- De acte van beschuldiging in zake Willem Marianus de Jongh ziel
thans het licht. Het is een uitvoerig stuk, ruim 20 bladz. folio. Zij bevat
eene uitvoerige mededeeliug van al de bijzonderheden die met de zaak in
betrekking staau en die bijna allen reeds vroeger zijtt bekend geworden.
Uil de door den beschuldigde afgelegde bekentenissen laten wij hier volgen
hetgeen betrekking heelt op de volvoering vau het feit zelf. Hij heeft o. a.
de bekentenis afgelegd:
Dat hij den bedreigbrief bij zich heeft gestoken en voorzien van degenstok, koord
en ulster, des naniddags een weinig vóór drie ure, bij het Rijnspoorstation den
koetsier, die hij later heeft herkend voor Leendert Looijenstein heelt verzocht hem
met zijn vigilant te brengen naar de Koninginnegracht, alwaar hij zou waarschuwen r
om op te houden; dat alzoo geschied zijnde, hij is uitgestapt aan de school van
den getuige Bousclioltewaar juist een eigen rijtuig voorstondvermoedelijk om een
jongentje te halen gelijk hij begreep uit enkele woorden van de dienstmeiddie
spoedig de voordeur opende; dat hij, beschuldigde, in de getuige Maria Bekking
herkent de dienstmeid van Bonscholte, die op zijne vraag om den jongenheer
Bogaardt mede te mogen hebbendezen is gaan roepen
Dat Marius. die hij van uiterlijk kende, daar hij hein meermalen met een bok
kenwagen in liet Willemspark had gezien bij hem in den gang is gekomen en
ccnigzins verwonderd scheen, waarop hij, beschuldigde, heeft voorgewend een kennis
van zijn vader te zijn nit Indiëen immens dezen, die reeds vooruit was gegaan naar
des beschuldigde!) woning in de duinen, te zijn gekomen, om hem ook daarheen
te begeleiden
Dat Marius om verlof aan zijp meester te vragen, een der schoollocalen wederom
is binnengegaan om spoedig met de blijde tijding: «ik mag" en met de schooltasch
öp den rug, hij dew beschuldigde terug te komen. Dat de jongeling toen mét hera
in de vigilant is ge.-taptwaarvan de koetsier Looijenstein in last kreeg, als nn naar
de Laan van Meerdervoort te rijden en verder over de witte brug in de rigtingder
duinen
Dat de koetsier heeft stilgehouden bij eene boerenwoning, waar de beschuldigde
met Marius is uitgestapt, om te voet hnnnen weg te vervolgen, na den koetsier
voor zijne vracht te hebben betaald twee gulden, welk uitstappen en betalen ook
gezien is door Elisabeth Lamie, huishoudster in bedoelde boerenwoning, die den be
schuldigde herkent voor denzelfden persoondie destijds, van een jongetje vergezeld,
uit de vigilant kwam
Dat hij onder het rijden een smal strookje papier in het reeds gesloten couvert
van den bedreigbrief heeft weten in te schuiven na vooraf daarop nogmaals eene
scherpe aanbeveling te hebben gesteld om de gegeven instructie» van geheimhouding
en bezorging der ƒ75000 stipt na te leveu;
Dat hij voornemens was dien brief in eene postbns te werpen, die hij meende dat
in het begin der Laan van Meerdervoort aanwezig was hetgeen echter niet het geval
geval zijnde, hij den brief bij zich heeft moeten houden;
Dat hij Marius onder het rijden en het wandelen, onderhouden heeft over zijn
school en de werkzaamheden daar te verrigten waarop deze hem heeft medegedeeld
dat hij in de hoogste of op eene na de hoogste klas zathetgeen de verwondering
van den beschuldigde had getrokkenomdat hij zoo min uitzagalsmede dat hij bij
liet geroepen worden uit school, Fransche les had, welke beide omstandigheden be
vestigd worden door de getuigen Bouschoite en van der Weel, de eerste in dien
zin dat de klas waarin Marins behoort, op eene na de hoogste is, en de andere,
dat men inderdaad bezig was met Fransch dicté op het oogenblik van het verlaten
der school
Dat hij. na uit het rijtuig te zijn gestapt, eenigen tijd met Marius door de duinen
heeft rondgedwaald en ook hier en danr gezetenomdat hij huiverig was zijn plan
ten uitvoer te brengenli*
Dat eindelijk de jongeling ongeduldig werd, omdat hij geen huis zag opdagen,
waarop de beschuldigde hem beduidde dat het ook niet waar was dat hij daar woonde,
maar dat bij hem daar wilde houdenhein tegelijkertijd het koord met de reeds
daarin zijnde lis om de handen slaande en deze bij elkander bindende even als de
voeten
I)at Marius zich onder het binden hevig verzette en uitriep«ik ken je welik
heb je dikwijls in het Willemspark gezien waardoor hij beschuldigde, zoozeer was
geschrikt, dat hij in een toestand van razernij geraakt, den jongeling, terwijl hij
voor den grond lag, gedood'heeft door hem verschillende steken met den degen af
dolk uit zijn degenstok, ter hoogte van het hart toe te brengen
Dat hij toen nog de pet over de oogen van den stervenden knaap heeft getrokken,
omdat hij diens starenden blik niet kon verdragen en ijlings de vlugt heelt geno-'
men langs het strand naar Scheveningcn vanwaar hij per tram naar de stad is te
ruggekeerd.
Dat hij hij de Kloosterkerk den tram heeft verlaten en den bedreigbrief aan het
adres van den heer Boogaardt in de postbus Kneuterdijk hoek Parkstraat heeft ge
worpen in de hoop den volgenden dag toch het geld te zullen ontvangenwaarom
hij zegt er mft potlood de woorden -Spoed! Spoed!" te hebben opgezet.
De beschuldigde geeft voor, aanvankelijk geen opzet te hebben gehad om Marius
te doodenmaar alleen om hem in het dnin te houdenen zélf, na eerst naar de
stad te zijn terug geweestgedurende den nacht bij hem te blijvenbewerende hij
den ulster gekocht te hebben om hem tegen de nachtkoude te beschuttenen wel
is waar, voor geen voedsel te hebben gezorgd maar een platte fiesch gevuld met wijn
van huis te hebben medegenomendie hij bij zijn vlngt door de duinen ongebruikt
zou hebben weggeworpen.
Hij geelt verder op, reeds op denzelfden dag van het aanschaffen van den ulster
(16 September) slaappoeders te hebben gekocht, bij den apotheker Snabilié (welk
feit op zich zelf is bevestigd) met het doel, die aan Marius toe te dienenhebbende
hjj echter ook medegedeeld, dat hij den eigen dag van den aankoop, twee dier poe
ders zelf had gebruikt.
Betrekkelijk het gebeurde op den volgenden dag, Vrijdag 24 September, die bij
den bedreigbrief was aangewezen, ter uitreiking vun den losprijs van den ontvoerden
jongeling, bepaald op de aanzienlijke som van vijf en zeventig duizend gnlden,
heeft de beschuldigde hekend, dat hij zich des namiddags tusschen half twee en
twee ure, begeven heelt naar den Loosduinschen weg, hebbende den degenstok
nog bij zich en den ulster over den arm.
Dat hij toen den inoern eg is opgegaan ten einde daarlangs de Hoefkade te he
reikenom te zien of er ook iemand van wege den heer Bogaardt zou komen met
het geld, gelijk hij zoo drukt hij zich uit half en half vermoedde;
Dat hij echter op dien weg is aangesproken door een mandien hij in den ge
tuige Willem Vonk heelt herkend, en die hem op zijne vraag waarheen de weg
voerde, waarop men zich bevond, had geantwoord naar Rijswijk; Dat hij daarom
besloot om te keeren in de rigting naar Roeilust, ten einde een anderen weg te
zoeken, om op de Hoefkade te komen:
Dat hij echter daartoe geene gelegenheid heeft gehad, daar l;ij spoedig door den
inspecteur van poliiie Dubel is achtervolgd, die hem heeft vergezeld tot in het
Westeinde en vervolgens per vigilant heeft gebragt naar de woning van den heer
Bouschoite, waar de dienstmeid Maria Bekking, desgevraagd, hem niet herkende,
voodat hij daar is vrijgelaten;
Dat hij het toen echter voorzigtig heeft geoordeeldzich van zijn degenstok te
on doen en daarom onmiddellijk|het was toen circa 4 uur) naar het Haagsche
Bo ch is gegaan vaar hij wel een kwnrtier unrde sloot of wetering ter noord
zijde heeft gevolgd, en ten slotte, zich tusschen struikhout bevindende, den stok
in het water heelt geworpen;
Dat hij dcnzelfdcn avond in het Magasin du Louvre, voor 85 centeen gewonen
wandelslok heeft gekocht, die echter eenigc overeenkomst had met den bedoelden
degenstokals zijnde beide bruin van kleurzonder knop en van doornen hout
gelijk dit bepaaldelijk verklaard wordt, door den geinige Musquetier en ook deover-
iui ingatukken te aanschouwen geven.
Na zich van liet moordwapen ie hebben ontdaan, in voege als voormeld, en
daardoor het voorname bewijs zijner schuld aan de misdaad te hebben vernietigd,
bleef den beschuldigde nog eene andere zorgdie namelijkvan verdere verdenking
van zich iL af te werpen, door het te doen voorkomen alsof geen geldzucht, maar
enkel wraak de drijfveer tot den moord was geweest; en dat die wraak nu gekoeld
zijnde, hij,, (de dader) de terugreis naar Indië aanvaardde. Dit geschiedde bij den
brief, ontvangen in den avond van 24 September jl. De beschuldigde heeft voor
den regter-commissaris bekend ook dezen brief te hehben geschrevenen wel in het
kofiijhuis van H. Mirande in de Korte Houtstraat.
Aan het slot der acte wordt mitsdien Willem Marianus de Jongh voor
noemd door den procureur-generaal beschuldigd Ier zake van:
Dat hijbeschuldigdeten circa drie nre in den namiddag van den 23sten Sep
tember 1880 den dertienjarigen Frederick Marius Bogaardt. onder het voorgeven
van daartoe door diens vader te zijn gezonden, met een rijtuig heeft afgehaald nit
de woning van den onderwijzer G. H. Bouschoite aan de Koninginnegracht te
's Gravenhage, alwaar genoemde F. M. Bogaardt door zijn ouders ter school was ge
zonden, hem met dat rijtnig heeft medegevoerd in de nabijheid der duinen, en verder
te voet naar eene eenzame plek in die duinengelegen onder de gemeente Loos
duinen hem aldaar met een opzettelijk daartoe door hembeschuldigde, in den
morgen van dien dag te 's Gravenhage gekocht koordaan handen en voeten heeft
gebonden, en hem door het herhaaldelijk toebrengen van steken in de borst, ter
hoogte van het hart, met den degen of dolk van een door hem medegenomen degen
stok, op die wijze ter geleider lage en opzettelijk van het leven heeft beroofd, en
zulksna vooraf in den morgen van dien dag aan den vader van genoemden F.
M. Bogaardt een brief te hebben geschreven waarin de beschuldigde hem van zijn
voornemen om tegen diens zoon geweld te gebruiken en hem te dooden, kennis
geeft en hem met diens dood bedreigt voor het geval dat niet op den 24sten Sep
tember daaraanvolgende op eên door hem aangewezen plaats van zijnentwege werd
bezorgd eene som van "5000of van deze bedreiging aan de politie werd kennis
gegeven, welke brief door den beschuldigde na het door hem dooden van F. M.
Boogaardt, te circa zes uur in den namiddag van den 23sten September 11. te
's Gravenhage in een postbus is gestoken, waarop de beschuldigde zich op gezegden
24 September op weg heeft begeven naar de plaats door hem voor de afgifte der
bedoelde som bepaaldten einde dat bedrag aldaar in ontvangst te nemen in de
uitvoering van welk voornemen hij evenwel door omstandigheden, van zijn wil onaf
hankelijk, is verhinderd geworden.
En alzoo ter zake van
1°. het door middel van bedrog medenemen en wegleiden van een minderjarige
van de plaats, waar hij gesteld was, door degenen aan wier gezag of bestuur hij
onderhevig of toevertrouwd was
2°. doodslag met voorbedachten rade en geleider lagevoorafgegaan en gevolgd
door twee andere misdadenmet de strekking de ontdekking daarvan te voorkomen
3°. het bij naamloos geschrift bedreigen met moordgeschied met bevel om eenige
voorwaarde te vervullen.
'sGRAVENHAGE. 30 November.
Door Z. M. den koning is de kapitein ler zee jli'. M. W. van Rensse-
laar Bowier. kommandant van bel schroelstooroschip 1* kl. Koningin
Emma der Nederlanden, benoemd lol HD* adjudant in buitengewone dienst.
De heer H. V. Bolzen. adjudanl-onderofTicier-parkwacbler ie Apel
doorn, is door Z. M. den koning begiftigd met de zilveren medaille van de
Eikenkroon.
Aan den lieer P. S. Everts is. op zijn verzoek, eervol ontslag verleend
als burgemeester van Sevenum, met dankbetuiging voor de in die betrek
king bewezen diensten.
Aan den lieer E H. C. Scliaefcr is. op zijn verz.oek, eervol ontslag
verleend als directeur en leeraar der r(jks hoogere nurgcrschool te Roermond.
De kapilein van den generalen slaf A. J. Prins, van bel leger inllosi-
lndië. is in rang en aucieniieteit overgeplaatst bjj het wapen der infanterie
van hel leger hier te lande en wel bij bet 2« reg. van dat wapen: en de
kapilein 11. J. Meyners, van hel lc reg. infanterie, is op zijne aanvrage,
op pensioen gesteld.
De minister van marine zal Vrijdag aanst. geen gehoor verleenen.
De eerste kamer heeft gisteren avond hare werkzaamheden herval. In
deze zitting werd, na kennisgeving van een aantal kon. besluiten, ministe
riële missives enz., door den voorzitter medegedeeld, dal was ingekomen
een voorstel van de heeren Borsius. de Baadt en Pické lot wijziging van
bel reglement van orde der kamer voor de behandeling van bet Wetboek
van Siralregt, met memorie van loelichling. De voorzitter vroeg naar aan
leiding van art 49 van liet reglement van orde ol een der voorstellers be
reid was het voorstel nader bij monde toe te lichten. Daar dit niet bet
geval was. stelde bij voor. ingevolge art. 50 van het reglement van orde,
de vraag uf dit voorstel naar de afdeelingen zal worden verzonden. Ie be
handelen in eene zitting te houden op morgen Dingsdag ten half 3 ure.
Daartoe werd besloten. Van de tweede kamer waren ontvangen de laatste
lijk door haar aangenomen wets-onlwerpenwaaronder dat betredende
liet strafwetboek en die lot vaststelling der Indische begtnoling voor 1881.
Het voorstel van de bh. Bursitis c. s. strekt omalvorens hel ontwerp
naar de afdeeliiisen ie verzenden, eene commissie van 4 leden te benoemen
belast met de waai neming van liet rapporteurschap in de aldeelingenwelke
commissie een leiddraad ontwerpt voor de behandeling in de afdeelingen
welk stuk gedrukt en aan de leden rondgedeeld wordt Bij eene volgende
bijeenkomst der kamer heeft dan hel sectie-onderzoek plaats, waarna de
commissie zoowel naar aanleiding van het daar verhandelde als len gevolge
van eigen onderzoek, eeu eindverslag uitbrengt, terwijl, mogt zij het vra
gen van mondelinge of schriftelijke inlichtingen van.de regering noodig
achten, zjj zich regtstreeks in betrekking stelt met hel hoofd van hel be
trokken departement.
In de zitting van lieden is besloten het voorstel lot wijziging der behan
deling van het .strafwetboek in de afdeelingen te onderzoeken. Aan hel
slot der zitting is door den voorzitler hulde gebragt aan hel overleden lid;
den heer Hein, waarvan hel berigt van overlijden lieden is ingekomen.
Als uitvloeisel van het besluit der prov. staten van Zuidhollatiddezen
zomer genomep, tot wijziging der instructie van gedep. stalen, waarbij ten
aanzien van een aantal geschillen van bestuur openbare behandeling bij dat
collegia is voorgeschreven, hielden gisteren gedep. stalen in eeu der zalen
van liet gouvernemenisgebouw hunne eerste openbare zitting. 'sKoniiigs
commissaris, m'. C. Fock, presideerde deze nieuwe administrative vier
schaar, tlie uil alle leden van gedep. stalen en den griffier was zamengc-
steld. Het geschil, dat deze eerste vergadering bezig hield, was de be
kende "tnolenaarsquaesiie" en zulks naar aanleiding van eene reclame van
den heer A. W. Sijtholl, te Leiden, wegens zijn aanslag in liet pa len Ir egt
over het dienstjaar 1879/80. waarhij hij was aangeslagen naar het aantal
werklieden in zijne boekdrukkerij werkzaam, maar bovendien ook naar de
verschillende persen daarin gebruikt, die door een stoomwerktuig in bewe
ging worden gebragt. Als gemagligde van den heer Sijtliofï' trad op mr. N.
F. van Noot en. uit Utrecht, en voor de administratie trad op de rijks-advo-
vaat m'. J. G. liocliusseti.
Tot leden der kamer van koophandel en fabrieken alhier zijn lieden
de aftredende' leden herkozen.