter belang is dan die eener
organisatie. Vele leden drongen bij vernieuwing en met kracht aan op
'aststelling van legerorganisatie bij de wet, als waarborg voor stabiliteit
en in het belang van het leger en de schatkist, en met verwijzing naar
frankrijk en Duitschland, waar reeds geruimen tijd eene legerwet is inge-
'oerd. Andere leden konden zich niet voorstellen, dat eene wettelijke rege
ling meer voor- dan nadeelen zou afwerpen.
De ten vorigen jare ingevoerde legerorganisatie werd toch nog met een
enkel woord besproken, hooldzakelijk met het doel om aan te toonen,
dat de minister omtrent verschillende punten, o. a. het aantal vrijwilligers,
BELGIE.
Aan de hoogeschool te Brussel is dezer dagen een neger uit Sierra
Leone tot doctor in de medicijnen gepromoveerdna met hoogen lof zijne
studiën aldaar te hebben volbragt. William Renner, aldus is zijn naam,
is van plan naar Afrika terug te keeren en zich op de kust bij de golf
van Guinea te gaan vestigen, waar het klimaat in den regel doodelijk is
voor Europeanen.
Bij den brand van de ledermagazijnen van den heer Keulaert te Brussel
is bevonden dat de geldkofler opengebroken was en niets anders dan waarde-
looze papieren bevatte. Al het geld was verdwenen. De politie doet
onderzoek.
B18 B li A. SF
LONDEN, 11 November.
Bij gelegenheid van het diner van den lord-mayor heeft Gladstone zich
over de Transvaal aldus uitgelaten: Ik wil niet zeggen, dat de quaestiëu,
die zich omtrent dat land hebben voorgedaanvrij zijn geweest van zwarig
heden, of dat zij niet met reden en regt tot verschil van gevoelen aanleiding
geven konden. Maar dit kan ik zeggen: wij hopen gezorgd te hebben, in
de eerste plaats voor eenheid van bestuursrigting in Zuid-Afrika en in de
tweede plaats voor eene bescherming van de regten en de belangen van de
inboorlingengrooter en krachtiger dan wij op eeuige andere wijze hadden
kunnen verkrijgen. En verder aarzel ik niet er bij te voegen, dat ik ver
trouw, dat door ons de grondslagen van blijvende eendragt zijn gelegd; ik
hoop ook, dat wij de grondslagen hebben gelegd, maar hier moet ik mij
niet met al te veel vertrouwen omtrent de toekomst uitlatenvan eene
blijvende eendragt tusschen het Engelsche ras in Zuid-Afrika en dat andere
ras van verwant bloed, van gelijke veerkracht en van gelijke beschaving,
het Hollandsche ras, lot hetwelk wij voor het oog der gehcele wereld in
geene andere betrekking wenseheu te staan dan die van gelijken, een ras,
dat zich in een lang tijdperk der geschiedenis door zijn moed en door eene
even groote gehechtheid aan zijne vrijheid en zijne onafhankelijkheid als
het onze onderscheiden heeft. Wij zijn nu in staat de Transvaalsclie zaken