en (Je personele en patentbelastingen op (Tot der kohieren van de dienst 1880/8 Voor de posterijen en de telegraphie wordt, op grond der reeds verkregen uit komstenover het geheele jaar eene opbrengst van respectivelijk 100,000 en ƒ64,000 boven de raming verwacht. De opbrengst van de regten van successie en van overgang bij overigdenmeen ik omdat die in de laatste vier maanden van 1880 bijzonder gunstig was, voor 1881 te moeten stellen op het in de eerste acht maanden verkregen bedrag, vermeerderd met vier twaalfden der raming voor dat jaar en voor de overige middelen, namelijk accijnseninvoerregtenzegel-, registratie- en hypotheekregten belasting op den waarborg, domein-inkomsten, loods gelden enz., de in de eerste acht maanden verkregen opbrengst, voor de laatste vier maanden te kunnen vermeerderen met de som die zij in het gelijke tijdvak van 1880 afwierpen. Op deze wijze rekenende en voorts de bijdrage uit de koop prijzen der domeinen op de daarvoor geraamde som van ƒ125,000 stellende, kom ik tot eene vermoedelijke opbrengst, welke de voor 1881 gemaakte raming van ƒ105,110,605 met ruim ƒ3,540,000 overtreft en daarom in rond cijfer gesteld wordt op ƒ108,650,000,00, welk bedrag, vergeleken met dat der hierboven bere kende uitgaven ad 126,150,000,00, voor de dienst 1881 een vermoedelijk tekort aanwijst van 17,500,000,00- In mindering van dit tekort zal knnnen strekken het reeds ten vorigen jare aangegeven overschot der leening van 1878, verminderd met het nadeelig resultaat van de voor- en nadeelige sloten der diensten 1874 tot en met 1879 ter somma van 1,394,734.52*, welk overschot ten gevolge van de door mg aangegeven verbetering van het nadeelig slot der dienst 1879, ad ƒ297,051.10, klimt tot 1,691,785.62s en voorts het batig overschot van de dienst 1880, hierboven be rekend op 2,205,001.32 te zamen ƒ3,896,786.945, waaroor ik in rond cijfer stel ƒ4,000,000.00, zoodat tot en met 1881 een vermoedelijk tekort zou overblijven van ƒ13,500,000,00. Ik ga thans over tot de mededeeling van eenige hijzonderheden betreffende de u aangeboden wordende hegrooting van de dienst 1882. De hoofdstukken der begrooting van uitgaven wijzen een gezamenlijk bedrag aan van 128,695.940.36s, zijnde eene som van ƒ1,138,034 22 meer dan het voor 1881 met inbegrip van de reeds vastgestelde verhoogingen toegestaan bedrag van 127,557,906.14s. Meer wordt aangevraagd: Voor het departement van buitenlandschezakenhoofd zakelijk wegens eenige verhooging der kosten van het departement, meerdere be hoeften voor buitenlandsche zendingen en consulaten, benevens voosrehotten en onderstanden aan zeelieden en andere behoeftige Nederlanders buiten 's lands ƒ31200,00. Voor het departement van justitie, inzonderheid voor aankoop van ge bouwen en terreinenvoor regtsgebotiwen en hoogere bijdragen aan de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen tegenover lagere uitgaven voor het dep. en voor pensioenen en wachtgelden 191,548.00. Voor het departement van binnenlandsche zaken: wegens jaarwedden van militie commissarissen ƒ30000, voor de medische politie, voornamelijk door nieuwe uitgaven voor de bediening van het krankzin nigengesticht te Medeniblik 87,710,00, voor het lager onderwijs, waaronder 500,000 meer voor de uitkeeringen krachtens art. 45 der wet van 1878, 515,890,00; voor kunsten en wetenschappen 78,887,Ou en voor de Ned. Staatscourant en het Staatsblad ƒ2,200,00, waartegenover lager zijn geraamd: de uitgaven voor binnen- landsch bes'uur en armwezen, ƒ100,104,50, die voor het hooger onderwijs .ƒ50,283,00, die voor het middelbaar onderwijs, 1770.00 die voor pensioenen en wacht gelden. J 14,900,00 Blijft nteer 517,929,50. Voor het departement van finan ciën voornamelijk wegens hoogere uitgaven voor de invordering en toezigt op de invordering van 's rijks middelenvoor de uitkeering van der personele belasting aan de gemeenten en ter zake eene nieuwe uitgaaf wegens de in 1874 door den staat overgenomen garantie voor de rentebetaling der leening ten laste van het entrepotdok te Amsterdam 262,872.00. Voor het departement van oorlog wegens hoogere gewone uitgaven voor personeel en materieel, tegenover eene vermindering der buitengewone uitgaventen slotte meer 2500,00. Voor het departement van waterstaat, handel en nijverheid: wegens kosten van het departement, verschillende waterstaatswerken en den aan de Zuid-Oosterspoorwegtnaalschappij verleende rente- waarborg, voor handel en nijverheid, voornamelijk door de voorgestelde oprigting van een zoölogisch stationwegens uitbreiding van het postwezen wegens uitbreiding van de telegraaphdiensten wegens pensioen, 725,207,21. Te zamen meer 731,256,71. Minder wordt aangevraagd: voor de hooge collegien van staat en het kabinet des konings, voornamelijk door mindere behoefte voor wachtgelden, ƒ2371.00, voor het dep. van marineten gevolge van lagere uitgaven voor materieeltegen over hoogere voor personeel, loodswezen, kunst- en oeververliehtingbetonning en pensioenen 109,361,00 en voor het departement van koloniënhoofdzakelijk wegens lagere uitgaven ten dienste der West-Indische koloniën, tegenover eenige verhooging der kosten van het dep. en voor pensioenen ƒ83,126,17'. Te zamen minder 194.858,17'. Blijft meer het bovenvermelde bedrag van 1,536,398,53'. Omtrent de raming der middelen voor 1882 meen ik hier te kunnen volstaan met de volgende mededeelingDe belastingen inkomsten van domeinen posterijen telegraphiestaatsloterijjagt- en visscherijalsmede de loodsgelden en het regt op de mijnen, worden te zamen 1,187,705 hooger geraamd dan voor 1881 is ge schied. Deze raming bedraagt nu 101,231,705,00. De raming van het aandeel van den staat in de opbrengst der exploitatie van staatsspoorwegen wordt 82000 lager gesteld dan die voor 1881, dat is op 2,118,000,00. Die van de rubriek -verschillende ontvangsten en toevallige baten" is daarentegen 273,245 hooger en bedraagt nu 3,014,850.00. De bijdragen uit het fonds der koopprijzen van domeinen kon ditmaal 175,000 hooger gesteld worden dan voor 1881namelijk op ƒ800,000,00 Alzoo bedraagt de raming der middelen dus 106,664,555.00welkesom, vergele ken met het bovenvermelde bedrag der uitgaven ƒ128,695,940.363, een tekort aan wijst van 22,031,885.365, hetwelk in rond cijfer zal moeten klimmen tot 22,900,000 indien de voorstellen der regering betreffende den overgang van het Noordzeekanaal aan den staat uwe goedkeuring mogten wegdragen. Dit nu, mijne heerenis de toestand der begrooting op het papier, maar daarbij ntoet al dadelijk worden opgemerkt, dat in het genoemde tekort begrepen is: voor den aanleg van spoorwegen 14,000,000 00, voor de verbetering van den Rotter- damschen waterweg 1,226,000.00 en voor den vestingbouw 1,987,000.00, te zamen 17,213,000.00. wegens zaken waarvoor, naar gezonde beginselen van finan cieel beleid, geleend zou kunnen worden. Daardoor vermindert het in rond cijfer op 22,900,000 gestelde tekort reeds tot ƒ5,687,000 of tot ƒ5,987,000, indien men de bijdragen uit koopprijzen van domeinen van de bovengenoemde buitenge wone uitgaven aftrekt; en neemt men op grond der verkregen ondervinding aan, dat op de geraamde uitgaven 2,000,000 zal worden bespaard, dan slinkt het tekort op de gewone middelen tot 3,987,(.00. Meenen nn misschien sommigen dat ook dit laatste bedrag wel door opbrengst der middelen boven de raming zal worden opgewogen, bedenkende, dat over 1880 alleen de gewone middelen ruim 4.300,000 boven het geraamde bedrag afwier pen en dat over 1881 een gelijk excedent van ruim 3,500,000 wordt verwacht, dan wil ik die mogelijkheid niet ontkennen. Naar mijne overtuiging echter, mag op voordeelen van dezen aard bij de inrig- titig onzer staathuishouding niet worden gerekend; wij mogen er slechts een wapen in zien tegen de kwade tijden die kunnen komen en een middel om voort te gaan met de kracht, den intellectueelen en stoffelijken bloei des lands te bevorderen niet alleen, maar behoort men te onderscheiden tusschen gewone en buitengewone uitga ven. en behoeft men, met zorg wakende voor evenwigt tusschen gewone ontvang: «ten en uitgaven, niet te schromen, om voor zeer belangrijke openbare werken toe- vlugt te nemen tot 's lands wel gevestigd crediet. Doch men schifte in dit opzigt niet te veel, want er zijn uitgaven van buitengewonen aard, nu voor het eene, dan voor het andere onderwerp van algemeen belang, die telkens terugkeeren, en daarom, uit de gewone inkomsten of batige saldo's daarvan moeten worden bestre den. En die beide soorten van buitengewone uitgaven zijn niet van geringen omvang. Reeds vrij spoedig, zij het aanvankelijk tot een matig bedrag, zal de toestand^ 's ryks kas eene leening noodig maken. Maar al worden gemelde buitengewone uitL'ftïij.pjj door leening gedekt, ook dan nog zu len in de eerste jaren de gewone middelen behak. voor de rentebetaling en aflossing der nieuwe leeningen, met buitengewone uitgaven ®t'l,sc ten wordeB bezwaard. Immers wachten alsnog, om van kleinere bijdragen niet te spt ken, de volgende uitgaven, die, naar mijne meening, omdat zij minder belaiylall rijk zijn of zich over een grooter aantal jaren kunnen verdeelen uit de gewol-u inkomsten zullen moeten bestreden worden: 13,500,000 in 8 a 10 jaren te b steden voor de verlegging van de uitmonding van de Maas, waarvan echt ƒ3,000,000 door de provincie Noordbrabant en de direct belanghebbenden zal w(f N den betaaldeene bijdrage van 600,000 te betalen naar gelang van de vorderit der werken aan het op te rigten waterschap van den Ouden IJsseleen subsiji aan de provincie Friesland voor de verbetering van den binnenlandschen waterstt' in dit gewest, waarvoor, behalve hetgeen op 1880 en 1881 is toegestaan en ne 1 1882'aangevraagd wordt, nog ƒ1,740,000 zal noodig zijn, benevens eene som ƒ800,000 voor de verbetering van het Zwolsche diep. Daarbij zullen nog goduretii,e|j| eenige jaren belangrijke uitgaven komen voor kazernering en bewapening j? nieuwe vestingen. P® Uit bovenstaande mededeelingen zal u blijken, dat, zoo als te regt onlangsilddt de staten-generaal is opgemerkt's lands financiële toestand niet zorgwekkend igs maar toch zorg vereischt, en dat wij er ons voor moeten wachten om door laatstelijk ervaren voorspoed zorgeloos te worden omtrent de lasten eener nal zijnde toekomst. Blijft voor het oogenblik geen ander middel om de begrooting voor 1882 op bege papier tot sluiting te brengen mij over dan het meermalen gebezigde eener magt|d ging tot uitgifte of beleening van vlottende schuld op de regering blijft de vet pligting rusten, tot het aanwenden van pogingen om de staatsinkomsten te ve® meerderen maar tevens om tot eene betere vordeeling van lasten te gereken. 3(" Ik vertrouw datwanneer het mij mag worden gegeven na afloop van een doqtra mij aangevangen onderzoek de noodige voorstellen daartoe aan uwe goedkeuring onderwerpen, ik niet te vergeefs op uwe medewerking, tot bereiking van dat doel r( zal mogen rekenen. 'sGRAVENHAGE2G September. P Door Z. M. is benoemd tot ridder der orde van den Ncderlandsch«_ I.eeuw, de beer J. A. de Gelder, hoofdingenieur, chef van de dienst dt^ Iiatavische havenwerken. luj Tot ontvanger der registratie en domeinen zjjn benoemd: te Sluis di^ heer P. H. Velsen, thans ontvanger der registratie voor de geregtelijk^o( acten le Middelburg; te Elburg de heer J. Caland, thans in dezelfde ht_L trekking te Gennep; te Gennep de lieer J. Brune, thans surnumerair. Tot notaris zijn benoemd: te Culenborg, de heer J. G. Moorrees, caiw didaat-notaris te Delft; te Zutphen de heer F. M. Graeveslein van Heysfl thans te Almelo; de Lochem, de lieer A. A. 1). E. Hoogland!, thans nolarit^ te Enschedé; te Arnhem, de hh. J. W. Tulleken en G. F. P. Bühllingk.aa beiden candidaat-notaris aldaar. eri De heer J. Bubbermanthans leeraar aan de rijks- hoogere burger-, r school te Heerenveen, is benoemd lot leeraar aan de rijks- hoogere bur,t gerschool te Leeuwarden. ,ro De minister van marine zal Vrijdag aanst. geen gehoor verleenen. In de zitting van de tweede kamer van heden is de lieer Hingst toe-j gelaten. De heer Veegens, griffier der kamer, heeft na Gl-jarige landsdienst, ontslag gevraagd. De voorzitter hragt eene warme hulde aan de zeldzamtL, talentenden onverpoosden ijver en de groofe toewijding van den hoog-ln( bejaarden ambtenaar. Ingekomen zjjn ontwerpen betreflende provinciale be-^, lastingen en twaalf uitzonderingwetten voor de heffing van plaatseljjke he-_ lastingen. Na discussie is met 51 tegen 5 stemmen aan den heer Heyden-,jt rijck verlof verleend tot het doen eener interpellatie op nader te bepaleii| dag, over de voornemens der regering omtrent de eeds-quaesiie. Donderdagg ten 2 ure is het opmaken eener nomunatie van een lid der rekenkamer aan*, de orde. .-K In de zitting der tweede kamer van 22 September zijn ingekomcni de volgende verzoekschriften van personen, die verlangen in aanmerking ten- komen tot vervulling van de in de algemeene rekenkamer ontstane vaca-mj lure, als van: J. F. van Hanswijk, kolonel op non-activiteit te 's Graven-^ liage; mr. P. 11. Verbeek te 'sGravenhage, laatstelijk advocaat-generaal en g| auditeur-militair in de kolonie Suriname; mr. C. van Breugel Douglas leBr Marienbad; mr. T. Modderman te 'sGravenhage, referendaris bij hetdep.fi, van justitie; ni'. T. P. Mackay, burgemeester van Winterswijk; W. J. A.e van Beusekom te 'sGravenhage, oud-controleur van de directe belastingenec aldaar; jh'. mr. J. A. Sandberg, oud-lid van de tweede kamer te 'sGraven hage: mr. A. M. Maas Geesleranus te's Gravenhage, redacteur, waarnemende de directie van de Ned. Staatscourantmr. D. J. Zubli le's Gravenhage, laatste lijk hoofdcommies bij het dep. van buitenl. zaken, en mr. A. Greebe, griffier bij het kantongeregt te Gouda. ee II. M. de koningin bragt gisteren middag een bezoek aan de leden der 'l koninklijke familie en de vreemde vorsten op het Huis de Paatiw. Ten hove had gisteren ten 6 ure het gebruikelijke gala-diner plaats, 8 door 1111. MM. gegeven ter eere van de vreemde vorsten en de afgevaardig-'e den van vreemde hoven, die bij de plegtigheid van jl. Vrijdag aanwezend 8 waren. HH. KK. HH. de prins zu Wied, prinses Hendrik, prins Albert van Pruissen, de kroonprins en kroonprinses van Denemarken, benevens de erfgroothertog van Saksen namen aan den gala-maaltijd deel. Aan de8 koninklijke tafel waren nog gezeten de grootmeesters van de huizen Hunner 8 Majesteiten, de ministers, leden van het kabinet, de vice-president van den 81 raad van state, de voorzitters van de beide kamers der staten-generaal, de hoofden der verschillende buitenlandsche gezantschappen of hunne zaakge- lastigdén, o. a. de nieuwe Chinesche vertegenwoordiger; de dames en heeren van het gevolg der vorsten en vorstinnen; de buitengewone afgevaardigden van vreemde souvereinen bij de begrafenis met hunne secretarissen, alsmede 8 de hooldofliciercn der buitenlandsche militaire deputatie1». Z. K. II. Alexander, prins van Oranje, wiens gezondheidstoestand nog steeds rust noodzakelijk maakt, heeft gisteren niet aan het gala-diner ten hove kunnen verschijnen. Om dezelfde reden heeft Z. K. II. den nieuwen gezant van Portugal en enkele autoriteitendie gehoor hadden aangevraagd, niet kunnen ontvangen. De terugkeer van 11II. MM. den koning en de koningin naar het Loo is bepaald op aanstaanden Zalurdag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1881 | | pagina 2