LEIDSCHE COURANT. 1880. r. 173, DINGSDAG 27 JULIJ. ST A DS-BERICHT EN. BkNNKNLANDSCIlK BKKIGTEN. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd, De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 1.50, franco p. p. f 2. met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 1.85, franco p.p. f 2.35. liet Verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f 2.50 'sjaars, buiten de expeditickosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 cents. De prijs der Adverlentiën is van 1—4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; Gezien het adres van de firma Gebroeders Van Sciiaik sigarenfabrikanten alhier, houdende verzoek lot oprichting van eene sigarendrogerij in het pand aan het Levendaal n°. 168; Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek dat genoemd verzoek, met de bplagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Maandag den 9"1"1 Augustus aanst.'s voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. Leiden, 26 Juli 1880. E. KIST, Secretaris. LEIDEN, 26 Juljj. Ter vervulling der predikants-vacature bij de Christ, geref. gemeente (Hooigracht) alhier, voortdurende door het bedanken van d'. van Goor, pred. te Assen, is de volgende nominatie gevormd: E. J. Douma, pred. te Rragtcn, van llummclcn, pred. te Enumalil, en A. Liltooy, pred. te Mid delburg. Bjj de op heden gehouden openbare verkooping van cokes, bij partijen van 100, 50, 10 cn 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen ƒ40, ƒ21, ƒ4.20 en ƒ2 15; de laagste ƒ40, ƒ21ƒ4.10 en ƒ2.15. Men meldt ons uit Katwijk aan Zee; Gisteren zijn de eerste 4haring schuiten aangekomenP. van Duyvenbode, reeder II. v. d. Mareimet 210 kantjes pekel- en 9000 sleurharing, W. van der Plas, reeder L. Par- levliet, met 178 kantjes, J^Guyt, reeder E. E. Meerburg, met 160 kantjes, Jan van Duivenbode, reeder D. D. Ouweland, met 151 kantjes en 10000 sleurharing. D». J. A. de Vlieger, predikant alhier, heeft voor het beroep naar Alk maar bedankt. De Nederlandsche Kunstbode van 24 Julij, n°. 30, bevat een stuk, getiteld: «Kunstzin te Leiden", van den heer Victor de Sluers. Meermalen, zegt de schrijver, is het mij gebeurd, als ik klaagde over gebrek aan kunst zin, over geringschatting van fraaije kunstvoorwerpen, over oneerbiedigheid ten opzigte van de kleinodiën ons door het voorgeslacht nagelaten, meer malen is het mij gebeurd, dat ik lot antwoord kreeg: «Wij hebben geen klagen, het wordt in den laalsten tijd veel beter". En te gelijker tijd werd een of ander verblijdend feit aangehaald. Ik kan belaas niet beamen, dat het veel beter wordt. De bewjjzcn van belangstelling, waarop men wijst, zjjn op zich zeil staande feiten, aan de tusschenkomst van geïsoleerde kunst minnaars te danken. De groote meerderheid is in werkelijkheid even onge voelig voor kunst, even koud, even onverstandig, even onkundig gebleven. De schrjjver vestigt verder de aandacht op de twee volgende feitendie dezer dagen, zegt hij, plaats vonden in de stad, die zich niet zonder wel gevallen het Nederlandsch Atheen noemt en niet zonder grond als het brand punt van wetenschap en veelzijdige geleerdheid wordt beschouwd. Uit die feiten volgt, dat de atmospheer, die men te Leiden inademt, zij moge uiterst wetenschappelijk zjjn, niet zeer kunstlievend is, en dat de bescha ving en de ontwikkeling in onze groote akademiestadtrots eeuwen van geleerdheid en welgevulde faculteiten van geleerden, is gebleven eene een- zjjdige, eene gebrekkige ontwikkeling, dat eindelijk, om met Athene ver geleken te worden, er aan Leiden die kunstzin, die smaak, dat gevoel voor het schoone ontbreken, welke den Griekschen naam over geheel de wereld onsterfelijk hebben gemaakt. Den ÏD4"1 Junij jl. besteedde de bouwcommissie der Evang. I.uthersche gemeente te Leiden de zoogenaamde restauratie van hun kerkgebouw voor ƒ6880 aan. Voorgelicht door hun «architect", den heer P. G. Lancel, be sloot zij 72 strekkende meter fraai eikenhouten beschotwerk voor ƒ400 te verkoopen aan een Haagsch koopman, die er twee weken later ƒ1400 van maakte! Dit beschotwerk, dat uit de XVII* eeuw dagteekende, was voor zien van pilasters waartusschen bogen waren, en van een fijn geprofileerd hoofdgestel met goed gebeeldhouwde koppen. De hceren waren toch aan «de oudheid" gehecht, want zij conditionneerden, dat zij écn dier koppen «als gedachtenis" in de consistoriekamer mogten bewaren. Waartoe was die vernieling noodig' Zeker niet om dit schoon beschot door beter wagen schot te vervangen, maar om de eene of andere geestelooze cn smakelooze restauratie «in den geest van den lijd" te verrigten. Het vandalisme dier kerkvoogden, en de onkunde waarmede zij hun kerkgebouw bedierven en hun kas benadeelden, mogen verschooning vinden in den nederigen roaat- schappclijken stand dier heeren, cn de geringere ontwikkeling welke in dien stand wordt aangetroffen. Doch wat te zeggen van het volgende feit? Mij is verzekerd, dat eerlang aan hoogheemraden van Rijnland zal voorgesteld worden om te verkoopen den geheelen schoorsteen in de kamer van den dijkgraaf, en twee fraaije portretten (man en vrouw) uit het begin der XVIIe eeuw (1630), welke I vóór menschengeheugenis het uitnemend schoone gebouw van Rijnland ver sierden. Aanbiedingen worden niet alleen afgewacht maar zelfs uitgelokt en voor ƒ2500 wil men de genoemde kunstvoorwerpen verschagcheren Wat daarvan te denken De portretten zoo heet hel hebben op Rijnland geen betrekking. Juister ware het te zeggen, dat men geen vol doende nasporingen heeft gedaan om te weten welke betrekking de afge beelde personen tot het eeuwenoude, deftige waterschap hebben gehad. De waarschijnlijkheid is, dat zulk eene betrekking beslaat, want het is he- zwaarlijk aan te nemen, dat deze portretten zonder aanleiding in het ge bouw van Rijnland zijn komen vallen. In allen gevalle geldt deze verdedi ging niet voor den schoorsteen. Deze vertoont de beeblicnis van graaf Willem, den Roomsch-koningden vorst die aan Rijnland zijn eerste privi legie gaf. Doch hoe dit zij, moet men bet niet betreuren, als een hoogheemraad schap, alom bekend als het deftigste en een der oudste van Nederland, cr toe komt, om de kunstvoorwerpen, welke bet van de voorvaderen heelt overgeërfd en die het ongeschonden aan het nageslacht moest overdoen, te gelde te maken en den breeden weg op te zenden, die, over het land Israël heen, ten slotte naar het buitenland leidt? Mag men niet verwachten, dat een ligchaam, waarvan de financiële kracht zoo groot is, dat het in staat is geheel vrijwillig 5 ton beschikbaar te stellen om een zusler-walerschap te ondersteunen, de ongeschonden bewaring van de kunstwerken die het bezit zal verkiezen boven een paarhondeid rijksdaalders? Het hoogheem raadschap van Rijnland, dat in 1878 op uitnemende en onbekrompen wijze zijne groote vergaderzaal restaureerde, dat daarvoor van ieder die de kunst waardeert teregt den meesten lof iuoogstte, zal thans niet willen, dat men het op ééne lijn stelle met die corporatiënwelke voor baar bekrompen geldgierigheidvoor haar vandaalsche onverschilligheid geen tcgenwigt von den in eenige liefde voor de kunst, in eenigen eerbied voor het werk der voorvaderenin eenig waar begrip van hetgeen beschaving en ontwikkeling eischen. Naar men verneemt vorderen de werken tot verhooging en verzwaring van den Lekdijk Bovendams goed; alle hoop bestaat, dat het werk door de aannemers op lijd zal kunnen worden afgeleverd. Het vorstelijk lustslot te Soestdijk, aldus schrijft men «uit goede bron" aan het U. D., is uit de nalatenschap van Z. K. II. prins Hendrik aan Z. M. den koning ten deel gevallen als zijnde een nationaal geschenk aan een vorstentelg uit het huis van Oranje. Doch evenals Z. K. II, prins Frederik «Backershagen", heeft Z. M. de koning het lustslot te Socstdjjk tot zomer verblijf aan H. K. H. prinses Hendrik afgestaan. Te Rotterdam was Zaturdag namiddag de verwer H. met zijn knecht in de R. K. kerk aan de Wijnhaven aan een plafond werkzaam; ter hoogte van ongeveer 30 meter brak er iets aan de stelling, die aan twee takels hingmet het noodlottig gevolg dat H. naar beneden stortte en onmiddellijk dood was, terwijl de knecht, door een touw te grijpen en zich daar langs naar beneden te laten glijdenmet den schrik vrjj is gekomen. Te Haarlem is Zaturdag middag een smid van de werkplaatsen der Iloll. spoorwegmaatschappij, J. van 0., op den weg willende uitwijken voor een van Haarlem komenden trein, door den expres-trein van Amsterdam aangereden en een kwartier later overleden. Hij was hardhoorend en be merkte daardoor niet het fluiten. De machinist zag den man wel, maar kon niet stoppen. De overledene was 41 jaar bij de maatschappij werkzaam. Te Amsterdam is des nachts voor een staldeur op de Keizers gracht een mand gevonden waarin zich een kindje bevond. Het was een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1880 | | pagina 1